Ëj
H
Nieuwe
ster
Gregory
Hines:
„Ik ben
meer
danser
dan acteur"
ZATERDAG 11 MEI 1995
COTTON
Leide** hoofdrolspelers, Hines en Gere.
)EN - Hij is zwart, mid
den. A$ot en tenger. Hij heeft
ij voonjaakneus, de ogen van
r Keaton en een hanger-
i zijn linkeroorlel. Zijn
is Gregory Hines. De
stbusfl kent hem n°g nauwe-
maar geroutineerde
Iway-gangers lichten
fcloos zijn doopceel: hij
_^apdansen als de groot-
uit de jaren veertig, hij
IT B.feingen en acteren, hij
Je en zong in een aantal
Iway-musicals zoals „Eu-
UP^ebaseerd op de muziek
wijlen Eubie Blake, je
naardihem op de platen ervan
i en hij is de zwarte
Hazeijrolspeler uit „The Cot-
,'lub", Francis Coppola's
liljoen dollar kostende
•ond het beroemdste café
i geschiedenis van jazz en
business, die binnenkort
lederland in première
I Het heeft er alles van
I Gregory Hines een ster is.
t Londense Atheneum-hotel
lat alleszins mee. Goed, we
h op hem wachten, maar
het Londense spitsuur debet
T vrdü 6aat hij de voor hem geko-
journalisten aan een met
fluweel beklede tafel zitten
Ok Zfcpt: „Waar zijn de kaarten,
m. omt het eerste uit?". Gedu-
het hele gesprek balanceert
enwichtig tussen grapjasserij
nst, beweegt zijn dansersli-
1 dan weer in de richting van
ne vragensteller, dan weer
ng nummer twee, en zet zijn
•orden kracht bij met stompen
ken op mijn arm (ik zit direct
hem). „Ik voel me meer een
'en ïser dan een acteur", heeft hij
dmini, aantal malen in interviews
I. „Dat is echt zo", beaamt hij
»ns. Verontschuldigend bijna,
ren doe ik alles bij elkaar pas
ige icht jaar, maar ik dans m'n
aan heven. M'n moeder deed m'n
nedeten mij op taples toen ik drie
je st{k kan me trouwens niet voor
reau 1 wat we daar toen gedaan
n, een beetje hupsen, denk ik.
een rerste herinnering is dat ik
ir Deten' kan Praten en kan dan-
v-- ik weet niet 1-* :1-
i hele leven".
toep5nier waarop Gregory Hines
,jn rol in „The Cotton Club"
de leidde inmiddels tot steeds
°Pdrr wordende verhalen in de
intaleNet zoals de film dat zelf
In ons land publiceerde Vrij
land een bijlage-groot Ameri-
0 me- artikel over de problemen
opleide film. Tientallen scriptver
ing m tientallen financiers, die
rjg andere eisen stelden en uit
idmirfoi64* stapten, de broers Dou-
,ewen zakenmensen uit Las Vegas
iteindelijk de film financieel
amen en een man met Maffi-
necties in de buurt van Cop-
^osteerden om het budget te
ten en de film Op tijd af te
d vvoP- De oorsponkelijke produ-
(Robert Evans, geen kleine
die jaren tijd en geld in het
de t had gestoken, zat aan het
(07Cvan de rit zonder een enkel
recht op het project en zon-
5 fn cent. Hines werd door hem
agd voor de rol van Cab Cal-
de befaamde bandleider,
r en „hi-de-ho"-man. Een
rol. Hines wilde maar al te
iand\ Tot hij het script in handen
'n*ij A Hines: „Ik zag het bij toeval
(i tafel liggen, heb het meege-
en ben ermee op het toilet
'ijd oUitten. Een uur lang. En toen
ofdk 't. Ik wilde niet Cab Callo-
jit tempelen, maar een niet met
genoemde andere zwarte fi-
in het verhaal. In het script
n zijl die toen nog alleen maar
Q Dat was een rol waarin ie
'vakfart acteur eindelijk een scala
moties kwijt kon. Woede, ge-
ingst, tranen, romantiek, sex.
