)e Nonnenbrug: Waardige hoofdrolspeler 1(h de 100e aflevering van deze rubriek hond zoekt: huis Vrouwen stonden in 17e en 18e eeuw crimineel hun mannetje jMaike en Joke zijn onafscheidelijk UIT LEIDS JAARBOEKJE 1985: ^DÊN OMGEVING £eidóc6omxmt ZATERDAG 7 SEPTEMBER 1985 PAGINA 11 de honderdste aflevering Rijk ideze serie moet in het 282Jn staan van een van oge ^belangrijkste bruggen iati ^Leiden, zo niet de al- T sUMP30^^^, meest 8e* is ee^ra^eerc^e en elders ari l| bekende brug van de iu ontelstad: de Nonnen- voort Van het Rapenburg ProTj zeker dé blikvanger, najJjjoals in de zeventiende ?eft r >emand (die zelf aan den ii Rapenburg woonde) ïgen.ierkte: omdat Europa in mooiste werelddeel de Nederlanden het larf vtiste dee* van Europa, lO.sJand de mooiste van 'aardfzeventien provinciën, onden de mooiste stad taat-1 Holland en het Ra- ^Aurg de mooiste ht van Leiden was, hij dus in de el iniiste straat van de hele e geneld. Ook al zal niet ie- )Uwefeen meer deze redene- willen volgen, er- aa] Hd moet worden dat het t no<fenburg nog steeds een Her4 de mooiste stadsge- »jn ajten van Nederland is. i en 4 "ent'tmoedelijk is het Rapen- idijk.jg gegraven in 1204 tijdens 8000, burgeroorlog, waarbij de mejcht voor het laatst een og 2|taire rol speelde. Over •entei vestgracht rond het ne- i pefcetünkje Leiden hebben is heforste instantie drie brug- it pn gelegen: een bij het ïeest^rdeinde, een bij de uit- het hding van de Vliet, waar ldenh nog de Witte Poort rotinhd, en een bij de Hoge- ijn. 4rd. Buiten die singel- stingcht lagen meest weilan- let Ij en aè Krijthoeve. Die 'ordéjthoeve was een perceel :t de eigendom was van de r eenaf van Holland en een een ^denkele keer gebruikt stel^d voor een soort godsoor- •1: wanneer de rechterlijke cht er niet uitkwam of ie- ieesttad schuldig of onschuldig en fc, moest die een tweege- n v<jht aangaan met een door gsrqgraaf (de hoogste autori- an i in Holland) aangestelde dag?mp". Als de verdachte in. was.hij dus onschuldig; Bruggen, we maken er allemaal gebruik van. Zeker in een waterrijke stad als Leiden zijn net onmisbare schakels in het wegennet. Veel aandacht is er nooit aan de Leidse bruggen besteed. De stilte is echter al flink .verstoord" met in 1983 de verschijning van het gemeentelijke Brug- genboek, de onlangs gehouden tentoonstelling „De Leidse Bruggen en de wekelijkse rubriek „OverBruggen", die in middels de 100 heeft bereikt. Samensteller en schrijver is de begeleider van deze werkgroep, de heer P.J.M. de Baar van het Gemeentearchief. Hij put uit materiaal dat is ver zameld door een werkgroep van historisch geïnteresseer den. Kees van Herpen tekent voor de eindredactie. De re- produkties zijn van fotograaf Wim van Noort. Vandaag verschijnt het honderdste artikel in deze serie. getrokken was, werd niet meteen ter plaatse van de Nonnenbrug een overbrug ging van het Rapenburg ge maakt De Nonnensteeg be stond niet eens: er was één groot bouwblok tussen Kolf- makerssteeg en Doelensteeg. Ook bestond de Kloksteeg nog niet. De vraag is natuur lijk wanneer de oudste Non nenbrug gebouwd is. Hoewel 1426 vaak als datum wordt genoemd, zal dit niet lang na 1430 plaatsgevonden hebben. Nadat de stad het grote en nog vrijwel onbebouwde erf van Jan van Rijswijc, bekend onder de naam „Bloemen- dael", onteigend had, kon het St. Agnieten- of Gefalijde Be gijnhof van het Pieterskerk hof verplaatst worden naar het zuidelijk deel hiervan. Dit begijnhof omvatte behal ve het terrein van de voor malige Universiteitsbiblio theek ook de huizen aan het Rapenburg en de Kloksteeg zuidzijde. De kapel van het begijnhof is nog steeds te herkennen op het eind van het gelijknamige steegje. In 1434 werd in deze omgeving bestratingswerk verricht, maar de exacte plaats is niet bekend. Dit kan dus in de Kloksteeg zijn geweest. Er gens tussen 1429 en 1435 werd bepaald dat Jan van Rijswijc nog geld moest beta len voor