Jozef van den Berg
in Haagse Schouwburg
met zijn „Geliefden"
GROOTS SPEL
MET ZICHZELF
EN ZIJN
TOESCHOUWERS
„De oorlog
heeft
van veel
mensen
schrijvers
gemaakt"
ZATERDAG 7 SEPTEMBER 1985
DE GELIEFDEN
1TERDAM/DEN HAAG
Ik had een hekel aan gro-
ihouwburgen", zegt de 36-
|b solo-acteur Jozef van
(Berg, die maandagavond
„Geliefden" in de Ko-
üijke Schouwburg in Den
l komt spelen. „Maar dat
(rieden tijd. Vroeger, zo'n
jaar geleden gaf ik de
keur aan een klein to-
aan intimiteit zodat ik de
Sen bijna persoonlijk kon
Üken. Maar alles ver-
ift. Ik heb de waarde van
ote zaal leren kennen,
kun je de afstand tussen
fel en publiek gebruiken,
(alt iets te overbruggen,
rdoor er juist een band
taat tussen jou en het pu
le. Speel je in een kleine
dan is die afstand er
'den Berg was eerder in het
tto heel grote HOT-theater te
m met „Moeke en de dwaas",
dans van de bultenaar" en
ft wiv of de verdronken visser".
18-J le kindervoorstellingen „De
2-18 met de rode hoed" en „Bericht
I 7. enoog". Maar nu het HOT ge-
37-3 i is. moet hij wel naar de Ko-
;-41 ijke Schouwburg, waar hij al-
0 7-l|maandagavond is te zien met
14-1 Geliefden". Daarin speelt hij
13 lfcpel met zichzelf en het pu-
!0. 2dat hij aantrekt en afstoot en
22. mee hij toch een geheel
24. t. De solo-acteur zal ook in dit
ïu z ef grote theater een spelletje
net (n met het publiek, zoals hij
;eloj£r deed in het intieme theater
(ltati in Amsterdam. Of in thea-
l22 3n Japan, de VS, Polen, Cana-
II Jwitserland, Belgie en Frank-
13-29waar zijn naam misschien be
ier is dan in eigen land.
!3x3Pe Geliefden" vormt het pu-
7-lX de bevolking van een eiland
12-11 Van den Berg na schipbreuk
3p vfand krabbelt, waarna zijn spel
dood alle regels van de toneelcon-
17 $e in. kan beginnen. „Als u be
nig 4 uw fantasie te gebruiken, zal
maaiorgen dat u die echt nodig
-22zo waarschuwt hij de zaal,
en (Tin het publiek zich bij de aan-
neni al moet laten gebruiken als
27 3rpaal en dat ook graag doet.
39 4t Jozef van den Berg ontwa-
>art| vanaf het eerste moment dat
•n. |et podium opkomt. En in wel-
is Jaal ook. er is geen ontkomen
«cH zelfs de meest volwassen vol-
Sctxfene maakt hij spelend kind,
:acht in welk deel van de we
ien®
9. 31 hij optreedt.
19 l
pgzaam
ipkomst van Jozef van den
als theaterman is langzaam
n; hij begon in een tent voor
en en niets herinnerde eraan
hij na gymnasium 6 de toneel-
(ol bezocht waar hij als geboren
It weinig te zoeken had. Na
(stellingen van „Moeke en de
■Tas" in kleine, maar echte thea-
ontstonden landelijke hooi-
idjes: nog niet veel mensen
Imen kijken naar „die merk-
irdige poppenspeler", maar wie
kwam, wist niet wat hem over-
Jozef van den Berg
werkt uiterst
suggestief, zoals
bijvoorbeeld In „De
dans van de
Bultenaar".
JOZfijF VAN DEjVtoÉRG
kwam en de recensies van zijn
voorstellingen waren steeds meer
dan lovend.
Jozef van den Berg speelde aan
vankelijk voor overwegend jonge
ren die uit waren op iets nieuws,
iets geks. op kwaliteit; hij weet zich
nu verzekerd van een snelgroeiend
publiek met een vaste kern van
jongeren die meegroeiden, ouderen
en „nieuwe" jongeren.
Wat maakt Jozef van den Berg bij
zonder Bijvoorbeeld: zijn indrin
gende ironie, ontwapenende spot,
het brutale gesjacher met zijn pu
bliek, zijn spel met uitersten tussen
traan en lach die onmerkbaar in el
kaar overglijden. Maar dit alles bij
elkaar zou niet werken als hij zijn
gezicht niet mee had, dat bij voor
baat vraagt om medewerking en
begrip voor de man die steeds, wat
onbeholpen zoekend onderweg is.
