Tijdelijk werk leidt veelal tot vaste banen werd het donker En toen QeidócQowumt 25 JAAR RANDSTAD U BINNENLAND/BUITENLAND Op 6 augustus 1945, een prachtige zomerochtend, ontploft precies zestien minuten over acht „little boy" boven het industriegebied van Hiroshima. „My god, what have we done?", roept gezagvoerder Robert Lewis als hij de gigantische paddestoel aan de horizon ziet oprijzen. Pas veel later realiseert Le wis zich wat hij veroorzaakt heeft 71.000 mensen zijn binnen enkele minuten gestorven, 68.000 zwaar gewond. De wereld is het atoomtijdperk binnenge gaan, of, zoals Truman zal zeggen: „Dit is het be langrijkste moment uit de geschiedenis". Maar er is nog een tweede atoombom voor nodig om Japan tot volledige overgave te dwingen. Het doel: Nagasaki. Wat de Amerikanen niet weten, is dat in de Nagasaki-vallei ruim honderdtien krijgs gevangenen werken. Onder hen de Nederlander Louis Seijdel, kampnummer 529. Hij overleeft de bom, die nog eens 35.000 dodelijke slachtoffers maakt. In zijn flat in Rijswijk blikt SeijBel veertig jaar la ter terug. - MAANDAG 5 AUGUSTUS 1985 PAGIN d< Louis Seij overleven R' van Nagaj se „Man, zei. b; Amerikaai hi geef geen a' voor jelevl 1- Je bent P' bestraald,— krijgt kant j wat zich had afgespeeld. Dat er een atoombom was ontploft hoorden we pas weken later. Maar de aanblik die het dal die nacht bood zal ik nooit vergeten. Eén razende vuur zee. Ik weet nog dat ik dacht: dit moet keizer Nero gevoeld hebben toen hij vanuit de heu vels Rome zag branden. Hier voor heeft hij zijn eigen stad in de fik gestoken. En misschien was hij zo gek nog niet, want ik moet bekennen: het was een geweldig gezicht". Na een nacht in de heuvels volgt opnieuw de strijd om het bestaan. Er is een Japanse be- \Vaker die zich over het groep je gevangenen wil ontfermen. Ontfermen, jawel, want zon der Japanse begeleiding lopen de gevangenen het risico door de bevolking gelynched te worden. Onder bewaking dus, beginnen de gevangenen aan een verschrikkelijk werk: puin ruimen, gewonden ver binden, lijken verbranden. Voor veel slachtoffers kan maar weinig gedaan worden. Zo overlijden nog eens vijf ge vangenen aan, infecties, long ontsteking, bloedverlies. Ruim een week weken later, het is dan 14 augustus, capitu leert Japan. Twee september trekken Amerikaanse troepen Tokio binnen terwijl aan boord van het slagschip „Mis souri" de capitulatie-overeen komst getekend wordt. Enkele dagen daarna ziet Seij del de eerste Amerikaan. Deze maakt de voormalige leraar li chamelijke opvoeding duide lijk dat hij ten dode is opge schreven. Seijdel: „Ik weet het nog goed. Man, zei-die Amerikaan. Ik geef geen cent voor je leven. Je bent bestraald, je krijgt kanker". Seijdel wordt met honderden andere krijgsgevangenen naar Manilla gebracht, waar hij zich laat onderzoeken. Uiterlijk mankeert hij niets, maar ook in zijn bloed wordt niets ge vonden. En Seijdel laat zich zelf opgelucht inschrijven als bloeddonor. Nu, na veertig jaar, is Seijdel een opgeruimde en vitale huis vader in Rijswijk. De ver schrikkingen van Nagasaki hebben geen door herinnerin gen gekweld mens van hem gemaakt. Ook over zijn ge zondheid zegt Seijdel zich geen zorgen te maken. „Sinds ik in Manilla ben goedgekeurd heb ik me daar niet meer druk om gemaakt. Ik leef beslist niet met de dood in mijn ogen". Om die woorden te onderstre pen pakt hij portretfoto's van de schouw. Grinnikt: „Kijk es hier: een kleinzoon van vier en een kleindochter van zes. Twee wolken van kinderen! Ook mijn eigen twee kinderen hebben nooit iets gemankeerd, wat zal ik dan piekeren?". En toch blijft de heer Seijdel een merkwaardige verschij ning. Heeft deze man werke lijk de atoombom over zich heen gehad? Hoe bestéét dat hij nog leeft, beweegt, doet, praat en