de straat van het kerkhof tot de brug die ligt over de Vest (het Rapen burg), dus toen bestond de brug al. Aan de overzijde van het Ra penburg stonden ook al enige woningen. Zelfs op de plaats van de Nonnensteeg was be bouwing. Zo werd in 1413 een hypotheek afgesloten op het huis dat daar stond. Later is dit eigendom geworden van het klooster van de Wit te Nonnen of Jacobinessen. Dit klooster werd kort voor 1447 gesticht door Margaret- ha Boudewijnsdr. en Mach- telt Jansdr. In 1450 werd de kapel van het klooster ge wijd. Na een vergroting in 1516, de plundering tijdens de beeldenstorm in 1566, en een zware brand in 1569 werd het in 1572 opnieuw ge plunderd en als onderdak voor militairen en vluchte lingen ingericht. Eerst in 1581 werd het de zetel van de Universiteit. Ten noorden van het Witte Nonnenklooster vestigden zich na 1430 meer belangrij- ke personen, zoals stadssecre taris en griffier van de Raad van Holland Jan Rosa, en le den van geslachten als Van Boshuizen, Van Swieten enz. Aan de oostzijde van het Ra penburg waren het echter meest kleine achterhuizen, van de grote panden aan Pie terskerkhof en Papengracht. De verschillen tussen deze soorten bebouwing moeten dan ook wel groot geweest zijn, en eigenlijk is dit beeld alle eeuwen door blijven be- )p d- hij verloor, en het er le- Jduïjd van ai bracht, wachtte >1 P*n een veroordeling, soms d. jnog de strop of het #aard. Het kampvechten akte na 1350 allengs in on- .uik Toen in 1389 de Witte X® \Sgel gegraven werd, kon terrein dan ook gemakke- ateiV voor bebouwing gebruikt arMrden ?rote en Bdat het gebied tussen het naaipenburg, in de volksmond aor g heel lang „oude vest" ge- 1 deemd. en de „nieuwe vest" it m Witte Singel, bij de stad 'eld. zulle staan: tussen kasten van hui zen vindt men ineens vrij kleine huisjes geplakt. Op de wat grotere lege plekken ble ken vooral kloosters goed te aarden: behalve dat van de Witte Nonnen waren er ook het St. Barbaraklooster (hoek Rapenburg-Langebrug, ge sticht omstreeks 1440), het St. Hieronymusklooster alias Roma (in 1444 overgebracht naar het Rapenburg, de hui dige nummers 35-57) en aan de huidige Kaiserstraat het Cellebroersklooster, reeds vermeld in 1421. Vermoedelijk was de eerste Nonnenbrug van hout. Vóór 1576 moet hij vervangen zijn door een stenen brug met twee bogen, gezien de oudste betrouwbare afbeelding uit dat jaar. Twee jaar later was bij een inspectie niets op zijn toestand aan te merken, maar toch liet de tand des tijds hem niet onberoerd. Op 17 april 1609 meldde Gerrit Lenaertsz. als gecommitteer de van de getimmerten van de stad aan zijn bazen, het stadsbestuur, dat de boog van de brug over het Vlietgat (de latere Vlietbrug), de platin gen (walmuren) van de Vliet en de Nonnenbrug met de platingen van het Rapenburg daar in de buurt erg verval len waren en hij stelde voor alles te repareren of vernieu wen. Het stadsbestuur besloot om De Nonnenbrug op een gra vure uit 1762 van Abraham Delfos naar een tekening van J.J. Bijlaard, met voor de Academie een trekschuit die wordt geboend, en aan de brug nog de wapens van de burgemeesters uit 1669. De oudst bekende foto die Leiden als onderwerp heeft, is genomen op het Rapen- brug. De Universiteit heeft nog zijn sterrenwacht op het dak. Foto 1858. op staande voet te beginnen met het repareren of indien nodig nieuw optrekken van de Nonnenbrug en tegelijker tijd de platingen van het Ra penburg tussen de brug en de Exijstoren aan het Galgewa ter bij de hoek van het Kort Rapenburg te vernieuwen. Voor deze operatie moest het Rapenburg met een dam ten zuiden van de Nonnenbrug en ten noorden van de kleine brug (later de Sluisbrug ge noemd) over het Kort Rapen burg in het Galgewater afge damd worden en drooggema len. Voor het toezicht op het werk moest Lenaertsz. kan didaten voor het „plating- meesterschap" voordragen. Het stadsbestuur stelde uit en schorste verder