i rollen zijn zeldzaam voor
"et acteurs. Ik heb Robert
'n "s gebeld, die toen de film nog
egisseren, en gezegd: „Ik ben
>oek.T". Maar Evans dacht voor
acatol aan Richard Pryor en ik
es nem geen ongelijk geven, want
is een ster. Maar ik ben 'm
iritsn achtervolgen. Ik heb elke
ebeld, tot ie gek van me werd.
tecretaresses wilden me niet
doorverbinden, maar ik ben
n uv" bluffen. „Meisje, verbind
ou maar door, want ik krijg
lst jl zeker. En als blijkt dat jij me
i gezeten hebt, zit jij met de
tken peren". Dat vonden ze
euk, dus elke keer kreeg ik
8 toch aan de lijn. Per vergis-
zogenaamd. Ik ben toen bij
komen tapdansen. Alle kran-
ebben geschreven, dat het op
«fel was. maar dat red ik op
m'n 38e echt niet meer. Schrijf
maar dat het een koffietafel was,
dat is dichter bij de waarheid. Maar
ik kreeg die rol".
Sigarelucht
Gregory Hines krijgt van het hotel
personeel een sigaar aangeboden.
Maar of het dan wel een Monte
Christo kan wezen, vraagt Hines.
„Ik rook alleen maar sigaren, een
per dag. Helaas moet ik dat altijd
op gelegenheden als deze doen,
want mijn vrouw haat sigarelucht.
En mijn dochter ook. Dus mensen,
neem me niet kwalijk". We begin
nen over de tumultueuze toestan
den rond de film. Geen pretje?
„Jongens, niks aan de hand, een
fluitje van een cent, je merkte ner
gens iets van". Een ironische ont
duiking van de waarheid, waaraan
hij later toevoegt: „Goed, iedereen
weet inmiddels wat voor een choas
er rond de film heerste. Maar toch
moet ik je zeggen: het is de mooiste
rol die ik ooit gespeeld heb. Ik
vond het fantastisch om met al die
grote mensen te werken. En dan in
een film die gaat over een prachtig
stuk geschiedenis van het zwarte
amusement. De Cotton Club, ik
was er mee opgegroeid. Mijn groot
moeder is een Cotton Club-girl ge
weest, toen die club heropende in
Down Town New York, mijn vader
heeft mijn hele jeugd lang platen
gedraaid van Basie, van Duke El
lington. In 1974 heb ik in een Cot
ton Club-revue gespeeld, met Cab
Calloway in de hoofdrol. Ik heb
over dat verleden met hem ge
praat, hij heeft me verteld hoe 't
was. Voor mij was 't zoiets als, als
een paar schoenen dat je altijd al
wilde hebben. Je kijkt er voortdu
rend naar en je denkt: een keer
moet én zal ik die schoenen aan
m'n voeten hebben".
Bootleggers
Tijd voor een stukje Amerikaanse
amusementsgeschiedenis. In de ja
ren dertig was de Cotton Club dé
uitga^psgelegenheid van Harlem.
Eigendom, zoals alle clubs in die
tijd, van „bootleggers", gangsters
meestal die de droogleggingswetten
ontdoken. Er kwam alleen blank
publiek, maar op het toneel stond
het puikje van het zwarte talent.
Zwarte sterren werden wel in de
club zelf toegelaten, maar je moest
al een hele grote zijn wilde je een
plekje vooraan krijgen. De meesten
kregen een minder zichtbaar
plaatsje in de coulissen. Duke El
lington speelde er vanaf 4 decem
ber 1927 met een tienmans orkest.