denkt. In Nagasaki moet de wereld zijn opgehou den te draaien. Maar Seijdel pakte de draad weer op, trouwde en emigreerde in 1950 naar Nederland waar hij zijn oude beroep van gymleraar weer opvatte bij het Thorbec- ke Lyceum in Den Haag. Welkom Seijdel: „Ik wil niet zeggen dat ik een deskundige ben, maar ik kijk toch heel anders tegen die atoombom aan dan de meeste Nederlanders. Natuur lijk is het een onmenselijk wa pen. Maar als krijgsgevange nen verwelkomden wij die bom als een mogelijkheid om te overleven. Zonder een snel le capitulatie van Japan waren alle 150.000 gevangenen in Ja panse kampen doodgemaakt, daar kon je gif op innemen. Zovele mensen denken ook: er is geen leven na de bom. Maar mijn ervaring is anders. In 1945 werd ons verteld dat Na gasaki en Hirosjima de komen de veertig jaar niet meer leef baar zouden zijn. Maar een paar jaar later werden er al ilijke gen bewaart Seijdel zekei zijn periode in Japanse k; gevangenschap, maar vei] ken met Nagasaki blikt hij meer afschuw terug op de maanden die hij in een 1 op Ambon moest doorbrei „In de eerste weken stie J van de 1350 gevangene; tweehonderd aan dyserj en berri-berri. We we gruwelijk mishandeld, van mijn maten is doodg gen, omdat hij een meisjjJI eten had gevraagd". h( I0 Aan het Thorbecke-ly< p, smeekten zijn leerlingen i dan eens om „spannende" halen uit Nagasaki, g: maakte Seijdel soms een u bi vrij, en veranderde het gy caal in een geschiedenis j( Seijdel: „Niet dat ze er van hebben geleerd, 1 even later zaten ze elkaar 01 vast weer in de haren". \N Met de jaren is de mild niet uit de oud-leraar w< vloeid. Hij beziet de „j -■ van vandaag de dag" m< I nodige zorgen, maar staat I zelf niet toe pessimistisc worden. Seijdel: „Waar ik eens moeite mee heb, is onverschillige levenshot die Je soms bij jongeren J treft. Dat idee van: je maar wat, leef maar |S/ want je weet toch niet je< morgen nog bestaat. Het WQ keuren van dingen die goed te keuren zijn, omds geen vertrouwen meer hePe de toekomst. Waarom zom' jongeren geen vertroiha meer hebben in de toekcco Ik zie daar geen reden vcva Er valt een korte stilte. verzucht Seijdel: „Jong kunnen best een goede "C komst hebben, als ze er iee aan willen werken, lor goed. Toch heb ik te: trouwen in deze gene:jt€ Eens komen ook de r u sombere jongeren tot ink Dat zul je zien. Alles gaatori mers voorbij?". PAUL KOOP1 dertig procent subsidie". Na tuurlijk worden er meer men sen geplaatst maar er wordt ook werkgelegenheid vernie tigd. We maken mee dat Start uitzendkrachten die maar 32 uur mogen werken, de overige acht uur gaan werken via een normaal uitzendbureau!". Werklozen De uitzendkrachten beslaan in totaal anderhalf procent van de beroepsbevolking. Van de mensen die zich aanmelden bij de bureaus doet slechts 10 pro cent dat uit overwegingen van werkloosheid. De overige 90 procent betreffen mensen die om welke reden dan ook tijde lijk ter beschikking staan: ge huwde vrouwen die wat bij willen verdienen, mensen die van de ene baan in de andere gaan, anderen willen in korte tijd grote ervaring opdoen en er zijn mensen die om welke reden dan ook tijdelijk geen vaste functie willen of kunnen aanvaarden. Een kwart wil überhaupt niet in vaste dienst. Van de overige 75 procent vindt bijna iedereen een vaste baan omdat ze, aldus Goldsc- hmeding, net zolang voor een uitzendbureau blijven werken tot ze een vaste baan gevonden hebben. „Wekelijks verande ren tussen de 6 en 10 procent van onze uitzendkrachten van baan. Aangezien de aanvragen fluctueren met hooguit met 1 2 procent per jaar, kun je men sen die vrij komen uit de ene baan altijd weer in een andere plaatsen. Het aantal mensen dat bij ons onvrijwillig werk loos wordt is bijzonder klein". Tien procent werklozen in het bestand van