heo Kars borduurt loor op een oud „succes Gedetailleerd jubileumboek „Honderd jaar Rijksmuseum itwerpen: de pogrom van tweede paasdag DE KEER £eidóc@outfmt Belg bouwt bibliotheek voor bibliofielen roli jke en ontroerende kermisvrienden*" Oud beroep bloeit weer op in Frankrijk EKEN VRITDAG 19 APRIL 198S PAGINA 9 ,De huichelaars" «67, alweer bijna twintig geleden, verscheen het nogal geruchtmakende rervalsers". Een roman, ruimschoots voorpu- Jop it was gemaakt, omdat ebeurtenissen die erin IV- ;n beschreven werkelijk hadden gevonden en in rs zeer veel aandacht n gekregen. Een paar blaaskaken van „betere hadden in die jaren zes- n aantal oplichtersaffai- »t poswissels en spaar- iekjes van de P.T.T. be- ;n zich zo met grote be- 1 verrijkt. Enkelen van iielden zich met „litera- bezig en hadden een li- tijdschrift opgericht. even nodig hier deze 4 (bp de rakelen, omdat de van „De vervalsers", Kars, de hoofdverdachte, ga)'et een vervolg komt op ii autobiografische roman, iuichelaars". Dit nieuwe lindigt waar „De verval- jersoon in beide boeken er ego van Theo Kars, mag je veronderstellen. Een lezer, die de details van „De vervalsers" niet meer zo goed bij staat, begrijpt „De huiche laars" overigens heel goed, zonder dat hij zich nog eens door die eerste geschiedenis heen hoeft te worstelen. Theo Kars heeft nog nooit iets uit kunnen leggen, dat een beetje gecompliceerd in elkaar zit, hier vermijdt hij dat ook, door de zaken waar het om gaat of in het midden te laten of danig eenvoudig voor te stellen. „De huichelaars" vertelt over de gang van zaken tijdens het voorarrest van de betrokken „vriendengroep" tot en met hun rechtszaak en de veroor deling die daarbij volgt. In zo'n vijftig episodes geeft Kars een verslag van de maanden, waarin hij zijn hoofdpersoon langzamerhand laat ontdek ken, hoe de gerechtelijke in stanties in Nederland te werk gaan, hoe daarin verschillende machtsverhoudingen bestaan en hoe hij daar misschien in vloed op kan krijgen. Aanvankelijk weigert Adriaan Sax immers alle medewerking aan het onderzoek. Hij geeft geen antwoord op vragen van rechercheurs, naar eigen zeg gen vooral omdat hij zijn vrienden niet wil verraden. De een na de ander wordt door de justitie gevonden en gearresteerd, zodat dat motief om niet te praten langzamer hand zinloos wordt. Een veel belangrijker reden om te zwij gen wordt dan langzaam dui delijk: de hooghartige levens wijze en levenshouding van Sax maakt dat hij zich ver verheven voelt boven deze ambtenaren en op allerlei ma nieren slaafs gemaakte men sen, die hij haat en die hij graag steeds weer zou willen vernederen. Hij verwijt hen daarbij steeds weer dat ze huichelaars zijn, dat ze niet leven volgens eigen aandriften, gevoelens, ideeën, idealen, maar zich helemaal onderworpen hebben aan hun baan, het gezin, de religie. Dan zijn Sax en zijn vrienden wel betere mensen: zij volgen de ethiek van deze slaafsheid niet, maar hebben hun eigen „a-moraliteit". Het gebeuren in het vooron derzoek van de justitie maakt hen langzamerhand duidelijk, dat deze houding op zijn minst zal leiden tot zeer zware ge vangenisstraffen. Ze gaan dus, ieder op eigen wijze, huichelen en wenden voor dat ze „verbe terd" zijn, spijt hebben van hun daden, hun levenshouding van toen afwijzen. Theo Kars is werkelijk niet in staat dat proces van twijfel, bedrog (daarbij toch op een of andere manier je eigen waarde willen handhaven), met enig niveau uit de doeken te doen. Hij be schrijft het op de manier van een ouderwets jongensboek, waarin de jeugdige held tegen een wereld van onbegrip moet opknokken. Daarbij heeft Kars het dan steeds over zoiets als de „raskolnikov-bekering", maar subtiliteit ontbreekt hem in zo hoge mate, dat deze ver wijzing naar Dostojewski's be roemde roman over schuld en boete van een