Tijdelijk werk leidt veelal tot vaste banen
werd het
donker
En toen
QeidócQowumt
25 JAAR RANDSTAD U
BINNENLAND/BUITENLAND
Op 6 augustus 1945, een prachtige zomerochtend,
ontploft precies zestien minuten over acht „little
boy" boven het industriegebied van Hiroshima.
„My god, what have we done?", roept gezagvoerder
Robert Lewis als hij de gigantische paddestoel aan
de horizon ziet oprijzen. Pas veel later realiseert Le
wis zich wat hij veroorzaakt heeft 71.000 mensen
zijn binnen enkele minuten gestorven, 68.000 zwaar
gewond. De wereld is het atoomtijdperk binnenge
gaan, of, zoals Truman zal zeggen: „Dit is het be
langrijkste moment uit de geschiedenis".
Maar er is nog een tweede atoombom voor nodig
om Japan tot volledige overgave te dwingen. Het
doel: Nagasaki. Wat de Amerikanen niet weten, is
dat in de Nagasaki-vallei ruim honderdtien krijgs
gevangenen werken. Onder hen de Nederlander
Louis Seijdel, kampnummer 529. Hij overleeft de
bom, die nog eens 35.000 dodelijke slachtoffers
maakt.
In zijn flat in Rijswijk blikt SeijBel veertig jaar la
ter terug.
-
MAANDAG 5 AUGUSTUS 1985 PAGIN
d<
Louis Seij
overleven R'
van Nagaj se
„Man, zei. b;
Amerikaai hi
geef geen a'
voor jelevl 1-
Je bent P'
bestraald,—
krijgt kant j
wat zich had afgespeeld. Dat
er een atoombom was ontploft
hoorden we pas weken later.
Maar de aanblik die het dal
die nacht bood zal ik nooit
vergeten. Eén razende vuur
zee. Ik weet nog dat ik dacht:
dit moet keizer Nero gevoeld
hebben toen hij vanuit de heu
vels Rome zag branden. Hier
voor heeft hij zijn eigen stad in
de fik gestoken. En misschien
was hij zo gek nog niet, want
ik moet bekennen: het was
een geweldig gezicht".
Na een nacht in de heuvels
volgt opnieuw de strijd om het
bestaan. Er is een Japanse be-
\Vaker die zich over het groep
je gevangenen wil ontfermen.
Ontfermen, jawel, want zon
der Japanse begeleiding lopen
de gevangenen het risico door
de bevolking gelynched te
worden. Onder bewaking dus,
beginnen de gevangenen aan
een verschrikkelijk werk:
puin ruimen, gewonden ver
binden, lijken verbranden.
Voor veel slachtoffers kan
maar weinig gedaan worden.
Zo overlijden nog eens vijf ge
vangenen aan, infecties, long
ontsteking, bloedverlies.
Ruim een week weken later,
het is dan 14 augustus, capitu
leert Japan. Twee september
trekken Amerikaanse troepen
Tokio binnen terwijl aan
boord van het slagschip „Mis
souri" de capitulatie-overeen
komst getekend wordt.
Enkele dagen daarna ziet Seij
del de eerste Amerikaan. Deze
maakt de voormalige leraar li
chamelijke opvoeding duide
lijk dat hij ten dode is opge
schreven.
Seijdel: „Ik weet het nog goed.
Man, zei-die Amerikaan. Ik
geef geen cent voor je leven.
Je bent bestraald, je krijgt
kanker".
Seijdel wordt met honderden
andere krijgsgevangenen naar
Manilla gebracht, waar hij zich
laat onderzoeken. Uiterlijk
mankeert hij niets, maar ook
in zijn bloed wordt niets ge
vonden. En Seijdel laat zich
zelf opgelucht inschrijven als
bloeddonor.
