De Kazernebrug: Herinnering
aan de garnizoensstad Leiden
wjj?
nazeiden/regio Ceidóc Qowumt zaterdag 3 augustus i9ss pagina 11
Bruggen, we maken er allemaal gebruik van. Zeker in een
waterrijke stad als Leiden zijn het onmisbare schakels in het
wegennet. Veel aandacht is er nooit aan de Leidse bruggen
besteed. De stilte is echter al flink „verstoord" met in 1983 de
verschijning van het gemeentelijke Bruggenboek en, in deze
krant, de wekelijkse rubriek ÓverBruggendie inmiddels
de honderdste editie nadert. Bovendien gaat vrijdag 9 augus-
tus in de Waag de tentoonstelling „De Leidse Bruggen" van
start. Deze expositie duurt tot en met 29 augustus en is dage-
1 Jijks (behalve zondag) van elf tot vijf uur gratis te bezoeken.
Jn de Waag is ook het gemeentelijke Bruggenboek te koop.
Deze rubriek gaat overigens gewoon door. Het materiaal dat
jis verzameld door een werkgroep van historisch geïnteres-
seerden is nog lang niet uitgeput. Samensteller en schrijver is
laan als vanouds de begeleider van deze werkgroep, de heer P.J.M.
est de Baar van het Gemeentearchief. Kees van Herpen tekent
voor de eindredactie. De reprodukties zijn van fotograaf Wim
van Noort. Vandaag verschijnt het vijfennegentigste artikel
in deze serie.
nie
WB
des' De meest westelijke brug
e over de Groenhazen-
gracht heet naar de erbij
sch< gelegen, maar thans niet
d< meer als zodanig in ge-
vlaj bruik zijnde Doelenka-
1 ir zerne. Nu zorgt hij ervoor
evel ^at bezoekers van het
i be Doelenterrein vanuit de
*eer Rembrandtstraat een
snelle toegang tot de uni-
ovei versitaire gebouwen heb-
atst< ben. Om die reden is hij
aan *n no£ ge^eel ver-
be nieuwd. Het heeft wat
hij lang geduurd voor deze
lida brug aan bod kwam,
to' want eerst moesten de
rek walmuren van de Groen-
hazengracht geheel ver-
in nieuwd worden en dit
ging nogal met moeilijk
heden gepaard. De
grondslag ter plaatse is
zeer zwak, zodat bij
dai werkzaamheden al snel
'oer schade aan huizen en be-
•der bouwing ontstaat,
hen
>ber De Groenhazengracht is in of
ïtio kort na 1389 gegraven. Of hij
nds. toen doorliep door de stads-
aibi muur heen en uitmondde in
digi de nieuwgegraven Witte Sin-
kan gel, blijft ondanks onderzoek
itge daarnaar nog onzeker. Zo be
staat er geen volstrekte zeker-
heid of de bij de recente ver-
nieuwing van de Kazerne
burg opgegraven ronde fun
dering behoorde bij een toren
in de stadsmuur naast een
„watergat", zoals op andere
plaatsen waar een gracht door
de stadsmuur in de singel uit-
mondde het geval was. In het
j geval dat er een opening in de
stadsmuur was, zal er zeker
Igeen brug over de Groenha
zengracht gelegen hebben,
want men kon achter de
stadsmuur over een op bogen
gebouwde gang lopen.
Aan de zuidkant op het Doe
lenterrein was door de gewel
dige behoefte aan bouwgrond
vóór in 1611 de nieuwe stads
wijk bij de Langegracht tot
stand kwam in 1609 een
strook grond verkocht, waar
op 14 huizen gestouwd kon
den worden. De gracht was
toen amper bestraat en den
kelijk nog van houten be
schoeiingen voorzien. „Diep
en platingmeesteren" hebben
de Groenhazengracht en de
Achtergracht (thans de Doe
lengracht) in 1615 afgedamd,
drooggemaakt, van nieuwe
walmuren voorzien en uitge
baggerd - de gang van zaken
zoals een paar jaar geleden, zij
het op modernere wijze, weer
te zien was.
Een brug over die gracht lag
er echter nog steeds niet. Hier
moet nog even opgemerkt
worden dat de Doelenpoorts-
brug er toen nog niet was, zo
dat de enige toegang tot de
huizen een plank was over de
gracht dicht bij de stadsmuur.
