Het is goed en bovendien: het is goed 'Finale' £eidóc(Somatit Waterloo klinkt nog na in Belgische politiek van nu Depressies Het monster Mon petit V) Sacrécoeur ZATERDAG 28 SEPTEMBER 19851 <1.1 BRUSSEL - De dankbaarheid van koning Willem I der Nederlanden speelt al meer dan honderdzeventig jaar een rol in de streek rond Wa terloo, waar oude, degelijke boerde rijen en uitgestrekte landerijen zo ver het oog reikt een monumentaal landschap opleveren. Zo vredig als de akkers aan de voet van het her denkingsteken in de gedaante van een bronzen leeuw zich uitstrekken, zo groot is de onvrede van opeen volgende politici over het feit dat uitgerekend de schoonste streek on der Brussel Brits bezit is. Keren we terug naar 18 juni 1815 toen de hertog van Wellington, opperbevelheb ber van de geallieerde legers, en de Prui sische veldmaarschalk BÏücher elkaar om negen uur 's avonds ontmoetten voor de herberg La Belle Alliance in Waterloo. Hun handdruk betekende het definitieve einde van Napoleon Bonaparte en het toch nog onzekere begin van een ander Europa. Twee dagen later besloot koning Willem I in de roes van de overwinning Wellington voor eeuwig te belonen met de titel van prins van Waterloo. Daaraan verbonden was een gift aan hem en zijn mannelijke nazaten, bestaande uit uitge breide domeinen, groot 1083 hectaren, op het gebied van de gemeenten Nijvel en Eigenbrakel. De opbrengst mocht geschat worden op twintigduizend florijnen per jaar, voorwaar een vorstelijk geschenk. In 1830, toen de scheiding der Nederlan den een feit werd, kwam de Belgische overheid juist vanwege het Wellingtonbe- zit onder grote druk te staan. Aan de ene kant verzetten de Belgische liberalen er zich tegen dat België belast zou blijven met een Nederlandse erfenis, zoals zij de vorstelijke schenking beschouwden, aan de andere kant hadaen de Belgische over heidsdienaren te maken met Engeland, dat een belangrijke rol speelde in de boe delscheiding tussen Nederland en België. Het was namelijk de hertog van Welling ton, die namens Engeland de onderhan delingen voerde over die scheiding, die op 20 januari 1831 op de Conferentie van Londen haar beslag kreeg. Alles bleef dus bij het oude, tot grote vreugde overigens van landschapbeschermers, want anders zouden industrieterreinen en torenflats wellicht al lang het bovengeschetste tafe reel met zijn tachtig grote, witgekalkte hoeves ontsierd hebben. Immers, al acht generaties lang verpachten de nazaten van Wellington het bezit alleen voor landbouwdoeleinden. Wat politici in de loop der jaren ook te berde brachten, zij konden niet rekenen op de steun der pachters en zeker niet op die van graaf Louis Cavens, die de nog steeds bloeiende vereniging Vrienden van Waterloo oprichtte met het doel alles bij het oude te houden. De Vrienden" moe ten echter alert blijven, want elke rege ringswisseling kan de gevreesde proble men met zich meebrengen. In 1973 moest men zich wel zeer inspan nen om te voorkomen dat de huidige her tog, Lord Arthur Valerian Wellesley (61), zich zou laten afkopen. De gemeente Nij vel, onder de socialistische burgemeester Desiré Guillaume, bood de hertog ruim vijf miljoen gulden. Maar de toenmalige minister van financiën, Willy De Clerq, stak uiteindefijk een stokje voor de over dracht. Hei ging niet aan, zei De Clerq na zich geïnformeerd te hebben, dat een lage overheid op eigen houtje onderhan delingen voerde over een nationale aan gelegenheid. Inmiddels is de senator Jean-Emile Humblet uit Genval (dat vlakbij het Wel- lingtonbezit ligt) ten strijde getrokken. Hij wil dat aan alle verouderde feodale structuren een eind komt om nieuwe eco nomische activiteiten een kans te geven. Zegt hij. Maar in de streek verdenkt men Humbfet ervan dat hij de macht van de boerengemeenschap aan