Nu, na veertig jaar, is Seijdel
een opgeruimde en vitale huis
vader in Rijswijk. De ver
schrikkingen van Nagasaki
hebben geen door herinnerin
gen gekweld mens van hem
gemaakt. Ook over zijn ge
zondheid zegt Seijdel zich geen
zorgen te maken. „Sinds ik in
Manilla ben goedgekeurd heb
ik me daar niet meer druk om
gemaakt. Ik leef beslist niet
met de dood in mijn ogen".
Om die woorden te onderstre
pen pakt hij portretfoto's van
de schouw. Grinnikt: „Kijk es
hier: een kleinzoon van vier
en een kleindochter van zes.
Twee wolken van kinderen!
Ook mijn eigen twee kinderen
hebben nooit iets gemankeerd,
wat zal ik dan piekeren?".
En toch blijft de heer Seijdel
een merkwaardige verschij
ning. Heeft deze man werke
lijk de atoombom over zich
heen gehad? Hoe bestéét dat
hij nog leeft, beweegt, doet,
praat en denkt. In Nagasaki
moet de wereld zijn opgehou
den te draaien. Maar Seijdel
pakte de draad weer op,
trouwde en emigreerde in 1950
naar Nederland waar hij zijn
oude beroep van gymleraar
weer opvatte bij het Thorbec-
ke Lyceum in Den Haag.
Welkom
Seijdel: „Ik wil niet zeggen dat
ik een deskundige ben, maar
ik kijk toch heel anders tegen
die atoombom aan dan de
meeste Nederlanders. Natuur
lijk is het een onmenselijk wa
pen. Maar als krijgsgevange
nen verwelkomden wij die
bom als een mogelijkheid om
te overleven. Zonder een snel
le capitulatie van Japan waren
alle 150.000 gevangenen in Ja
panse kampen doodgemaakt,
daar kon je gif op innemen.
Zovele mensen denken ook: er
is geen leven na de bom. Maar
mijn ervaring is anders. In
1945 werd ons verteld dat Na
gasaki en Hirosjima de komen
de veertig jaar niet meer leef
baar zouden zijn. Maar een
paar jaar later werden er al
ilijke
gen bewaart Seijdel zekei
zijn periode in Japanse k;
gevangenschap, maar vei]
ken met Nagasaki blikt hij
meer afschuw terug op de
maanden die hij in een 1
op Ambon moest doorbrei
„In de eerste weken stie J
van de 1350 gevangene;
tweehonderd aan dyserj
en berri-berri. We we
gruwelijk mishandeld,
van mijn maten is doodg
gen, omdat hij een meisjjJI
eten had gevraagd". h(
I0
Aan het Thorbecke-ly< p,
smeekten zijn leerlingen i
dan eens om „spannende"
halen uit Nagasaki, g:
maakte Seijdel soms een u bi
vrij, en veranderde het gy
caal in een geschiedenis j(
Seijdel: „Niet dat ze er
van hebben geleerd, 1
even later zaten ze elkaar 01
vast weer in de haren". \N
Met de jaren is de mild
niet uit de oud-leraar w<
vloeid. Hij beziet de „j -■
van vandaag de dag" m< I
nodige zorgen, maar staat I
zelf niet toe pessimistisc
worden. Seijdel: „Waar ik
eens moeite mee heb, is
onverschillige levenshot
die Je soms bij jongeren J
treft. Dat idee van: je
maar wat, leef maar |S/
want je weet toch niet je<
morgen nog bestaat. Het WQ
keuren van dingen die
goed te keuren zijn, omds
geen vertrouwen meer hePe
de toekomst. Waarom zom'
jongeren geen vertroiha
meer hebben in de toekcco
Ik zie daar geen reden vcva
Er valt een korte stilte.
verzucht Seijdel: „Jong
kunnen best een goede "C
komst hebben, als ze er iee
aan willen werken, lor
goed. Toch heb ik te:
trouwen in deze gene:jt€
Eens komen ook de r u
sombere jongeren tot ink
Dat zul je zien. Alles gaatori
mers voorbij?".
