De vreemde
banden
van een
„vergeten
oorlog"
naie
fi
■CeicUc Sotucwit'
:R .98
ZATERDAG 26 OKTOBER 1985
UN CHON (ZUID KOREA) - Het plaatje heeft bij voorbaat
iets historisch en onwerkelijks tegelijkertijd. Drie
oud-Koreastrijders naast elkaar. Dat komt vaker voor. Rond de
reünies van de ex-soldaten die onder de vlag van de Verenigde
Naties hebben meegevochten tijdens het driejarige conflict
tussen Noord- en Zuid-Korea (1950-1953) plegen journalisten
weer eens hetzelfde verongelijkte nieuws te gaan halen bij de
zich vaak tekort gedaan voelende oud-strijders. Ook door foto's.
Maar dit beeld is uniek. Drie mannen terug op de plek waar het
allemaal gebeurd is. Omdat ze alledrie van doen hebben met een
film over diezelfde oorlog.
De een schreef het verhaal en produceert
de film, de ander stond model voor de
hoofdfiguur van de film en de derde
speelt een rolletje als oude rot van een
pelotonssergeant. En dat terwijl hijzelf
indertijd de jongste vrijwilliger was in de
geschiedenis van het Nederlandse batal
jon. Drie mannen die anno nu nauwe
lijks meer iets met elkaar te maken heb
ben, maar tussen wie nog altijd de inti
miteit van de oorlog bestaat: de kale, ge
baarde producent Henk Bos, de met
rode baret getooide, een hele trits deco
raties op zijn buitenmodel-uniform tor-
t sende Peet van Haalem, indertijd legen
darisch als de groepscommandant van
het 2e peloton A-compagnie en de kara
te-expert en gelegenheidsacteur Jon Blu-
ming. die ook op andere manieren nog
wel eens het nieuws pleegt te halen. Tijd
voor een merkwaardige confrontatie te-
I gen de achtergrond van de speelfilm
I Field of Honour.
Sentimenteel
Het begin heeft al iets opvallend senti
menteels. Bluming en Van Haalem die
eikaar bijna in tranen om de hals vallen
op het vliegveld van Seoel. Van Haalem
in uniform. In de bus van Seoel naar het
noorden de eerste ontboezemingen van
Van Haalem: „Dit is de eerste keer dat
ik hier terug ben. Jongen, ik had een
1 verschrikkelijke koppijn. Ik had het er
toch moeilijk mee. Maar je zult het
i straks merken, het is- ongelooflijk als ik
hier over straat loop. Mensen geven je
een hand, bedanken je omdat je ze hebt
helpen bevrijden, nodigen je uit om bij
hun thuis wat te eten ofte drinken". Dat
klopt. Maar de rondborstige Van Haal
em laat zich ook niet onbetuigd in de
straten van Un Chon, het plaatsje waar
de filmploeg verblijft. Hij lacht, zegt ge
dag, streelt kinderen door het stugge
zwarte haar. Ik weet nog niet wat ik van
hem denken moet. Een collega vertelt
me dat hij na een avond bij Van Haalem
thuis in Nederland bijna over z'n nek
ging van de gruwelijke oorlogsverhalen.
„Wat is dit voor een man?" is de onder
toon van zijn verhaal.
Emotioneel
Tijdens het eerste gezamenlijke kennis
makingsdiner heeft Jon Bluming het
meteen al te kwaad. Hij houdt een zeer
emotioneel speechje waarin hij Henk
Bos bedankt voor de uitnodiging een rol'
te spelen in juist deze film. Bluming
heeft het over „het vergeten bataljon in
een vergeten oorlog". Hij gaat in tranen
naar zijn plek aan tafel terug. Van Haal
em houdt zijn mond. Henk Bos laat tij
dens een gesprek over de Koreaanse oor
log later weten dat ieders drijfveren om
daar te vechten verschillend waren. Van
idealisme, avonturisme tot opportunis
me. Zelf wilde hij liever soldaat zij'n dan
in Nederland voor z'n nummer soldaatje
te spelen. Hij was zeventien toen hij te
kende. De vraag komt of hij als hij ou
der was geweest in het verzet was ge
gaan, tegen de Russen had gevochten, of
na de oorlog naar Indonesië zou zijn ge
trokken om daar te vechten. „Daar kan
ik geen zinnig woord over zeggen",
vindt Bos. „Je weet niet van tevoren hoe
je ergens op reageert. Ik herinner me dat
Rijst
we daar ook over gepraat hebben tijdens
de Vooropleiding die we kregen voor we
naar Korea vertrokken. Hoe zullen we
reageren? Er zat een jongen bij de groep,
van wie iedereen zei: .die gaat door 't
vuur! Die jongen was nérgens bang voor,
niet voor vuistgevechten, niet voor een
mes. Maar bij het allereerste schot in
Korea, toen de Chinezen kwamen, was
'•ie weg. Zijn vluchtdrang was veel groter
dan zijn hele voornemen zwaar gedeco
reerd uit die oorlog terug te komen.