misdadiger, jammerlijk belachelijk is in het kader van de psychologie van Adriaan Sax, zijn vrien den en tegenstander. De met veel bravoure vermelde truc, die Sax uithaalt om zijn twee psychiaters tegen elkaar uit te spelen, wijst daarop. Hij maakt daarbij een paar enorme be oordelingsfouten, omdat hij zijn medemensen niet doorziet en net als Kars in starre stere otiepen denkt. Onthullingen levert dat niet op. Tegelijk met „de huichelaars" liet uitgeverij Bruna „De ver valsers" herdrukken, zodat beide romans in een gelijkvor mige uitgave te krijgen zijn. Het is overigens nu weer terug onder de oorspronkelijke titel, het is ook uitgegeven als „Ge vaarlijk leven". Theo Kars heeft met dit ver volg op het verslag van zijn criminele daden van zo'n twintig jaar geleden, niets bij gedragen aan het beeld, dat je van hem had. Mogelijk wor den we straks verblijd met een derde deel, waarin de verdere gevangenisavonturen van Kars (of Sax) worden verteld, vanaf de veroordeling tot de vrijlating. Het zou me niet verbazen. Nodig vind ik het niet. JAN VERSTAPPEN Theo Kars: „De huichelaars en „De vervalsers", uitgaven Bruna, reeks „Beterback" - literair. Prijs ƒ24.90 per boek. Zo lang het schrift bestaat zijn er mensen geweest, die vaak meer liefde hebben voor de verpakking dan voor de in houd. Al in de Griekse en Ro meinse oudheid werden de beste afschriften van de klas sieken verzameld. Na de uit vinding van de boekdruk kunst wordt door verzame laars steeds ten koste van gro te financiële offers het mooi ste voor hun bibliotheken verworven. Er ontstaan dan al verenigingen van bibliop- hielen, waarin de verzamel- lust centraal staat. De biblio fielen krijgen dan ook de kans om kunstenaars op dracht te geven tot het maken van een boekband. Er ont staat een relatie tussen de versiering van de boekband en de stijl en smaak van de tijd. In België bestaat al sinds 1910, een bloeiende vereniging van bibliofielen, de Societé royale des biblophiles et iconophiles de Belgique, waarin Michel Wittock een belangrijke rol zal gaan spelen. Wittock onderscheidt zich van andere bibliofielen door de behoefte zijn verzameling niet voor zichzelf te willen houden; hij wil ermee naar buiten treden. Vandaar dat hij, welgesteld als hij is, een bibliotheek in Brussel liet bouwen, de Bibliotheca Wit- tockania, die onlangs werd geopend en waar zich nu een expositie in bevindt, die de ware liefhebber doet water tanden. De combinatie is bijna perfect: een kader van onbe werkte steen en ruw beton van een pure eenvoud, waar in het gepolijste leer, en het glanzend goud van de boek banden uitstekend tot hun recht komen. De huidige ten toonstelling „De boekband in België in de negentiende en twintigste eeuw" telt onge veer 3000 boekdelen. Zij vergt voor de doorsnee-bezoeker niet veel - goed bestede - tijd, maar de bibliofiel komt opti maal aan zijn trekken. Hij kan bovendien nog lang nage nieten door middel van een prachtige catalogus. |e, oom Hibbie en Lolly, i Qjn de hoofdpersonen in tufiangs verschenen jeugd- V(LKermisvrienden'een tejing uit het Amerikaans, nd voor de grotere kin- 'j George, een eenzame, ^juzikale jongen van 13 oom Hibbie, die enorm vormen een onaf- dijk paar. Lolly is de die ze onderweg op- i. Het meisje, dat een ta- op haar arm heeft, lag over de weg alsof ze 'as, dus oom Hibbie en konden eigenlijk niet dan voor haar stoppen. oom Hibbie mee vreemde wereldje ...Jtenmakers en vreem- (iters: dikke Fanny, me- lijk, Flippo en de zee- de getatoeëerde dame, ...allemaal bijzondere die één grote familie' |Én die zo op het eerste een groot feest van hun leven maken. Achter die vrolijkheid en de grappen blij ken echter heel wat trieste dingen verborgen te zijn. Hib bie gaat steeds vaker naar deze kermis toe, want hij voelt zich er wonderwel op zijn gemak. George trekt daardoor