PAUL KOOP1
dertig procent subsidie". Na
tuurlijk worden er meer men
sen geplaatst maar er wordt
ook werkgelegenheid vernie
tigd. We maken mee dat Start
uitzendkrachten die maar 32
uur mogen werken, de overige
acht uur gaan werken via een
normaal uitzendbureau!".
Werklozen
De uitzendkrachten beslaan in
totaal anderhalf procent van
de beroepsbevolking. Van de
mensen die zich aanmelden bij
de bureaus doet slechts 10 pro
cent dat uit overwegingen van
werkloosheid. De overige 90
procent betreffen mensen die
om welke reden dan ook tijde
lijk ter beschikking staan: ge
huwde vrouwen die wat bij
willen verdienen, mensen die
van de ene baan in de andere
gaan, anderen willen in korte
tijd grote ervaring opdoen en
er zijn mensen die om welke
reden dan ook tijdelijk geen
vaste functie willen of kunnen
aanvaarden. Een kwart wil
überhaupt niet in vaste dienst.
Van de overige 75 procent
vindt bijna iedereen een vaste
baan omdat ze, aldus Goldsc-
hmeding, net zolang voor een
uitzendbureau blijven werken
tot ze een vaste baan gevonden
hebben. „Wekelijks verande
ren tussen de 6 en 10 procent
van onze uitzendkrachten van
baan. Aangezien de aanvragen
fluctueren met hooguit met 1
2 procent per jaar, kun je men
sen die vrij komen uit de ene
baan altijd weer in een andere
plaatsen. Het aantal mensen
dat bij ons onvrijwillig werk
loos wordt is bijzonder klein".
Tien procent werklozen in het
bestand van Randstad, op een
totaal van 750.000 werklozen,
lijkt erg weinig, erkent
Goldschmeding. „We werken
in Nederland met statische
werkloosheidscijfers: 800.000
werklozen en de volgende
keer zijn er 750.000, dus zijn er
50.000 minder. Maar in die pe
riode is het hele bestand aan
werklozen waarschijnlijk voor
het grootste deel al weer ver
anderd. Problematisch zijn de
langdurig werklozen, die
steeds verder afdrijven en ook
steeds moeilijker aanspreek
baar zijn. Dat kun je niet aan
Drs. F. Goldschmeding
de buitenkant zien, maar er
gens van binnen zit angst. Het
is als met een patiënt in een
ziekenhuis die moet je er niet
te lang in laten, want dan hos
pitaliseert hij".
Het grootste probleem van de
uitzendbureaus is de al eerder
genoemde verhouding tussen
vraag en aanbod. Er is een
groot gebrek aan afgestudeer
de hts'ers, mts'ers en heao'ers.
Ze zijn er niet, zegt Goldsc
hmeding. „Sterker nog, men
sen met een afgemaakte havo
opleiding die zijn niet eens te
vinden. Schoolverlaters idem
dito. Dus doen we er zelf wat
aan".
De grote Randstadbaas vertelt
een verhaal over een chef van
vestiging in Den Haag die met
een groot tekort aan verpleeg
hulpen werd geconfronteerd.
Hij had wel een aanbod Inas-
opgeleiden maar dat waren
geen verpleegkundigen. Hij
verdiepte zich in het probleem
en kwam tot de conclusie dat
het enige wat de Inas-mensen
niet konden, het wassen van
patiënten was. In zijn pand
was nog een verdieping vrij.
Hij kocht een pop, nam een
gediplomeerd verpleegster in
de arm en verzorgde een cur
sus patiënten wassen. Vervol
gens belde hij 28 ziekenhuizen
en instellingen, vertelde dat
die mensen patiënten konden
wassen en aan de vraag om
verpleeghulpen was voldaan.