Als hij daar zijn kleine attributen
aan toevoegt de vogel Jacob,
mevrouw de Heks, popje of Ratte-
kopje en situaties suggereert die
tijdens de voorstelling als vanzelf
ontstaan, maar lang na afloop her
senschimmen blijken te zijn ge
weest. dan ontstaat er een theater
man die in elk land begrepen
wordt, elke vorm van ontroering
inbegrepen.
Rode draad
Het opmerkelijke van Jozef van
den Berg is bovendien dat zijn pro
gramma's niet of nauwelijks in
kwaliteit verschillen, al zijn de ge
speelde verhalen die hij zelf
schrijft, steeds anders. Misschien is
er toch sen rode draad te ontdek
ken, afgezien van de met zorg op
gebouwde rekwisieten, die hij in
veel van zijn verschillende voor
stellingen meUzich meesleept.
Die rode draad: een weifelende
mens die per ongeluk ergens op
aarde is terechtgekomen en zich
met beperkte middelen in leven
houdt. Een dergelijk type wekt
sympathie en kan alle potjes bre
ken. Van den Berg bréékt die pot
jes en het publiek moet er nog om
lachen ook.
Een voorbeeld daarvan: halver-
wegde de voorstelling van „De Ge
liefden" wil Van den Berg zijn
moeder opbellen om te vertellen
dat hij goed is aangekomen, maar
dat hij wordt afgeluisterd. Hij ver
trekt, kondigt aan dat hij meteen
ergens een kop koffie gaat drinken
en leent van iemand uit de zaal een
tientje. Maar omdat het voltallige
publiek al een fles wijn van Jozef
heeft soldaat gemaakt, kan de mil
de gever in de meeste gevallen
naar zijn tientje fluiten.
Van den Berg: „Die rode draad,
tjaIk speel wel heel vaak de
man die onderweg is. M'n leven
heeft altijd al wat met koffers te
maken gehad. Dingen van horen
zeggen zijn me steeds vreemd ge
weest, ik heb het altijd noodzake
lijk gevonden dingen voor mezelf
uit te vinden, te ontdekken".
Jozef van den Berg weet wel onge
veer wat hem zo uniek maakt,
waarom hij keer op keer wordt te
ruggevraagd in zo veel landen. En
wat die landen betreft, er komen er
steeds meer bij. Binnenkort gaat hij
naar Israël en Hongarije, Spanje en
Sicilië om vervolgens terug te ke
ren naar Canada, Japan. Polen en
andere landen
„Met verschillen in landsaard hoef
ik geen rekening te houden, al valt
het me wel op dat ik in Amerika zo
goed word ontvangen. Juist die
Amerikanen, met hun „tijd is geld"
breng ik heel gemakkelijk tot tra
nen. Er was zelfs een vrouw die
verschrikkelijk begon te huilen en
niet meer bijkwam. Ik ben maar
naar haar toegegaan en heb haar
gevraagd of ze niet beter naar haar
man kon gaan
Zo kinderachtig
„Vertel maar niet wat ik op het to
neel doe", is het verzoek van de
solo-acteur. „Want dan moet je het
hebben over popje en Mevrouw de
Heks en Frederik Vogel en dat
staat zo kinderachtig. Woorden ma
ken het ook kinderachtig. Je moet
het beleven en dan merken dat het
volwassen toneel is, door de hande
lingen. de sfeer".
Die sfeer is onmogelijk te omschrij
ven. In „De dans van de Bulte
naar" zal Van den Berg met een
doos uit zijn toren komen. Daarin
zit Rattekopje, die voor de eerste
keer het maanlicht zal mogen zien.
Een act zonder woorden, maar
langzaam groeit bij het publiek het
besef dat er iets heel ergs, iets
rampzaligs moet zijn gebeurd: Rat
tekopje is dood. Wat verschrikke
lijk Het publiek wéét het op een
gegeven moment en de scène is
huiveringwekkend. Toch heeft
Van den Berg niets gezegd, hoog
stens wat gemompeld, doende met
die doos.
Zo stelt het misschien niets voor.
Naverteld blijft een simpel verhaal
over waarvoor niemand zijn huis
zal uitkomen. Maar wie een van de
voorstellingen heeft bijgewoond,
gaat piekerend naar huis, met een
hoofd stampvol herinneringen en
illusies over dood en overleven,
eenzaamheid en trouwe vriend
schap.