steeds meer in zichzelf terug. Maar op zeker moment komt Lolly hen om hulp vragen en kruipt ook George langzaam maar ze ker uit zijn schulp. Kermisvrienden is een vrolijk boek, waarin de meest won derlijke en lollige figuren voorkomen, maar het is tege lijk ook een ontroerend boek. Het thema is alleen zijn, dat zich in allerlei vermommingen kan vertonen. Vermommin gen, die door vriendschap en vertrouwen weggenomen kun nen worden. LEO HENNY Jan Slepian: „Kermisvrien den". Vertaling Diederike van Dorsten. Uitgeverij Lemniscaat; 128 bladzijden, gebonden. Prijs 19,50. Met uiterste precisie en met een gedegen kennis van zaken is onder de logische titel „Hon derd jaar Rijksmuseum 1885/1985" een overzicht te boek gesteld van het grootste museum van ons land. De uit gave is deze week in de boek handel verschenen, ter gele genheid van de actie - die niet op tv werd uitgezonden - om vier miljoen gulden bijeen te krijgen voor de aanschaf van Rembrandts Haesje van Cley- burg, het jubileumcadeau aan het museum. Een wetenschappelijk collec tief heeft in vijftig korte schet sen met succes geprobeerd vrijwel alle facetten uit de af gelopen honderd jaar te be schrijven en vooral in beeld te brengen. Veel, héél veel wordt aan de orde gesteld, waarbij gaandeweg het aantal afbeel dingen groter wordt, helder in korte teksten toegelicht. Het is door deze benadering een boek geworden, dat voor een zeer breed publiek een aantrekke lijk bezit kan worden. Vogelvlucht Het jubileumboek is daarmee een vogelvlucht geworden en moest dat ook wel worden door de veelheid aan onder werpen die in dit jubileumver-, band aan de orde moesten ko men. En al kon bij geen enkel onderwerp echt diep worden gespit, wie het boek door neemt kan na afloop tevreden constateren wel zo ongeveer alles van het Rijksmuseum te weten; althans een leidraad te hebben om naar persoonlijke keuze verder te graven. Relatief de meeste aandacht besteedt het jubileumboek aan de voorgeschiedenis en de bouw van het museum, waarin in 1885 vijf musea werden ver enigd: het Rijks Museum van Schilderijen, de Rijks Verza meling van Kunstwerken van Moderne Meesters, het Rijks Kabinet van Prenten en Teek- eningen, het Nederlandsch Museum voor Geschiedenis en Kunst en de Rijks Verzame ling Gipsafgietsels van Beeld houwwerken. Cuypt Jers Uiteraard ook aandacht voor de architect van het Rijksmu seum, P.J.H. Cuypers, die het glansrijk won van andere ar chitecten die proefontwerpen hadden ingeleverd. Duidelijk wordt, dat de Nederlandse re gering van een eeuw geleden inzag, dat bij de bouw van het grootste museum van ons land niet op een dubbeltje mocht worden jgekeken en, sterker nog, enige voortvarendheid werd betracht, toen de bouw eenmaal een aanvang kon ne men. Voetje voor voetje volgt het ju bileumboek de gang van zaken binnen en buiten het Rijksmu seum sinds 1885, waarbij tal van boeiende zaken naar vo ren komen. De onderdoorgang bijvoorbeeld, die oud- met nieuw-Amsterdam verbindt en uitkomt op wat wordt ge noemd „de kortste snelweg van Nederland" richting Con certgebouw. En wat wordt eigenlijk niet aan de orde gesteld; de interne verbouwingen komen in woord en beeld tot uiting, waarbij ook de redenen wordt toegelicht. En die consequente wijze van handelen wordt op elk onderwerp toegepast. Fascinerend in dit verband is ook het hoofdstuk dat is ge wijd aan de oorlogsjaren, waarin de kunstschatten wer den ondergebracht in schuil kelders en in de Zuidlimburg se mergelgroeven. Een foto van de Nachtwacht die opge rold wordt afgevoerd, spreekt sterk tot de verbeelding. Maar ook de (huidige) collec ties worden belicht en toege licht, de beveiligingen, de ex posities en de restauraties, zo als die van 1975 toen de Nachtwacht (centraal in het Rijksmuseum) door een geeste lijk gestoorde zwaar werd be schadigd. Hoe