Hij begeleidde er zangeressen, zan
gers en dansers. De beroemde Bill
(Bojangles) Robinson, Adelai4e
Hall, die in nummers als „Creole
Love Call" voor het eerst haar
stem als instrument zou gebruiken
en de trompetgrowl van Bubber
Miley imiteerde. In '31 vertrok El
lington uit de Cotton Clob, maar hij
had er zijn bijnaam als „The aristo
crat of Harlem" verdiend, had er
een eigen vorm gevonden met
nummers als „Mood Indigo", „The
Mooche" en „Black and tan Fanta
sie". Muziek die nog altijd leeft, al
is die Cotton Club al lang verleden
tijd. Showman Cab Calloway volg
de Ellington op, daarna speelde
CLUB
Jimmie Lunceford er, maar in 1936
was het gedaan. De club verhuisde
naar waar later de Latijns-Ameri
kaanse wijk van New York zou ko
men, maar de tijden waren veran
derd. Wie in de Cotton Club was
opgetreden, wist echter dat het
goed met 'm zat".
Pijnlijke periode
Tapdansers te over in de tijd van
de Cotton Club. Vertegenwoordi
gers van een soort amusementsdans
die later zo goed als zou verdwij
nen. Op Amerikaanse shows op reis
door Europa kon je ze nog wel eens
aantreffen, die „hoofers" van rond
de zestig, die nog altijd de meest in
gewikkelde ritmische patronen op
de vloer prentten en de supersnelle
roffels op de vloer lieten horen.
Gregory Hines: „Op een gegeven
ogenblik waren er geen tapdansers
meer. Er zijn verschillende theo
rieën over. Er zijn mensen die zei
den: „Dat komt omdat de theaters
van die prachtige vloeren kregen.
Ze konden geen krassen hebben op
dat dure, glanzende hout". Ik denk
dat het te maken heeft met het
verdwijnen van de vaudeville.
Daarin had je een paar acts op een
avond. De platenindustrie nam het
amusement over, en die was niet
geïnteresseerd in dansers die alleen
hun voeten gebruikten. Het was
een pijnlijke periode. Ook voor mij.
Ik ben gestopt met tapdansen toen
ik 24 was en begon pas weer toen
ik 32 was. Ik had een duo met mijn
broer Maurice. Eerst waren we de
„Hines Kids", later „The Hines
Brothers". We moesten ermee op
houden. Er was geen emplooi meer,
je moest solo doorgaan".
Hippie
„Sandman" Williams, aan „hooier" uil da lijd van da achte Cotton
worden. Ik ben naar Venice bij Los
Angeles gegaan, een fantastische
tijd. Ik ben er een rockband begon
nen. Nee, succes heb ik er niet ge
had. Maar ik heb er voor het eerst
voor mezelf leren zorgen. Ik was
daarvoor steeds verzorgd. M'n moe
der, m'n vader, m'n agent, m'n le
raren, daarna m'n eerste vrouw. Ik
ben gescheiden, heb toen ik alleen
was pas mijn dochter leren waarde
ren ze is nu 15 en heeft trou-
m'n huidige vrouw leren kennen
(de blanke Pam Koslow, werkzaam
in de onafhankelijke film in Ame
rika). Zij heeft me geholpen terug
te komen. Ik kreeg een rol in een
„black show". Die werd voortijdig
gestopt, toen kwamen „Eubie" en
„No No Nanette". Ik was de enige
jonge zwarte acteur die ze hadden
die kon tapdansen, al heeft 't me
wel pijn gedaan om dat weer onder
de knie te krijgen. Er waren verder
alleen maar ouwetjes van in de zes
tig. Jonge acteurs namen jazzlessen,
of afrodancing. Nu is het anders. Er
staat nu weer een heel stel jonge
acteurs te trappelen om te tappen.
En nu heb ik net een film met dan
ser Michael Baryshnikov achter de
rug. Ik speel er een ex-Vietnam
soldaat in die terugkomt en in Mos
kou belandt. Hij speelt een klassie
ke danser die in Amerika terecht
komt. Later komen we samen. Een
bijzonder mens, die Baryshnikov.
