Kroonprins tegen en dank „AI was het maar om aan te tonen dat joden geen schapen zijn te kabouters zijn onder ons RUDY, EEN STRIJDBARE JOOD 1940-1945 CcidaeSouumt DINSDAG 23 APRIL 1965 PAGINA 7 REN ATE RUBINSTEINS IMPRESSIE VAN ALEXANDER rinses Stefanie van Monaco de enige van zijn adellijke eftijdgenoten, die Alexan- jrs belangstelling heeft. 1EN HAAG Vraag aan kroonprins Willem- dexander, die thuis Alexander of Alex wordt ge- oemd en dus voor de rest van dit verhaal ook zo zal eten: „Hoe stel je het je voor om koning te zijn? iTind je dat leuk?" ntwoord: „Moeilijk. Ik weet niet hoe het is. Maar \s ze vragen: wil je nu koning zijndan zou ik beslist >ggen: nee. Ik wil eerst tijd om wat te leven en te ijken hoe het allemaal in elkaar zit". rraag: „Als ze zouden zeggen: je mag kiezen. Jij 'ordt koning of je broer Friso. Wat zou je doen?" )aj lexander: „Dan zou ik meteen zeggen: broer, neem fAet maar over". j rraag: „Ja, echt?" lexander: „Ja, meteen. Maar ik denk dat Friso het tok niet doet. Friso zegt altijd: je mag Alex wel in 1 *\kaar slaan, maar zorg dat hij niet doodgaat, want '.San moet ik koning worden". eze licht-onthutsende twee- ^^raak stamt uit het vandaag irschenen boek „Alexander: ;n impressie van de kroon- Ety ins bij zijn 18e verjaardag". - et is „op geheel eigen wijze schreven door Renate Ru- nstein", voegt de Staatsuit- iverij er eigenmachtig aan e, en daarmee wordt, zo zal ijken, geen woord te veel •zegd. Meteen nog maar een Oorbeeld. Dan gaat het over 'BSp rechercheurs, die de prin- n van Oranje overal en al- jd vergezellen. „Soms doen e iets dat niet mag en dan neggen ze dat", bekent lexander. „Wat dan?", wil enate Rubinstein weten. De rins aarzelt, maar zet man- ioedig door: „We hebben •n keer 's nachts tegen een h juis gewaterd. Toen zeiden dat ze hoopten dat we dat het vervolg nooit weer iuden doen. Maar het was :woon tegen een muur; het lam was wel zó hoog erbo- :n". enate Rubinstein is vooral ekend door de columns die onder de schuilnaam „Ta- ir" in het allesbehalve ko- ngsgezinde weekblad Vrij Ederland schrijft. Toen Be- j'vx en Claus in 1966 trouw- den, maakte ze deel uit van groep intellectuelen, die ch openlijk tegen de echt- irbintenis verzetten en die j bevolking opriepen de lestelijkheden te boycotten, oe dat destijdsHs afgelopen, eet nog iedereen, ulke antecedenten ten spijt ieft de Rijksvoorlichtings- enst Renate Rubinstein de ingewezen persoon geacht kroonprins Willem- lexander ter gelegenheid an zijn 18e verjaardag (27 )ril a.s.)" op schrift te por- •etteren. Eerder in de ge- :hiedenis had Hella Haasse etzelfde met kroonprinses eatrix mogen doen, toen die aatsrechtelijk meerderjarig erd. Maar Hella Haasse tond bij de Koninklijke fa- lilie goed aangeschreven; ze ad zelfs moeder Juliana ge- :rd tijdens de vootstel- ngen van het toneelclubje, ?e de toenmalige vor- in op paleis Soestdijk lief- ebberde. En nóg een ver gil: door Hella Haasse is in- ïrtijd geen enkel letterlijk oord uit de mond van «onprinses Beatrix opgete- ind; dat had ze de Rijks- lorlichtingsdienst moeten [oven. t'e' ar :en taboe's [beveel anders en vrijposti- pr kon Renate Rubinstein te rk gaan bij het schrijven an haar boek over Alexan- er, waarvan de eerste druk 5.000 exemplaren beslaat, i^ar waarvan er schatten bij de Staatsuitgeverij iteindelijk 50.000 verkocht aan worden. „Mij zijn door e Rijksvoorlichtingsdienst een beperkingen gesteld", erzekert de schrijfster in aar slotwoord. „Geen voor- 'aarden werden opgelegd, een onderwerpen taboe ver lui laard. Ik mocht doen wat ik 'ilde en dat heb ik dan ook edaan". Kenmerkend