hetgeen Le naertsz. over het Vlietgat en de platingen aan de Vliet had voorgesteld tot een volgend jaar, omdat dat haar nog niet zo nodig leek. Lenaertsz. droeg zijn kandi daten voor en op 30 april 1609 werden tot gecommit teerden benoemd Cornelis Pietersz. Speek, timmerman, Willem Cornelisz. van Bil- derbeeck, metselaar, Loys El sevier, boekbinder, en Egbert Jansz. timmerman, om sa men met Lenaertsz. dit werk te verrichten. Wel móesten ze zo zuinig mogelijk zijn en konden geld lenen, als dat nodig was. De gecommitteer de „plaet- ende diepmeeste- ren van het Rapenburch" wendden zich op 2 juli tot het stadsbestuur met de medede ling dat ze materiaal gekocht hadden maar geen geld meer hadden. Het stadsbestuur verleende toestemming om geld tegen rente te lenen. Men zou verwachten dat er haast gemaakt zou worden, maar het metselen werd uit gesteld tot na de winter. In middels suste de stad ook een ruzie tussen de platingmees- ters en landmeter Jan Pie tersz. Doü; deze kreeg bevel te helpen met méten, calcule ren, het verdelen van de kos ten enz., „zonder dat hij daervan sal blijven in gebre ke" tegen het normale loon. Het stadsbestuur ging op 22 april 1610 eens ter plaatse kijken en stelde meteen de hoogte van de plating en de breedte van het Rapenburg vast. Op 28 april 1610 kon het werk aan de walmuren, het slaan van de dammen en het droogmalen aanbesteed wor den in een zeer groot aantal kleine stukjes. Het Rapen burg werd op de meeste plaatsen breder en de wegge- graven grond werd op 21 juni publiek verkocht. Overigens leidde dat weggraven weer tot onenigheid: op 23 juli werd de vrede getekend en omdat de afpaling van de breedte onvoldoende geweest was zodat de aannemers zich daarin vergist hadden, kre- §;n zij een schadeloosstelling, e Nonnenbrug en Doelen- brug werden door het stad- spersoneel aangepakt; naar voorzichtig geconcludeerd kan worden is de Nonnen brug niet volledig ver nieuwd, maar bleef het bij een ingrijpende reparatie. Aan de zuidoostvleugel van de brug had indertijd Louris Adriaensz. met toestemming van de stad een lappershuisje gebouwd. Ofschoon het in 1610 door zijn weduwe, Machtelt Pietersdr., ver nieuwd was, werd het snel daarna door de stad gekocht en in gebruik gegeven aan Guillaume Fabur, schoenlap per, die geen huur hoefde te betalen, maar wel de brug moest schoonhouden en zor gen dat die „klaar en rein" bleef en niet met vuilnis werd volgestort. Het huisje aan de Nonnenbrug bestond nog in 1616, maar moet kort daarna verwijderd zijn. Daar van had het stadsbestuur op 9 november 1622 weer al spijt: voor de Universiteit werd weer as en vuilnis gegoten en gestort, tot ontsiering van de Universiteit, en nu moest er een huisje voor een hand schoenmaker of zo gemaakt worden. Om het uitzicht zo weinig mogelijk te bederven moest dit lappershuisje een stukje in de grond ingegra ven worden. Schotdeuren In de hierna volgende jaren werden slechts kleinere wer ken uitgevoerd, zoals het aanbrengen van schotdeuren onder de brug in verband met de waterverversing; Jan van Ackeren werd hiervoor in 1663 betaald. Maar in 1669 was er een zeer grote beurt voor met name de Celle- broersgracht (Kaiserstraat) gewenst en in het kader hier van besloot het stadsbestuur ook de Nonnenbrug te ver nieuwen. Omdat over een zo brede gracht een brug met drie bogen mooier was dan een met twee, viel op 4 april 1669 het besluit een drie-W- gige brug te bouwen. Op 8 april voluien de aanbestedin gen: Huych van Leeuweric- kenvelt en Cornelis Deecken namen aan tussen 1 mei en half mei het afdammen en weggraven van de bagger te verrichten, Willem Wijmoth nam voor f 1000 aan om voor half mei de blokken natuur steen voor de bogen en de wapens van de vier burge meesters uit 1669 te maken, en Jan Harmensz. van Aer- denstoff kreeg voor 480 op gedragen tussen half mei en eind juli het metselwerk te verrichten (inclusief het wegbreken van de