Passief
„Je neemt daarmee geen taak
van het arbeidsbureau over,
maar gedraagt je als verant
woordelijke ondernemer. We
zijn jarenlang te passief ge
weest in dit soort dingen. De
werkgeversorganisaties zou
den hun leden dan ook op dit
gebied wat meer moeten sti
muleren. Werkloosheidsbe-*
strijding is individueel maat
werk geworden. Bij 800.000
werklozen en 400.000 bedrij
ven hoeft elk bedrijf er maar
twee op sleeptouw te nemen
en te begeleiden, dan zijn we
in één klap van het hele pro
bleem af. Met wat wij in Lely
stad deden is bewezen, dat als
je die mensen zorg geeft en
een klein beetje opleiding en
voor mijn part een trap onder
hun achterste, het op een be
paald moment wel lukt".
De bemoeienis van Randstad
met de scholing van uitzend
krachten beperkt zich niet tot
het leren wassen van patiën
ten. Ook op het gebied van
tekstverwerking en personal
computers worden cursussen
gegeven. Uitzendkrachten die
zich melden, kunnen tegen
een zeer gematigd tarief bij
Randstad terecht. Ook wordt
Randstad regelmatig door be
drijven benaderd om mensen
op te leiden.
Goldschmeding: „Vroeger
werd ons verweten dat we
niets anders deden dan men
sen wegstrepen tegen aanvra
gen. Wij konden niets anders
omdat de mensen die bij ons
werkten te kort in dienst wa
ren om duizenden guldens uit
te geven aan opleiding. Daar
om deden we niks. In de loop
der jaren zijn wij duidelijk van
visie en rol veranderd. Het is
misschien wel kort en je kunt
dan wel niet in alle beroepen
gaan opleiden, maar op het ge
bied van tekstverwerking, las
technieken en op het medische
vlak kun je best een heleboel
dingen doen".
Het "gaat de uitzendbramc
voor de wind. Ondank gj(
grote werkloosheid enejs
krappe arbeidsmarkt gjL.
het aantal verzoeken
krachten. Volgens Goldsc!va)
ding is dit vooral ont!COI
doordat de situatie dat veeme
drijven, maar ook de overgu|
te veel personeel hadder
het verleden behoort. Hij®ei
telt hoe jaren geleden eer!!,3
nisterie hem belde met
verzoek om 20 medewer
Wat ze moesten doen ^.a
volgens het ministerie ni€
zake. Uiteindelijk kwan
aap uit de mouw: de me^e
waren nodig omdat het ir .e*
terie zijn budget niet op k
De uitzendkrachten we
overigens niet geleverd. P?
De personeelsinkrimpi Mi
hebben volgens Goldscl jn
ding tot gevolg gehad da vj(
bij een bedrijf een order mi
nenkomt, of bij ziekte ol *7;
kanties, de bedrijfsleiding op
dekt dat een band of tele: n0
centrale niet is bezet. „Bi do
krap personeelsbeleid
eerder een beroep wordei
daan op tijdelijk personeel SI
vendien durven veel bedr
geen mensen in vaste dier®
nemen, want ze hebben n<E
verse smaak van een aft
ontslagprocedures in de n j
Dus doen ze een beroe p
ons".
Weerkaarten
Welke situatie zich ook 1
doet, door Randstad worl
met verve op ingespeeld,
de weerkaarten worden i
gaten gehouden. Is er
griepgolf in aantocht dan
den de aanvragen voor
zendkrachten verhoogd 2
zodra de griepgolf in Nj
land bedrijven dreigt lal
leggen, de klanten kul
worden voorzien van tijd
personeel. „Onze statistici
uitermate nauwkeurig
hun voorspellingen. H<
jammer dat men in Den
daar geen gebruik van m
Onze voorspellingen ovt
bewegingen op de arl
markt zijn altijd uitgekc
iets wat je van de voorsp
gen van overheidszijde
kunt zeggen".
MARGA RIJ1
rug en met de overige tien
werd van start gegaan. Goldsc
hmeding: „Ook die tien wilden
eigenlijk niet maar we hebben
de moeite genomen daar een
gedragswetenschapper naar
toe te sturen".