voor et openhartige resultaat is bijvoorbeeld de passage waarin beschreven wordt hoe Alexander ontzag heeft voor de arbeid, die moeder Beatrix verzet. „Ze werkt elke nacht tot één of twee uur in de ochtend", heet het daar. „Als Alexan der uit de disco thuiskomt en nog even een hengst geeft aan de stereo, stampt zij bo ven zijn hoofd op de vloer. Of meneer wat minder her rie wil maken, want ze werkt nog, en of hij even goede nacht komt zeggen. Het is ook wel eens gebeurd dat Alexander om twee uur thuis kwam, boven zijn hoofd niets hoorde, dacht dat zijn moeder al was gaan slapen en dus om vijf over twee weer het huis verliet, richting disco in Scheveningen. Maar zijn moeder was om kwart over twee nog even komen kijken, en toen ziin bed leeg bleek, had ze de hele nacht niet ge slapen". Er loopt toch niets rond? Of deze passage, handelend over de vrijheid van Alexan der om straks zijn eigen le venspartner te kiezen: „Ik denk persoonlijk dat, als ik echt met iemand wil trouwen en het zou niet mogen, of ik zou daarvoor afstand moeten doen varj de troon, dan zou ik dat doen. Ik zou liever vrijgezel blijven dan gedwon gen trouwen. Moet je eens kijken, er lgopt toch hele maal niets rond? Stefanie van Monaco, dat zou ik niet erg vinden, maar verder? Ik zou afstand doen. Dan was ik meteen van de verantwoor delijkheid af". Hoe fris van de lever Renate Rubinstein zich van haar of ficiële opdracht mocht kwij ten, blijkt voorts uit het feit dat ze een geheim wapen kon inschakelen teneinde Alexander aan het praten te krijgen. Dat wapen was haar bloedeigen neef Maurits, een gewone Amsterdamse school verlater, drummer in een bandje. „Het leek me een test om te zien hoe de kroonprins met zo'n generatiegeqpot om zou gaan", verantwoordt de schrijfster haar ongebruike lijke stap om neef Maurits mee te nemen naar het inter naat Atlantic College in het Engelse graafschap Wales, waar Alexander sinds 1983 op school is en waar de inter views plaats zouden vinden. Maar gaandeweg ontpopte deze gewone Mokumse jon gen zich minder als toets steen dan wel als ijsbreker. „Iedere keer dat ik de prins niet begreep", schrijft Renate Rubinstein, „voelde Maurits hem wèl goed aan. En her haaldelijk zag ik Alexander, als hij niet wist wat ik nu weer bedoelde, hulpzoekend naar Maurits kijken. Want die tvyee jongens waren voor elkaar niet bang en begrepen elkaar". Niet lastig Maurits de IJsbreker valt aardig aan het werk te zien in het hoofdstukje uit het boek. waarin Renate Rubin- De kroonprins voor het ouderlijk huis, paleis Huls ten Bosch in Den Haag. Illustratie uit het boek van Renate Rubinstein (foto Vincent Mentzel). stein de kroonprins vraagt een portret van zichzelf te schilderen. „Alexander zijn gezicht bewolkte en hij ver viel in diepe stilte. Hij zal wel gedacht hebben: dat mens weer", kleineert de schrijfster haar eigen rol bij de gesprekken. Dank zij de gevatte tussen komst van Maurits echter ge raakt de kroonprins tot" het inzicht dat zelf-discipline een zwakke plek in zijn karakter is, en dat logisch denken zijn sterke punt vormt. Vanwaar dit laatste? „Ik hou niet van idealisme, ik hou van realis me". Een staaltje van dat rea lisme vervolgens, wanneer Alexander alweer aan Maurits uitlegt hoe het zijn eigen keuze is geweest om van het Vrijzinnig Chris telijk Lyceum in vertrouwd Den Haag over te stappen naar een kostschool in het verre Wales. „Kijk, ik vond mezelf niet lastig. En mijn ouders vonden zichzelf niet lastig. Maar elkaar vonden we wèl lastig". Op een nooit eerder vertoon de manier wordt in Renate Rubinsteins boek een volk