Franse schrijver
Dominique Lapierre
verbleef twee jaar
op de vuilnisbelt
van de mensheid
e
£cidóc<3ou*ant
Ramatuelle aan de Franse zuidkust
en werken nu voor het eerst na
lange tijd los van elkaar. Lapierre:
„Calcutta was voor mij zo'n schok
kende ervaring en bij het schrijven
erover ben je zo persoonlijk betrok
ken, dat zo'n boek maar uit één
vulpen kan komen. In die Stad der
Vreugde heb ik nog een van m'n
hoofdfiguren gevonden, een riksja-
trekker, Hasari Pal, een ex-boer
die met zijn familie uit Bengalen
gekomen is. Een van de honderd
duizend „paardmensen" die je al
leen nog in Calcutta kunt vinden.-
Ze trekken, blootsvoets op het as
falt, samen elke dag twee miljoen
mensen en ze lopen drie miljoen
mijl. Ik heb hem gevraagd of ik zes
maanden bij hem kon wonen. Via
hem heb ik ontzettend veel geleerd
over die riksja-trekkers. Bij vijftig
graden hitte, met bijna niets in hun
maag, doen ze hun werk. Ik heb
het ook geprobeerd, maar je krijgt
zo'n wagentje niet eens aan het rol
len. Wat ze verdienen, bewaren ze
in hun kleding en één keer in de
maand gaan ze naar het postkan
toor en vragen aan de „public wri
ter" (die tegen betaling schrijfdien-
sten verricht voor zijn analfabeti
sche klanten) geld over te maken
en een briefje te schrijven naar
hun families op het land".
^^~Skëletten
„Hasari Pal had zijn familie meege
nomen. Zijn oudste dochter was
vijftien en dan is het allerbelang
rijkste voor een Indiase vader dat
hij zorgt niet het eeuwige voor het
tijdelijke te verwisselen vóórdat hij
zijn dochter uitgehuwelijkt heeft.
Een heilig moeten. Maar voor een
echtgenoot is een bruidschat van
ten minste driehonderd rupees no
dig, zeg maar driehonderd dollar.
Een ontzagwekkend bedrag voor
een riksja-trekker. Maar in Calcut
ta zijn duizenden manieren om iets
bij te verdiener, Op een dag komt
hij een van de vele „tussenperso
nen" tegen, die hem zegt: „Hé, wil
je bloed verkopen. Je krijgt vijftig
of zestig rupees voor tweehonderd
vijftig milliliter van je bloed". En
hij verkoopt zijn bloed als donor.
Maar dat is niet voldoende. Op een
dag verkoopt hij zijn geraamte. Dat
kan in Calcutta. Calcutta is de
grootste exporteur van menselijke
skeletten en beenderen voor de
medische faculteiten in het westen,
in Australië en Japan. Ik heb die
bedrijven gezien, een ongelooflijke
ervaring. Je komt in een pakhuis
binnen, een soort supermarkt bijna,
met honderden skeletten in alle
maten. Elk met een prijskaartje in
dollars er aan vast, een man of zes
die ze inpakken in een soort watten
en een stuk doek, en dan in een
mooie doos".
Feesten en vasten
„Wat ik in mijn boek ook heb wil
len laten zien, is dat zo'n sloppen
wijk eigenlijk een dorp is. Niemand
is er van zijn culturele wortels af
gesneden. Ik ben in de Stad der
Vreugde bij meer ceremonieën en
festivals geweest dan ooit hier in
Parijs. Een feest voor het eerste
vaste voedsel dat de baby tot zich
neemt, een feest voor de eerste
menstruatie van een jong meisje,
het feest voor de geboorte van Mo
hammed, de feesten voor de hindoe
godin Dooga Pooja. Zelfs Kerstmis,
voor de driehonderd christënen die
er in de wijk leven, is een glorieus
feest. Daar krijgt het beeld van Je
zus die op aarde is gekomen, in een
stal ligt met alleen een ezel en een
paar dieren, een ongelooflijke
kracht. Je voelt wat Bethlehem
tweeduizend jaar geleden geweest
moet zijn. Dat vergeet ik nooit. Dat
soort ervaringen zijn er voortdu
rend. Mijn grootste probleem daar
was niet te leren leven met ratten,
schorpioenen en kakkerlakken,
maar hoe ik al die zoetigheid kon
„Ik zal nooit dat meisje Padmini
vergeten. Ze woonde vlak tegen
over ons en elke morgen om vijf
uur ging ze de deur uit. Ik was
nieuwsgierig en ben haar gevolgd.