Film
Van den Berg heeft aanbiedingen
gekregen van omroepen om zijn
werk op de buis te krijgen. „Maar
daar ben ik nooit op ingegaan, hoe
wel „De Geliefden" misschien een
kans maakt. Daarover voer ik nog
overleg. Ik vraag me echter af of
het werkt op televisie, omdat je de
medewerking van de zaal mist. Ie
dere toeschouwer afzonderlijk leeft
mee, vormt onderdeel van het spel.
En dat mis je natuurlijk op televi
sie. Liever maak ik een film".
Van den Berg is al enige tijd bezig
met een film voor de bioscoop over
een acteur die „Moeke en de
Dwaas" speelt, maar dan in allerlei
moeilijke situaties terecht komt,
„Wat die acteur speelt, overkomt
hem zelf zodat je een spel in een
spel krijgt. Ik had als lokatie aan
Polen gedacht. Daar kom je nog het
leven uit de jaren dertig tegen.
Daar lopen nog vrouwtjes die hier
worden overreden: met het gezicht
naar de grond gebogen. De acteur
in die film veroorzaakt een ongeval
tijdens een begrafenis en Nee,
als ik meer vertel is de grap eraf.
Men moet maar komen kijken. Dit
najaar wil ik eraan beginnen als ik
een goede regisseur tegenkom. Ik
geloof er heilig in dat de dingen
waar ik aan toe ben op het goede
moment bij me komen. Maar wat
die film betreft, denk ik dat de tijd
er rijp voor is".
Reizen
Het vele reizen gaat Van den Berg
langzaam tegenstaan. „Ik ben veel
weg, terwijl ik in feite zo'n goede
vader ben van vier kinderen. Ik
zou twee en een halve maand naar
Amerika moeten, misschien nog
langer. Daar ben ik voor gevraagd.
Maar zó lang van huisIk weet
het niet. Misschien laat ik m'n ge
zin een week of zo overkomen, ik
moet er nog over nadenken".
Jozef van den Berg is er de man
niet naar, om er een beetje prettig
op los te leven en zich naar wille
keur te laten uitnodigen, waar ook
ter wereld. „O ja. die uitnodigingen
komen. Vaak zelfs. Maar meestal
heb ik er geen zin in, tenzij er een
kant aan zit die me bevalt. Meestal
ga ik dan na de voorstelling met de
drie anderen, een zakelijk leider en
twee technici, ergens wat eten en
daarna meteen door naar het hotel.
Het zijn geen plezierreisjes, ik ben
aan het werk".
En dat werk wil deze solo-acteur
uit Herwijnen zo goed mogelijk
doen, onder zo goed mogelijke om
standigheden. „Ik heb één keer een
voorstelling moeten annuleren; dat
was in Duitsland, waar het echt
niet kon. Maar anders Anders
werkt Van den Berg zijn suggestie
ve spel, waarvan hij zich alle
kneepjes bewust is. zo eerlijk moge
lijk af. „Daarom eet ik altijd pas na
de voorstelling. Vooraf heb ik geen
honger, nooit. En dat kan toch ook
niet, met een volle buik het toneel
op. Want dat heb ik ook geleerd:
wat je op het toneel doet, moet je
innerlijk precies zo voelen. Het pu
bliek heeft donders goed in de ga
ten of je maar wat speelt of dat je
als acteur méént wat ie speelt. Is
dat voorbij, dan houd ik er onmid
dellijk mee op".
FRITS BROMBERG
Fscène uit „Troev of de verdronken visser", dat Van den Berg onder meer in het HOT-theater heeft opgevoerd.
fierste Anne-Frankprijs
voor Israëlische Ida Fink
AMSTERDAM „Ik ben
geen holocaust-schrijfster",
zegt Ida Fink. Maar ze laat er
meteen op volgen: „Dat is niet
helemaal waar wat ik zeg. Ik
vóel me geen holocaust-
schrijfster, maar tot nu toe
heb ik over niets anders ge
schreven". Ida Fink kreeg
donderdag j.l. uit handen van
burgemeester Van Thijn van
Amsterdam de allereerste
Anne Frank-literatuurprijs.
Een prijs die gaat naar een li
terair werk dat wat strekking
en inhoud betreft aansluit bij
het Dagboek van Anne Frank.
Van Ida Fink is dat de kortge
leden verschenen bundel
„Een klein ogenblik". Een 28-
tal „Verhalen uit de holo
caust", zoals de ondertitel
luidt.
Ida Fink wil eigenlijk liever geen
interviews. Ze herinnert zich van
een eerder interview dat het om
een hele serie privé-zaken ging.
Een terrein dat ze liever voor zich
zelf houdt. Of in de vorm van een
verhaal verkennen laat. In een van
de verhalen uit haar bundel schrijft
ze in een tussenzin uin wat ik ver
tel is veel gefantaseerd, maar dat
betreft alleen de rekwisieten, niet
het skelet van de gebeurtenissen".
