„Ik ben
bang levend
begraven
te worden"
Conservatieve
hengelaars
CATHERINE DUVAL, SCHRIJFSTER
VAN GRIEZELVERHALEN
GOUDA - Catherine Duval staat
voor het raam. Ze observeert haar
stokeenden: wilde maar zeer tam
me eenden die haar geregeld bezoe
ken. Hop Sing, de rare Chinees
zonder staart, Pipo de Clown die
altijd zo gek doet. Keetje Tippel
die zo grappig loopt en Nekkie de
Knikker stappen doelbewust van
de vijver achter de tuin naar hun
vaste plek bij de keukendeur voor
wat eten. Ze schuwen de poezen
niet. De vogels hebben achter haar
tuin ook een paradijs. De vissen in
de vijver weten dat het brood uit
haar hand geen valstrik is. Ze ste
ken geregeld de kop over de vijver
rand en vangen hun deel.
Catherine Duval uit Gouda is in België
een „veelgelezen" schrijfster van griezel
en spookverhalen. Ook in Nederland
wint Duval terrein. Zojuist verscheen
haar nieuwe bundel verhalen Duivels
naaigaren. Demonische vertellingen zijn
het. „Heb je je ziel aan de duivel ver
kocht", vragen sommige mensen haar.
Ze antwoordt dan met enig sarcasme:
„Wat hij al heeft, hoeft hij niet meer te
kopen". De demonen, de spoken en ge
heimzinnige wezens in haar verhalen
zijn niet kwaadaardig. Haar demon is
een wezen dat intelligenter is dan een
mens. Een neutrale figuur, niet noodza
kelijk destructief. Ze gelooft niet zo zeer
in de ban van de duivel. „Als de duivel
naast je zou staan, dan ben je dat zelf'.
Trouwens, haar verhalen worden haar
ingegeven. Door haar verteller, haar
trouwe onzichtbare vriend. Over hem is
ze al vaak aangesproken. Ze voert hem
op aan het begin van elk verhaal. Hij
fluistert haar het griezelige of spookach
tige verhaal in. Zij is zijn instrument, hij
laat haar schrijven. Zo gaat het bij elk
verhaal. De titels van haar verhalen
weet ze al heel lang van te voren. De
naam van haar volgende boek bijvoor
beeld kent ze al tijden: „Donkere hemel,
duister avontuur". Alleen moeten dc
verhalen nog geschreven worden. Die
worden haar op de gekste momenten in
gefluisterd. Soms zit ze in de auto en
dan komt de verteller wel erg ongelegen
want ze moet zich concentreren op de
weg. Hij moet wachten, wachten met de
vertelling totdat ze thuis is, ze de tele
foon eruit kan trekken, achter haar bu
reau zit, stil. alleen in haar kamer met
haar verteller. Dan kan hij komen: „Die
sneeuw doet me aan iets denken", zei
mijn vriend peinzend. „Pakje pen en ik
zal je de geschiedenis vertellen van twee
mensen die een afspraak maakten in de
eeuwigheid". En toen vertelde hij mij
een van zijn vreemde ontroerende ge
schiedenissen". Zo luidt de inleiding van
een verhaal in Duivelsnaaigaren: Af
spraak in de eeuwigheid.
Handelsmerk
Er is haar wel eens gevraagd of ze die in
leidingen niet achterwege kan laten. Dat
wil ze niet. De verteller is haar handels
merk geworden. Het is een man met een
sterk karakter, een krachtige uitstraling,
donker, melancholiek en somber. Hij
wijst haar de weg in het verhaal. Hij
geeft de richting aan. Misschien is ook
hij degene die de romantiek in de vertel
lingen brengt. Ze moet denken aan het
verhaal De stille Tuin in haar eerste
boek Geliefde Demon.
Toen ze dat moest schrijven, bracht haar
verteller haar op weg aan de hand een
foto van zomaar een mooie tuin. „Een
tuin hè", zei de verteller. „Zal ik je eens
een verhaal venellen over een tuin? Net
zoiets als op dat prentje, alleen En
dan begint hij zijn verhaal. Haar verha
len mogen dan griezelig zijn, demonisch
en spookachtig, maar ze zijn niet ziek.
zoals het verhaal van die Engelse auteur
over een Indiaanse begraafplaats waar
niets begraven blijft. Alle doden herrij
zen als monsters. De hoofdpersoon be
graaft er dan ook zijn geliefde. „Wie
doet dat nu als je weet wat er gebeurt",
vroeg ze zich tijdens het lezen af. „Maar
ik las het uit om er achter te komen hoe
de schrijver zich uit die valkuil zou red
den. Geen logisch verhaal. Wanstaltig.
