Kroonprins tegen
en
dank
„AI was het maar om
aan te tonen dat joden
geen schapen zijn
te kabouters zijn onder ons
RUDY, EEN
STRIJDBARE
JOOD 1940-1945
CcidaeSouumt
DINSDAG 23 APRIL 1965 PAGINA 7
REN ATE RUBINSTEINS IMPRESSIE VAN ALEXANDER
rinses Stefanie van Monaco
de enige van zijn adellijke
eftijdgenoten, die Alexan-
jrs belangstelling heeft.
1EN HAAG Vraag aan kroonprins Willem-
dexander, die thuis Alexander of Alex wordt ge-
oemd en dus voor de rest van dit verhaal ook zo zal
eten: „Hoe stel je het je voor om koning te zijn?
iTind je dat leuk?"
ntwoord: „Moeilijk. Ik weet niet hoe het is. Maar
\s ze vragen: wil je nu koning zijndan zou ik beslist
>ggen: nee. Ik wil eerst tijd om wat te leven en te
ijken hoe het allemaal in elkaar zit".
rraag: „Als ze zouden zeggen: je mag kiezen. Jij
'ordt koning of je broer Friso. Wat zou je doen?"
)aj lexander: „Dan zou ik meteen zeggen: broer, neem
fAet maar over".
j rraag: „Ja, echt?"
lexander: „Ja, meteen. Maar ik denk dat Friso het
tok niet doet. Friso zegt altijd: je mag Alex wel in
1 *\kaar slaan, maar zorg dat hij niet doodgaat, want
'.San moet ik koning worden".
eze licht-onthutsende twee-
^^raak stamt uit het vandaag
irschenen boek „Alexander:
;n impressie van de kroon-
Ety ins bij zijn 18e verjaardag".
- et is „op geheel eigen wijze
schreven door Renate Ru-
nstein", voegt de Staatsuit-
iverij er eigenmachtig aan
e, en daarmee wordt, zo zal
ijken, geen woord te veel
•zegd. Meteen nog maar een
Oorbeeld. Dan gaat het over
'BSp rechercheurs, die de prin-
n van Oranje overal en al-
jd vergezellen. „Soms doen
e iets dat niet mag en dan
neggen ze dat", bekent
lexander. „Wat dan?", wil
enate Rubinstein weten. De
rins aarzelt, maar zet man-
ioedig door: „We hebben
•n keer 's nachts tegen een
h juis gewaterd. Toen zeiden
dat ze hoopten dat we dat
het vervolg nooit weer
iuden doen. Maar het was
:woon tegen een muur; het
lam was wel zó hoog erbo-
:n".
enate Rubinstein is vooral
ekend door de columns die
onder de schuilnaam „Ta-
ir" in het allesbehalve ko-
ngsgezinde weekblad Vrij
Ederland schrijft. Toen Be-
j'vx en Claus in 1966 trouw-
den, maakte ze deel uit van
groep intellectuelen, die
ch openlijk tegen de echt-
irbintenis verzetten en die
j bevolking opriepen de
lestelijkheden te boycotten,
oe dat destijdsHs afgelopen,
eet nog iedereen,
ulke antecedenten ten spijt
ieft de Rijksvoorlichtings-
enst Renate Rubinstein de
ingewezen persoon geacht
kroonprins Willem-
lexander ter gelegenheid
an zijn 18e verjaardag (27
)ril a.s.)" op schrift te por-
•etteren. Eerder in de ge-
:hiedenis had Hella Haasse
etzelfde met kroonprinses
eatrix mogen doen, toen die
aatsrechtelijk meerderjarig
erd. Maar Hella Haasse
tond bij de Koninklijke fa-
lilie goed aangeschreven; ze
ad zelfs moeder Juliana ge-
:rd tijdens de vootstel-
ngen van het toneelclubje,
?e de toenmalige vor-
in op paleis Soestdijk lief-
ebberde. En nóg een ver
gil: door Hella Haasse is in-
ïrtijd geen enkel letterlijk
oord uit de mond van
«onprinses Beatrix opgete-
ind; dat had ze de Rijks-
lorlichtingsdienst moeten
[oven.
t'e'
ar
:en taboe's
[beveel anders en vrijposti-
pr kon Renate Rubinstein te
rk gaan bij het schrijven
an haar boek over Alexan-
er, waarvan de eerste druk
5.000 exemplaren beslaat,
i^ar waarvan er schatten
bij de Staatsuitgeverij
iteindelijk 50.000 verkocht
aan worden. „Mij zijn door
e Rijksvoorlichtingsdienst
een beperkingen gesteld",
erzekert de schrijfster in
aar slotwoord. „Geen voor-
'aarden werden opgelegd,
een onderwerpen taboe ver
lui laard. Ik mocht doen wat ik
'ilde en dat heb ik dan ook
edaan". Kenmerkend voor
et openhartige resultaat is
bijvoorbeeld de passage
waarin beschreven wordt
hoe Alexander ontzag heeft
voor de arbeid, die moeder
Beatrix verzet.