In haar Amsterdamse hotelkamer
zegt ze: „Het meeste wat ik vertel
in „Een klein
ogenblik"
heb ik zelf
meegemaakt.
Soms zijn het
de belevenis
sen van an
deren om mij
heen. Toen
de bundel
uitkwam had
ik er nog een
zinnetje bij
staan dat uit
legde dat het
niet om fictie
ging. De uit
gever vond
later dat we
dat maar
weg moesten
laten". Ze
zegt het zon
der nadruk.
Was die na
druk er wel
geweest dan
had 't bijna
cynisch ge
klonken. En
dat laatste is
Ida Fink ze
ker niet. Op
de intervie
wer die haar
een dag eer
der vraagt of
al die aan
dacht voor
de Tweede
Wereldoor
log niet mis
schien ook
commerciële
redenen
heeft, is ze
blijkbaar niet
eens kwaad
geworden.
Ze vertelt
het alleen
met een ver
baasd vraag
teken in haar
gezicht: „Of
al die boeken
niet iets met
een soort
nostalgie te
maken heb
ben, werd
me gevraagd. Nostalgie? Neo-nazi's,
dót kan je misschien nostalgie noe
men. heb ik gezegd".
Ida Fink (geboren in 1921) vertelt
in „Een klein ogenblik" dingen die
we allemaal weten, of zouden moe
ten weten. Maar ze doet het op een
zeer bijzondere manier. Haar ver
halen van de joden in Oost-Polen,
de Duitsers, de razzia's, hebben
niets van het geschiedenisboek met
de koude feiten noch van een met
pathos uitgeschreeuwd verdriet. In
een heel persoonlijke, uitgesproken
vrouwelijke stijl laat ze via de bele
venissen van de joodse bevolking
uit het Oostpoolse provinciestadje
(„Dat was Zbaraz, alleen bekend
omdat de Poolse dichter Sienkie-
wicz er over geseheven heeft. Maar
de naam is niet belangrijk. Ik noem
't Z.") zien wat de nazi's aanricht
te^. Ze heeft daar geen overdaad
aan adjectieven voor nodig. Met
onderdrukt-emotionele opmer
kingsgave laat ze de verschrikkin
gen zien via kleinere dingen. De
jongen die zijn vroegere, nu de
mente, joodse Franse lerares voor
de SS moet ophalen, het joodse
meisje dat dat mooie boek nog uit
wil hebben voordat die trein haar
komt ophalen, de Duitsers die zelfs
de trouw van een hond aan zijn
joodse bazen niet kunnen verdra
gen, de man die na de oorlog het
joodse meisje zegt dat ze met haar
joods-zijn maar niet te koop moet
lopen, de joodse vrouw die na de
oorlog verwonderd ontdekt dat ze
nog blij kan zijn met een mooi
jurkje. Een tragiek die sterker
werkt dan uitroeptekens. Haar
bundel heet in het Pools „Skrawek
casu" en dat zou eigenlijk vertaald
moeten worden met „Een brokje
tijd". Dat wordt duidelijk in de ope
ningszin van het titelverhaal. Een
bijna hardop gemijmerde zin, die
veel vertelt over de schrijfster, en
haar boek: „Ik wil een klein ogen
blik vertellen van die tijd die niet
in maanden werd gemeten, van die
tijd heb ik al heel lang, altijd al
willen vertellen, en dan niet zoals
ik nu ga doen, slechts een klein
ogenblik ervan, ik wilde wel maar
kon niet, wist niet hoe, was ook
bang dat die andere tijd die er la
gen dik overheen was gegroeid
(deze wordt in maanden en jaren
gemeten), hem in mij had vervlakt
en vernietigd
Niet Pools
Ida Fink: „Ik heb eigenlijk altijd
wel willen schrijven. Maar ik bep
toch pas laat begonnen. Met een
klein verhaaltje over wat mijn zus
ter overkwam. Met grote tussenpo
zen kwamen daar steeds meer ver
halen bij. Enkele ervan werden ge
publiceerd en op een gegeven
ogenblik had ik er genoeg voor een
boekje. Dat is eerst bij een Poolse
Exil-uitgever in Londen versche
nen, toen in het Ivriet (hedendaags
Hebreeuws. BJ) vertaald. Een heel
dun boekje. Maar het is de basis
voor „Een klein ogenblik" gewor
den. Ik schrijf nog alles in het
Pools. Natuurlijk spreek en schrijf
ik Ivriet, maar ik vind mijn woor
denschat toch te beperkt om in die
taal te kunnen schrijven. Maar ik
zeg met nadruk dat ik geen „Poolse
schrijfster" ben. Ik ben een Israëli
sche schrijfster, die in het Pools pu
bliceert. In Israël ben ik bibliothe
caresse geweest, maar nu wil ik al
leen nog maar schrijven. Inmiddels
heb ik diverse hoorspelen gemaakt
en een stuk dat door 4irNorddeut-
sche Rundfunk is verfilmd. Een er
van gaat over de nazi-processen.