borstwe ring voor de Academie). Het natuursteenwerk werd van „Kossense stucksteen" (Es- causijnse Mauwe steen) ge maakt, maar het materiaal voor de te houwen wapens met helm en lofwerk werd door de stad geleverd en zal wel marmer geweest zijn. Deze wapens van 3'/$ voet in het vierkant (1.10 vierkante meter) zijn in 1795 tijdens de rage van Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap als zijnde strijdig met de gelijkheid weggehakt. Nadat Evert Jansz. van Son- nenberch op 23 juli 1669 voor 145 aangenomen had de gietijzeren leuningen te plaatsen was groot onder houd verder niet snel meer nodig. Eerst op 16 januari 1911 werd voor ƒ1128,- aan P.L. Neuteboom aanbesteed het vernieuwen van het oos telijk gewelf der „Kloksteeg- brug". De recentste geschie denis is bekend: in 1978/79 is de brug geheel herbouwd, al is het natuursteenwerk waar mogelijk hergebruikt. Wekelijks verschijnt in de Leidse Courant de rubriek „Hond zoekt huis". In deze rubriek wordt een hond (of soms ook wel een kat) beschreven die in het asiel ver blijft om daar een zekere dood tegemoet te gaan... ten zij het dier een goed tehuis vindt. De in de rubriek be schreven honden zijn óf gevonden óf door hondenbezit ters naar het asiel gebracht. Ze worden om uiteenlopen de redenen afgestaan, vaak begrijpelijk, maar soms ook volslagen onzinnig. De in „Hond zoekt huis" beschreven dieren zijn alle goed gezond, hebben een wormenkuur ondergaan en zijn volledig ingeënt. Tegen betaling van circa 80 gulden (voor katten is dat 45 gulden) ten bate van zwerfdieren zijn ze af te halen. Adres: Nieuw Leids Dierenasiel, Besjeslaan 6b, Leiden. Tel.: 411670. Geo pend di. t/m vr. 10-12 en 14-16 uur. Zondag en maandag gesloten. cht ..Is sen.l rubriek „Hond zoekt t" ruimt deze week weer s plaats in voor het ande- ;r populaire huisdier. De wordt goed benut, dit keer worden twee ^.^en aangeprezen. Dat Vl%t ook wel, want de zusjes n zMke en Joke zijn onaf- pidelijk en moeten dus bij aar blijven. Wie Maike ^-jdmt krijgt er Joke bij en geldt natuurlijk ook an-r ■te °Iit dit zwart, terwijl de snoet van Maike gedeeltelijk wit is. Deze erg mooie katten zijn een beetje op zich zelf; door hun vrije leven op de boerde rij zijn het geen schootpoesjes geworden. Maar dat neemt niet weg dat Joke en Maike erg lieve huisdieren zijn. Ze zijn niet schuw, maar komen graag even naar de baas om zich te laten aanhalen. En op schoot zitten vinden ze af en toe heel fijn. Belangrijk is wel dat Joke en Maike in hun nieuwe omgeving de mogelijkheid hebben om een luchtje te scheppen. Door hun vrije leven zijn ze eraan gewend geraakt om buiten rond te stappen. Daarom is het voor deze dieren extra sneu, dat ze al sinds maart in een hok van het asiel zitten. Boemer Opmerkelijk is dat het ver haal over de elf maanden oude Boemer, dat afgelopen zaterdag in deze krant stond, geen enkele reactie heeft op geleverd. Deze hond (waar schijnlijk een kruising tussen een dobermann en een her der) zit daarom nog in het asiel. ;e en Maike zijn afkomstig Roelofarendsveen, op 28 |JJ|fert van dit jaar werden ze het asiel aan de Besjes- gebracht door hun eige- De twee zusjes beland- van de hemel in de hel. dat het dierentehuis een is, verre van dat, maar en Maike woonden op boerderij en een dergelij- omgeving kan een para- h voor katten zijn. Volgens 4 eigenaar had hij teveel öten en kon hij de twee i er niet meer bij heb- :e en Maike zijn ongeveer ar oud, in het dierenet- zijn ze allebei gesterili- I, zodat nakomelingen- /iap er niet meer inzit. Ze 4.en bijzonder veel op el- ïr, het zijn zwart-witte, é"opese kortharen. Zowel ice als Maike heeft witte er. tjes Toch zijn de zussen bakkelijk uit elkaar te [iden. De snuit van Joke is Joke en Maike zijn lieve zusjes. LEIDEN Vrouwen hebben in de zeventiende en achttiende eeuw een flink aandeel gehad in de criminaliteit in Leiden. Begin 1600 nam het vrou welijk gedeelte