heo Kars borduurt
loor op een oud „succes
Gedetailleerd jubileumboek
„Honderd jaar Rijksmuseum
itwerpen: de pogrom van tweede paasdag
DE
KEER
£eidóc@outfmt
Belg bouwt bibliotheek voor bibliofielen
roli jke en ontroerende
kermisvrienden*"
Oud beroep
bloeit weer
op in
Frankrijk
EKEN
VRITDAG 19 APRIL 198S PAGINA 9
,De huichelaars"
«67, alweer bijna twintig
geleden, verscheen het
nogal geruchtmakende
rervalsers". Een roman,
ruimschoots voorpu-
Jop it was gemaakt, omdat
ebeurtenissen die erin
IV- ;n beschreven werkelijk
hadden gevonden en in
rs zeer veel aandacht
n gekregen. Een paar
blaaskaken van „betere
hadden in die jaren zes-
n aantal oplichtersaffai-
»t poswissels en spaar-
iekjes van de P.T.T. be-
;n zich zo met grote be-
1 verrijkt. Enkelen van
iielden zich met „litera-
bezig en hadden een li-
tijdschrift opgericht.
even nodig hier deze
4 (bp de rakelen, omdat de
van „De vervalsers",
Kars, de hoofdverdachte,
ga)'et een vervolg komt op
ii autobiografische roman,
iuichelaars". Dit nieuwe
lindigt waar „De verval-
jersoon in beide boeken
er ego van Theo Kars,
mag je veronderstellen. Een
lezer, die de details van „De
vervalsers" niet meer zo goed
bij staat, begrijpt „De huiche
laars" overigens heel goed,
zonder dat hij zich nog eens
door die eerste geschiedenis
heen hoeft te worstelen. Theo
Kars heeft nog nooit iets uit
kunnen leggen, dat een beetje
gecompliceerd in elkaar zit,
hier vermijdt hij dat ook, door
de zaken waar het om gaat of
in het midden te laten of danig
eenvoudig voor te stellen.
„De huichelaars" vertelt over
de gang van zaken tijdens het
voorarrest van de betrokken
„vriendengroep" tot en met
hun rechtszaak en de veroor
deling die daarbij volgt. In
zo'n vijftig episodes geeft Kars
een verslag van de maanden,
waarin hij zijn hoofdpersoon
langzamerhand laat ontdek
ken, hoe de gerechtelijke in
stanties in Nederland te werk
gaan, hoe daarin verschillende
machtsverhoudingen bestaan
en hoe hij daar misschien in
vloed op kan krijgen.
Aanvankelijk weigert Adriaan
Sax immers alle medewerking
aan het onderzoek. Hij geeft
geen antwoord op vragen van
rechercheurs, naar eigen zeg
gen vooral omdat hij zijn
vrienden niet wil verraden.
De een na de ander wordt
door de justitie gevonden en
gearresteerd, zodat dat motief
om niet te praten langzamer
hand zinloos wordt. Een veel
belangrijker reden om te zwij
gen wordt dan langzaam dui
delijk: de hooghartige levens
wijze en levenshouding van
Sax maakt dat hij zich ver
verheven voelt boven deze
ambtenaren en op allerlei ma
nieren slaafs gemaakte men
sen, die hij haat en die hij
graag steeds weer zou willen
vernederen.
Hij verwijt hen daarbij steeds
weer dat ze huichelaars zijn,
dat ze niet leven volgens eigen
aandriften, gevoelens, ideeën,
idealen, maar zich helemaal
onderworpen hebben aan hun
baan, het gezin, de religie. Dan
zijn Sax en zijn vrienden wel
betere mensen: zij volgen de
ethiek van deze slaafsheid
niet, maar hebben hun eigen
„a-moraliteit".