banden wil leg- fen voor persoonlijk gewin. Het is graaf 'manuel de Meeus dArgenteuil - al dertig mar de belangen van de Welling tons behartigend - die ervoor waar schuwt de kip met de gouden eieren te slachten. Nergens wordt lagere pacht be taald, houdt hii de boeren voor en ner- ?ens kan men zo onbeperkt de landerijen ewerken. Toch ploegen de pachters niet in alle rust hun akkers. Want nu blijkt de Britse lord te hebben laten doorschemeren dat hij best eens over overdracht van zijn bezit tingen wil praten. Dat speelt een man als Humblet dusdanig in ae kaart dat hij de Raad van State al het geven van een ad vies heeft opgedrongen. En dat houdt in dat de komende minister van financiën na de verkiezingen van 13 oktober op nieuw het Waterloo-dossier op zijn bu- A, reau zal vinden. Het zal afhankelijk zijn van de samenstelling van het parlement aller hoe de beslissing over een gesprek met de Strai hertog zal uitvallen. Zo klinkt de Slag bij ik, r Waterloo nog na in de huidige Belgische vpU- politiek. T AAD JONGBLOED e De overgang is overrompelend, zo van het koele noorden naar het lome Zuid- europese, vermengd met een vleugje za kelijkheid. „Sigaretten worden alleen aan gebruikers verkocht", waarschuwt een bleek bordje fh café „Le Due". Nu ja, café De plaatstalen bar. „au zinc" met daarachter een zeer wakkere Chinees, loopt haast onmerkbaar over in de straat. Stoelen, tafels, kleedjes, lamp jes en andere sfeermakers ontbreken. En toch is het er gezellig. Het is er Parijs, onmiskenbaar. Een spraakzame, licht aangeschoten elektricièn vindt dat we crème de cassis, vermengd met witte wijn moeten probe ren. „C'est bon. c'est bon", beweert hij, en dat is voldoende. Een parodie op een vrouw wandelt binnen, kunstwimpers, lange vuurrode nagels, een tot de heupen opengeknipte split. „Transsexueel", oor deelt de elektricien, wijzend op haar pumps, maat veertig. Maar verder slaat niemand acht op haar. Ze drinkt haar vin-rouge, dat is alles. De juke-box zingt over „Famour" en „la vie"; goedkoop sentiment. Het is prachtig. Op de tast naar kamer 7 in hotel „Le cheval blanc". Honderddertig franc voor zestien vierkante meter privacy, twee bedden, een onberispelijk schone douche en uitzicht op een zinken dak. Daarach ter de Sacré Coeur, dat is voor morgen. Wat merkwaardig. Waar zijn alle depres sies gebleven die de de afgelopen maan den als een oneindige begrafenisstoet over Nederland voeren? In Parijs schijnt de zon, royaal en vrijgevig. En de Parij- zenaars doen of de hemel niet kan hui len. Aan de boulevards in en buiten het centrum is het permanent braderie. Crê pes worden op straat in het vet gewen teld. In de volle zon spreiden negers hun kleedjes met merkwaardige handelswaar. Op zo'n dag maakt het niet uit wat je onderneemt. Alles en iedereen lacht je toe. Wat zou je dan jakkeren, indrukken verzamelen, souvenirs jagen? In de metro op weg naar Centre Pompi dou wéér een verrassing. Is hier de graf- fïty nog niet ontdekt? Tientallen jaren ondergrondse zijn elk geval vrijwel on opgemerkt aan de Parijse metro voorbij gegaan. De wit betegelde muren zijn wel iswaar gecraqueleerd, maar nog onbezoe deld door spuitbus en verfkwast. „Het is goed en bovendien: het is goed", meldt een manshoog reclamebord voor marga rine. Daar kunnen de metroreizigers het mee doen. Of margarine spettert, bruin braadt danwel slank smeert, zijn maar lastige détails. Margarine is goed, of slecht. Cest tout. Rondom het centre Pompidou heeft het modernisme toegeslagen. „Het monster van Parijs", wordt de culturele tempel genoemd, maar is het niet grappig hoe de bezoekers als wormen via doorzichtig plastic buizen naarbinnen worden ge voerd? En in de directe omgeving heb ben eigentijdse architecten zich helemaal uit kunnen leven. In een bouwput ver rijst