Op de vraag waarom het res
pons zo laag was haallt Goldsc
hmeding zijn schouders op en
verwijst naar het „Tante
Truus-effect". „De een zegt
dat de uitkeringen te hoog
zijn. Misschien gaat dat ten
aanzien van een aantal jonge
ren op. Weer anderen zeggen:
ze zitten zo gezellig 's ochtends
samen in de plaatselijke dorps
kroeg en als je uit de groep
valt word je mogelijkerwijs de
volgende dag niet meer geac
cepteerd. Dan kun je iemands
uitkering verlagen tot je een
ons weegt, maar hij gaat niet
aan het werk". Volgens Gold-
scheming zit er een stuk psy
chologie achter: „Men heeft
een enorme angst en dat
vraagt om een stuk begelei
ding".
Het uitzendbureau „Start" van
de overheid dat zich in princi
pe bezig zou moeten houden
met dergelijke projecten, voel
de er niets voor om met Rand
stad samen te werken. Het te
kende zelfs verzet aan tegen
de plannen. Goldschmeding
heeft een niet al te hoge dunk
van Start: „Het behoort men
sen te plaatsen die langer dan
een bepaalde tijd werkloos zijn
met als doel een vast dienst
verband. Nu komen er een he
leboel uitzendkrachten in vas
te dienst, bij ons is het percen
tage zelfs hoger dan bij Start.
Maar dat is niet ons doel. Mi
nister de Koning heeft gezegd
dat Start uitsluitend die men
sen zou mogen uitzenden waar
de uitzendbureaus geen droog
brood aan kunnen verdienen.
Dat is redelijk. Maar in de
praktijk is het werk van Start
gewoon concurrentieverval
send".
Hij noemt het „Job-plan" van
Start, dat werkloze jongeren
tegen dertig procent subsidie
in het bedrijfsleven plaatst.
Daar profiteren bedrijven van
die met uitzendkrachten wer
ken. Die zeggen op een gege
ven moment: „hé, ik kan Dijna
dezelfde uitzendkrachten krij
gen van Start, maar dan met
VEERTIG JAAR NA NAGASAKI:
Die morgen is er luchtalarm.
Een Amerikaans vliegtuig cir
kelt even boven het dal van
Nagasaki, maar laat geen bom
men vallen. „Optrekkende
mist, redelijk zicht, zwakke
wind" seint de marconist van
het verkenningsvliegtuig door
naar commandant Sweeny die
met zijn B-29 bommenwerper
nog ten zuiden van Kyoeshoe
vliegt.
De krijgsgevangenen m het
kamp Foekoeoka 14 zijn intus
sen weer gewoon aan het
werk gegaan. Sommigen heb
ben hun jasje uitgedaan omdat
het die dag zo benauwd warm
is. De pet, met daarop het
kampnummer, blijft op dat
is verplicht.
Een paar honderd meter ver
derop is Louis Seijdel bezig
met graafwerk in de heuvels.
Samen met twee andere ge
vangenen heeft hij de op
dracht een schuilplaats te ma
ken, zo'n anderhalve meter
hoog en 1,20 meter breed. Er
wordt in ploegen gewerkt, één
uur hakken, één uur rust. Nog
even doorgaan, dan zit het er
weer op, denkt Seijdel. Het is
al bijna elf uur.
Voor de ingang van de van de
inmiddels acht meter diepe
schuilplaats praat de tweede
ploeg gevangenen over het in
Foekoeoka meest geliefde on
derwerp: alle smakelijke ge
rechten die maar te bedenken
zijn. Het silhouet van het drie
tal is scherp afgetekend tegen
de blauwe lucht, waarin nog
een lichte sluier hangt
Dan, enkele minuten later,
schreeuwt een Japanse bewa
ker „Hikoki, hikoki!". Wéér
luchtalarm.
Seijdel: „Een dag eerder was
de Mitsubishi fabriek al gebom
bardeerd. Eén van die bom
men viel precies op een nieu
we manshoge boormachine,
die daarvoor met veel trots
aan ons was getoond. Daar was
dus niets meer van over behal
ve een groot gat in het dak en
een gat in de grond. Maar ook
de schuilloopgraven waren in
gestort. De kampleiding zei
toen: maak er maar nieuwe in
die bergwand daar".