Het gebeuren in het vooron
derzoek van de justitie maakt
hen langzamerhand duidelijk,
dat deze houding op zijn minst
zal leiden tot zeer zware ge
vangenisstraffen. Ze gaan dus,
ieder op eigen wijze, huichelen
en wenden voor dat ze „verbe
terd" zijn, spijt hebben van
hun daden, hun levenshouding
van toen afwijzen. Theo Kars
is werkelijk niet in staat dat
proces van twijfel, bedrog
(daarbij toch op een of andere
manier je eigen waarde willen
handhaven), met enig niveau
uit de doeken te doen. Hij be
schrijft het op de manier van
een ouderwets jongensboek,
waarin de jeugdige held tegen
een wereld van onbegrip moet
opknokken. Daarbij heeft
Kars het dan steeds over zoiets
als de „raskolnikov-bekering",
maar subtiliteit ontbreekt hem
in zo hoge mate, dat deze ver
wijzing naar Dostojewski's be
roemde roman over schuld en
boete van een misdadiger,
jammerlijk belachelijk is in
het kader van de psychologie
van Adriaan Sax, zijn vrien
den en tegenstander. De met
veel bravoure vermelde truc,
die Sax uithaalt om zijn twee
psychiaters tegen elkaar uit te
spelen, wijst daarop. Hij maakt
daarbij een paar enorme be
oordelingsfouten, omdat hij
zijn medemensen niet doorziet
en net als Kars in starre stere
otiepen denkt. Onthullingen
levert dat niet op.
Tegelijk met „de huichelaars"
liet uitgeverij Bruna „De ver
valsers" herdrukken, zodat
beide romans in een gelijkvor
mige uitgave te krijgen zijn.
Het is overigens nu weer terug
onder de oorspronkelijke titel,
het is ook uitgegeven als „Ge
vaarlijk leven".
Theo Kars heeft met dit ver
volg op het verslag van zijn
criminele daden van zo'n
twintig jaar geleden, niets bij
gedragen aan het beeld, dat je
van hem had. Mogelijk wor
den we straks verblijd met een
derde deel, waarin de verdere
gevangenisavonturen van
Kars (of Sax) worden verteld,
vanaf de veroordeling tot de
vrijlating. Het zou me niet
verbazen. Nodig vind ik het
niet.
JAN VERSTAPPEN
Theo Kars: „De huichelaars
en „De vervalsers", uitgaven
Bruna, reeks „Beterback" -
literair. Prijs ƒ24.90 per
boek.
Zo lang het schrift bestaat zijn
er mensen geweest, die vaak
meer liefde hebben voor de
verpakking dan voor de in
houd. Al in de Griekse en Ro
meinse oudheid werden de
beste afschriften van de klas
sieken verzameld. Na de uit
vinding van de boekdruk
kunst wordt door verzame
laars steeds ten koste van gro
te financiële offers het mooi
ste voor hun bibliotheken
verworven. Er ontstaan dan
al verenigingen van bibliop-
hielen, waarin de verzamel-
lust centraal staat. De biblio
fielen krijgen dan ook de
kans om kunstenaars op
dracht te geven tot het maken
van een boekband. Er ont
staat een relatie tussen de
versiering van de boekband
en de stijl en smaak van de
tijd.
In België bestaat al sinds 1910,
een bloeiende vereniging van
bibliofielen, de Societé royale
des biblophiles et iconophiles
de Belgique, waarin Michel
Wittock een belangrijke rol
zal gaan spelen.
Wittock onderscheidt zich
van andere bibliofielen door
de behoefte zijn verzameling
niet voor zichzelf te willen
houden; hij wil ermee naar
buiten treden. Vandaar dat
hij, welgesteld als hij is, een
bibliotheek in Brussel liet
bouwen, de Bibliotheca Wit-
tockania, die onlangs werd
geopend en waar zich nu een
expositie in bevindt, die de
ware liefhebber doet water
tanden. De combinatie is bijna
perfect: een kader van onbe
werkte steen en ruw beton
van een pure eenvoud, waar
in het gepolijste leer, en het
glanzend goud van de boek
banden uitstekend tot hun
recht komen. De huidige ten
toonstelling „De boekband in
België in de negentiende en
twintigste eeuw" telt onge
veer 3000 boekdelen. Zij vergt
voor de doorsnee-bezoeker
niet veel - goed bestede - tijd,
maar de bibliofiel komt opti
maal aan zijn trekken. Hij
kan bovendien nog lang nage
nieten door middel van een
prachtige catalogus.
|e, oom Hibbie en Lolly,
i Qjn de hoofdpersonen in
tufiangs verschenen jeugd-
V(LKermisvrienden'een
tejing uit het Amerikaans,
nd voor de grotere kin-
'j George, een eenzame,
^juzikale jongen van 13
oom Hibbie, die enorm
vormen een onaf-
dijk paar. Lolly is de
die ze onderweg op-
i. Het meisje, dat een ta-
op haar arm heeft, lag
over de weg alsof ze
'as, dus oom Hibbie en
konden eigenlijk niet
dan voor haar stoppen.