een glazen stad, waarin eenieder die trots wil paraderen, zich kan laten spie gelen. In die futuristische omgeving doen twee vuurvreters hun werk, alsof er nooit iets veranderd is. Het publiek gruwt als de vuurvreter een nieuwe di mensie aan zijn act toevoegt. Minstens honderd kilo bezweet vlees vleit zich neer in een bed van stukgeslagen flessen. Vier forse dames nemen plaats op borst, buik en bekken. Het is even doodstil en dan komt de opluchting: de reus veert bijna ongedeerd overeind. Volop theater, maar ook triestigheid in Parijs: bedelaars. Sommigen vragen rechtstreeks om geld, anderen hurken met bewolkte gezichten tegen muren en hekken. Ze zijn voorgoed uitgepraat en slechts een klein bordje verraadt hun ge moed: „J'ai faim". Geen hond trekt zich er iets van aan. De beelden van overdag vermengen zich met die van de avond, als de bohémiens zich laten bekijken door het welvarende toerisme. Maar op een enkele zondags schilder na zijn geen gedreven kunste naars bezig. Is de tijd van Gauguin. Cha gall, Modigliani voorgoed voorbij? Nie mand biedt zijn schilderwerk aan voor geld om zich een delirium te kunnen drinken. Kitsch heeft de kunst verdron gen. Een middag aan de Seine met stok brood, een fles goedkope wijn en een doos camembert. Even denken dat je clochard bent. Maar uit die droom word je snel opgeschrikt. Een vroqw van middelbare leeftijd loopt langs, groet vriendelijk. Ze heeft een poesje onder haar tot op de draad versle ten jas. „Mon petit, mon petit", fluistert ze troostend. De wereld mag vergaan, maar dat poesje zal zijn melk krijgen. Parijs is hard, maar „mon petit" is er nog niet door aangeraakt. En dan ben je barmhartig. Naast ons wordt een vel wit papier zorg vuldig uitgespreid. De kunstenaar, onge hinderd door het ontbreken van enige fi nanciële ondersteuning, doopt zijn hand palm in een pot met waterverf. Roetsj!, die eerste streek staat. Rollen wc-papier komen er verder aan te pas om de ab stracte aquarel af te maken. De handen PARIJS - De zomervakantie tintelt na. Het toerisme heeft zich al dan niet zondoorstoofd teruggetrokken achter de kantoormuren en slechts een en keling kan welgemutst alsnog de biezen pakken: „Het zonnige zuiden is nog stééds zonnig. Nu gaan wij pas...". O ja? Het zonnige zuiden hoeft volgens de weerkaart niet veel verder dan op 500 kilometer afstand te lig gen en het vakantiegevoel met een lang weekeinde verlengen trekt, en neemt vaste vonnen aan: vrijdagmiddag weg, de zelfde avond nog ter plaatse. En dan is het twee minuten uitblazen. De verbazing over het ge mak waarop in hartje Parijs een hotelkamer kon worden gevonden: vijf, zes uur met de auto van de Randstad. De stad in, om de hoek, want dat is al stad. In Nederland regent het, maar Parijs gloeit nog zomers na, ont daan van het ergste toensme. Twee journalisten in de rol van weekeind- toeristen, zonder reisplan, zonder vastomlijnd doel. Een weekeindje Parijs; impressie uit een fascinerende heksenketel. worden aan het colbert, of wat daar van over is, afgeveegd, de schildering met veel ontzag weer ingepakt. Wordt hij ooit verkocht? Het lijkt van geen belang. Verderop schermen de metalen bakken van de bouquinists sinds jaar en dag de Seine af, met kilometers boeken, prenten en ansichtkaarten. Nog steeds een onuit puttelijke voorraad van de Daumiers, kaarten en perkamenten muziekbladen. Hier hangt en staat alles voor een beetje studentenkamer. Twee uur schuifelen en bekijken, tot al dat heel erg Franse wat veel wordt. De maag knaagt bovendien. Er is een Griekse straat vol eethuisjes, er zijn restaurants uit alle landen van de wereld. Maar een weekeinde in Parijs vraagt om een Parijzig eethuisje en die zijn er bij honderden. Voorzichtig voor een Parijzig eethuisje gekozen, met voor keur voor handgeschreven