Want dat riep 'ie altijd. „Als ik geen wa
pen heb pak ik m'n pioniersschopje en
sla ze de kop van hun romp". En ieder
een was daarvan overtuigd. Dus je weet
niet van tevoren hoe je zult reageren. Ik
weet niet of ik als ik ouder was geweest
naar Indonesië was gegaan. Ik denk 't
niet. Niet vrijwillig. Maar weten doe je 't
niet. Ik ben pok niet het type dat een ad
vertentie plaatst, zoals ik die las tqen ik
uit Korea terugkwam: „Jongeman door
wapenstilstand in Korea brodeloos, zag
zich gaarne geplaatst in wereldoorlog,
eventuele burgeroorlog geen bezwaar".
Dat is historisch, ik heb er toen erg om
gelachen. Zo'n type ben ik dus niet".
Hoe is zo'n oorlog nou, probeer ik, gebo
ren in de Tweede Wereldoorlog en net in
de hoogste klas van de lagere 'school als
Noord-Korea - later gesteund door Chi
na - het zuiden binnenvalt. „Heel
zwaar", zegt Bos. „Maar je bent jong, we
waren goed getraind en we bleven goed
getraind. Wanneer we ons uit het front
terugtrokken, was het meteen weer bam
er tegen aan. Het klinkt gek, maar na
een week rust hunkerde iedereen weer
naar het front. Rust was vreselijk, dat
was aflcnijpen. Aan het front had je da
gen dat er niets gebeurde. Dat je dolde
met z'n allen. Nee, angst voor de Chine
zen heb ik er niet aan overgehouden. Ik
heb de wapenstilstand in '53 nog meege
maakt. Een dag of twee, drie voor de
wapenstilstand waren er nog massale
aanvallen op onze bunkers, onze stellin
gen. We zaten net op een plek waarvan
men bij de bestandsbespreking al had ge
zegd dat daar de demarcatielijn zou ko
men, Maar het tweede peloton zat op
een heuvel die toegang gaf tot een hele
vallei. Had je die heuvel, dan had je die
vallei. Dat scheelde wel twintig kilome
ter. Dus keer op keer probeerden ze die
heuvel in handen te krijgen. Dat lukte
niet. Dan werden de Amerikanen er
weer afgeslagen, dan namen wij 't weer
over. Vlak voor de laatste wapenstil
stand kwam er een gigantische aanval.
Ons peloton zat er. En er ging zeker een
compleet bataljon tegen ons aan. Het is
ze niet gelukt. Op de ochtend van de wa
penstilstand kwamen een aantal jongens
van dat bataljon in onze stellingen. De
littekens, de open wonden van ons prik
keldraad in hun benen. Ze kwamen bij
ons rijst zitten eten. Gewone jongens,
studenten uit Peking die goed Engels
spraken. De onzinnigheid van de situa
tie. Je zit bij elkaar, praat Engels, eet
rijst en tegelijkertijd weet je: als de ba
zen nu zeggen „Jongens we hebben ons
vergist, de wapenstilstand is voorbij",
dan snij je elkaar de strot af. Daar heb
ben we over gepraat. En dat werd een
hele rare, bijna lacherige ervaring".
Hollandse stem
Peet van Haalem loopt als adviseur bij
de filmset, laat de acteurs zien hoe je nu
echt een dorpje, waar misschien een
scherpschutter huist, binnentrekt en
kijkt daarna omhoog naar de bergen. Hij
kent de heuvels nog bij hun nummer,
wijst naar twee bergtoppen vlak naast el
kaar en zegt: „Dat was voor ons Jane
Russell, vanwege haar borsten. En die
berg daar noemden we Stinky Hill. Daar
lagen zoveel lijken dat je verging van de
stank. En die afstanden. Omhoog en
omlaag sjouwde je maar langs die ber
gen. Uren deed je erover. En dan zag je
beneden de Chinezen als mieren toestro
men. De ene golf na de andere. De eer
ste golf stortte zich gewoon in ons prik
keldraad, want voor hun geloof is het
toch „aan deze kant sterf ik, maar aan
de andere kant sta ik op" en de volgende
golf trok over die lichamen heen. Jon
gen, dan was je bang. Je kon een ei in je
achterste gaar koken, zo bang. Ik herin
ner me hier een nacht, we hadden net
een stel jpnge broekies uit Nederland ge
kregen die er voor het eerst waren. In
het donker klinkt opeens een glasheldere
Nederlandse vrouwestem uit een luid
spreker op die andere berg: „Hollanders,
ga naar huis. Wat doen jullie hier? Ga
naar je moeder, je vrouw of je meisje.