oom Hibbie mee
vreemde wereldje
...Jtenmakers en vreem-
(iters: dikke Fanny, me-
lijk, Flippo en de zee-
de getatoeëerde dame,
...allemaal bijzondere
die één grote familie'
|Én die zo op het eerste
een groot feest van
hun leven maken. Achter die
vrolijkheid en de grappen blij
ken echter heel wat trieste
dingen verborgen te zijn. Hib
bie gaat steeds vaker naar deze
kermis toe, want hij voelt zich
er wonderwel op zijn gemak.
George trekt daardoor steeds
meer in zichzelf terug. Maar
op zeker moment komt Lolly
hen om hulp vragen en kruipt
ook George langzaam maar ze
ker uit zijn schulp.
Kermisvrienden is een vrolijk
boek, waarin de meest won
derlijke en lollige figuren
voorkomen, maar het is tege
lijk ook een ontroerend boek.
Het thema is alleen zijn, dat
zich in allerlei vermommingen
kan vertonen. Vermommin
gen, die door vriendschap en
vertrouwen weggenomen kun
nen worden.
LEO HENNY
Jan Slepian: „Kermisvrien
den". Vertaling Diederike
van Dorsten. Uitgeverij
Lemniscaat; 128 bladzijden,
gebonden. Prijs 19,50.
Met uiterste precisie en met
een gedegen kennis van zaken
is onder de logische titel „Hon
derd jaar Rijksmuseum
1885/1985" een overzicht te
boek gesteld van het grootste
museum van ons land. De uit
gave is deze week in de boek
handel verschenen, ter gele
genheid van de actie - die niet
op tv werd uitgezonden - om
vier miljoen gulden bijeen te
krijgen voor de aanschaf van
Rembrandts Haesje van Cley-
burg, het jubileumcadeau aan
het museum.
Een wetenschappelijk collec
tief heeft in vijftig korte schet
sen met succes geprobeerd
vrijwel alle facetten uit de af
gelopen honderd jaar te be
schrijven en vooral in beeld te
brengen. Veel, héél veel wordt
aan de orde gesteld, waarbij
gaandeweg het aantal afbeel
dingen groter wordt, helder in
korte teksten toegelicht. Het is
door deze benadering een boek
geworden, dat voor een zeer
breed publiek een aantrekke
lijk bezit kan worden.
Vogelvlucht
Het jubileumboek is daarmee
een vogelvlucht geworden en
moest dat ook wel worden
door de veelheid aan onder
werpen die in dit jubileumver-,
band aan de orde moesten ko
men. En al kon bij geen enkel
onderwerp echt diep worden
gespit, wie het boek door
neemt kan na afloop tevreden
constateren wel zo ongeveer
alles van het Rijksmuseum te
weten; althans een leidraad te
hebben om naar persoonlijke
keuze verder te graven.
Relatief de meeste aandacht
besteedt het jubileumboek aan
de voorgeschiedenis en de
bouw van het museum, waarin
in 1885 vijf musea werden ver
enigd: het Rijks Museum van
Schilderijen, de Rijks Verza
meling van Kunstwerken van
Moderne Meesters, het Rijks
Kabinet van Prenten en Teek-
eningen, het Nederlandsch
Museum voor Geschiedenis en
Kunst en de Rijks Verzame
ling Gipsafgietsels van Beeld
houwwerken.
Cuypt
Jers
Uiteraard ook aandacht voor
de architect van het Rijksmu
seum, P.J.H. Cuypers, die het
glansrijk won van andere ar
chitecten die proefontwerpen
hadden ingeleverd. Duidelijk
wordt, dat de Nederlandse re
gering van een eeuw geleden
inzag, dat bij de bouw van het
grootste museum van ons land
niet op een dubbeltje mocht
worden jgekeken en, sterker
nog, enige voortvarendheid
werd betracht, toen de bouw
eenmaal een aanvang kon ne
men.
Voetje voor voetje volgt het ju
bileumboek de gang van zaken
binnen en buiten het Rijksmu
seum sinds 1885, waarbij tal
van boeiende zaken naar vo
ren komen. De onderdoorgang
bijvoorbeeld, die oud- met
nieuw-Amsterdam verbindt en
uitkomt op wat wordt ge
noemd „de kortste snelweg
van Nederland" richting Con
certgebouw.
