„In Korea zijn we de bevrijders, maar Nederland laat ons stikken" Oorlog rond 38e breedtegraad KOREA-VETERANEN VORMEN HET VERGETEN BATALJON MortSubite ZATERDAG 15 JUtf Nederland telt naar schatting twintigduizend militaire oorlogsslachtoffers. Soldaten die in een van de oorlogen waarin Nederland sinds mei 1940 was betrokken, gewond zijn geraakt. Geestelijk of lichamelijk en heel vaak beide. Van die twintigduizend is maar een klein deel bekend. De overigen houden zich zo goed en zo kwaad als het kan verborgen. Willen niet aan hun strijd herinnerd worden of zijn bang voor de reacties van hun omgeving, als bekend zou worden dat zij een oorlogsveteraan zijn. Want terwijl in tal van landen om ons heen oud-strijders een bevoorrechte positie innemen, lijkt het begrip „veteraan" in Nederland vooral een negatieve betekenis te hebben. Dat ondervinden niet alleen de militairen die na de Tweede Wereldoorlog in Indonesië hebben meegedaan aan de politionele acties, maar ook de bijna vierduizend Nederlandse vrijwilligers die tussen 1950 en 1955, het jaar waarin de laatste troepen werden teruggetrokken, het Nederlandse detachement van de Verenigde Naties in Korea hebben gevormd. In totaal 3.972 Nederlanders hebben in de Koreaanse oorlog gevochten. Van hen zijn er 120 om het leven gekomen en meer dan 500 raakten er lichamelijk gewond. De geestelijke verwondingen die die oorlog heeft veroorzaakt, zijn niet precies vast te stellen. Maar 35 jaar na het begin van de Koreaanse oorlog staat wel vast, dat veel van die vierduizend Nederlandse vrijwilligers zich niet of nauwelijks van hun frontherinneringen los hebben kunnen maken. Op 25 juni 1950 trokken Noordkoreaanse troepen over de 38e breedtegraad, de lijn die sinds de Japan se capitulatie in 1945 de grens vormde tussen Noord en Zuid-Korea. Omdat de Sovjet-Unie de zittingen van de Veiligheidsraad boycotte (uit protest tegen de weigering om de Chinese Volksrepubliek tot de Verenigde Naties toe te laten) aanvaardde de raad twee dagen later een Amerikaanse resolutie. Daarin werd Noord-Korea tot aanvaller verklaard en wer den andere landen opgeroepen Zuid-Korea te hel pen. Die resolutie leidde tot de vorming van een VN-leger onder commando van de Verenigde Sta ten waaraan veertien westerse landen, waaronder Nederland, troepen leverden. Voor Zuid-Korea was die hulp dringend geboden. De Noordkoreaanse troepen rolden Ss een stoom wals over het land. Vanuit een klein bruggehoof het uiterste zuidoosten van het land slaagde het leger er uiteindelijk in de Noordkoreanen teru|ort dringen, tot ver over de 38e breedtegraad. In tg. woord daarop kwamen de Chinezen in actie en sl gen op hun beurt de VN-troepen terug. De st concentreerde zich vervolgens rond de 38e bree* graad. >M Op 10 juli 1951 begonnen besprekingen over I wapenstilstand. Pas twee jaar later, op 13 juni l! werd overeenstemming bereikt en kwam er einde aan de gevechten. Bij de wapenstilstand Panmoenjon werd het schiereiland (definitief?) deeld in een communistisch Noord-Korea en westers gericht Zuid-Korea. En zo is vandaag, dag, 32 jaar later, nog steeds de situatie. Nederlandse vrijwilligers meldden zich onder meer in de Alexanderkazerne In Den Haag. Bij de foerier werd de kleding In ontvangst genomen. LEIDEN „Op 26 oktober 1950 gingen we in Rotterdam aan boord van de Zuiderkruis. We waren de eerste groep Nederlandse vrijwilli gers die onder de vlag van de Ver enigde Naties in Korea gingen vechten. Premier Drees kwam ons uitgeleide doen. Hij noemde ons „het puikje van de natie". Bij te rugkeer werden we verwelkomd door prins Bernhard. „Voor de ge hele wereld hebt gij bewezen dat de Nederlandse soldaten tot de bes te ter wereld behoren" en namens de regering beloofde hij „zoveel mogelijk" hulp bij onze terugkeer de prins heeft een aantal van ons nog kunnen helpen. Maar voor de rest heeft Nederland het laten af weten. Het geld wordt hier over de balk gegooid. Maar de mensen die iets voor het land hebben gedaan, worden helemaal vergeten". Uit de woorden van Piet Hopman (62) spreekt frustratie en verbitte ring. Nederland laat zijn ex-militai ren stikken, is de kern van zijn verhaal. Dat geldt zowel voor ex- verzetsmensen en oud-Indiëgan- gers als voor de Nederlandse vrij willigers die tussen 1950 en 1953 in Korea hebben gevochten. We ontmoeten de Amsterdammer Hopman en de 55-jarige Leidenaar J. Claproth, beiden Korea-vete- ranen, in de tropische tuin van Ho liday Inn in Leiden. Eigenlijk is dat niet zo'n gepaste omgeving. De toenmalige Nederlandse regering dacht in 1950 dat de soldaten naar een tropisch land zouden gaan. Maar van hun verblijf in Korea herinneren de oud-strijders zich vooral de koude en de ontberingen. De Koreaanse oorlog heeft aan bei de zijden een hoge tol geëist. In drie jaar tijd kwamen in totaal vier miljoen mensen om het leven, sol daten en burgers. De jongere generatie Nederlanders kent de Koreaanse oorlog waar schijnlijk alleen van de Ameri kaanse televisieserie MASH, al is het zelfs nog de vraag hoevelen zullen weten dat de komische serie zich in Korea afspeelt. Hopman en Claproth kunnen niet om MASH lachen. De tv-avonturen verschil len te veel van de oorlog die zij hebben meegemaakt. Alleen het „stappen" in Tokio is naar hun me ning redelijk waarheidsgetrouw weergegeven. Hopman: „Aan het front heb je maar één gedachte: overleven. Zodra je eenmaal verlof had, eens in het half jaar vijf dagen naar Tokio, dan zette je de bloeme tjes buiten. Zo reageerden we de spanning af waar we dagelijks on der leefden". Avonturiers De Nederlandse soldaten die in Ko rea hebben gevochten waren veelal avonturiers. Zonder uitzondering vrijwilligers die, zoals bijvoorbeeld Hopman, niet veel voelden voor een burgermansleventje in het na oorlogse Nederland en liever de ac tie zochten. Anderen waren net uit Indonesië teruggekeerd. Claproth: „Ik had twee redenen om mij aan Amerikaanse genietroepen bij het aanleggen van een brug. De motorkap van zijn Jeep was voor deze Nederlandse korporaal een prima aanrecht, waarop hij met behulp van zijn primus een warme hap kon koken. te melden. Op de eerste plaats was mijn vader in een Jappenkamp vermoord. De Japanners gebruik ten veel Koreanen als bewakers. Wraak dus. Daarnaast waren wij als beroepsmilitair in Nederlands- Indië een nogal vrije manier van leven gewend. In Nederland had den we het gevoel opgesloten te zit ten. Vandaar dat ik mij heb aange meld. Ik wilde meer actie en sensa tie". Er waren ook idealisten bij, vastbe sloten de Amerikaanse bevrijders te helpen en de Zuidkoreanen te vrijwaren van het communisme. Verscheidene oud-Koreagangers zijn er stellig van overtuigd dat voormalige Nederlandse SS'ers in Korea hebben gediend om zo een deel van hun „schuld" af te kopen. Het ministerie van defensie laat desgevraagd weten, dat nergens uit de archieven blijkt, dat er een offi cieel beleid is gevoerd om voorma lige Nederlandse SS'ers door mid del van deelname aan de strijd in Korea te rehabiliteren. De woord voerder van Defensie sluit echter niet uit dat sommige ex-SS'ers door de mazen van de keuring zijn heengekomen. De Nederlandse vrijwilligers moch ten eer) jaar in Korea blijven. Daar na moesten zij terug naar huis om opnieuw gekeurd te worden, voor dat zij voor een tweede maal kon den worden uitgezonden. Van die mogelijkheid is niet veel gebruik gemaakt. Voor de meesten was een jaar in de verschrikkingen van de Koreaanse oorlog meer dan genoeg. De Nederlandse militairen hebben zich op het slagveld in Zuid-Korea onderscheiden. Als bewijs daarvan diepen Hopman en Claproth uit hun tassen dozen op vol onder scheidingen: Koreaanse, van de Verenigde Naties en het Neder landse Kruis voor Recht en Vrij heid. Bovendien kreeg het Neder landse detachement de „Distinguis hed Unit Citation", de hoogste Amerikaanse militaire onderschei ding die een gevechtseenheid kan krijgen. Dankbaarheid In het huidige Zuid-Korea is de be volking de inspanningen van de duizenden soldaten die onder de VN-vlag hebben gevochten nog lang niet vergeten. Hopman: „Je wordt daar als een held