Twee minuten over elf ziet
Seijdel een verblindende licht
flits. De drie mannen, leunend
op hun schop, lijken in de
lucht op te lossen. Er klinkt
gesis, een oorverdovend ge
rommel. In de schuilloopgraaf
vallen stenen en gruis naar be
neden. De Japanse bewaker
rent naar binnen, volledig in
paniek, en loopt Seijdel omver.
Seijdel: „Alles werd donker, ik
voelde iets zwaars tegen me
aanvallen en een lauwe vloei
stof liep over me heen. Later
bleek dat die Japanse bewaker
door de explosie gescalpeerd
was. Mijn gezicht zat onder
zijn bloed".
Terwijl de bewaker zichzelf
als een angstig insect in pro
beert te graven, zoekt Seijdel
een weg naar de uitgang. Als
daar het zonlicht weer lang
zaam door de stofwolken
heenbreekt, weet hij niet wat
hij ziet.
Seijdel: „De hele vallei, de fa
brieken, het station, de kathe
draal: alles, maar dan ook alles
was platgeslagen. Alleen een
paar schoorstenen stonden nog
overeind. Verpleger Denke-
laar was uit het kamp naar de
bergwand gerend. Toen hij mij
zag zei hij: Louis, jongen, je zit
onder het bloed. Maar dat was
Japans bloed, ik mankeerde
niets. Denkelaar had nog niet
gemerkt dat hij zelf een open
armbreuk had. Daar moest ik
hém weer op wijzen
Twee van de drie ploeggeno
ten van Seijdel, die voor de in
gang van de schuilplaats ston
den te rusten, zijn vreselijk
verbrand. Eén van zijn pet tot
'Je broekrand, de ander is op
borst en buik vuurrood, maar
de derde man, die met zijn zij
naar de explosie gekeerd
stond, lijkt niets te mankeren.
Seijdel: „Het drong gewoon
niet tot ons door wat er ge
beurd was. Het was allemaal
zo onwerkelijk. Toen even la
ter in het dal alles begon te
branden wat maar vlam wilde
vatten zijn we naar het kamp
gegaan om iedereen die nog
leefde en die we mee konden
nemen te evacueren. Dat ex
iets verschrikkelijks was ge
beurd was toen wel duidelijk".
Waanzin
In de vallei ontmoeten Seijdel
en zijn kampgenoten de waan
zin in zijn meest afschrikwek
kende gedaante. Ontvelde,
zwaar verbrande en gewonde
Japanse burgers en soldaten
lopen radeloos rond. Uit hel
puin klinkt gejammer en ge
kerm. Een Japanse vrouw
komt naar Seijdel toelopen,
maar ze ziet hem niet. Haar
aangezicht is compleet wegge-
schroeid.
Seijdel: Wij wilden haar hel
pen, maar de haat van de be
volking tegen de gevangenen
zat zo diep, dat ze daar niet
van wilde weten. Liever ster
ven dan mij de hand toeste
ken. Ze spuugde me in het ge
zicht, ze vond ons verachtelijk.
Andere Japanners waren vol
komen in shock of apathisch:
het leek of niets meer tot hen
doordrong".
In het kamp Foekoeoka 14, op
minder dan een kilometer van
het epicentrum van de bom,
zijn slechts drie doden te be
treuren; ruim honderd gevan
genen overleven die eerste dag
van de ramp. Er wordt zelfs
een paard gevonden dat nog
ongedeerd voor een wagen
staat. Daarmee worden men
sen en goederen naar de Oera-
kami-rivier gebracht. Andere
gewonden worden op .deuren
en plankieren de heuvels inge
dragen.
Seijdel: „Die nacht hebben we
in de heuvels onder de blote
hemel doorgebracht. Onder
weg had ik water gedronken
uit een kraan die nog intakt
was. De dorst was vanwege de
hitte namelijk verschrikkelijk.
Ook namen we komkommers
en wortels uit de heuvels mee.