Na nog een paar jaar gewacht
te hebben, begonnen de bewo
ners het zachtjes aan welletjes
te vinden en zij wendden zich
maar eens eigener beweging
tot het stadsbestuur. Zij meld
den bij de koop van de grond
van de huizen er vast op ver
trouwd te hebben dat zodra
de huizen eenmaal bewoond
waren er wel een behoorlijke
brug en „opganck" (oprit) aan
de vestwal zou komen.
Maar nu stonden de huizen er
al biina 10 jaar en er was nog
steeds alleen maar die smalle
plank, die niet alleen tot ont
siering van de stad en tot on
gerief van de bewoners was,
maar ook, gezien het vele ge
bruik dat er van gemaakt
werd, vooral Bij duister weer
vrij gevaarlijk. Er waren al
meerdere mensen uit het wa
ter gevist! Dat ze nu eens een
behoorlijk bruggetje wilden
zoals op andere plaatsen over
de binnenvestgracht lagen,
waar er véél minder gebruik
van gemaakt werd, sprak
vanzelf. Omdat de uitvoering
vrij simpel zou zijn, besloot
het stadsbestuur op 11 april
1619 tot de bouw ervan. Dit is
Grote beurt
De Groenhazengracht kreeg
een zeer grote beurt in 1615.
Gedeelte van een plattegrond behorende bij de verkoop-prospectus van de door demping van
de Binnenvestgracht en opruiming van de Stadskwekerij voor woningbouw vrijgekomen terrei
nen, nog zonder de Kazernebrug. Litho naar tekening van J.W. Schaap, ca. 1875.
Achter de berm van de stads
muur lag de binnenvest
gracht. Omdat daar het water
weinig doorstroming had,
stonk het in de zomer erg en
dit zal de reden geweest zijn
om in 1653 het gedeelte tussen
de Wittepoort en de Groenha
zengracht te dempen. Omdat
de stadsmuur wellicht niet
meer zo hecht was, werd er
achter een aarden wal ge
maakt en daarachter weer
een muur, zodat de straat vrij
breed kon worden. Een deel
hiervan werd echter meteen
weer ingenomen door de
bouw van twee rosmolens,
waarop koren gemalen kon
worden als de wind het lange
re tijd liet afweten. Jan Ja-
cobsz. Specstruyf bouwde ze
voor 1245 en het stadsbe
stuur was zo tevreden dat hij
nog een „verering" van ƒ25
extra kreeg. De binnenste
muur werd gemetseld door
Maerten Fransz., die er 74.000
stenen in kwijt kon. Het
slechten (gelijkmaken) van de
wal en het met zoden bezetten
ervan verrichtte Cornelis
Deecken; op 26 juli 1653 kreeg
hij hiervoor 24. Vanaf dat
moment was er geen brugge
tje meer nodig; de wal was
breed genoeg om over te lo
pen en de Groenhazengracht
loosde door een duiker in de
Witte Singel.
Hortus
Zo bleef de situatie tot
1816. Toen werd een deel van
de stadsmuur en het bolwerk
waar nu de Sterrenwacht
staat aan de Universiteit over
gedragen om daar een uitbrei
ding van de Hortus te kunnen
maken. Uiteraard moest daar
toe de stadsmuur gesloopt
worden en toen de burger-
meesteren aan het denken
waren over de aanbesteding
daarvan, kwam de president-
burgemeester op 15 oktober
1816 op het idee om ook de
muur tot aan de Witte Poort
toe te slopen. Op de vrijko
mende grond achter de stallen
van de cavallerie kon de
paardemest geborgen worden
en door de sloop van de stads
muur bii de Witte Poort zou
„een gebrek en groot onge
mak, waaraan de huizen en
stallingen, staande tusschen
de Groenhazengracht en het
Noordeinde bij de Vest, zijn
blootgesteld, dat zij namelijk
bij zware regens geïnundeerd
worden door het water, van
de vestwal afstromende naar
de huizen", weggenomen
kunnen worden.