En wat wordt eigenlijk niet
aan de orde gesteld; de interne
verbouwingen komen in
woord en beeld tot uiting,
waarbij ook de redenen wordt
toegelicht. En die consequente
wijze van handelen wordt op
elk onderwerp toegepast.
Fascinerend in dit verband is
ook het hoofdstuk dat is ge
wijd aan de oorlogsjaren,
waarin de kunstschatten wer
den ondergebracht in schuil
kelders en in de Zuidlimburg
se mergelgroeven. Een foto
van de Nachtwacht die opge
rold wordt afgevoerd, spreekt
sterk tot de verbeelding.
Maar ook de (huidige) collec
ties worden belicht en toege
licht, de beveiligingen, de ex
posities en de restauraties, zo
als die van 1975 toen de
Nachtwacht (centraal in het
Rijksmuseum) door een geeste
lijk gestoorde zwaar werd be
schadigd. Hoe de samenstellers
oog voor details hebben gehad,
blijkt onder meer uit de toe
lichting op de restauratie van
een fraai glas waarvan het
voetje is afgebroken. Het zou
niet zo erg zijn geweest, als bij
de breukplek niet wat materi
aal had ontbroken. In dit jubi
leumboek wordt helder be
schreven, hoe een dergelijke
restauratie in zijn werk gaat
en wat de resultaten zijn.
Er wordt stilgestaan bij de
mensen die in het museum
werkzaam zijn (geweest), van
suppoost tot directeur, bij ten
toonstellingen met de daarbij
behorende catalogi en affiches;
de lezer wordt een blik gegund
in de depots (kelders, zolders
en torentjes) en in de foto- en
restauratieateliers.
Een groot aantal van de ruim
560 illustraties, waarvan onge
veer 150 in kleur, zijn speciaal
voor dit jubileumboek ge
maakt en ook worden vele his
torische opnamen hierin voor
het eerst gepubliceerd. Onder
meer een kroniek, statistieken
van bezoekers en een register
sluiten de uitgave af, die even
als het Rijksmuseum zelf, als
Hollands degelijk kan worden
betiteld, waarbij het woord
„bezuiniging" eindelijk eens
ontbreekt
FRITS BROMBERG
Honderd jaar Rijksmuseum,
met ruim 560 illustraties.
Uitgeverij Unieboek. Prijs
ƒ34,50.
aïiteind 1938 tot mei 1940
naar schatting 50.000
/eifvluchtelingen uit Polen
t q Duitse Reich, inclusief
erien en Oostenrijk, België
Zij vestigen zich
rket merendeel in de jood-
lalen rond de stations van
ebtpen, waarvan zo'n
ltyal aanwezige bewoners
Bzighouden met de dia-
ui indel, de kleine am-
i en het straatventen.
rai behoort dan tot de libe-
k< iden, waar men de im-
niet vraagt naar
evBs of godsdienst, maar
rel een latent anti-semi-
is. Als in mei
oorlog uitbreekt, we-
enkele tienduizenden
lelgie uit te komen,
ruim 60.000 achterge-
infen hebben niet de in-
at hun iets te duchten
nu en dan wordt er in
enbuurt wat geprovo-
ij «naar de Antwerpse po-
ald zeker de Duitse Feld-
merie weten dan erger
te voorkomen. Dan wordt het
woensdag 14 april 1941, twee
de paasdag. Om 's ochtends 10
uur wordt in de bioscoop Rex
een anti-semitische documen
taire van Frits Hippler ver
toond, die op last van de Duit
se bezetter overal in België ge
draaid moet worden. De Ant
werpse advocaat Lambrichts,
leider van de anti-joodse orga
nisatie „Volksverwering", ziet
zijn kans schoon. Voor een pu
bliek van ongeveer 500 be
langstellenden steekt hij, nog
voor de film getoond wordt,
een gloedvolle speech af,
waarin de Belgen opgeroepen
worden „zich te ontdoen van
alle volksvreemde elementen".