Straks is het Kerstmis. Dit is jullie oor
log helemaal niet". Nou, die jonge knul
len zaten allemaal te janken achter me".
Henk Bos over Peet van Haalem: „Peet
was in die tijd al een legende. Met zijn
Indonesiè-verleden, door die opleiding
als para-commando en als een van de
topmensen bij de Speciale Troepen van
kapitein Westerling. En wat 'ie daarna
nog voor wapenfeiten in Korea op z'n
naam heeft gebracht! Peet heeft leren le
ven met die legende. Toen hij terug
kwam in Nederland als beroepsmilitair,
na de Tweede Wereldoorlog in een straf
gevangenis bij de Duitsers, na Indonesië
en Korea, keurig in de kazerne in een
vredeslegertje, heeft hij zich niet meer
kunnen aanpassen. Hij kan verschrikke
lijke verhalen vertellen. Altijd met veel
zelfspot, maar dat ziet niemand. Twee
van je collega's kwamen naar me toe,
die hadden met Peet gepraat en stelden
mij dezelfde vraag: „Hoeveel Chinezen
heb je nou gedood en wat voor ervaring
is dat?". Ik had toevallig gehoord hoe
Peet in z'n antwoord de genadeloze
huurling uithing, dus ik riep ook: „Een
heleboel en dat is een hele lekkere erva
ring". Want Peet haat dat soort vragen
en ik haat ze ook. Het zijn waanzinnige
vragen. Peet zet dan het masker van z'n
legende op en zegt: Jongens als jullie dat
en dat zo graag willen horen, dan vertel
ik jullie dat toch?".
Moordenaar
neer K'ang in Un Chon. Van Haalem
heeft aardig wat van de so-ju (de Kore
aanse jenever, 25 procent, die hij con
stant sodeju noemt) achter z'n kiezen.
pëft hij en trekt er een blik bij die tussen
intens verdrietig en zeer ironisch in ligt.
„Een stomme vraag", vindt hij ook in
navolging van Bos. „Hoe weet je nou
wie en hoeveel mensen je doodt? Je telt
toch niet? Je wil de vijand weg hebben
en daar schiet je op". En hij begint aan
een serie oorlogsverhalen. Maar veront
schuldigt zich eerst: „Ja jongen, dat doe
ik alleen als ik een borreltje op heb. Die
kinderen van mij kijken me dan aan
van: die ouwe zit weer te kletsen en in
Haarlem, want ik ben geen Amsterdam
mer maar een Haarlemmer, noemen ze
me al Rambo III. Hoe hou je zo'n oor
log uit? Drank, ontzettend veel drank. Je
bent voortdurend een klein beetje dron
ken, anders red je het niet. En ik ben on
verschillig. Ik bleef bijna altijd rechtop
staan. Tot ik een granaatscherf in m'n
hoofd kreeg. Die is er uit gehaald, maar'
ik hield verschrikkelijke koppijn. Later
in Nederland ben ik in het ooglijdersin-
stituut onderzocht. Zat m'n hele kop vol
met allerlei kleine metaaldeeltjes. Ze
hebben mijn ogen er uit gelicht en die
hebben ze, zeg maar, in een bak met
vocht gelegd en met een soort magneet
hebben ze dat ijzer verwijderd".
Dode chinees
Nederlanders, zegt Van Haalem, zijn de
beste soldaten: „Ze kankeren ontzettend,
maar als het erop aankomt zijn ze d'r".