Ze ging naar de spoorbaan die
langs de Stad der Vreugde loopt en
om zes uur komt daar de nacht
trein langs. Ze hoort het geluid van
de stoomlocomotief uit de verte,
haalt een lange stok met een scher
pe punt onder haar kleren van
daan, prikt er een briefje van één
roepie op en als de locomotief langs
komt, steekt ze het omhoog. De
machinist pikt het eraf, verdwijnt
en gooit even later twee brokken
steenkool naar buiten. Ze rent naar
huis, geeft er een aan haar ouders
die er de maaltijd van die dag op
koken en het tweede stuk verko
pen ze voor drie rupees. Van de
winst kan haar hele familie van
tien man een dag overleven. In het
blok waar ik woonde, had je een
groep van zes jongetjes, aangevoerd
door een moslim-jongen, Nisa. Elke
ochtend trokken ze naar de vuil
nisbelt die door honderden wagens
volgestort wordt. En denk erom dat
dat afval voordien al vijf keer
doorzocht is. Ze gaan nog eens zoe
ken, ieder met z'n specialiteit. De
een alles wat van plastic is, de an
der leer. Dat wordt aan het eind
van de dag verkocht en dat bete
kent weer een dag te eten. Ze had
den ook een „deal" met de chauf
feur die het vuil van de hotels op
haalt. Het meest gewilde vuil van
Calcutta. De chauffeur krijgt vijf
rupees en geeft de jongens twee mi
nuten om zijn wagen te doorzoe
ken. Op een dag vindt Nisa een
horloge. Het was of 'ie de maan
ontdekte. Die jongens werken zich
kapot om de familie te helpen
overleven. Sjouwen enorme em
mers water uit de weinige bronnen
die er zijn voor oude mensen die de
kracht niet meer kunnen opbren
gen. Het is een soort medelijden,
medeleven dat wij niet meer ken
nen. Moeder Teresa zei het voor de
Britse televisie terecht zó: „Ik heb
hier meer armoede gezien dan in
Calcutta. Morele armoede, morele
eenzaamheid".
J^~Hé, elektriciteit
„Ik heb veel geleerd in Calcutta.
Maar ik wil niet prediken. Zelf
haat ik mensen die me alles over
de derde wereld weten te vertellen,
hoe slecht het van ons is dat we
drie keer per dag eten, hoe infaam
de multinationals wel zijn. Ik heb
alleen willen laten zien hoe zo'n
gemeenschap in elkaar steekt en
hoe mensen overleven zonder hun
waardigheid te verliezen. En dat is
een les voor iedereen, denk ik.
Mijn boek zou je een daad van lief
de kunnen noemen, een teken van
mijn dankbaarheid. Want Calcutta
verandert je. Als ik nu op de licht
knop druk, besef ik: Hé, elektrici
teit. Als ik nu aan de kraan draai,
denk ik steeds weer: Mijn God, wa
ter! Kortgeleden liep ik om zeven
uur 's ochtends langs de Champs
Elysées en ik zag uit een vuilnis-
mand een pak enveloppen steken.
Splinternieuw. En aangezien ik
voor mijn stichting voor kinderen
van leprozen veel enveloppen no
dig heb, heb ik ze eruit gehaald.
Alleen de lijm van die enveloppen
bleek niet goed te zijn. Toen besefte
ik wat Calcutta met mij gedaan
had: ik liep' zelfs al vuilnisbakken
leeg te halen".
„Wat wij in de eerste plaats kun
nen doen, is proberen te begrijpen.
En als we iets doen, dan in de geest
van Moeder Teresa die stelde: moe
ten we vis geven om te eten, of een
hengel om te vissen. Ikzelf breng
elk jaar tachtigduizend dollar bij el
kaar voor het tehuis van James
Stevens. Dat is moeilijk genoeg. Als
iemand het ene jaar gegeven heeft,
krijg je hem het tweede jaar niet
zover. Elke dollar die we ontvan
gen gaat in z'n geheel naar Calcut
ta. Mijn vrouw en ik doen alles
zelf, zodat we geen kosten hebben.