„Ze werkt elke nacht tot één
of twee uur in de ochtend",
heet het daar. „Als Alexan
der uit de disco thuiskomt en
nog even een hengst geeft
aan de stereo, stampt zij bo
ven zijn hoofd op de vloer.
Of meneer wat minder her
rie wil maken, want ze werkt
nog, en of hij even goede
nacht komt zeggen. Het is
ook wel eens gebeurd dat
Alexander om twee uur thuis
kwam, boven zijn hoofd niets
hoorde, dacht dat zijn moeder
al was gaan slapen en dus om
vijf over twee weer het huis
verliet, richting disco in
Scheveningen. Maar zijn
moeder was om kwart over
twee nog even komen kijken,
en toen ziin bed leeg bleek,
had ze de hele nacht niet ge
slapen".
Er loopt toch niets
rond?
Of deze passage, handelend
over de vrijheid van Alexan
der om straks zijn eigen le
venspartner te kiezen: „Ik
denk persoonlijk dat, als ik
echt met iemand wil trouwen
en het zou niet mogen, of ik
zou daarvoor afstand moeten
doen varj de troon, dan zou
ik dat doen. Ik zou liever
vrijgezel blijven dan gedwon
gen trouwen. Moet je eens
kijken, er lgopt toch hele
maal niets rond? Stefanie
van Monaco, dat zou ik niet
erg vinden, maar verder? Ik
zou afstand doen. Dan was ik
meteen van de verantwoor
delijkheid af".
Hoe fris van de lever Renate
Rubinstein zich van haar of
ficiële opdracht mocht kwij
ten, blijkt voorts uit het feit
dat ze een geheim wapen kon
inschakelen teneinde
Alexander aan het praten te
krijgen. Dat wapen was haar
bloedeigen neef Maurits, een
gewone Amsterdamse school
verlater, drummer in een
bandje.
„Het leek me een test om te
zien hoe de kroonprins met
zo'n generatiegeqpot om zou
gaan", verantwoordt de
schrijfster haar ongebruike
lijke stap om neef Maurits
mee te nemen naar het inter
naat Atlantic College in het
Engelse graafschap Wales,
waar Alexander sinds 1983
op school is en waar de inter
views plaats zouden vinden.
Maar gaandeweg ontpopte
deze gewone Mokumse jon
gen zich minder als toets
steen dan wel als ijsbreker.
„Iedere keer dat ik de prins
niet begreep", schrijft Renate
Rubinstein, „voelde Maurits
hem wèl goed aan. En her
haaldelijk zag ik Alexander,
als hij niet wist wat ik nu
weer bedoelde, hulpzoekend
naar Maurits kijken. Want
die tvyee jongens waren voor
elkaar niet bang en begrepen
elkaar".
Niet lastig
Maurits de IJsbreker valt
aardig aan het werk te zien
in het hoofdstukje uit het
boek. waarin Renate Rubin-
De kroonprins voor het ouderlijk huis, paleis Huls ten Bosch in
Den Haag. Illustratie uit het boek van Renate Rubinstein (foto
Vincent Mentzel).
stein de kroonprins vraagt
een portret van zichzelf te
schilderen. „Alexander zijn
gezicht bewolkte en hij ver
viel in diepe stilte. Hij zal
wel gedacht hebben: dat
mens weer", kleineert de
schrijfster haar eigen rol bij
de gesprekken.
Dank zij de gevatte tussen
komst van Maurits echter ge
raakt de kroonprins tot" het
inzicht dat zelf-discipline een
zwakke plek in zijn karakter
is, en dat logisch denken zijn
sterke punt vormt. Vanwaar
dit laatste? „Ik hou niet van
idealisme, ik hou van realis
me". Een staaltje van dat rea
lisme vervolgens, wanneer
Alexander alweer aan
Maurits uitlegt hoe het
zijn eigen keuze is geweest
om van het Vrijzinnig Chris
telijk Lyceum in vertrouwd
Den Haag over te stappen
naar een kostschool in het
verre Wales. „Kijk, ik vond
mezelf niet lastig. En mijn
ouders vonden zichzelf niet
lastig. Maar elkaar vonden
we wèl lastig".