De Commissie van Fabricage
bracht een uitvoerig rapport
uit, dat op 5 november 1816
door de Gemeenteraad be
sproken werd. In dat rapport
werd ingegaan op de moge
lijkheid om daar een enterij of
boomkwekerij te maken, en
omdat de kosten daarvan ge
dekt zouden kunnen worden
door de verkoop van de bo
men, het puin en de af te gra
ven grond, stemde de Raad
hiermee van harte in. De en
terij zal niet lang daarna tot
stand gekomen zijn. Mogelijk
ter bescherming van de daar
groeiende bomen werd toch
nog een sloot of klein grachtje
om de enterij heen gegraven,
zodat deze een soort eilandje
vormde. Dit werd nog door
sneden door de Groenhazen
gracht. die met een duiker in
de singel uit bleef monden.
In 1873 vroeg het Rijk om een
deel van de Stadsboomkweke-
rij om daar een stal voor „ver
dachte paarden" voor de Doe
lenkazerne te mogen bouwen.
Omdat het nut van de kweke
rij in twijfel getrokken werd
en er een grote behoefte be
stond aan bouwgrond (hier
zou ruimte voor 6 burger- en
15 arbeiderswoningen zijn),
voelden B W daar wel voor.
Niet iedereen was er gelukkig
mee; zo werd gevraagd of
„een inrichting tot afzonde
ring van, als behebt met be
smettelijke ziekten, verdachte
paarden", die de in de stallen
aanwezige 283 paarden steeds
wel zouden opleveren, gren
zende aan te bouwen woon
huizen, wel toelaatbaar was.
De commandant van het gar
nizoen ontzenuwde dat door
te melden dat werkelijk zieke
paarden meteen verwijderd
zouden worden.
Op 22 januari 1874 werd be
sloten tot de bouw van de ^tal
en de huizen, waarvoor op 19
maart gelden beschikbaar ge
steld werden op 22 juni werd
begonnen met het bouwrijp
maken. De bouwondernemers
W A. van Lith en J.C. Rijk
wendden zich op 7 augustus
tot de Raad en hoopten, als ze
de grond kregen, de eerste
huizen al voor de winter
klaar te hebben. Maar het De
partement van Oorlog wilde
hetzelfde terrein voor de
bouw van woningen voor mi
litairen. Beide gegadigden
wensten echter de grond gra
tis te krijgen en dat de ge
meente de aanplemping van
een stuk grond in de singel
zou bekostigen.
Dit ging vele zuinige raadsle
den te ver en toen er een aan
bod kwam van C. van den
Berg, eigenaar van een pand
aan het aangrenzende Noord-
einde, werd op 10 december
besloten tot openbare verkoop
van de grond. Dit besluit
werd na nóg weer eens wijzi
ging van de plannen, waar
door het Rijk het gedeelte ten
zuiden van de Groenhazen
gracht in huur kreeg, op 11
maart 1875 definitief vastge
steld. Spoedig daarop versche
nen ef in de stad aanplakbil
jetten, meldende dat op zater
dag 10 april in het Heerenlo
gement aan den Burg ver
kocht zouden worden onge
veer 950 centiaren bouwgrond
en 630 centiaren water, onder
voorwaarde „dat de grond
worde bebouwd met fastoen-
lijke woonhuizen en het wa
ter van de Singelgracht voor
rekening van den kooper
worde aangeplempt."
Notaris Muller kon op de eer
ste zitting slechts een bod van
ƒ300,- krijgen, maar op de
tweede zitting (17 april 1875)
werd voor ƒ960,- koper Carel
van den Berg, fabrikant, de al
bekende buur aan het Noord
einde. Later in het jaar kreeg
hij nog een snipper grond en
in 1876 werd ingestemd met
de bouwontwerpen. Op 27
maart 1877 verzocht Van den
Berg, „nu de zes in aanbouw
zijnde woonhuizen aan de ge
damde Vestgracht reeds zoo
ver zijn gevorderd, om met
het leggen der stoepen en het
plaatsen van ijzer hekwerk op
de openbare grond" te mogen
beginnen. „Aangezien nu het
grootst gedeelte der huizen
met 1 mei a.s. zal betrokken
worden, wenschte de onder-
geteekende hierop uw geacht
besluit te vernemen" - een be
sluit dat positief was. Aan de
Doelun nllon
De Kazernebrug na de meest recente vernieuwing van 1984; Foto Wim van Noort, 1985.
andere kant van de Groenha
zengracht was de ingenieur
van het Rijk begonnen met de
uitbreiding van het Doelen-
terrein door het aanplempen
van de singel.