menu's: zes tafeltjes en zeer persoonlijke bediening. Bediening? Nee. Het echtpaar dat dit dan krijgen jullie ijs". Een meisje met een gezicht van snoeppapier brandt een kaarsje voor moeder Maria. Ze huilt. De volgende dag, geradbraakt wakker worden en er toch zin in hebben. Parijs moet wel iets bijzonders zijn. Rond de Etoile ben je als voetganger groot wild, maar de Place de la Concorde is opmer kelijk rustig. In de Tuilerièn zitten ele gante Parisiënnes, verdiept in hun dag boek bij kristallen fonteinen. „Buy a bird, buy a bird", dringt één van de hon derden negers aan, die van 's morgens vroeg tot 's avonds laat mechanische duiven opwinden die als bijna-echt over de pleinen fladderen. Ze verkopen spo radisch. Parijs-noord doet er een schepje boven op. De lange, goedgebouwde zwarten met hun mechanische duiven hebben nog iets vrolijks, of houden de schijn op. Anderen zitten voorgoed teleurgesteld achter hun kleedjes met steeds en steeds dezelfde koopwaar: ringen, armbanden, leren zwepen en olifantjes. Of tonen de jachtige voetgangers fraaiglanzende pols horloges. Waar leven ze van en voor wie, als ze niets verkopen en een kop koffie in een eenvoudig restaurant al vier gulden kost. Je raakt de buitenkant van een onbekend leven, waar je niets mee te maken hebt en zo denkt de Parij- zenaar er ook over. En ongewild voel je je een onbarmhartige boef. Meer nieuwe indrukken en vertellingen. Twee donkere straatvegers in het groen verpakt, die prompt een brug over de Seine ritmisch en eendrachtig kuisen, wanneer een groep musici uit Peru zijn swingende muziek laat horen. En dan. in het laatste uurtje Parijs, lich ten drie jongens van rond de vijftien heel kort maar welwillend hun duistere gangen toe. Nadat de oudste een rooster uit het trottoir heeft getild, verdwijnen zijn twee makkers prompt in een gat van zo'n twee meter diep, dat toegang geeft tot een nauwe doorgang. „Les catacom- bes", wijst de derde jongen veelbeteke nend. Hij toont een zelfgetekende kaart van de kilometers lange riolen van Pa rijs, waarop hele speelfilms zijn geba seerd. Aan zijn broekriem hangt een zak lantaren en glimlachend gaat hij zijn makkers achterna. Acht vingers schui ven het rooster weer op zijn plaats. En met de jongens verdwijnt Parijs, brui send én levensecht. men llan 1 plan 9 moet Sgenw j rapp< d zeker 1 diens vertr joen delsb „Wel phy. Creai Haaj: arbei verse kapit startl afslu fami len, vuile beelc uitbr mam Prof. direc dam vraaj Ned< ken verle „Kre oms< Parijs: alle dagen feest, een vleugje zuidelijke levenssfeer, zelfs als de zon verscholen is achter een dik wolkendek zoals op de foto boven. Links een kijkje op het voorplein van het Centre Pompidou, waar tekenaars de zuurverdiende kruimels van het toerisme trachten om te zetten in een heuse baguette. Op de foto onder de doorzichtige, dagelijks duizenden toeschouwers opslokkende rioolbuizen van het cultureel centrum Pompidou. Rechts beziet Eva met een welgevallig oog de schepping van Eiffel. eethuisje drijft wil wel de tafel dekken en zien of het lekker is. Zelfs in hartje Parijs kan men zich nog gast aan tafel voelen; de betaling wordt zo luchtig mo gelijk geregeld. Die avond. Geen betere plaats voor een avond dan Montmarte. Honderden jon geren zien vanaf de marmeren trappen van dat heiligdom neer op „hun" stad. Een zee van licht, waarin bemind en ge haat, vermoord en gestreeld, gewerkt en gerust, geschreeuwd en gefluisterd wordt. In de schaduw van de Sacré Coeur dringt alleen de»zoet-zure geur van die heksenketel door. En een jongen zingt hartverscheurend „Feelings, nothing more than feelings". In de kerk roept een Duitse huisvader tegen zijn onrusti ge kroost: „We maken eerst onze ronde,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1985 | | pagina 22