Op een nooit eerder vertoon
de manier wordt in Renate
Rubinsteins boek een volk de
gelegenheid geboden om met
zijn toekomstige koning ken
nis te maken. Koning? „Hij
observeert iedereen en ziet
alles; hij zou een heel goede
rechercheur worden als hij
niet voor koning in de wieg
was gelegd", oordeelt de
schrijfster op voorhand.
„Als ik geen koning werd,
zou ik piloot worden", vindt
de kroonprins er zelf van.
En, even later: „Ik denk dat
ik, wanneer ik gewoon
Alexander Jansen was ge
weest, dan had ik veel banen
gehad. Ik hou van afwisse
ling".
Lid van de Raad van State
zal hij desalniettemin wor
den, nadat hij op 27 april zijn
18e verjaardag neeft gevierd.
Voor het eerst meerijden in
de gouden koets zal hij als
het weer Prinsjesdag is, en op
een eigen troon zal hij in de
Ridderzaal naast zijn ouders
zetelen. Gratis gebruik zal hij
voortaan mogen maken van
het regeringsvliegtuig of van
helicopters van de Koninklij
ke Marine en de koninklijke
trein staat tot zijn beschik
king. Om maar te zwijgen
van de geruchtmakende ne
gen ton, waaruit zijn jaarlijk
se toelage bestaat.
Negen ton
Die negen ton zitten hem
dwars, heeft Renate Rubin
stein (of was het neefje Mau
rits?) uit hem gekregen.
Waarom? Ze brengen zijn
toekomst angstig dichtbij en
beknotten daarmee zijn vrij
heid. Door dat geld kan Ne
derland voortaan moreel
recht op hem doen gelden,
vreest hij, terwijl het koning
schap voor hemzelf eigenlijk
nog iets abstracts is en hij
eerst liever van het leven zou
genieten. Hoe? Op 17 januari
1987, heeft hij al uitgerekend,
komt hij uit militaire dienst
en hij weet wat hij dan zal
gaan doen. Er is een disco in
Oostenrijk waarvan hij de ei
genaar kent. Daar wil hij
's avonds als portier werken
en overdag lekker skiën.
De suggestie dat hij natuur
lijk net als moeder Beatrix
en grootmoeder Juliana in
Leiden gaat studeren, wekt
zijn verontwaardiging. Het
kan net zo goed Delft worden
en waarom niet Amsterdam?
Welke studie, dat weet hij
nog niet, maar al weer: „Als
ze rechten verwachten, zou
ik bij wiize van spreken na
tuurkunde kiezen, alleen om
te laten zien, dat ze het niet
bij het rechte eind hebben".
Maar je moet natuurlijk in
militaire dienst, probeert Re
nate Rubinstein door te prik
ken. „Waarom?", rebelleert
Alexander. „Als ik er zo over
zou denken, zou ik dienst
weigeraar worden. Het zou
wel een storm doen opwaai
en, maar toch....".
Interesse
Volledigheidshalve heeft de
schrijfster ook de leerkrach
ten van Atlantic College over
hun vorstelijke pupil doorge
zaagd. Enkele uitspraken:
„In het begin verbeeldde
Alexander zich heel wat en
liet hij zich voorstaan op zijn
afkomst, maar tegenwoordig
is hij heel spontaan en open
en wordt hij door de leerlin
gen geaccepteerd. Zijn aan
dacht gaat meer uit naar zijn
omgang met vriendjes dan
naar zijn studie. Hij is snel
van begrip, maar hij ont
houdt alleen de helft van wat
ik vertel. Hij vindt het leuk
om aardig gevonden te wor
den, maar hij reageert slecht
op kritiek. Hij kan wel blok
ken, maar hij doet alleen zijn
opgegeven werk, hij is niet
zelfstandig genoeg om een
onderwerp uit te kiezen en
zich daarin te verdiepen. Hij
is jong voor zijn leeftijd".
Het schoolhoofd van Atlantic
College vat zijn indrukken
aldus samen: „De moeilijk
heid met Alexander is dat hij
zich alleen interesseert voor
zaken en mensen die direct
met hemzelf te maken heb
ben. Dat vind ik betreurens
waardig. Het zou goed zijn
voor een aanstaande koning
als die zich bezighield met
problemen zoals de honger in
de wereld en de vrede op
aarde".