de gelegenheid geboden om met zijn toekomstige koning ken nis te maken. Koning? „Hij observeert iedereen en ziet alles; hij zou een heel goede rechercheur worden als hij niet voor koning in de wieg was gelegd", oordeelt de schrijfster op voorhand. „Als ik geen koning werd, zou ik piloot worden", vindt de kroonprins er zelf van. En, even later: „Ik denk dat ik, wanneer ik gewoon Alexander Jansen was ge weest, dan had ik veel banen gehad. Ik hou van afwisse ling". Lid van de Raad van State zal hij desalniettemin wor den, nadat hij op 27 april zijn 18e verjaardag neeft gevierd. Voor het eerst meerijden in de gouden koets zal hij als het weer Prinsjesdag is, en op een eigen troon zal hij in de Ridderzaal naast zijn ouders zetelen. Gratis gebruik zal hij voortaan mogen maken van het regeringsvliegtuig of van helicopters van de Koninklij ke Marine en de koninklijke trein staat tot zijn beschik king. Om maar te zwijgen van de geruchtmakende ne gen ton, waaruit zijn jaarlijk se toelage bestaat. Negen ton Die negen ton zitten hem dwars, heeft Renate Rubin stein (of was het neefje Mau rits?) uit hem gekregen. Waarom? Ze brengen zijn toekomst angstig dichtbij en beknotten daarmee zijn vrij heid. Door dat geld kan Ne derland voortaan moreel recht op hem doen gelden, vreest hij, terwijl het koning schap voor hemzelf eigenlijk nog iets abstracts is en hij eerst liever van het leven zou genieten. Hoe? Op 17 januari 1987, heeft hij al uitgerekend, komt hij uit militaire dienst en hij weet wat hij dan zal gaan doen. Er is een disco in Oostenrijk waarvan hij de ei genaar kent. Daar wil hij 's avonds als portier werken en overdag lekker skiën. De suggestie dat hij natuur lijk net als moeder Beatrix en grootmoeder Juliana in Leiden gaat studeren, wekt zijn verontwaardiging. Het kan net zo goed Delft worden en waarom niet Amsterdam? Welke studie, dat weet hij nog niet, maar al weer: „Als ze rechten verwachten, zou ik bij wiize van spreken na tuurkunde kiezen, alleen om te laten zien, dat ze het niet bij het rechte eind hebben". Maar je moet natuurlijk in militaire dienst, probeert Re nate Rubinstein door te prik ken. „Waarom?", rebelleert Alexander. „Als ik er zo over zou denken, zou ik dienst weigeraar worden. Het zou wel een storm doen opwaai en, maar toch....". Interesse Volledigheidshalve heeft de schrijfster ook de leerkrach ten van Atlantic College over hun vorstelijke pupil doorge zaagd. Enkele uitspraken: „In het begin verbeeldde Alexander zich heel wat en liet hij zich voorstaan op zijn afkomst, maar tegenwoordig is hij heel spontaan en open en wordt hij door de leerlin gen geaccepteerd. Zijn aan dacht gaat meer uit naar zijn omgang met vriendjes dan naar zijn studie. Hij is snel van begrip, maar hij ont houdt alleen de helft van wat ik vertel. Hij vindt het leuk om aardig gevonden te wor den, maar hij reageert slecht op kritiek. Hij kan wel blok ken, maar hij doet alleen zijn opgegeven werk, hij is niet zelfstandig genoeg om een onderwerp uit te kiezen en zich daarin te verdiepen. Hij is jong voor zijn leeftijd". Het schoolhoofd van Atlantic College vat zijn indrukken aldus samen: „De moeilijk heid met Alexander is dat hij zich alleen interesseert voor zaken en mensen die direct met hemzelf te maken heb ben. Dat vind ik betreurens waardig. Het zou goed zijn voor een aanstaande koning als die zich bezighield met problemen zoals de honger in de wereld en de vrede op aarde". Plat Haags De gesprekken met de Britse leerkrachten vormen niet het meest informatieve onder deel van het boek en Renate Rubinstein maakt zonneklaar dat