Zo wil ik niet schrijven. Mijn verhalen
moeten ook romantisch zijn. liefde uit
stralen. Mijn taal moet goed uitgebalan-
Hans van Onck, nestor van de vader
landse schrijvers over hengelen, schreef
al jaren geleden: „Hengelaars zijn meest
al 'vrij conservatief en de Nederlandse
hengelaar maakt daarop beslist geen uit
zondering. Ik ken enorm veel sportvis
sers, allemaal enthousiast, de meeste ter
zake kundig en voor zover ik weet is
er niet een die regelmatig snoekt met het
dode visje als aas. Hoewel velen dat wel
doen als het gaat om het vissen op
snoekbaars of paling". Hij had gelijk.
Sterker nog: hij heeft gelijk. Nog steeds
is de snoeker-met-het-dode-visje een
zeldzame vogel. Ten onrechte.
Onlangs heb ik in deze rubriek nog een
en ander geschreven over snoeken in
Ierland; omdat je daar niet mag vissen
met levend aas, moet de visser die eens
een keertje van het kunstaas af wil stap
pen, wel het dode visje nemen. Ik heb er
veel succes mee gehad, bn in het eigen
land weet ik dat vooral lieden die graag
op groot, diep water snoeken nogal eens
een dode.vis als aas kiezen. Vooral lui
die graag in een roeiboot de grote plas
sen bevissen, doen dat. Het dode visje
wordt getakeld en de meesten roeien dan
heel, heel langzaam, zodat het visje
maar net in beweging blijft, over de plas.
Jawel, zéker ook de diepe gedeelten, of
liever: juist de diepe gedeelten.
Vang je ooit veel grote snoek als je op
die manier vist? Ach, wat heet veel? Een
pikeur in dit werk, een man die eigenlijk
alleen op grote snoek uit is (hetgeen in
zijn opvatting wil zeggen: snoek van een
meter lang of langer) zei onlangs: „Als ik
het per grote snoek uitreken, zitten er
wel twintig uren roeien in elke snoek".
Oftewel (aangezien geen mens van ijzer
is en bovendien de dagen kort zijn): lang
niet elke dag vangt zelfs deze uitgekien
de specialist een fraaie snoek. Er zijn
ook voor hem dagen dat hij geen schub
ziet.
Toch raad ik het aan eens met een dode
getakelde vis de snoek te verleiden. Het
meest gebruikte aas is. natuurlijk, een
dode blankvoorn. Maar dat is niet tege
lijk het beste aas. Het allerbeste aas is
een dooie makreel. Ja. echt, die zomerse
zoetwatervis is een puik aas voor de na-
jaarlijkse en winterse snoek. Menigeen
die in de zomer een keertje met een hen
gelaarsschip mee gaat de zee op, bewaart
dan ook zorgvuldig in zijn diepvriezer
wat (liefst kleine) makrelen om die in
november en december te gebruiken
voor de jacht op snoek. Maar zoals ge
zegd: een blankvoorn,een grondeling of
een bliekje zijn ook goed. Evenwel: ma
kreel scheidt een geurspoor af dat naar
het schijnt vis aantrekt. (Niet alleen
snoek: ook voor aal is een stripje ma
kreel in de zomer een goed aas).
Een dode vis als aas, dat betekent: vis
sen met een dobber, en de vis takelen.
Voor de dobber kunt u elke gewenste
snoekdobber nemen - een is genoeg,
geen snoer van kralen zoals soms le-
vend-aasvissers wel gebruiken. Neem
wel een stevige en goed zichtbare; vooral
als het een beetje waait en er dus een
kabbel op het water staat (hetgeen ge
wenst is) biedt dat voordelen.
Dat takelen van een dood aasvisje is
echt niet zo moeilijk. Men moet ervan
De verhalen van Catherine Duval mogen
dan griezelig, demonisch en spookachtig
zijn, de romantiek ontbreekt er niet aan.
Je moet toch altijd rekening houden met
anderen. Zo ver reikt je vrijheid. Je blijft
gebonden, vooral aan wie je liefhebt".
De angst. Ze vreest ooit levend begraven
te worden. Die angst heeft in haar jeugd
wortel geschoten toen zij verhalen hoor
de over levenden in doodskisten; verha
len die niet voor haar oren bestemd wa
ren. De beelden die zij toen voor zich
zag zijn nooit meer verdwenen. Later
heeft ze haar eigen dochter een soortge
lijke angst meegegeven. Nadat ze Het
dorp aan de Rivier had gelezen, had ze
opgemerkt dat ze ook onder een appel
boom begraven wilde worden. Haar
dochter heeft nachten lang wakker gele
gen omdat ze niet kon verzinnen hoe ze
haar moeder later uit de kist zou smok
kelen om haar onder een appelboom te
kunnen begraven.