Randstad, op een totaal van 750.000 werklozen, lijkt erg weinig, erkent Goldschmeding. „We werken in Nederland met statische werkloosheidscijfers: 800.000 werklozen en de volgende keer zijn er 750.000, dus zijn er 50.000 minder. Maar in die pe riode is het hele bestand aan werklozen waarschijnlijk voor het grootste deel al weer ver anderd. Problematisch zijn de langdurig werklozen, die steeds verder afdrijven en ook steeds moeilijker aanspreek baar zijn. Dat kun je niet aan Drs. F. Goldschmeding de buitenkant zien, maar er gens van binnen zit angst. Het is als met een patiënt in een ziekenhuis die moet je er niet te lang in laten, want dan hos pitaliseert hij". Het grootste probleem van de uitzendbureaus is de al eerder genoemde verhouding tussen vraag en aanbod. Er is een groot gebrek aan afgestudeer de hts'ers, mts'ers en heao'ers. Ze zijn er niet, zegt Goldsc hmeding. „Sterker nog, men sen met een afgemaakte havo opleiding die zijn niet eens te vinden. Schoolverlaters idem dito. Dus doen we er zelf wat aan". De grote Randstadbaas vertelt een verhaal over een chef van vestiging in Den Haag die met een groot tekort aan verpleeg hulpen werd geconfronteerd. Hij had wel een aanbod Inas- opgeleiden maar dat waren geen verpleegkundigen. Hij verdiepte zich in het probleem en kwam tot de conclusie dat het enige wat de Inas-mensen niet konden, het wassen van patiënten was. In zijn pand was nog een verdieping vrij. Hij kocht een pop, nam een gediplomeerd verpleegster in de arm en verzorgde een cur sus patiënten wassen. Vervol gens belde hij 28 ziekenhuizen en instellingen, vertelde dat die mensen patiënten konden wassen en aan de vraag om verpleeghulpen was voldaan. Passief „Je neemt daarmee geen taak van het arbeidsbureau over, maar gedraagt je als verant woordelijke ondernemer. We zijn jarenlang te passief ge weest in dit soort dingen. De werkgeversorganisaties zou den hun leden dan ook op dit gebied wat meer moeten sti muleren. Werkloosheidsbe-* strijding is individueel maat werk geworden. Bij 800.000 werklozen en 400.000 bedrij ven hoeft elk bedrijf er maar twee op sleeptouw te nemen en te begeleiden, dan zijn we in één klap van het hele pro bleem af. Met wat wij in Lely stad deden is bewezen, dat als je die mensen zorg geeft en een klein beetje opleiding en voor mijn part een trap onder hun achterste, het op een be paald moment wel lukt". De bemoeienis van Randstad met de scholing van uitzend krachten beperkt zich niet tot het leren wassen van patiën ten. Ook op het gebied van tekstverwerking en personal computers worden cursussen gegeven. Uitzendkrachten die zich melden, kunnen tegen een zeer gematigd tarief bij Randstad terecht. Ook wordt Randstad regelmatig door be drijven benaderd om mensen op te leiden. Goldschmeding: „Vroeger werd ons verweten dat we niets anders deden dan men sen wegstrepen tegen aanvra gen. Wij konden niets anders omdat de mensen die bij ons werkten te kort in dienst wa ren om duizenden guldens uit te geven aan opleiding. Daar om deden we niks. In de loop der jaren zijn wij duidelijk van visie en rol veranderd. Het is misschien wel kort en je kunt dan wel niet in alle beroepen gaan opleiden, maar op het ge bied van tekstverwerking, las technieken en op het medische vlak kun je best een heleboel dingen doen". Het "gaat de uitzendbramc voor de wind. Ondank gj( grote werkloosheid enejs krappe arbeidsmarkt gjL. het aantal verzoeken krachten. Volgens Goldsc!va) ding is dit vooral ont!COI doordat de situatie dat veeme drijven, maar ook de overgu| te veel personeel hadder het verleden behoort. Hij®ei telt hoe jaren geleden eer!!,3 nisterie hem belde met verzoek om 20 medewer Wat ze moesten doen ^.a volgens het ministerie ni€ zake. Uiteindelijk kwan aap uit de mouw: de