Niet gemakkelijk. Nogal nurks
soms, maar in wezen erg aardig als
je hem beter leert kennen. Ik heb
hem een paar stappen tapdans ge
leerd en hij heeft mij leren wodka-
-drinken. Nu ben ik bezig voor een
nieuwe show, gebaseerd op het le
ven en de muziek van Jelly Roll
Morton".
Richard Gere
Terug naar „The Cotton Club". Hi
nes: „Een van de fiinste aspecten
aan die film is het feit, dat blank
en zwart er compleet in konden sa
menwerken. Ook al door de ma
nier waarop Francis Coppola
werkt. Iedereen moet op de set zijn.
Dus daar zat Richard Gere, de
hoofdrolspeler en verderop een fi
gurante en daar weer Honi Coles,
die fameuze oude tapdanser. Ik zei
je al, dat ik zo blij was met die rol.
omdat hij echt is, geen stereotype
rol. Toen Francis Coppola de regie
overnam, heeft hij mij en een paar
anderen gevraagd bij hem thuis te
komen, in Napa Valley, het wijnge
bied in Californië waar hij een stuk
land bezit. Daar heb ik echt mee
kunnen denken aan die rol. Die
oorspronkelijke S.T. is ook com
pleet veranderd.
Hij kreeg steeds
meer de trekken
van een „hoofer"
die in de Cotton
Club-tijd bestaan
heeft, Delbert
„Sandman" Willi
ams. Ik kon zeg
gen wat ik graag
kwijt wilde in die
rol. En Francis
luisterde. Daar is
hij geweldig in.
Net zoals in het
mensen in de goe
de stemming
brengen. Lukt
iets niet, dan
neemt hij je apart,
brengt ie naar zijn
zilverkleurige ca
ravan op de set,
omarmt je, maakt
capucino voor je,
zingt voor je. Net
zolang tot je thuis Richard Gere
bent. En hij ge
bruikt allerlei
dingen die hij hoort. Hij hoorde dat
ik een „act" had met mijn broer en
dat die opgebroken werd doordat
de tijd niet gunstig meer voor ons
was. Hij heeft dat gebruikt in de
film, weliswaar meer gedramati
seerd, maar toch. En die rol van
„Sandman" Williams is uiteindelijk
dat complete karakter geworden
dat ik zo graag wilde spelen. Een
mens, voor wie je respect hebt. En
dat is iets geweldigs, dat het einde
lijk zo ver is dat zwarte acteurs
complete zwarte mensen spelen.
Net zoals het er zo langzamerhand
op gaat lijken dat zwarte acteurs
rollen krijgen die niet typisch
zwart zijn. Daarmee bedoel ik niet
dat we opeens blank worden, maar
rollen waarmee ook een blank pu
bliek zich kan identificeren Eddie
Murphy is daar natuurlijk hét
voorbeeld van. Ik heb hem ont
moet. Hij was toen 22, dacht ik, een
ongelooflijke jongen, zo zeker.
Toen ik zijn leeftijd had, was ik een
snotneus die het zogenaamd alle
maal wist, maar er geen jota van
bakte. Films als „A soldier's story"
zijn een commercieel succes; John
Sayles maakt „Brother from ano
ther planet", met een zwarte acteur
als die buitenaardse „brother". Als
zwart acteur zou ik ook graag m'n
carrière in eigen handen hebben,
zelf kunnen beslissen welke rollen
ik wel of niet neem. Zover is het
nog niet, maar de filmindustrie be
seft het wel. Het kost ons meer
moeite iets voor elkaar te krijgen
dan een blanke, maar zo is de ge
schiedenis van onze mensen nu
eenmaal. Kijk, ik ben maar een
bantamgewicht, ik ben niet zo'n
type om door te drammen. Dat met
Robert Evans gebeurt me ook maar
een keer in m'n leven. Maar ik wil
graag werken, en ik wil via m'n
rollen iets laten zien dat belangrijk
is. Hoe ouder ik word, hoe meer ik
ga beseffen dat kunst ontzettend
veel met politiek te maken heeft".