Als ik gevraagd word voor een le
zing of een artikel, zeg ik: Oké,
maar dan graag dat of dat bedrag
op rekening van mijn stichting.
Ook van de royalty's van dit boek
gaat een belangrijk deel naar India.
Inmiddels kunnen we tweehonderd
kinderen in het tehuis onderhou
den. Ik ben met die gezonde kinde
ren op bezoek geweest bij hun le-
proze ouders. Kinderen, die niet al
leen alle medische zorg krijgen,
maar bovendien een vak leren.
Smid, kleermaker, loodgieter.
Wanneer ze straks een baan krij
gen kunnen ze voor een familie
van twintig man zorgen. Een fan
tastisch gevoel. Maar India heeft
me zoveel gegeven, dat ik nooit in
staat zal zijn het terug te betalen".
BERT JANSMA
n befS Dominique Lapier-
alyst-ijft als opdracht vóór in
ir valemplaar van „La cité de
r dat ik van hem krijg:
zelfs ®ert' boek van lief-
i ijgjvan hoop, uit heel mijn
itbe^ Liefde en hoop, je zou
ïauwelijks verwachten,
Jiet boek gaat over Cal-
Die gigantische verza-
g mensen, berucht om
vij „zijn mensonterende
Vide" plegen te noemen.
fcpoi
portage op romandikte,
1 i de hoofdrollen karak-
■*it die sloppenwijk van
[ta die notabene „Stad
reugde" genoemd wordt,
Nagar. En een schrij-
e lyrisch is over de ont-
ngen die hij er tijdens
jrblijf van in totaal twee
eed.
I dat? Volgende week komt
te naar Nederland om het
jjnen van de Nederlandse
hg te begeleiden. Ik zit te-
t hem in de werkkamer van
an bemeten appartement aan
Avenue Kléber. Het
vol met aan India herinne-
voorwerpen. Lapierre is net
len tekst in te spreken
(en video-documentaire over
a. De dag ervoor heeft hij
jrzameling Franse boekver-
jen persoonlijk enthousiast ge-
voor zijn boek. Mijn vragen
jm hoef ik nauwelijks af te
Er komt een onstuitbare
invloed in perfect Engels
!eeitanse tongval over zijn
r jg Dominique Lapierre is be-
ran „De stad der Vreugde",
it begon: „In 1975 heb ik sa
let Larry Collins „Freedom
gjdjpight" (Die nacht kwam de
d) geschreven. Over de Indi-
nafhankelijkheidsstrijd. Er-
(jdens de drie jaar research
at boek. ligt het begin van
,mtid der Vreugde". Mijn vrouw
"^Dpen in het zuiden van India
n rijstaanplant. Er komt een
end mager meisje naar ons
ons iets te eten vraagt. We
alleen een biskwietje bij
neemt het aan, gaat weg en
iter zien we haar weer. Ze
langs een hond, zo mogelijk
agerder dan zij en ze geeft
id de helft van dat koekje,
ogenblik begreep ik iets van
ggj^ee van samen-delen, van
t<£den wilde na het succes
^"Freedom at midnight" iets
roor al die Indiase vrienden
zo goed ontvangen hadden,
iets voor de leprozen in hun
Ik ben een groot bewonde-
•an Ghandi en Ghandi had
neiiprlicfde voor de „onaanraak-
en de leprozen. In Calcutta
k een Engelsman tegen, een
•re handelaar in herentextiel
;ten?n hij vijftien jaar daarvoor
ia kwam, zo onder de indruk
pt hij zijn hele handel ver-
Hij trouwde een Indiase
begon met een busje in Cal-
5 erfinderen van lepralijders op
xen en stichtte een tehuis
e dat hij „Resurrection" (We-
tanding) noemde. Wanneer
i James Stevens ontmoet,
- Jij geen cent meer. Zijn hele
al is aan dat tehuis opgegaan.