Plat Haags
De gesprekken met de Britse
leerkrachten vormen niet het
meest informatieve onder
deel van het boek en Renate
Rubinstein maakt zonneklaar
dat zij er weinig waarde aan
hecht. Alexander zelf, de jon
gen van vlees en bloed, de
kroonprins tegen wil en
dank daar gaat het haar
om en die is bij haar in goede
handen. Met geamuseerde
verbazing beschrijft zij hoe
Alexander allerlei dialecten
kan nadoen, van plat Haags
tot Maastrichts. Koningin Be
atrix ergert zich wanneer hij
thuis plat Haags praat met
zijn broers. Zij verbiedt het
en krijgt ten antwoord: „Kijk
naar je eigen manier van
praten, vind je dat misschien
normaal?, ik noem het be
kakt".
Moeder Beatrix is jarig. Laat
de kroonprins het rood-wit-
blauw op de toren van Atlan
tic College wapperen? Nee,
hij steekt de Heineken-vlag
uit. Welk Nederlands ouder
paar zou zijn eigen kind niet
herkennen in dit soort pube
rale weerspannigheden? Re
nate Rubinstein heeft ze bij
Alexander herkend en het
siert de Rijksvoorlichtings
dienst dat zij daar de vrijheid
toe heeft gekregen.
Een algemene karakterschets
tenslotte, zoals die uit het
boek naar voren komt. „Een
heel verstandige iongen",
schrijft Renate Rubinstein,
„maar nog net in staat om
onwijze dingen te zeggen.
Toen ik het denkbeeld op
perde dat, na zoveel konin
ginnen, een koning straks
heel iets anders zou zijn, zei
hij: „Alle schepen zullen zij
moeten omdopen, de hele
post".
Iets melancholieks
Hij vindt Koot en Bie fantas
tisch en houdt van muziek
die zijn moeder herrie noemt
Acht het beneden zijn waar
digheid om te liegen. Heeft
het racisme hoog op zijn af-
keerlijstje staan brak dan
ook met een vriend die in de
disco een opmerking maakt
over „die zwarte". Religie
laat hem vooralsnog tamelijk
onverschillig. In het gezel
schap van zijn vrienden wekt
hij de indruk de oudste te
zijn een hoffelijke, vol
wassen gastheer. Maar hij
kan zich ook voordoen als
een kind dat verheugd kijkt,
„alsof de kaarsjes in de kerst
boom aangestoken worden".
Een intrigerend mengsel van
behoedzaamheid en onbevan
genheid noemt Renate Ru
binstein hem. Over ziin lief
desleven heeft hij tijdens de
gesprekken op Atlantic Col
lege niets prijsgegeven. Wie
aast op intimiteiten, zal zich
tevreden moeten stellen met
constateringen als: „Hij wekt
de indruk van iemand die er
af en toe behoefte aan heeft
om op zichzelf te zijn" en „Ik
geloof dat er naast al zijn ro
buustheid iets melancholieks
in hem zit".
Slotconclusie van het boek:
„Als er geen oorlog komt, als
Nederland een vrij land
blijft, als wij een democratie
blijven houden, dan zal de
huidige kroonprins voor dat
land een heel geschikte ko
ning zijn".
PIET SNOEREN
„Alexander: een Impressie van
de kroonprins" door Renate Ru
binstein; Staatsuitgeverij. Den
Haag.
Luxe gebonden uitgave met sto
fomslag 25.-, als paperback met
stofomslag 17,50.
'EL NEDERLANDERS GELOVEN IN PARANORMALE VERSCHIJNSELEN
\OLLE Misschien hebt u
hartelijk moeten lachen om
beschrijvingen van Rien
jprtvliet in zijn boek „Kabou-
p". Leuke, kleine wezentjes,
I 's nachts tevoorschijn komen
I hand- en spandiensten te ver
men. Maar niemand natuurlijk,
ze ooit heeft gezien. Nou ja,
mandEen onderzoek door
Nederlandse Stichting voor
Statistiek (NSS) onder 813 Neder
landers wijst uit dat vier van de
ondervraagden waarachtig wel
eens oog in oog hebben gestaan
met elfen en kabouters.
En buitenaardse wezensOok al geen
lariekoek, want twee ondervraagden
zeggen toch echt contact met marsman
netjes te hebben gehad. Details over
deze ontmoetingen heeft de NSS helaas
nietvoorlopig blijft er dus nog grote
onzekerheid over hun uiterlijk.