Turf
In dezelfde tijd vernam de ei
genaar van het pand Rapen
burg 27, dr. C.W.H. van Kaa-
thoven, dat de Doelenpoorts-
brug verlaagd zou worden en
dat zelfs gedacht werd aan
demping van een deel van de
Groenhazengracht. Omdat hij
al sinds 1837 zijn hooi en turf
voor zijn stalling aan de
Groenhazengracht langs die
weg aanvoerde, verklaarde
hij zich daar tegen en wenste
zelfs dat de duiker tussen de
Groenhazengracht en de Wit
te Singel verwijd zou worden.
Bij de bespreking van de be
treffende begrotingspost ver
klaarden vele raadsleden zich
tegen de verlaging van de
brug en dit voorstel werd dan
ook ingetrokken.
De naam Gedamde Vest
gracht zei niet iedereen even
veel en daarom werd op 24
februari 1879 door B en W
voorgesteld deze te verande
ren in Rembrandstraat. Bij de
bespreking van de toen voor
gestelde waslijst van nieuwe
en te veranderen namen door
de Gemeenteraad op 24 april
1879 vroeg raadslid Verster of
Rembrand niet met dt op het
eind geschreven zou moeten
worden. De burgemeester
zegde toe dit eens door de be
kende hoogleraar De Vries te
laten bekijken; het resultaat
daarvan is op 15 mei 1879
door B en W aan de gemeen
tearchitect gezonden en onder
diens papieren verloren ge
gaan bij de Stadhuisbrand.
We zullen maar aannemen
dat het inderdaad Rembrandt
met dt moest zijn.
Het is nog steeds niet met ze
kerheid bekend wanneer de
brug tegenover de Rem
brandtstraat gebouwd is. Toen
hij in 1916 de naam Kazerne
brug kreeg, was het een vaste
brug van ijzeren leggers en
een houten dek en met een
doorvaartwijdte van 4.26 me
ter en doorvaarthoogte van
0.46 meter. Hij was toen in
onderhoud bij het Rijk, dat
zeker de bouw ervan ver
zorgd heeft. Mogelijk is hij in
1902 gebouwd; volgens een
opgave zou hij in dat jaar ver
nieuwd zijn, maar dat lijkt
niet erg waarschijnlijk. In
1965 werd hij in beton gere
noveerd, en zoals reeds ver
meld is hij vorig jaar nog
maals vernieuwd in verband
met de grote beurt van de
Groenhazengracht. Voorlopig
kan hij er dus weer tegen.
Onder redactie van Ton Pieters.
Op de voorpagina van het ders was uiteindelijk met z'n
„Geïllustreerd Zondagsblad" schrijverij een roomse artiest.
\a begin augustus 1915 werd een
„mooie foto van het wonder-
H heerlijke treurspel van kape-
laan Smulders" afgedrukt.
Het treurspel werd met succes
opgevoerd op „den Honds-
berg", Pisterwijk. Alle voor
naamste medewerkenden zo
wat verdwenen het Oister-
wijkse bos in, met theatraal
gestrekte armen nagezwaaid
pel „De V erloren Zoon" gehe
ten, en het Zondagsblad be-
stond het om voluit de voor- w
naam van de auteur van het door het huispersoneel van de
drama te noemen: kapelaan rijke vader uit het evangelie-
n* Willem Smulders. Dat ging verhaal. En de verloren zoon
voor 1915 wel een streepje te
ver. Maar ja, het kon wel een
beetje, want kapelaan Smul-
[evolg maar terug-
ye love, bye
ïli-
met zijn
zwaaien:
bye happiness, bye bye lone]
ST.JANSPROCESSIE: „Op Sint Jan trekt te Laren, naar oud
rujj gebruik, elk jaar de groote processie uit, die van heinde en
verre vrome toeschouwers lokt. Onze kiek geeft de mooie eer
epoort weer, waardoor de processie naar buiten trok".
ness.... Als-ie was gebleven
was-ie doodgegaan, die Verlo
ren Zoon. De episode heette:
„Het vertrek van den Verlo
ren Zoon uit het vaderlijk
huis". De parabel van Jesus,
zo duidelijk geënt op oud-tes-
tamentische verbeeldingen,
maakte diepe indruk op de
bezoekers. „Tegelen" was er
niets bij.