Catherine is ook bang voor de macht1
van artsen in ziekenhuizen. Ze denkt
aan wat ze onlangs heeft meegemaakt
met haar man. Als ze niet was opgetre
den en had gezorgd dat hij werd geope
reerd, wasTiij er niet meer geweest. Vol
gens haar worden er fouten gemaakt en
die komen veel te weinig aan het dag
licht. „Aan de andere kant worden men
sen in ziekenhuizen met niets ontziende
openheid tegemoetgetreden. Toen mijn
moeder was gestorven bijvoorbeeld.
„Uw moeder is dood, mag ik haar open
snijden", werd mij op een morgen via de
telefoon gevraagd. Ik kwam net uit de
stad terug, want ik had nog wat bood
schappen voor mijn moeder gedaan.
Nee, ze mochten geen sectie verrichten.
Woest was ik". Verregaande openheid,
daar heeft ze het wel moeilijk mee.
Daaraan kan ze zich gruwelijk ergeren,
net als aan onbeschofte mensen.
Spiritisme
„Laat je nooit in met spiritisme". Dat
was een ander advies van haar opa. Eén
keer is ze in haar jeugd naar een helder
ziende geweest. Die voorspelde haar dat
ze binnen zes weken een ongeluk zou
krijgen. Zes weken spanning. Tot die dag
waarop twee meisjes haar vroegen een
foto van hen te maken. Ze deed een
stapje achteruit om het tweetal er goed
op te krijgen. Als een kennis haar geen
duw had gegeven, was ze overreden. Nu
miste ze alleen 'maar een hak van haar
schoen. „Nooit meer heb ik me de toe
komst laten voorspellen. Er zijn mensen
die sommige dingen kunnen voorzien,
maar die moeten ze maar mooi voor Afrik
zich houden. Net zoals je de doden met 'men,
rust moet laten". met
Op uitnodiging van de Goastclub in h0ete
Londen is ze onlangs, uitgerust met ca
mera's, een bandrecorder en infrarode een
lampen, in een oud huis opgesloten, rnaal
„Storm, regen en klepperende deuren, kerb]
Maar ook tegen zes uur een hels kabaal, waar
Er kwam iets heel boosaardigs op mij af. j opkJi
Alle deuren vlogen open. Er klonken yy:j^e
twee stemmen. De ene stem zei: Look, it J r
is looking. Daarmee werd gedoeld op de en' J
lamp waarmee ik in de duisternis
scheen. Dc andere stem zei: Yes. De
bandrecorder heeft die stemmen ook op
gevangen en de band heb ik dan ook be
waard als bewijs dat ik niet sta te liegen.
Maar wat moest ik ermee? Niets. Zulke
gebeurtenissen zijn gevaarloos als ze
worden begeleid door deskundigen.
Maar ik ben ervan overtuigd, dat er on
gelukken worden gemaakt als mensen
zomaar bezig gaan met deze dingen".
Spoken en „andere griezels" komen ook
in haar verhalen voor. Wat ze er zelf
van gelooft weet ze niet. Ze gelooft bij
voorbeeld wel in de „Blauwe Bloemen
van het Geluk", uit een van haar verha
len. Het kind dat daarin voorkomt, Jen
nifer, was echt om haar heen toen ze het
schreef. Ze geloofde in haar bestaan.
Toen het verhaal af was, ging ze naar het
strand om Jennifer kwijt te raken. „Je
energie, je krachten verdwijnen in de
verhalen. Elke keer moet ik mezelf weer
HOL
de a«
tapiji
Zijn
ster
nierc
het 1*
opladen. Daarom kan ik zo kwaad wor- j(en
Zelfc
Hij t
de k
eens
den als onbenullige recensenten me zo
maar even wegschrijven, meestal omdat
ze gewoon niet van mijn genre houden".
Het schrijven gaat Catherine Duval te
genwoordig veel gemakkelijker af dan
vroeger. Ze beheerst de techniek beter, h0ge
de zinnen vloeien soepeler uit haar pen. „_j j
In haar genre is ze in Nederland bijna
alleen. Spook-horror en griezelverhalen
komen meestal uit andere landen. In de
Geliefde Demon is ze in een nawoord
van haar uitgever, Nijgh en Van Ditmar,
De Grande Dame van de Nederlandse
fantastiek genoemd. Die titel wil ze in
ere houde'n.
MARSCHA VAN NOESEL
FOTO'S: CEES VERKERK
van de vis en het rubber ringetje schuift
u vervolgens over de poot van de dreg.
De takel zit dan muurvast.
Er zijn nog veel meer methoden om een
dood visje te takelen maar dit is de sim
pelste. Bovendien, als er iets onklaar
raakt, is dit takeltje in een mum van tijd
gerepareerd. Ervoor een wartel en dat
geheel, eventueel met een lichte loodver-
zwaring, te water laten. Ver achter de
boot; ik zie die dobber liefst een meter
of twintig achter me als ik traag roei.