me^e waren nodig omdat het ir .e* terie zijn budget niet op k De uitzendkrachten we overigens niet geleverd. P? De personeelsinkrimpi Mi hebben volgens Goldscl jn ding tot gevolg gehad da vj( bij een bedrijf een order mi nenkomt, of bij ziekte ol *7; kanties, de bedrijfsleiding op dekt dat een band of tele: n0 centrale niet is bezet. „Bi do krap personeelsbeleid eerder een beroep wordei daan op tijdelijk personeel SI vendien durven veel bedr geen mensen in vaste dier® nemen, want ze hebben n<E verse smaak van een aft ontslagprocedures in de n j Dus doen ze een beroe p ons". Weerkaarten Welke situatie zich ook 1 doet, door Randstad worl met verve op ingespeeld, de weerkaarten worden i gaten gehouden. Is er griepgolf in aantocht dan den de aanvragen voor zendkrachten verhoogd 2 zodra de griepgolf in Nj land bedrijven dreigt lal leggen, de klanten kul worden voorzien van tijd personeel. „Onze statistici uitermate nauwkeurig hun voorspellingen. H< jammer dat men in Den daar geen gebruik van m Onze voorspellingen ovt bewegingen op de arl markt zijn altijd uitgekc iets wat je van de voorsp gen van overheidszijde kunt zeggen". MARGA RIJ1 rug en met de overige tien werd van start gegaan. Goldsc hmeding: „Ook die tien wilden eigenlijk niet maar we hebben de moeite genomen daar een gedragswetenschapper naar toe te sturen". Op de vraag waarom het res pons zo laag was haallt Goldsc hmeding zijn schouders op en verwijst naar het „Tante Truus-effect". „De een zegt dat de uitkeringen te hoog zijn. Misschien gaat dat ten aanzien van een aantal jonge ren op. Weer anderen zeggen: ze zitten zo gezellig 's ochtends samen in de plaatselijke dorps kroeg en als je uit de groep valt word je mogelijkerwijs de volgende dag niet meer geac cepteerd. Dan kun je iemands uitkering verlagen tot je een ons weegt, maar hij gaat niet aan het werk". Volgens Gold- scheming zit er een stuk psy chologie achter: „Men heeft een enorme angst en dat vraagt om een stuk begelei ding". Het uitzendbureau „Start" van de overheid dat zich in princi pe bezig zou moeten houden met dergelijke projecten, voel de er niets voor om met Rand stad samen te werken. Het te kende zelfs verzet aan tegen de plannen. Goldschmeding heeft een niet al te hoge dunk van Start: „Het behoort men sen te plaatsen die langer dan een bepaalde tijd werkloos zijn met als doel een vast dienst verband. Nu komen er een he leboel uitzendkrachten in vas te dienst, bij ons is het percen tage zelfs hoger dan bij Start. Maar dat is niet ons doel. Mi nister de Koning heeft gezegd dat Start uitsluitend die men sen zou mogen uitzenden waar de uitzendbureaus geen droog brood aan kunnen verdienen. Dat is redelijk. Maar in de praktijk is het werk van Start gewoon concurrentieverval send". Hij noemt het „Job-plan" van Start, dat werkloze jongeren tegen dertig procent subsidie in het bedrijfsleven plaatst. Daar profiteren bedrijven van die met uitzendkrachten wer ken. Die zeggen op een gege ven moment: „hé, ik kan Dijna dezelfde uitzendkrachten krij gen van Start, maar dan met VEERTIG JAAR NA NAGASAKI: Die morgen is er luchtalarm. Een Amerikaans vliegtuig cir kelt even boven het dal van Nagasaki, maar laat geen bom men vallen. „Optrekkende mist, redelijk zicht, zwakke wind" seint de marconist van het verkenningsvliegtuig door naar commandant Sweeny die met zijn B-29 bommenwerper nog ten zuiden van Kyoeshoe vliegt. De krijgsgevangenen m het kamp Foekoeoka 14 zijn intus sen weer gewoon aan het werk gegaan. Sommigen heb ben hun jasje uitgedaan omdat het die dag zo benauwd warm is. De pet, met daarop het kampnummer, blijft op dat is verplicht. Een paar honderd meter ver derop is Louis Seijdel bezig met graafwerk in de heuvels. Samen met twee andere ge vangenen heeft hij de op dracht