zij er weinig waarde aan hecht. Alexander zelf, de jon gen van vlees en bloed, de kroonprins tegen wil en dank daar gaat het haar om en die is bij haar in goede handen. Met geamuseerde verbazing beschrijft zij hoe Alexander allerlei dialecten kan nadoen, van plat Haags tot Maastrichts. Koningin Be atrix ergert zich wanneer hij thuis plat Haags praat met zijn broers. Zij verbiedt het en krijgt ten antwoord: „Kijk naar je eigen manier van praten, vind je dat misschien normaal?, ik noem het be kakt". Moeder Beatrix is jarig. Laat de kroonprins het rood-wit- blauw op de toren van Atlan tic College wapperen? Nee, hij steekt de Heineken-vlag uit. Welk Nederlands ouder paar zou zijn eigen kind niet herkennen in dit soort pube rale weerspannigheden? Re nate Rubinstein heeft ze bij Alexander herkend en het siert de Rijksvoorlichtings dienst dat zij daar de vrijheid toe heeft gekregen. Een algemene karakterschets tenslotte, zoals die uit het boek naar voren komt. „Een heel verstandige iongen", schrijft Renate Rubinstein, „maar nog net in staat om onwijze dingen te zeggen. Toen ik het denkbeeld op perde dat, na zoveel konin ginnen, een koning straks heel iets anders zou zijn, zei hij: „Alle schepen zullen zij moeten omdopen, de hele post". Iets melancholieks Hij vindt Koot en Bie fantas tisch en houdt van muziek die zijn moeder herrie noemt Acht het beneden zijn waar digheid om te liegen. Heeft het racisme hoog op zijn af- keerlijstje staan brak dan ook met een vriend die in de disco een opmerking maakt over „die zwarte". Religie laat hem vooralsnog tamelijk onverschillig. In het gezel schap van zijn vrienden wekt hij de indruk de oudste te zijn een hoffelijke, vol wassen gastheer. Maar hij kan zich ook voordoen als een kind dat verheugd kijkt, „alsof de kaarsjes in de kerst boom aangestoken worden". Een intrigerend mengsel van behoedzaamheid en onbevan genheid noemt Renate Ru binstein hem. Over ziin lief desleven heeft hij tijdens de gesprekken op Atlantic Col lege niets prijsgegeven. Wie aast op intimiteiten, zal zich tevreden moeten stellen met constateringen als: „Hij wekt de indruk van iemand die er af en toe behoefte aan heeft om op zichzelf te zijn" en „Ik geloof dat er naast al zijn ro buustheid iets melancholieks in hem zit". Slotconclusie van het boek: „Als er geen oorlog komt, als Nederland een vrij land blijft, als wij een democratie blijven houden, dan zal de huidige kroonprins voor dat land een heel geschikte ko ning zijn". PIET SNOEREN „Alexander: een Impressie van de kroonprins" door Renate Ru binstein; Staatsuitgeverij. Den Haag. Luxe gebonden uitgave met sto fomslag 25.-, als paperback met stofomslag 17,50. 'EL NEDERLANDERS GELOVEN IN PARANORMALE VERSCHIJNSELEN \OLLE Misschien hebt u hartelijk moeten lachen om beschrijvingen van Rien jprtvliet in zijn boek „Kabou- p". Leuke, kleine wezentjes, I 's nachts tevoorschijn komen I hand- en spandiensten te ver men. Maar niemand natuurlijk, ze ooit heeft gezien. Nou ja, mandEen onderzoek door Nederlandse Stichting voor Statistiek (NSS) onder 813 Neder landers wijst uit dat vier van de ondervraagden waarachtig wel eens oog in oog hebben gestaan met elfen en kabouters. En buitenaardse wezensOok al geen lariekoek, want twee ondervraagden zeggen toch echt contact met marsman netjes te hebben gehad. Details over deze ontmoetingen heeft de NSS helaas nietvoorlopig blijft er dus nog grote onzekerheid over hun uiterlijk. Een groot aantal Nederlanders gelooft in paranormale verschijnselen als aard- stralen, zwarte magie, wichelroede lo pen, helderziendheid, telepathie, teleki