Tik meteen aan als de dobber - vaak
met zeer grote snelheid - verdwijnt.
(Trouwens: meestal is bij dit systeem de
snoek al meteen gehaakt). Neem geen te
lichte draad, 30/00 mag best. Onthaak
de snoek voorzichtig en als het kan zo
snel mogelijk en laat de rakker weer
gaan.
Snoeken - ook op deze manier - is te
gelijkertijd een soort jagen en een ge
duldwerkje. Dat laatste ook al omdat
snoek echt niet de hele dag achter prooi-
vis aan zit; zelfs in wateren waarop vol
op snoek zit kun je best een deel van de
dag voor tjoema bezig zijn. Meestal aast
de snoek het felst een uurtje in de late
ochtend en weer een uurtje tegen de
schemering. Maar deze regel, moet ik
haastig zeggen, kent een onbekend aan
tal uitzonderingen
U kunt de snoek belagen tot ver in de
winter. Ook als er al een laagje ijs ligt
maar de grote wateren nog open zijn,
biedt het snoeken met getakeld dood aas
kansen.
A. C. VAN DER VET
ccerd zijn. Toen ik lang geleden „De
Vos duikt weg" van Mary Webb had ge
lezen, wist ik het: zo wil ik mijn taal ge
bruiken".
Laatst ontmoette ze op de boekenbeurs
in Den Haag twee jonge mensen. Vaag
ziet ze nog hun gezichten. Ze kochten
een boek bij haar. „Want", zeiden ze,
„het is niet alleen maar griezelig, er zit
zoveel liefde in". Ze voelde zich geluk
kig bij die woorden. Ze begrepen haar
precies. Ze heeft hun haar macabere fan
tasieën Beelden zonder Spiegelbeeld op
gedragen.
Wilde eenden
zijn „kind"
aan huis bij
de schrijfster
Catherine
Duval.
VISRUBRIEK
Grootvader
Catherine Duval weet niet waar de
dwang om verhalen te vertellen vandaan
komt. Ze herinnert zich haar grootvader
nog heel goed. Hij was thuis in de occul
te wetenschappen. Dc kleine Catherine
was als ze bij hem was net een spons; ze
liet hem vertellen en nam alles op. „Hij
was een beminnelijke man. Toen hij was
gestorven, liep het hele dorp achter zijn
kist". Zij heeft veel van hem geleerd en
zeker zijn advies ter harte genomen: „Je
moet in het leven iets hebben om te vre
zen en om van te houden".
Ze houdt van haar familie en van de na
tuur. En de angst? „Zonder angst kun je
niet griezelen. En van griezelen houd ik.
Zonder angst kun je ook geen held zijn.
Toen ik mijn eerste verhalen schreef
werd ik zelf bang, zo bang dat ik niet
meer de kamer uit durfde. Door de fi
guur Ira bijvoorbeeld in De Bruiden van
Lannismoore, een walgelijk verhaal.
Daar kan ik overigens niets aan veran
deren als ik eenmaal aan het schrijven
ben. Het verhaal komt zoals het wordt
ingegeven. Ik kan mijn eigen gedachten
soms niet bijhouden. Het verhaal
schrijft zichzelf. En als het tragisch moet
aflopen, voel ik dat aankomen, maar ik
kan er niets tegen doen. Soms is de
hoofdpersoon een man, de andere keer
keer een vrouw, maar slechts zelden is
het een ik-figuur. Die kun je moeilijk la
ten sterven in een verhaal. Ik schrijf niet
altijd vanuit 'n vrouw, omdat ik toeval
lig zelf een vrouw ben. Een mens is
nooit voor honderd procent man of
vrouw". Catherine houdt niet van hok
jesgeest. De vrijheid is haar lief. Ze was
enig kind. Ze werd beschermd tot en
met. „Benauwend. Ik ben eruit gebro
ken, maar ik heb geleerd dat de vrijheid
in jezelf móet beginnen. Er zijn grenzen.
CcidóeSouAOtit
visje geslagen. Een centimeter of vijf er
voor zit een dreggetje dat u vast op dat
staaldraadje monteert en dat haakt u
door de rugvin. Daarvoor zet u een losse
dreg en daarvoor weer een rubber ringe
tje. De losse dreg gaat door een neusgat
uitgaan dat het visje, wanneer het lang
zaam door het water wordt gesleept, de
indruk moet maken van een sloom
zwemmend, laten we zeggen „ziek" vis
je. Dus niet een dreg door de staan en
dan trekkenLach niet, svp, ik heb
dat heus zien doen.
Het beste takeltje vind ik er een met drie
dreggetjes op een staaldraadje. Een ach
terste dreggetje (neem ze echt niet te
groot) zit aan het uiteinde van de staal
draad en wordt in de staanvin van het