Over het absurde feit dat je tegen
mensen die een volkerenmoord be
gaan hebben, dezelfde procedure
volgt als tegen iemand die een ge
wone moord begaan heeft. Dat de
zelfde wetten voor het ene ook
voor het andere gelden. Die absur
diteit heeft me altijd gefrappeerd.
Vooral toen ik zelf „Protokollfilh-
rerin" was bij nazi-processen en la
ter in Israël in een documentatie
centrum
over de „ho
locaust"
werkte".
In 1957 kwa-
Ida Fink: „Ik heb eigenlijk altijd wel willen
schrijven. Maar ik ben toch pas laat be
gonnen. Met een klein verhaaltje over wat
mijn zuster overkwam".
men Ida
Fink en haar
man naar Is
raël. Ze ver
onderstelt
dat het voor
veel Europe
se joden een
moeilijke
overgang ge
weest moet
zijn. „Niet
voor ons"
zegt ze. „Wij
wilden al
lang beslist
naar Israël.
Daar hadden
we familie
die er al voor
de oorlog
heengetrok
ken was. En
dat scheelt
erg veel".
Over haar
thema's tot
nu toe: „Nee.
schrijven
over dat ver
leden was
niet moeilijk
voor me.
Laat ik het
anders zeg
gen, toen ik
eindelijk
ging schrij
ven was het
niet moeilijk
meer voor
me. Het was
een nood
zaak. Ik
denk dat de
oorlog van
een hoop
mensen, die
er niet over
konden pra
ten, schrij
vers gemaakt
heeft. Wie de
oorlog en de
jodenvervol
gingen heb
ben meegemaakt, komt er eigenlijk
nooit meer van los. Je wil er alles
over lezen dat je maar te pakken
kan krijgen". Ida Fink blijkt ook
behoorlijk geïnformeerd over
joods-Nederlandse literaire publi-
katies over de oorlog. Ze wil graag
G. L. Durlachers „Strepen aan de
hemel" lezen. Ze heeft Judith Her-
zberg in Israël ontmoet en haar
werk in Duitse vertaling gelezen
(„Een prachtige dichteres"). Hoe
staat ze nu in de wereld Ze glim
lacht wat. „U bedoelt of ik optimist
ben of pessimist. Wat dacht u zelf
Als je de wereld bekijkt kan je
moeilijk optimistisch zijn. Maar aan
de andere kant, wie in Israël woont
móet wel een optimist zijn. Zonder
optimisme en hoop bestond er hele
maal geen Israël".
Symbool
Ida Fink denkt ppvallend na bij de
vraag wat de Anne-Frankprijs voor
haar betekent. „Ik was er door ver
rast", zegt ze dan. „Een voor mij
belangrijke verrassing. Tenslotte is
Anne Frank een symbool over de
hele wereld geworden". Tegelijker
tijd vraagt ze zich af waarom juist
haar boek bekroond is. „Het is „in
de zin van" Anne Franks dagboek
geschreven, zegt de jury", denkt ze
hardop. „Maar dat is natuurlijk erg
vaag. Ik moet toch vragen hoe ze
dat bedoelen". Het lijkt me niet zo
moeilijk. Wil je loskomen van de
abstract aandoende aantallen ver
moorde mensen, wil je werkelijk
voelen wat zaken als anti-semitis-
me, rassenwaan en oorlog beteke
nen, dan zul je dat zo dicht moge
lijk bij mensen moeten brengen
door ze te laten zien wat ze mét
doodgewone mensen in een dood
gewone situatie doen. En dat doet
Ida Fink in „Een klein ogenblik".
Het is de enige manier om er van
te leren.
Heeft Ida Fink wat dat betreft
hoop Ze denk na, zegt eerst „nee",
maar nuanceert dan: „Eigenlijk zou
ik ja en nee tegelijk moeten zeggen.
Ik geloof dat er mensen zijn die
van het verleden geleerd hebben,
bij wie al wat er geschreven is iets
wakker heeft gemaakt. Maar," ze
vertrekt haar gezicht bijna pijnlijk,
„er blijven mensen die nóóit zullen
leren"4 BERT JANSMA