een schuilplaats te ma ken, zo'n anderhalve meter hoog en 1,20 meter breed. Er wordt in ploegen gewerkt, één uur hakken, één uur rust. Nog even doorgaan, dan zit het er weer op, denkt Seijdel. Het is al bijna elf uur. Voor de ingang van de van de inmiddels acht meter diepe schuilplaats praat de tweede ploeg gevangenen over het in Foekoeoka meest geliefde on derwerp: alle smakelijke ge rechten die maar te bedenken zijn. Het silhouet van het drie tal is scherp afgetekend tegen de blauwe lucht, waarin nog een lichte sluier hangt Dan, enkele minuten later, schreeuwt een Japanse bewa ker „Hikoki, hikoki!". Wéér luchtalarm. Seijdel: „Een dag eerder was de Mitsubishi fabriek al gebom bardeerd. Eén van die bom men viel precies op een nieu we manshoge boormachine, die daarvoor met veel trots aan ons was getoond. Daar was dus niets meer van over behal ve een groot gat in het dak en een gat in de grond. Maar ook de schuilloopgraven waren in gestort. De kampleiding zei toen: maak er maar nieuwe in die bergwand daar". Twee minuten over elf ziet Seijdel een verblindende licht flits. De drie mannen, leunend op hun schop, lijken in de lucht op te lossen. Er klinkt gesis, een oorverdovend ge rommel. In de schuilloopgraaf vallen stenen en gruis naar be neden. De Japanse bewaker rent naar binnen, volledig in paniek, en loopt Seijdel omver. Seijdel: „Alles werd donker, ik voelde iets zwaars tegen me aanvallen en een lauwe vloei stof liep over me heen. Later bleek dat die Japanse bewaker door de explosie gescalpeerd was. Mijn gezicht zat onder zijn bloed". Terwijl de bewaker zichzelf als een angstig insect in pro beert te graven, zoekt Seijdel een weg naar de uitgang. Als daar het zonlicht weer lang zaam door de stofwolken heenbreekt, weet hij niet wat hij ziet. Seijdel: „De hele vallei, de fa brieken, het station, de kathe draal: alles, maar dan ook alles was platgeslagen. Alleen een paar schoorstenen stonden nog overeind. Verpleger Denke- laar was uit het kamp naar de bergwand gerend. Toen hij mij zag zei hij: Louis, jongen, je zit onder het bloed. Maar dat was Japans bloed, ik mankeerde niets. Denkelaar had nog niet gemerkt dat hij zelf een open armbreuk had. Daar moest ik hém weer op wijzen Twee van de drie ploeggeno ten van Seijdel, die voor de in gang van de schuilplaats ston den te rusten, zijn vreselijk verbrand. Eén van zijn pet tot 'Je broekrand, de ander is op borst en buik vuurrood, maar de derde man, die met zijn zij naar de explosie gekeerd stond, lijkt niets te mankeren. Seijdel: „Het drong gewoon niet tot ons door wat er ge beurd was. Het was allemaal zo onwerkelijk. Toen even la ter in het dal alles begon te branden wat maar vlam wilde vatten zijn we naar het kamp gegaan om iedereen die nog leefde en die we mee konden nemen te evacueren. Dat ex iets verschrikkelijks was ge beurd was toen wel duidelijk". Waanzin In de vallei ontmoeten Seijdel en zijn kampgenoten de waan zin in zijn meest afschrikwek kende gedaante. Ontvelde, zwaar verbrande en gewonde Japanse burgers en soldaten lopen radeloos rond. Uit hel puin klinkt gejammer en ge kerm. Een Japanse vrouw komt naar Seijdel toelopen, maar ze ziet hem niet. Haar aangezicht is compleet wegge- schroeid. Seijdel: Wij wilden haar hel pen, maar de haat van de be volking tegen de gevangenen zat zo diep, dat ze daar niet van wilde weten. Liever ster ven dan mij de hand toeste ken. Ze spuugde me in het ge zicht, ze vond ons verachtelijk. Andere Japanners waren vol komen in shock of apathisch: het leek of niets meer tot hen doordrong". In het kamp Foekoeoka 14, op minder dan een kilometer van het epicentrum van de bom, zijn slechts drie doden te be treuren; ruim honderd gevan genen overleven die eerste dag van de ramp. Er wordt zelfs een paard