van de be volking 14,3 procent van alle misdrijven voor haar rekening, in het laatste kwart van 1700 was dit gestegen tot maar liefst 48,2 procent. Deze gege vens werden door D.J. Noordam naar boven ge bracht. Hij publiceert ze in het 77e Leidse jaar boekje, dat gisteren aan burgemeester C. Goekoop is aangeboden. Van de 5000 misdrijven die tussen 1601 en 1800 voor de Leidse rechters kwamen, wer den er 1565 door vrouwen ge pleegd. Dit is een percentage van 31,3. In vergelijking met de Zuidelijke Nederlanden of landen als Engeland of Frank rijk was dit veel hoger, maar het percentage komt aardig overeen met de situatie in Amsterdam (35%) en andere steden in de Republiek. Als een van de oorzaken voor dit grote, vrouwelijke aandeel wijst Noordam op het feit dat de steden in de 17e en 18e eeuw met een vrouwenover schot kampten. Noordam kan geen bevredigende verklaring geven voor schommelingen in de omvang of het aandeel van de vrouwencriminaliteit. maar hij zegt dat het mogelijk is dat er in periodes van achteruit gang meer misdrijven ge pleegd werden die werden veroorzaakt door armoede. Vrouwen maakten zich rela tief gezien meer schuldig aan Links: Marijtje van Harten, een Leidse prostituée. Kopergravu re door P. Kikkert, 1798. vermogensdelicten dan man nen; in het eerste en derde kwart van de 18e eeuw wer den zelfs de meeste van deze misdrijven door vrouwen ge pleegd. Volgens Noordam was de economische teruggang hier schuldig aan. Diefstal uit wo ningen kwam veel voor (vrou wen werkten in huizen) en kleding werd van het bleek veld gehaald. Ook waren vrouwen actief op het gebied van heling en zakkenrollerij. Vrouwen namen ook de mees te zedendelicten voor hun re kening, prostitutie was een volledige vrouwenaangelegen heid (ook de organisatie was in Leiden in de handen van vrouwen). Ook overspel leidde veelvuldig tot veroordelingen; het ging in deze gevallen vaak om vrouwen van wie de man in de Oost verbleef. In 1606 en 1688 stonden in Leiden zelfs drie vrouwen terecht wegens sodomie. Deze vrouwen leef den met elkaar als man en vrouw. Vrouwen maakten zich rela tie' meer schuldig aan ban- Rechts: De landloopster, Ko pergravure door P. Kikkert naar Callot, 1798. breuk dan mannen. Vroeger kon iemand worden verban nen uit een stad en als hij of zij toch terugkeerde, dan was er sprake van banbreuk. Delicten die verband hielden met de openbare orde en geweld wer den meer door mannen ge pleegd, al was het vrouwelijke aandeel in de bedelarij erg groot. Ook kindermoord, tove narij en het te vondeling leg gen, waren het „pakkie an" van de vrouwen. Heggi erus Het 77e Leids Jaarboekje van de Vereniging Oud-Leiden, dat dit keer de nadruk heeft verschoven naar de 19e eeuw, bevat verder een verhaal over de welgestelde Lutherse predi kant Heggerus, die wel wat rechtlijnig in het geloof was, maar de Lutherse kerk in zijn ambtsperiode (1622-1665) ver fraaide en uitbreidde. Het arti kel gaat uitgebreid in op de in middels verdwenen grote schilderijencollectie van deze predikant, die zelfs schilderij en in de keuken had hangen. Andere onderwerpen zijn „Frans van Mieris en het port ret van Jacob van Heems kerk" en „een theeblad in Ja pon de Commande". Ook wordt door Peter van Zonneveld uitvoerig ingegaan op het Letterkundig Genoot schap in Leiden in de periode 1830-1840, komen portretten van 37 leerlingen van het Pae- dagogium aan de orde en be vat het Jaarboekje een koste lijk verhaal over de kost- schooljaren van Alexander Ver Huell. J.P. Zwanenburg zet de Leidse gevelstenen op een rijtje en M.H.V. van Am- stel-Horak doet de geschiede-, nis rond de Morgenboeken van Rijnland (drie eeuwen on- beschrijft oude perceelsnamen in de Katwijken, de Archeolo gische Kroniek is van H. Suurmond-van Leeuwen en E.J. Veldhuyzen vat de veran deringen van het Leidse stads beeld samen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1985 | | pagina 11