Daarmee hebben we de eerste
honger gestild. Achteraf denk
ik wel eens: was die groente
dan niet radio-actief Maar
geen van ons heeft er, voor zo
ver ik weet ooit last mee ge
had".
Raadsels
Echt donker wordt het die
nacht niet. Daar beneden lijkt
het hele dal te branden. Een
Amerikaans vliegtuig komt
over en werpt een aantal licht-
kogels af om foto's te kunnen
maken. Seijdel en de overige
gevangenen denken echter,
dat het onheil opnieuw over
hen uitbreekt. Sommigen be
dekken zichzelf haastig met
bladeren. Want er was die
ochtend toch een chemische
bom ontploft? Hoe kon het an
ders dat sommigen zo raadsel
achtig verbrand waren? De
blote huid van enkele gewon
den is immers verteerd, terwijl
onder de kleding en onder de
uniform-pet weinig te zien is.
Seijdel: We hadden geen idee
DIEMEN Wat in 1960
begon als een „grap" naar
aanleiding van een scrip
tie over het fenomeen tij
delijke arbeid, is 25 jaar
later het grootste uitzend
concern van Nederland.
Werd het eerste jaar nog
een winst gemaakt van
9,03 gulden bij een omzet
van 20.000 gulden, dit jaar
draait het om een miljard
gulden. In 1960 ging het
om drie uitzendkrachten,
nu heeft Randstad er jaar
lijks 200.000. In vaste
dienst toen twee, nu meer
dan duizend mensen. „Die
groei, je loopt er hijgend
achteraan", verzucht pre
sident-directeur en grond
legger van Randstad Hol
ding NV, drs. F. Goldsc
hmeding. „Neem ons ma
nagement, de gemiddelde
leeftijd is 28 jaar. We ko
men weliswaar her en der
wat ervaring tekort maar
aan jeugdig elan ont
breekt het ons niet".
Met zichtbaar plezier vertelt
Goldschmeding zijn succes-sto-
ry. Jong, streepjespak, ketting-
rokend zit hij comfortabel ach
terovergeleund in zijn direc
tiekamer in het hoofdkantoor
in Diemen. „Het vak uitzen
den is het brengen van een
evenwicht tussen aanbod en
vraag, verspreid over een im
mens aantal functies. Het
vergt inzicht en kennis van de
werking van de arbeidsmarkt.
Het is niet alleen het wegstre
pen van een rij typistes tegen
een rij aanvragen. Als dat zo
gemakkelijk lag dan zou bij
wijze van spreken een compu
ter het werk kunnen doen. Je
wordt echter dagelijks gecon
fronteerd met het feit dat
vraag en aanbod bijna nooit op
elkaar passen waardoor elke
uitzending een soort bevalling
wordt. Blij als het weer gelukt
is".
Goldschmeding noemt zijn be
drijf een van de goedkoopste
organisaties, met betrekkelijk
lage winstmarges, maar met
een bijzonder goed rendement.
„Doordat we decentraal opere
ren met meer dan duizend bu
reaus. Een uitzendbureau,
moet, naar de lokale markt
toe, altijd klein blijven. Ter
plekke moet een besluit wor
den genomen welke uitzend
kracht naar welk bedrijf toe
gaat, het contact met de bedrij
ven en de uitzendkracht kan
uitsluitend lokaal".
Lelystad
Randstad laat het niet bij de
constatering dat vraag en aan
bod niet op elkaar zijn afge
stemd. Met het verzorgen van
eigen opleidingen probeert
men gegadigden inpasbaar te
maken. Zo werden in een aan
tal steden langdurig werkloze
jongeren die hun school niet
hadden afgemaakt, een oplei
ding aangeboden met het uit
zicht op werk.
In Lelystad werden in samen
werking met het arbeidsbu
reau 500 jongeren aangeschre
ven. Vijftig meldden zich,
veertig trokken zich alsnog te
ANGST OP DE „AMSTERDAM"
SUSKEENWISKE