gevonden dat nog ongedeerd voor een wagen staat. Daarmee worden men sen en goederen naar de Oera- kami-rivier gebracht. Andere gewonden worden op .deuren en plankieren de heuvels inge dragen. Seijdel: „Die nacht hebben we in de heuvels onder de blote hemel doorgebracht. Onder weg had ik water gedronken uit een kraan die nog intakt was. De dorst was vanwege de hitte namelijk verschrikkelijk. Ook namen we komkommers en wortels uit de heuvels mee. Daarmee hebben we de eerste honger gestild. Achteraf denk ik wel eens: was die groente dan niet radio-actief Maar geen van ons heeft er, voor zo ver ik weet ooit last mee ge had". Raadsels Echt donker wordt het die nacht niet. Daar beneden lijkt het hele dal te branden. Een Amerikaans vliegtuig komt over en werpt een aantal licht- kogels af om foto's te kunnen maken. Seijdel en de overige gevangenen denken echter, dat het onheil opnieuw over hen uitbreekt. Sommigen be dekken zichzelf haastig met bladeren. Want er was die ochtend toch een chemische bom ontploft? Hoe kon het an ders dat sommigen zo raadsel achtig verbrand waren? De blote huid van enkele gewon den is immers verteerd, terwijl onder de kleding en onder de uniform-pet weinig te zien is. Seijdel: We hadden geen idee DIEMEN Wat in 1960 begon als een „grap" naar aanleiding van een scrip tie over het fenomeen tij delijke arbeid, is 25 jaar later het grootste uitzend concern van Nederland. Werd het eerste jaar nog een winst gemaakt van 9,03 gulden bij een omzet van 20.000 gulden, dit jaar draait het om een miljard gulden. In 1960 ging het om drie uitzendkrachten, nu heeft Randstad er jaar lijks 200.000. In vaste dienst toen twee, nu meer dan duizend mensen. „Die groei, je loopt er hijgend achteraan", verzucht pre sident-directeur en grond legger van Randstad Hol ding NV, drs. F. Goldsc hmeding. „Neem ons ma nagement, de gemiddelde leeftijd is 28 jaar. We ko men weliswaar her en der wat ervaring tekort maar aan jeugdig elan ont breekt het ons niet". Met zichtbaar plezier vertelt Goldschmeding zijn succes-sto- ry. Jong, streepjespak, ketting- rokend zit hij comfortabel ach terovergeleund in zijn direc tiekamer in het hoofdkantoor in Diemen. „Het vak uitzen den is het brengen van een evenwicht tussen aanbod en vraag, verspreid over een im mens aantal functies. Het vergt inzicht en kennis van de werking van de arbeidsmarkt. Het is niet alleen het wegstre pen van een rij typistes tegen een rij aanvragen. Als dat zo gemakkelijk lag dan zou bij wijze van spreken een compu ter het werk kunnen doen. Je wordt echter dagelijks gecon fronteerd met het feit dat vraag en aanbod bijna nooit op elkaar passen waardoor elke uitzending een soort bevalling wordt. Blij als het weer gelukt is". Goldschmeding noemt zijn be drijf een van de goedkoopste organisaties, met betrekkelijk lage winstmarges, maar met een bijzonder goed rendement. „Doordat we decentraal opere ren met meer dan duizend bu reaus. Een uitzendbureau, moet, naar de lokale markt toe, altijd klein blijven. Ter plekke moet een besluit wor den genomen welke uitzend kracht naar welk bedrijf toe gaat, het contact met de bedrij ven en de uitzendkracht kan uitsluitend lokaal". Lelystad Randstad laat het niet bij de constatering dat vraag en aan bod niet op elkaar zijn afge stemd. Met het verzorgen van eigen opleidingen probeert men gegadigden inpasbaar te maken. Zo werden in een aan tal steden langdurig werkloze jongeren die hun school niet hadden afgemaakt, een oplei ding aangeboden met het uit zicht op werk. In Lelystad werden in samen werking met het arbeidsbu reau 500 jongeren aangeschre ven. Vijftig meldden zich, veertig trokken zich alsnog te ANGST OP DE „AMSTERDAM" SUSKEENWISKE

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1985 | | pagina 4