ingehaald. „U hebt ons land bevrijd", zeggen ze. Ik zal je zeggen: schoolkinderen houden vrijwillig de erevelden bij, waarop de gevallen VN-soldaten liggen begraven. Als je ziet hoe het land zich heeft hersteld en omhoog heeft kunnen werken, dan krijg je het gevoel dat we er niet voor niets zijn geweest". Claproth vult aan: „De mensen in Korea proberen de veteranen op alle mogelijke manieren van dienst te zijn. Als je er op bezoek gaat, word je met alle égards behandeld. Ze proberen van alles voor je te re gelen. Als veteraan logeer je ook een aantal dagen op kosten van de Zuidkoreaanse regering. Die dank baarheid, die doet je wel wat". Contrast In schril contrast met deze waarde ring staat de koele, onverschillige en soms ook vijandige houding die Korea-veteranen in eigen land ont moeten. Hopman: „We hebben de naam gekregen dat we moorde naars zijn. Op het bedrijf waar ik werkte, kon ik het altijd met ieder een goed vinden. Totdat bleek dat ik in Korea had gevochten. Toen was het opeens over. In dit land is de indruk gewekt dat wij boeven waren, schorem. Natuurlijk, we hebben ons zelf aangemeld. Maar op verzoek van de regering, die ons naar Korea heeft gestuurd. Daar aangekomen waren we frontsolda ten. Die staan voor een bepaalde taak. En als de vijand daarbij moet worden uitgeschakeld, dan doe je dat". Voor sommige Korea-veteranen is de oorlog een afgesloten boek. Zij zijn er in geslaagd afstand te ne men van hun tijd in Korea. Maar de groep die er, in toenemende mate, steeds meer nadelige gevol gen van ondervindt, is veel groter. De een probeert een therapie om van zijn syndroom verlost te wor den. Een ander probeert zijn herin neringen te verdringen, sluit zich af en raakt ten slotte steeds verder in de put. De Korea-veteranen verschillen hierin niet wezenlijk van andere oorlogsslachtoffers: mensen die in Duitse of Japanse kampen hebben gezeten of die in Indië hebben ge vochten. Volgens professor J. Basti- aans van de Jelgersmakliniek in Oegstgeest is er weinig verschil tus sen de psychische problemen van oorlogsveteranen en die van de mensen die aan een KZ-syndroom lijden. Naarmate men ouder wordt komen herinneringen uit de jeugd sterker naar boven. En hoe meer sti emoties die herinneringen pen, des te moeilijke* kan mef er van losmaken. Hopman: „r loog. Met hem kan ik goed pi Ja, ik heb een Korea-syndroo; heb het er nog steeds over. Be agressief. Maar ik ben niet d( ge. Er zijn er zo veel als ik". one Dat praten over Korea veel met voormalige strijdmaf Want als de tijd in Korea vf Hopman iets heeft geleerd, f het de waarde van echte f raadschap. „Je praat met die hetzelfde hebben meegei Dr We zitten op dezelfde golflentf^ is een band, die nooit kapot We staan altijd voor elkaar k Twee veteranen die zich lat, het gesprek voegen, vormen f vende bewijs van die ondej band. Zij komen net uit fl waar ze met hun aanwezË hebben voorkomen dat een J waarder beslag kwam leggen f7' bezittingen van een st!"" die mede door zijn droom in de problemen zit. Geen uitkering Oud-soldaat Claproth zegt mfer druk, dat de ex-veteranen geerei kering eisen van de regering.:1 e we wel willen is dat de rejfn geld beschikbaar stelt, zodat P10 sen die het niet zelf kunnen F len toch in staat zullen zijn h*"-16 van hun gevallen man, vadl broer te bezoeken. Ik ben wet31' zig zo'n reis te organiseren. Df1 reaanse luchtvaartmaatschap|f de Zuidkoreaanse regering h£er toezeggingen gedaan. Nu Mde prinses Juliana een brief gesFeÊ' ven met de vraag of zij iets'va doen voor deze mensen. Dat i^n niet te veel gevraagd?". [J Nog belangrijker dan die n voor de Korea-veteranen d) verlost worden van het neg( stempel, dat zij naar eigen i< erkend zien dat zij namens I land in Korea hebben gevoeg „Voor een legitieme zaak. W» niet in vreemde krijgsdienst J den. Het was geen Vietnam",\i Claproth. Het feit dat premier" bers tijdens zijn recente bezoe) Zuid-Korea een krans heeft a op het graf van de NederlandlUV vallenen, is voor hem een ben\ gend gebaar. air Hopman: „De mensen vergetetfo als