Een groot aantal Nederlanders gelooft
in paranormale verschijnselen als aard-
stralen, zwarte magie, wichelroede lo
pen, helderziendheid, telepathie, teleki
nese en astrologie. Van hen gelooft ze
ven procent in spoken en zegt zelfs
twee procent ze ook nog echt te hebben
gezien. Slechts één procent van de on
dervraagden heeft aan den lijve onder
vonden dat er mensen bestaan, die door
de duivel zijn bezeten en daardoor al
lerlei kwade dingen doen Zo'n tien
procent echter gelooft dat dit „zeker of
waarschijnlijk" voorkomt
Mensen met een middelbare of hogere
opleiding blijken het gevoeligst voor
occulte verschijnselenvooral jongeren
tussen de 18 en 24 jaar. In zijn alge
meenheid zijn mannen op dit gebied
iets minder „gelovig" dan vrouwen.
Buitenkerkelijken voeren met 65 pro
cent duidelijk de boventoon, zeker als
zij ook nog uit Amsterdam. Rotterdam
of Den Haag komen. De andere Neder
landers zijn wat nuchterder ingesteld
Vanavond krijgt
prins Bernhard
het eerste
exemplaar
overhandigd van
het boek „Rudy
Blatt, een
strijdbare jood,
1940-1945".
Het is het
avontuurlijke
relaas van een
vreemde vogel
die zijn
overleving in de
Tweede
Wereldoorlog
dankt aan zijn
strijdlust, zijn
mensenkennis
en inzicht, zijn
typisch-joodse
voorzichtigheid
en vinding
rijkheid. Een
van onze
verslaggevers
sprak met de
auteur, die voor
de presentatie
naar Nederland
overkwam.
E v •-
S üf
AMSTERDAM Er zit Rudy
Blatt veertig jaar na de Twee
de Wereldoorlog nog steeds
iets dwars. Als de rol van het
joodse volk ter sprake komt,
wordt steeds weer gezegd: Hoe
is het toch mogelijk dat deze
mensen zich als makke scha
pen naar de slachtbank heb
ben laten leiden? Afgezien dan
van de massale opstand in het
getto van Warschau; waar was
het joodse verzet? „Er waren
genoeg joden in het verzet",
antwoordt Rudy Blatt dan
steevast op geprikkelde toon.
Precies om die reden, zo ver
telt hij, heeft hij nu zijn eigen
activiteiten in net verzet tij
dens en voor de Tweede We
reldoorlog gepubliceerd. „Om
aan te tonen dat joden geen
schapen zijn, of domme ganzen
zo je wilt".
In het Amsterdamse Marriott-
hotel, bedachtzaam de Hol
landse zuivel door zijn koffie
roerend, laat Rudy Blatt zich
kennen als een zachtaardig
man. Maar zo nu en dan
klinkt er in zijn warme stem
iets ongemeen scherps en
standvastigs door. Bijvoorbeeld
als wij hem vragen waar hij
toch de moed vandaan haalde
om zich in '44 als commando
van de Prinses Irenebrigade in
Nederland te laten droppen.
Joden die konden kiezen,
zorgden toch wel dat zij in die
tijd uit de buurt van de nazi's
bleven?
„Moed?", vraagt Blatt verwon
derd. Dan zegt hij beslist:
„Daar was geen moed voor no
dig. Begrijp me goed, ik
móest". Balt zijn vuist: „Mijn
haat tegen de Duitsers was zo
diep, ik móest erbij zijn. Ik
had het mezelf nooit vergeven
als ik die kans had laten glip
pen".
Blatt had koud een zware mis
sie achter de rug in Birma,
waar de Japanse bezetters hem
een granaatwond bezorgden,
of hij had zich al in Engeland
bij de commandotroepen aan
gesloten voor nieuwe acties in
Europa. Hij vertelt: „Ik weet
nog goed, toen ik in Engeland
Rudy Blatt met de Nederlandse vertaling van zijn autobiografie,
die vanavond aan prins Bernhard wordt aangeboden.
hoorde dat de Duitsers
was en ik op^ radio Oranje
op alle
fronten moesten terugtrekken,
was ik diep verontrust. Ik
dacht: Oh God, straks ben ik
te laat".