Een uur later, als Hipplers
film ten einde is, breekt in de
Antwerpse jodenbuurt de hel
los. Ruim 200, door Lam
brichts opgezweepte bioscoop-
gangers, trekken de Breydel-
straat bij het station in, bewa
penen zich in een pakhuis met
ijzeren staven en beginnen een
verwoestende tocht, een po
grom. Het duurt niet lang of in
de groep bevinden zich ook
uniformdragers, leden van de
Zwarte Brigade en de Algeme
ne SS Vlaanderen. Er worden
spandoeken ontrold met tek
sten als „Judas verrek" en de
eerste vernielingen vinden
plaats. Ruiten sneuvelen, joden
worden uit hun huis gehaald
en in elkaar geslagen, het
huisraad wordt op straat ge
smeten en in brand gestoken,
etalages worden geplunderd
en straatventers zien hun kar
ren en handel volledig in puin
geslagen worden. Twee Ant
werpse politieagenten probe
ren de horde tegen te houden,
maar worden onder de voet
gelopen en vluchten. Twee le
den van de Feldgendarmerie
trekken hun pistool, maar
worden door de leiders van
het pogromcommando ertoe
overgehaald het veld te rui
men. „Ein Volk, ein Fuhrer",
schreeuwen enkelen en de na
zi-slogan wordt door de steeds
aangroeiende meute overgeno
men. Uiteindelijk bereikt de
horde, inmiddels in tweeën
uiteengevallen, de twee syna
gogen. Nadat eerst daar en in
het huis van rabbijn Rotenber-
ger alles kort en klein gesla
gen wordt, steekt men de ge
bouwen in brand. Ze gaan vol
ledig in vlammen op. Pas als
er niets overblijft dan wat bla
kende resten verspreidt het
gepeupel zich. Bij de terugblik'
op de pogrom van tweede
paasdag, vervat in een studie
van Maxime Steinberg (deel 1:
l'Etoile et le fusil) vallen enke
le feiten op: de Antwerpse po
litie laat volledig verstek gaan,
op twee agenten na, die vluch
ten en twee, die in elkaar ge
slagen worden; de brandweer
laat na het eerste alarm bijna
een uur op zich wachten; de
Duitse militaire commandant
Eggert Reeder is woedend. Op
de vraag waarom Reeder zich
zo duidelijk afzette tegen de
anti-joodse nazi-politiek geeft
de schrijver geen antwoord. In
het eerste boek van zijn drie
luik geeft hij slechts antwoord
op de vraag hoe de joodse ge
meenschap er in België uitzag
en zich kon handhaven in de
periode van 1940-1942. Vooral
ook wordt duidelijk hoe wei
nig de Belgen in de beginpe
riode van de oorlog inzien hoe
de joden sociaal en economisch
steeds meer geïsoleerd wor
den. Maar als eind 1942 in Bel
gië de eerste stap gedaan
wordt, die naar de onontkoom
bare vernietiging leidt, het
verplicht dragen van de Da
vidsster, worden de Belgen
wakker. Het latente antisemi
tisme maakt plaats voor een
grote mate van bereidheid te
helpen, zo zelfs dat verraad
van joden in de laatste jaren
van de oorlog in Belgie aan
zienlijk minder voorkomt dan
in Nederland.
AAD JONGBLOED
Maxime Steinberg:„l'Etoile
et le Fusil" deel 1. Uitgeverij
Vie Ouvriere, Brussel. 198
pag. Prijs: 580 Bfr
(ADVERTENTIE)
BOEKHANDEL
LEIDEN - LEIDERDORP
OEGSTGEEST - KATWIJK
VOORSCHOTEN
Alle op deze pagina bespro
ken boeken zijn bij ons dlrekt
leverbaar, óf vla onze TERMI
NAL te bestellen en dan bin
nen drie dagen verkrijgbaar.
Het beroep van openbaar
schrijver bloeit weer op in
Frankrijk, een eeuw nadat de
schoolplicht het oude en eerza
me ambt ten onder deed gaan.
Ecrivains publics schrijven
niet langer alleen brieven voor
mensen die nooit hebben leren
schrijven. Ze steller, curricula
vitae op, bewerken manuscrip
ten en mémoires, helpen men
sen schriftelijk om tgaan met
de bureaucratie en schrijven
gedichten op bestelling.
„Iedereen kan nu wel schrij
ven, maar kan ook iedereen
een brief schrijven?" zegt My-
riam Chatet, een voormalige
personeelschef die sinds vier
jaar werkzaam is als openbaar
schrijfster in Parijs. Voor
mensen die een verzoek of een
klacht willen indienen of voor
mensen die problemen hebben
met hun huisbaas of met hun
uitkering is er een speciale
manier om de dingen op te
schrijven, vertelt zij.