wij niet naar Korea w*rej gaan, er dienstplichtigen hr1 moeten opdraven. Daar hoev: nooit iemand over. We zijn irt:n opzichten het vergeten bau Meer begrip en erkenning zott6 hoop van onze problemen h«g voorkomen. Maar de werkelijï is anders. Zoals gezegd, het r* goede dat wij aan Korea h4i overgehouden is de kameraadl i. onder de maten. Voor de res/ de Nederlanders sukkels. Het iËK klootjesvolk". bn jos timit BRUSSEL Wie zich de moeite neemt wat vroeg uit de veren te komen om zich naar een van de Brusselse stations te reppen, kan meemaken hoezeer de Belg om zijn pintje geeft. Want in de open bars, die de stations een huiselijk karak ter geven, is het vanaf 's ochtends zes uur een drukte van belang, doordat de duizenden forensen, die er al een treinrit op hebben zitten meest Vlamingen, die voor geen goud in Brussel willen wonen hun eerste dorst lessen met een schuimend glas bier. Ik moet er op zo'n weinig sociaal moment niet aan denken, maar be grijpen doe ik het wel, want het Belgische bier is meer dan smake lijk, behalve wellicht enkele pils ners. Er is zo'n ongelooflijke ver scheidenheid, dat bier drinken hier iets heeft dat ver uitgaat boven het lessen van de dorst, voor de vorm een glas in de hand hebben of het eenvoudig dronken worden. Toen ik hier enige tijd woonde en me in een staminee de allure van een Belgische bierbrinker wilde aanmeten door eenvoudigweg „een pintje" te bestellen bij de uitbater, verzeilde ik in een uitvoerige dis cussie over welk pintje meneer dan wel bedoelde. Het bleef toen niet bij dat ene pintje, want de discussie moest stevig onderbouwd worden. Een van de talloze biersoorten is de Mort Subite, waarvan de naam minder aantrekkelijk is dan de smaak. Het wordt gebrouwen door de huidige staatssecretaris van landbouw en Europese zaken, Paul de Keersmaeker in Kobbegem, een gat dat geheel beheerst wordt door het bier. De brouwerij werd gesticht door de grootvader van de vriendelijke staatssecretaris, halverwege de vo rige eeuw, en zij produceert Lam biek, Geuze en Kriek. Maar haar bekendheid dankt zij voornamelijk aan de Mort Subite. De naam steunt op een geschiede nis, die nog tastbaar is in de Brus selse Warmoesbergstraat vlak bij de Grote Markt in de vorm van een café, de Mort Subite, waar een blind paard geen schade kan doen, maar waar de gezelligheid geen tijd kent. Het café kreeg zijn populariteit, toen een zekere Theophile Vossen uit zijn pand in de Stormstraat, La Cour Royale, trok en verhuisde naar de Warmoesbergstraat met medeneming van zijn tap en op schade berekende tafels en stoelen. De klanten werden toen voorna melijk ambtenaren van de nabijge legen Nationale Bank en journalis ten van de dagbladen, die daar in de buurt geproduceerd werden. De laatste categorie zorgde voor een enorme omzet, omdat zij daartoe nu eenmaal door het noodlot bepaald Om het drinken een schijn van bij komstigheid te geven, speelden de vaste klanten een dobbelspel, hier teerlingspel geheten, dat de Pitjes- bak genoemd werd. De verliezer moest, zoals gebruikelijk in eerza me cafés, een rondje betalen, in dien hij „mort", dood, was. Maar het gebeurde meer dan eens dat de jongste bediende van een krant hijgend de staminee binnen rende om de Heer Journalist een plotseling onheil te verkondigen, waardoor diens aanwezigheid op de krant noodzakelijk was. Halverwe ge het spel aan de Pitjesbak werd dat als weinig prettig ervaren, want zo -bleef de verliezer onbe kend en het glas leeg en daar kwam men niet voor. Vandaal men bedacht dat in zo'n gevton speler alle teerlingen in de r bak moest gooien en dat er spy was van een „mort subite',üi. op zijn gezondhPg Journalisten vindt men bijnaüh meer in de Mort Subite, omdLv dagbladen elders panden hey betrokkken. Ook de PitjesbaklQï niet meer. Maar de Mort SL, schuimt er nog volop en geett\. bijna weer glans aan zijn naaiiQ' toeristen, die zich verkeken Ayr op het hoge alcoholpercentage de tast het pand verlaten. J' AAD JONGBÜ

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1985 | | pagina 22