Buitenbeentje
Het verzet van Blatt tegen de
nazi's is voor hem nooit een
punt van discussie geweest. Al
als 14-jarig kind werd hij zich
in Berlijn bewust van de geva
ren die hem als jood in Duits
land bedreigden. „Terwijl mijn
ouders en hun kennissen par
ty's hielden in dure clubs,
werd op straat al een ware ter
reur uitgeoefend. Ik was nog
Rudy Blatt daags na de bevrij
ding in Vriezenveen waar hij
als in Engeland opgeleide
commando het verzet had ge
organiseerd.
een tiener toen ik mij aansloot
bij de zionistische beweging in
Berlijn. Tegen de zin in van
mijn ouders overigens".
Het beeld ontstaat van een
buitenbeentje. Een jongeman
die zich als één van de weini
gen realiseert wat er gaande is
en daartegen consequent in
verzet komt. Als wij die ge
dachte aan hem voorleggen re
ageert de auteur: „Dat is be
slist niet het geval geweest Ik
was niet de enige weerbare
jood. Ik noem in mijn boek ge
noeg joden die veel betekend
hebben voor het verzet Ook
buiten Warschau. Dat daar zo
weinig van bekend is, komt
misschien omdat die activitei
ten overschaduwd zijn door
wat in de vernietigingskam
pen is gebeurd. En misschien
omdat joden te bescheiden zijn
om over hun rol te praten".
Op de rol van de Joodse Raad
in Nederland, die onder meer
de administratie van de depor
taties naar de vernietigings
kampen regelde, wil Blatt niet
ingaan. „Daar was ik niet bij,
ik heb er geen oordeel over
Natuurlijk was de positie van
de wat oudere joden en van de
joden in Nederland natuurlijk
anders dan de mijne. Ik was
jong en groeide op in een vij
andige sfeer. De Nederlandse
joden zijn letterlijk door het
anti-semitisme overvallen. En
toen was het al te laat om
daadwerkelijk verzet te bie
den. Bovendien ga je naarmate
je ouder wordt, vanzelf in
wonderen geloven. Je denkt:
het zal zo'n vaart niet lopen
Als ik wat geld geef, dan blijf
ik wel uit de handen van de
nazi's".
J weggekrast
De activiteiten van Blatt in be
ver valsing door de kapitale
„J" op ziin Ausweis weg te
krassen. Hij kon vervolgens
vrij door heel Nederland rei
zen als vertegenwoordiger in
leren fietstassen. Blatt: „Ik
kwam overal waar joden niet
mochten komen Het grappige
w^a, je kon heel simpel zien
oorlogsjaar kwam het bij geen
Duitser op dat een jood de
moed zou hebben om in zijn
papieren te knoeien!"
In 1944, als commando terug
gekeerd in Hoogeveen, loodst
Blatt zijn team van vijf ver
zetsstrijders in geallieerd uni
form langs verschillende Duit
se controleposten naar Vrie
zenveen. Gedisciplineerd
marcherend, schoongeschoren
en op gepaste momenten de
Hitler-groet brengend. „Ik was
doodsbang", bekent Blatt la
chend. „Maar gelukkig kun je
dat niet van mijn gezicht afle
zen. Voordat ik naar Neder
land werd gestuurd, heb ik de
geallieerden verzekerd: Er is
geen mens die mij als jood her
kent En dat is ook niet ge
beurd gelukkig!"
Wie een boek publiceert over
zijn eigen verzet tijdens de
oorlog, loopt al snel het risico
voor ijdel te worden uitge
maakt Blatt hierover „Het is
nu eenmaal zo, dat ik al vij
fentwintig jaar geleden mijn
herinneringen op schrift heb
gesteld Eigenlijk is het mijn
vriend Willem van der Veer
(Nederlands auteur van oor
logsromans) geweest die er
voor gezorgd heeft dat er een
boek van mij kwam".
Blatt neemt ziin boek van tafel
en zegt aarzelend. ..Sure.
ik ben trots dat dit nu hier
verschijnt In Amerika heb ik
het 'm nog met gelapt Maar
om mezelf tot oorlogsheld te
willen verklaren, dat is onzin.
Daar heb ik te veel voor mee
gemaakt"
Rudy Blatt, nu woonachtig in
Penssylvania, is duidelijk op
getogen dat hij weer terug is in
Nederland. „Ik wil u geen ple
zier doen, maar ik voel me
hier in Nederland direct thuis.
Dat was in 1934, toen ik als
één van de eerste joden naar
Nederland vluchtte ook to. Ik
had maar 200 mark op zak,
sprak geen woord Nederlands,
maar had steeds het gevoel: ik
word als een gelijke behan
deld Die opluchting, die tal ik
nooit vergeten"
PAUL KOOPMAN