I» I zo onder de indruk van die
(lijke Moeder Teresa dat ik
'ames, ik zou nooit kunnen
vat jij gedaan hebt, daar heb
I Q9|t genoeg „courage" voor,
ik kan iets anders, ik kan
Teif ld zorgen. Ik beloof je dat jij
lis niet zult hoeven sluiten".
teruggegaan naai- Europa,
l^merika, heb hier tiendui-
I Jollar weten los te krijgen,
L iJpS eens, en we hebben zijn
gered. Daarna heb ik een
hetig opgericht: „Action pour
jgd^nts des lépreux de Calcutta"
ïen artikel in een Frans tijd-
geschreven dat als driedui-
mensen ieder dertig dollar
lord overmaken, we honderd
je kinderen zouden kunnen
.1. Ik kreeg vijfduizend brie-
leCftakjes, bundeltjes aandelen,
lisch. Ik ben er mee terugge-
ue,iaar James Stevens. Via hem
ette ik de echte Moeder Te-
k"Sje Heilige van Calcutta, en
n laar weer zóveel prachtmen-
it ik wist: Ik moet hier een
»ver schrijven".
I Paradox
'der Vreugde" is de naam
bn van de sloppenwijken van
la. Er wonen 70.000 mensen,
bste van hen boeren die door
overstromingen of cyclo-
an hun land verdreven zijn.
eer er in een arm dorpje in
len niets meer is, dan is er
iht niets meer. In een stad als
- ta is er altijd hoop voor ze
;iets vinden. Al was het maar
- afvalhopen. Calcutta heeft
iizend van die wijken. Ik
leze, de dichtste concentratie
iensen op aarde. De naam is
iradox, mijn boek is een para-
'ant ik vertel erin dat het uit-
Ijk inderdaad een stad der
ie is. Ik geloof dat ik daar de
-^betekenis van het woord lief-
leren begrijpen, van het
I mede-leven. Mijn ervaring
b absoluut uniek in mijn le-
lijdens vijfentwintig jaar als
'er heb ik misschien wel z$-
ZATERDAG 14 SEPTEMBER 1985
vermijden die je daar bij elk bezoek
krijgt aangeboden. Je maag draait
zich ervan om, maar je kunt niet
weigeren. Mijn vróuw vond een op
lossing. Als we ergens kwamen zei
ze: „Sorry, mijn man kan uw lek
kernijen niet eten, want hij vast
vandaag". Zoiets wordt alleen in
India gerespecteerd. Vasten is iets
heiligs. Stel je voor: vasten in een
stad waar de honger het grootste
probleem is. Maar het wordt ge- l
daan om jezelf te zuiveren voordat
je de goden gaat vragen om bij
voorbeeld je kind te genezen dat
ziek is".
J Vuilnisbelt
Met de woorden: ik ben jullie broe
der, we zullen samen vechten en
hopen. Een tweede hoofdpersoon is
een jonge Amerikaanse dokter uit
een rijke familie in Miami, Florida,
die voor hij een praktijk begint,
één jaar van zijn leven wil opoffe
ren aan de medisch gezien minst
bedeelden op aarde. Hij ondergaat
een schok, hij is als wij, de lezers
van het boek. Hij begint een apo
theekje in zijn kamer en door hem
word je met de echte feiten van het
leven geconfronteerd. Wanneer ik
terug ben in Parijs of New York,
en ik loop over de Champs Elysées,
of 5th Avenue, en ik zie daar men
sen die alles hebben en met een
somber gezicht rondlopen, dan
moet ik aan de Stad der Vreugde
denken. Waar elke dag een gevecht
op leven en dood wordt geleverd
en waar je meer ziet lachen dan
hier op straat. Ondanks het water
van de moesson, de overstromingen
die vuil, modder en stront door de
sloppen spoelen. Ik heb de eerste
nacht van die priester gerecon
strueerd. Als 's avonds om tien uur
de geluiden van de 70.000 mensen
in die sloppenwijk wegsterven,
hoort hij plotseling door de muren
heen het gehuil van pijn van een
achtjarig moslim-buurjongetje dat
ligt te sterven aan tuberculose. Hij
kan dat lijden niet verdragen. Hij
vraagt zijn Heer: Jezus, hoe kun Je
dit toestaan. En hij doet watten in
zijn oren. Hij heeft me verteld dat
hij ze er pas na een paar weken uit
durfde te halen. Toen pas kon hij
dat geschreeuw van pijn accepte
ren. Hij is naar het jongetje toege
gaan met morfine. Hij komt in
diens kamertje en de jongen lacht
hem toe: „Grote broer, wat heb je
voor me in je handen? Snoep?" De
priester ziet die ontwapenende
glimlafh en beseft dat die jongen al
voorbij dat lijden is en laat de mor
fine uit zijn handen vallen. Nog
een voorbeeld: Hij krijgt bezoek
van zes bewoners van de sloppen
wijk die met hem willen nadenken
over wat ze voor de buwrt kunnen
doen. Hij stelt voor dat ieder om
zich heen gaat informeren wat er
moet komen, een apotheek, een
dokter, voedsel. Ze komen alle zes
met een eensluidend antwoord te
rug: Er moet een ruimte komen
met een leraar die onze kinderen
zal onderwijzen in lezen en schrij
ven".