Improvograaf
In „The Cotton Club" in feite
een mengsel van maffia, muziek en
melodrama zit een scène met
een aantal „hoofers", tapdansers
dus, in „The Hoofers Club". Een
ontroerend mooie scène voor wie
om showbusiness geeft. Gregory
Hines: „De gemiddelde leeftijd in
die club was 68 geloof ik. Maar het
was er zo ontspannen. Af en toe
werd er een stukje getapt, dan
weer gekaart en je hoorde verhalen
als: „Weet je wat er toen en toen in
1938 gebeurde?". En een ander
„Nee, niet waar, dat zat zo en zo".
Prachtig".
Zelf staat Hines in de aftiteling van
de film als „improvograaf". Een
voor deze film bedacht neologisme,
omdat Hines z'n solo's nu eenmaal
niet vastlegt of wil laten vastleg
gen, maar ze ter plekke laat ont
staan. Hij is de choreograaf van zijn
eigen improvisaties. Hines: „Ik
denk dat ik tien jaar oud was. Het
was in het Appolo- theatre. Daar
trad een tapdanser op. die Teddy
Hale heette. Na schooltijd bracht
m'n moedr ons naar dat theater en
omdat we er zelf wel eens waren
opgetreden, lette het personeel op
ons. We zaten daar drie voorstellin
gen achter elkaar uit En wat mij
ontzettend trof, was dat Teddy
Hale niet een keer dezelfde dingen
deed. Hij improviseerde. Op dat
moment wist ik dat ik 't ook zo wil
de doen. Ik heb hem geïmiteerd,
had op m'n twaalfde dezelfde kle
ren aan als hij, deed m'n haar net
zoals het zijne, pikte danspassen
van hem en van anderen. En zo
heb ik die vorm gevonden. Want je
leert voortdurend van elkaar in dit
vak. Als je zo'n oude rot als Honi
Coles op straat tegenkomt, of bet
nu winter is of zomer, dan kun je
er gif op innemen dat hij je zomaar
op een straathoek een bepaalde
danspas voor gaat doen. Nou, in bet
begin schaam je je dan behoorlijk".
Trio
Gregory Hines heeft inmiddels
voor de derde maal zijn sigaar aan-
hoofdrolspeler naast Gregory Hines.
gestoken en zegt: „Mijn vader
speelde drums. Je komt zijn naam
niet op platenhoezen tegen, hij was
studio-muzikant en staat bijvoor
beeld op een hoop hits uit de rock
and roll-tijd. De droom van mijn
vader was ooit nog eens een num
mer met ons dneen te hebben.
Maurice en ik tappend en pa achter
de drums. Hij was doodvermoeid
van het reizen. Hij die kant op en
wij de andere kant. Het is even
goed gegaan, maar toen werd de
tijd te slecht. Hij is in de horeca ge
gaan, in Las Vegas. Toen ik hem
van „The Cotton Club" vertelde,
zei hij: „Listen, I know that shit,
you better get me a gig" (netjes
vertaald: „Ik ken die troep van ha
ver tot gort, zorg jij nou maar dat
er daar iets voor me te doen is").
Dat heb ik tegen Francis Coppola
gezegd, en, kijk maar naar de afti
teling van de film. hij hééft er iets
tc doen gehad. Technisch adviseur.
Het trio toch verenigd".
Wanneer we van de groene tafel
opstappen is er nog eenmaal de
grappenmaker Hines: „Wat jon
gens, geen spelletje kaart"*". En
wanneer hij weg moet naa^ een
sessie met een aantal fotografen,
mompelt hij nog van achter z'n si
gaar: „Ach jongens, 't is een rot
baan. Maar iemand moet 't toch
doen7".
Gregory Hines, een nieuwe ster?
Gregory 1
Jazeker.
BERT JANSMA