Het Zondagsblad had er com
mentaar bij: „Het was een
prachtopvoering in de open
lucht. Daar is in de kunstkro
nieken van de dagbladpers al
heel wat gezegd over deze op
voeringen, die zelfs de libera
le pers hebben opgeschrikt uit
haren waan, dat er van den
Roomschen kant niets moois
en niets werkelijk edels ko
men kon! Men heeft daar dan
waarlijk weer eens ondervon
den, dat de reine en de ware
kunst toch eigenlijk dan wel
juist het meest door de onzen
wordt voortgebracht, en
alle toespelingen op en herin
neringen van Vondel, alle
spijtigheden dat de zoo
vruchtbare stof niet wat meer
„zinnelijk" was behandeld (in
welk geval volgens de liberale
recensenten er „zooveel meer
van gemaakt kon worden"),
al die dingen zijn bewijzen te
over, dat kapelaan Smulders"
Willem dus .juist heeft
geleverd wat op artistiek ge
bied het best en het heerlijkst
kèn geleverd worden: de
kunst in haar edelsten en
ideaalsten vorm als afspiege
ling van het hoogste, dat is
God!...
Het dichtwerk-zelve heeft na
tuurlijk hoe kan het an
ders? in de vertooning zijn
eigen kleine tekortkomingen
aangewezen, en ook de ver
tooning-zelve schijnt, onge
acht de kunstenaars die eraan
hebben medegewerkt, niet
precies door de beste perso
nen die voor die rollen ge
schikt zijn, te zijn voorgedra
gen. Maar zelfs die kleine te
kortkomingen hebben niet
kunnen stremmen den stroom
van waardeerende bewonde
ring, die er is uitgegaan van
dit heerlijke kunstwerk van
kapelaan Smulders, dat op zoo
ideale wijze tot vertolking
kon komen in de heerlijkheid
van Oisterwijk's schoone
„vennen". Dat zijn vertoonin
gen, die door hèèl Nederland
moeten bekend worden, die
uit héél Nederland de bewon-
LUCHTDUEL: „Strijd tusschen
een Duitsch vliegtuig (met een
kruis geteekend) en een En-
gelschen vlieger. De Engelsc-
hman vuurt met een mitrail
leuse, de Duitscher laat bom
men vallen".
deraars van reine schoonheid
en ware poëzie moeten trek
ken... Moge het den Oister-
wijkschen katholieken Kunst
kring, onder het moderamen
van den kunstzinnigen kape
laan Willem Smulders
dus „zijn gegeven, op dit
gebied nog menigen lauwer te
vlechten om het hoofd der
christelijke kunst, welke in
Oisterwijk zoo vol toewijding
en 'eenvoud in 't ware wordt
bediend".
Voor de liefhebbers van voor
malige kloosternamen: het zil
veren feest der eeuwige drie
voudige geloften (gehoor-
PAKKEND OORLOGSBEELD:
„Een Russische batterij wordt
bij Radymno, in de buurt van
Przemysl, onder Oostenrijksch
granaatvuur genomen. Geen
paard en geen man bleef er
meer van over, verhaalt het
Oostenrijksch rapport, toen
de shrapnellregen had opge
houden!"
zaamheid, kuisheid en armoe
de) ^rerd gevierd door de
Eerw. Zuster Maria Borromee
onder de stevig gesteven
kap waren zelfs nog enkele
plukjes van heur haar be
speurbaar in de wereld Jo-
pie de Goede, haar eeuwig
loon verbeidend in de congre
gatie der Eerw.Zusters Recol-
lectinen Penitenten te Etten
bij Breda. Tijdens haar feest
dagen werden in de Adriati-
sche Zee de Italiaanse krui
sers Amalfi en Guiseppe Ga
ribaldi door een Oostenrijkse
onderzeeër getorpedeerd. En
dan baden de aan de wereld
onthechte zusters weer een
Wees gegroetje extra. Je had
zo je taken in het claustrum
vol Godgewijde maagden.
HILVERSUMSE KEI: „De roem van de „Amersfoortsche kei",
die de grootste was, ooit in ons land ontdekt, is overschaduwd:
te Hilversum is er een uitgegraven, die de Amersfoortsche
overtreft! Vergelijk voor de grootte den steen met den jongen
er op!"