Eén vulpen
Iets over Dominique Lapierre: Op
zijn zeventiende (1948) maakt hij
een entree in de journalistiek. Met
een beurs van school, reist hij met
tienduizend oude francs dertigdui
zend kilometer langs de wegen van
de Nieuwe Wereld en schrijft er
een reportage over voor Le Monde.
Hij studeert in Amerika af in de
economie, trouwt een moderedac
trice van Harper's Bazar en ver
trekt met haar voor een tweede
reis om de wereld, onderweg auto's
wassend, paraplu's verkopend, jur
ken ontwerpend (zij) en de oorlog
in Korea verslaand (hij). In 1954
raakt hij in militaire dienst (bij
Shape) bevriend met de Ameri
kaan Larry Collins. Eerst schrijft
hij nog reportages en boeken (hij is
de eerste niet-communistische jour
nalist die zich met de auto vrij
langs de Russische wegen begeeft,
hij is de laatste die Caryl Chessman
in zijn dodencel spreekt), dan ont
staat er met Collins een ongeloof
lijk succesvolle samenwerking. Het
duo schrijft onder meer „Brandt
Parijs" (verfilmd), „Oh Jerusalem",
over het ontstaan van de staat Is
raël, „Freedom at midnight" over
India en in 1980 „The fifth horse
man", een roman over de eerste
„nucleaire blackmail" met Khadaf-
fi in de hoofdrol. Boeken die in
tientallen talen verschijnen en mil
joenen-oplagen halen. Het research
doen ze samen, Collins schrijft de
Engelstalige versie, Lapierre de
Franse. Ze blijven bevriend, heb
ben beiden een fraai buitenhuis bij
Schok
„Al is mijn boek geen roman, ik
heb er een aantal hoofdrolspelers
in. In de eerste plaats een Franse,
katholieke priester die niet naar
Calcutta is gegaan om te bekeren of
te prediken, maar om het leven te
delen van de armsten der aarde.
venduizend mensen geïnterviewd.
Beroemde mensen zoals generaal
Von Choltitz, de man die Parijs
niet verwoestte, Lord Mountbatten,
de laatste „viceroy" van India, Ben
Goerion, de stichter.van de staat Is
raël. Maar tussen die beroemde
mensen blijven de helden van dit
boek in mijn hart als dé helden van
onze tijd. In twee jaar verblijf heb
ik geen weeskind gezien. Zodra ou
ders sterven en het sterftecijfer
ligt daar hoog vechten de buren
om de kinderen te adopteren. Al
hebben ze maar een kwartje per
dag om van te leven. Ik heb geen
blinde gezien, geen geestelijk ge
stoorde, die niet een gezin had
waar hij 's avonds een stukje voed
sel kon halen. We hebben hier in
het Westen zoveel cliché's over de
armoede in landen als India. We
roepen zo gauw: een stelletje luie
mensen dat maar kinderen maakt.
Dat soort dingen. In de sloppen van
de Stad der Vreugde heb ik een
fantastische hoop activiteit gezien.
Van grijsaards tot jonge kinderen,
iedereen doet er wel iets in die
honderden werkplaatsjes, waar de
gekste dingen geproduceerd wor
den. In een armzalige loods zie ik
een stel mannen aan een schroef
voor een boot werken, zo groot dat
ze die loods weer moeten afbreken
om hem eruit te krijgen. In een
werkplaatsje zo donker als de
nacht, geen ramen, zie ik kinderen
aan onderdelen voor computers
werken. Overal wordt iets ge
maakt, niets gaat er verloren. Alles
wordt opnieuw gebruikt, schoonge
maakt, gerepareerd. Een les in
overleven".