Henk Bos vertelt hoe een Amerikaanse
generaal een Nederlands peloton beval
zich terug te trekken uit de wanhopige
verdediging van een bergtop. Ze deden 't
niet, hielden de heuvel in hun bezit. De
generaal zei niets, draaide zich met een
strak gezicht om met de woorden: „Zo
veel bruine en zoveel zilveren sterren",
of een tekst van gelijke strekking. Van
Haalem verhaalt hoe generaal Truman,
een broer van de president op inspectie
bezoek kwam. De Amerikanen hadden
alles zoals gebruikelijk brandschoon. „Er
lag ergens een dode Chinees", vertelt
Van Haalem. „Die heb ik rechtop gezet,
heb z'n ogen wat open gedaan en 'm een
sigaret in z'n mond gegeven. Die Tm-
man keek, zei niets, maar heeft zich "I
nooit meer bij de Nederlanders laten
zien". Het is walgelijk, maar het merk
waardige is dat die verschrikkelijke oor
logsverhalen van Van Haalem, allemaal
met die halve grijns uitgesproken, steeds
normaler worden. Eerst denk ik dat dat
een kwestie van gewenning is. Maar la
ter bemerk ik dat ik me steeds meer, al
is het verstandelijk, kan voorstellen van
de waanzinnig lage drempel tussen leven
en dood in zo'n oorlog. Waarbij emotio
nele gegevens als taboes, gêne, afkeer,
walging onbruikbare vliesjes van dun
craquelé zijn geworden, omdat het om
de grotere, essentiële emoties gaat: die
van leven of doodgaan. Van overleven,
met een beetje geluk. En Van Haalem
die beide tartte, zich om die grens niet
druk leek te maken, moest zo wel het
houvast van de jongens in zijn peloton
worden.
Silver star
Peet van Haalem vertelt zijn laatste ver
haal, nog altijd in uniform met rode ba
ret, nog altijd met die serie decoraties op
zijn borst, waaronder een silver star".
Henk Bos laat weten dat hij om dat uni
form gevraagd heeft. Van Haalem wilde
't eerst niet, liet weten dat hij uit zijn
oude uniform gegroeid was. „Dan Iaat je
maar een uniform in Korea maken", re
pliceerde Bos, die zich bewust was van
de waarde van Van Haalems aanwezig
heid voor de p.r. van zijn film. Over die
decoraties: „Van Haalem is zeer vaak
gedecoreerd, maar hij raakte ook voort
durend strepen kwijt en even later kreeg
hij ze er weer bij". Van Haalem: „We la
gen 's nachts in onze bunker en ik hoor
almaar heel zachtjes „Help" roepen in
de vallei. Ik word er zenuwachtig van en
ga naar mijn kapitein. Volgens mij lig
gen er ergens gewonden, zeg ik. die moe
ten we halen. Nee, dat risico lopen we
niet, je gaat niet, zegt hij. Maar ik bleef
dat zachte gekerm horen. Op een gege
ven ogenblik zeg ik: Ik ga toch. En hij:
Dan ben je straks een streep kwijt! Ik
ben de vallei in gegaan en^a hoor, daar
lag een landgenoot, zijn benen er zo
goed als afgeschoten. Ik heb hem met
vreselijk veel moeite naar boven ge
sleept, ben ontzettend kwaad bij die ka
pitein binnengegaan en heb m'n streep
er zelf afgerukt: Hier heb je je streep! De
volgende dag had ik er een streep bij.
Vraag maar aan Henk Bos". Bos beaamt
het later: „Peet had zeker een borreltje
op, anders vertelt hij zulke dingen niet.
Het is waar. Ik was er niet bij, maar we
hadden onderling steeds een open ge
luidsverbinding. Iedereen heeft het
woord voor woord gehoord".
Van Haalem: „Ik zal nooit vergeten dat
we met de boot terugkwamen in Rotter
dam. We hadden allemaal aardig wat ge
dronken. Springt me daar aan de kade
een vrouw om de nek. En huilen! Ik
dacht nog: dat is mijn vrouw toch niet?
Of heb ik te veel op? Dus ik zeg voor
zichtig: Maar mevrouw, vergist u zich
niet? Nee, nee, huilt ze: „U heeft mijn
man gered, u heeft mijn man gered".
„Die oorlog, die laat je nooit meer los.
Maar zoiets, dat vergeet je ook nooit
meer".
BERT JANSMA
Rechts boven:
Peet van
HË Haalem was in
de tijd van de
Koreaanse
oorlog al een
legende. Met
zijn Indonesië-
verleden, door
zijn opleiding
als para
commando en
als een van de
topmensen bij
de Speciale
Troepen van
kapitein
Westerling.
Midden: Henk
Bos, producer
en scenario
schrijver van
de film Field of
Glory, maar
bovenal een
van die
mannen die
vrijwillig
dienst namen
om Zuid-Korea
te bevrijden.
BIJ DE
FOTO'S:
Links boven:
Jon Bluming,
een van die
drie veteranen
die anno nu
nauwelijks
meer iets met
elkaar te
maken hebben.
maar tussen
wie nog altijd
de intimiteit
van de oorlog
bestaat.