In het Midden-Oosten en La-
tijns-Amerika zijn openbare
schrijvers, gezeten achter een
tafel met egn typemachine op
een hoek van de straat, geen
ongewoon verschijnsel. In de
moderne, goede geschoolde
Franse samenleving van de ja
ren tachtig lijkt het beroep
echter niet meer te plaatsen.
In 1978 waren er nog maar
drie openbare schrijvers werk
zaam in Frankrijk. Inmiddels
zijn dat er meer dan 150.
Het feit dat veel van deze
broodschrijvers zich inmiddels
verenigd hebben in de Acadé
mie des Ecrivains Publics om
het beroep bekendheid te ge
ven en een gedragscode op te
stellen, vormt een bewijs van
de snelle opbloei van het vak.
Het leven is steeds ingewik
kelder geworden. „De mensen
hebben hulp nodig", legt de
Parijzenaar Jacques Claustres
uit Hij presenteert zichzelf als
corresponden tie-adviseur.De
mensen komen om allerlei re
denen naar je toe, op zoek
naar intellectuele hulp".
Het beroep van openbaar
schrijver ontstond in Frank
rijk in de middeleeuwen tege
lijk met de opkomst van de
bourgeoisie. In de loop van de
geschiedenis beleefde het vak
zijn hoogte- en dieptepunten,
bloeiend in tijden van econo
mische welvaart en teruglo
pend als er problemen waren.
Met hun ganzeveren en inkt
potten traden zij niet alleen op
als tussenpersoon voor analfa
beten, zij schreven ook vaak
poëzie en liefdesbrieven voor
de beter gesitueerden en leden
van het hof.
In 1881 wist de toenmalige
premier en minister van on
derwijs Ferry echter door te
drukken dat er gratis openba
re scholen kwamen en een
jaar later stelde hij het lager
onderwijs verplicht voor ie
dereen. Tegen de tijd dat de
bevolking had leren schrijven
was de openbare schrijver
overbodig geworden.
Het beroep verdween echter
niet helemaal van het toneel.
Een klein aantal schrijvers
bleef actief in de 20ste eeuw.
Aan het eind van de jaren ze
ventig besloot Francois Bois-
son, een beroepskeuze-advi
seur die in zijn vrije tijd ook
als openbaar schrijver werk
zaam was. na te gaan hoeveel
collega's hij elders had. Hij
ontdekte er twee, een in de
Bretonse stad Ren nes en een
in Aix-en-Provence.
In 1980 richtte hij de Acadé
mie op en op het eerste con
gres van de organisatie kwa
men 30 vakgenoten opdagen.
De Académie telt inmiddels
iets meer dan 100 leden.
Hoewel de meeste klanten
maar weinig opleiding hebben
of immigranten zijn, is het
aantal geschoolde, witte boor-
denwerkers dat zich tot een
openbare schrijver wendt ver
rassend hoog.
Het beroep eist een brede alge
mene ontwikkeling en met
name bekendheid met de
Franse bureaucratie, haar re
gels 'en de lawine van formu
lieren die ingevuld moeten
worden.
„Om te beginnen moet je we
ten tot wie je een schrijven
moet richten," zegt Claustres.
„Als je bijvoorbeeld met een
belastingprobleem zit zijn er
tien tallen m ogelijkh eden De
brieven moeten helder zijn en
beknopt, ze moeten het pro
bleem uit de doeken doen, dui
delijk maken wat de schrijver
wil
Het beroep is nog niet officieel
erkend door de Franse rege
ring en er zijn nog geen be
roepsvoorschriften vastgesteld.
De prijzen variëren van de
een tot de ander. Mevrouw
Chatet rekent gemiddeld 150
tot 200 franc (55 tot 75 gulden
per uur. Claustres vraagt 60
franc (22 guldenvoor een
brief van 25 regels en 550
franc (200 gulden) voor een
gedicht van 25 regels.
„Je moet vooral de sociale
kant van het werk niet verge
ten", stelt Boisson.,, We doen
het natuurlijk om het geld,
maar van tijd tot tijd helpen
we mensen voor niets. Als er
een dametje van 75 jaar naar
je toekomt die niet weet hoe ze
een brief aan haar dochter