nese en astrologie. Van hen gelooft ze ven procent in spoken en zegt zelfs twee procent ze ook nog echt te hebben gezien. Slechts één procent van de on dervraagden heeft aan den lijve onder vonden dat er mensen bestaan, die door de duivel zijn bezeten en daardoor al lerlei kwade dingen doen Zo'n tien procent echter gelooft dat dit „zeker of waarschijnlijk" voorkomt Mensen met een middelbare of hogere opleiding blijken het gevoeligst voor occulte verschijnselenvooral jongeren tussen de 18 en 24 jaar. In zijn alge meenheid zijn mannen op dit gebied iets minder „gelovig" dan vrouwen. Buitenkerkelijken voeren met 65 pro cent duidelijk de boventoon, zeker als zij ook nog uit Amsterdam. Rotterdam of Den Haag komen. De andere Neder landers zijn wat nuchterder ingesteld Vanavond krijgt prins Bernhard het eerste exemplaar overhandigd van het boek „Rudy Blatt, een strijdbare jood, 1940-1945". Het is het avontuurlijke relaas van een vreemde vogel die zijn overleving in de Tweede Wereldoorlog dankt aan zijn strijdlust, zijn mensenkennis en inzicht, zijn typisch-joodse voorzichtigheid en vinding rijkheid. Een van onze verslaggevers sprak met de auteur, die voor de presentatie naar Nederland overkwam. E v •- S üf AMSTERDAM Er zit Rudy Blatt veertig jaar na de Twee de Wereldoorlog nog steeds iets dwars. Als de rol van het joodse volk ter sprake komt, wordt steeds weer gezegd: Hoe is het toch mogelijk dat deze mensen zich als makke scha pen naar de slachtbank heb ben laten leiden? Afgezien dan van de massale opstand in het getto van Warschau; waar was het joodse verzet? „Er waren genoeg joden in het verzet", antwoordt Rudy Blatt dan steevast op geprikkelde toon. Precies om die reden, zo ver telt hij, heeft hij nu zijn eigen activiteiten in net verzet tij dens en voor de Tweede We reldoorlog gepubliceerd. „Om aan te tonen dat joden geen schapen zijn, of domme ganzen zo je wilt". In het Amsterdamse Marriott- hotel, bedachtzaam de Hol landse zuivel door zijn koffie roerend, laat Rudy Blatt zich kennen als een zachtaardig man. Maar zo nu en dan klinkt er in zijn warme stem iets ongemeen scherps en standvastigs door. Bijvoorbeeld als wij hem vragen waar hij toch de moed vandaan haalde om zich in '44 als commando van de Prinses Irenebrigade in Nederland te laten droppen. Joden die konden kiezen, zorgden toch wel dat zij in die tijd uit de buurt van de nazi's bleven? „Moed?", vraagt Blatt verwon derd. Dan zegt hij beslist: „Daar was geen moed voor no dig. Begrijp me goed, ik móest". Balt zijn vuist: „Mijn haat tegen de Duitsers was zo diep, ik móest erbij zijn. Ik had het mezelf nooit vergeven als ik die kans had laten glip pen". Blatt had koud een zware mis sie achter de rug in Birma, waar de Japanse bezetters hem een granaatwond bezorgden, of hij had zich al in Engeland bij de commandotroepen aan gesloten voor nieuwe acties in Europa. Hij vertelt: „Ik weet nog goed, toen ik in Engeland Rudy Blatt met de Nederlandse vertaling van zijn autobiografie, die vanavond aan prins Bernhard wordt aangeboden. hoorde dat de Duitsers was en ik op^ radio Oranje op alle fronten moesten terugtrekken, was ik diep verontrust. Ik dacht: Oh God, straks ben ik te laat". Buitenbeentje Het verzet van Blatt tegen de nazi's is voor hem nooit een punt van discussie geweest. Al als 14-jarig kind werd hij zich in Berlijn bewust van de geva ren die hem als jood in Duits land bedreigden. „Terwijl mijn ouders en hun kennissen par ty's hielden in dure clubs, werd op straat al een ware ter reur uitgeoefend. Ik was nog Rudy Blatt daags na de bevrij ding in Vriezenveen waar hij als in Engeland opgeleide commando het verzet had ge organiseerd. een tiener toen ik mij aansloot bij de zionistische beweging in Berlijn. Tegen de zin in van mijn ouders overigens". Het beeld ontstaat van een buitenbeentje. Een jongeman die zich als één van de weini gen realiseert wat er gaande is en daartegen consequent in verzet komt. Als wij die ge dachte aan hem voorleggen re ageert de auteur: „Dat is be slist niet het geval geweest Ik was niet de enige weerbare jood. Ik noem in mijn boek ge noeg joden die veel betekend hebben voor het verzet Ook buiten Warschau. Dat daar zo weinig van bekend is, komt misschien omdat die activitei ten overschaduwd zijn door wat in de vernietigingskam pen is gebeurd. En misschien omdat joden te bescheiden zijn om over hun rol te praten". Op de rol van de Joodse Raad in Nederland, die onder meer de administratie van de depor taties naar de vernietigings kampen regelde, wil Blatt niet ingaan. „Daar was ik niet bij, ik heb er geen oordeel over Natuurlijk was de positie van de wat oudere joden en van de joden in Nederland natuurlijk anders dan de mijne. Ik was jong en groeide op in een vij andige sfeer. De Nederlandse joden zijn letterlijk door het anti-semitisme overvallen. En toen was het al te laat om daadwerkelijk verzet te bie den. Bovendien ga je naarmate je ouder wordt, vanzelf in wonderen geloven. Je denkt: het zal zo'n vaart niet lopen Als ik wat geld geef, dan blijf ik wel uit de handen van de nazi's". J weggekrast De activiteiten van Blatt in be ver valsing door de kapitale „J" op ziin Ausweis weg te krassen. Hij kon vervolgens vrij door heel Nederland rei zen als vertegenwoordiger in leren fietstassen. Blatt: „Ik kwam overal waar joden niet mochten komen Het grappige w^a, je kon heel simpel zien oorlogsjaar kwam het bij geen Duitser op dat een jood de moed zou hebben om in zijn papieren te knoeien!" In 1944, als commando terug gekeerd in Hoogeveen, loodst Blatt zijn team van vijf ver zetsstrijders in geallieerd uni form langs verschillende Duit se controleposten naar Vrie zenveen. Gedisciplineerd marcherend, schoongeschoren en op gepaste momenten de Hitler-groet brengend. „Ik was doodsbang", bekent Blatt la chend. „Maar gelukkig kun je dat niet van mijn gezicht afle zen. Voordat ik naar Neder land werd gestuurd, heb ik de geallieerden verzekerd: Er is geen mens die mij als jood her kent En dat is ook niet ge beurd gelukkig!" Wie een boek publiceert over zijn eigen verzet tijdens de oorlog, loopt al snel het risico voor ijdel te worden uitge maakt Blatt hierover „Het is nu eenmaal zo, dat ik al vij fentwintig jaar geleden mijn herinneringen op schrift heb gesteld Eigenlijk is het mijn vriend Willem van der Veer (Nederlands auteur van oor logsromans) geweest die er voor gezorgd heeft dat er een boek van mij kwam". Blatt neemt ziin boek van tafel en zegt aarzelend. ..Sure. ik ben trots dat dit nu hier verschijnt In Amerika heb ik het 'm nog met gelapt Maar om mezelf tot oorlogsheld te willen verklaren, dat is onzin. Daar heb ik te veel voor mee gemaakt" Rudy Blatt, nu woonachtig in Penssylvania, is duidelijk op getogen dat hij weer terug is in Nederland. „Ik wil u geen ple zier doen, maar ik voel me hier in Nederland direct thuis. Dat was in 1934, toen ik als één van de eerste joden naar Nederland vluchtte ook to. Ik had maar 200 mark op zak, sprak geen woord Nederlands, maar had steeds het gevoel: ik word als een gelijke behan deld Die opluchting, die tal ik nooit vergeten" PAUL KOOPMAN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1985 | | pagina 7