de samenstellers oog voor details hebben gehad, blijkt onder meer uit de toe lichting op de restauratie van een fraai glas waarvan het voetje is afgebroken. Het zou niet zo erg zijn geweest, als bij de breukplek niet wat materi aal had ontbroken. In dit jubi leumboek wordt helder be schreven, hoe een dergelijke restauratie in zijn werk gaat en wat de resultaten zijn. Er wordt stilgestaan bij de mensen die in het museum werkzaam zijn (geweest), van suppoost tot directeur, bij ten toonstellingen met de daarbij behorende catalogi en affiches; de lezer wordt een blik gegund in de depots (kelders, zolders en torentjes) en in de foto- en restauratieateliers. Een groot aantal van de ruim 560 illustraties, waarvan onge veer 150 in kleur, zijn speciaal voor dit jubileumboek ge maakt en ook worden vele his torische opnamen hierin voor het eerst gepubliceerd. Onder meer een kroniek, statistieken van bezoekers en een register sluiten de uitgave af, die even als het Rijksmuseum zelf, als Hollands degelijk kan worden betiteld, waarbij het woord „bezuiniging" eindelijk eens ontbreekt FRITS BROMBERG Honderd jaar Rijksmuseum, met ruim 560 illustraties. Uitgeverij Unieboek. Prijs ƒ34,50. aïiteind 1938 tot mei 1940 naar schatting 50.000 /eifvluchtelingen uit Polen t q Duitse Reich, inclusief erien en Oostenrijk, België Zij vestigen zich rket merendeel in de jood- lalen rond de stations van ebtpen, waarvan zo'n ltyal aanwezige bewoners Bzighouden met de dia- ui indel, de kleine am- i en het straatventen. rai behoort dan tot de libe- k< iden, waar men de im- niet vraagt naar evBs of godsdienst, maar rel een latent anti-semi- is. Als in mei oorlog uitbreekt, we- enkele tienduizenden lelgie uit te komen, ruim 60.000 achterge- infen hebben niet de in- at hun iets te duchten nu en dan wordt er in enbuurt wat geprovo- ij «naar de Antwerpse po- ald zeker de Duitse Feld- merie weten dan erger te voorkomen. Dan wordt het woensdag 14 april 1941, twee de paasdag. Om 's ochtends 10 uur wordt in de bioscoop Rex een anti-semitische documen taire van Frits Hippler ver toond, die op last van de Duit se bezetter overal in België ge draaid moet worden. De Ant werpse advocaat Lambrichts, leider van de anti-joodse orga nisatie „Volksverwering", ziet zijn kans schoon. Voor een pu bliek van ongeveer 500 be langstellenden steekt hij, nog voor de film getoond wordt, een gloedvolle speech af, waarin de Belgen opgeroepen worden „zich te ontdoen van alle volksvreemde elementen". Een uur later, als Hipplers film ten einde is, breekt in de Antwerpse jodenbuurt de hel los. Ruim 200, door Lam brichts opgezweepte bioscoop- gangers, trekken de Breydel- straat bij het station in, bewa penen zich in een pakhuis met ijzeren staven en beginnen een verwoestende tocht, een po grom. Het duurt niet lang of in de groep bevinden zich ook uniformdragers, leden van de Zwarte Brigade en de Algeme ne SS Vlaanderen. Er worden spandoeken ontrold met tek sten als „Judas verrek" en de eerste vernielingen vinden plaats. Ruiten sneuvelen, joden worden uit hun huis gehaald en in elkaar geslagen, het huisraad wordt op straat ge smeten en in brand gestoken, etalages worden geplunderd en straatventers zien hun kar ren en handel volledig in puin geslagen worden. Twee Ant werpse politieagenten probe ren de horde tegen te houden, maar worden onder de voet gelopen en vluchten. Twee le den van de Feldgendarmerie trekken hun pistool, maar worden door de leiders van het pogromcommando ertoe overgehaald het veld te rui men. „Ein Volk, ein Fuhrer", schreeuwen enkelen en de na zi-slogan wordt door de steeds aangroeiende meute overgeno men. Uiteindelijk bereikt de horde, inmiddels in tweeën uiteengevallen, de twee syna gogen. Nadat eerst daar en in het huis van rabbijn Rotenber- ger alles kort en klein gesla gen wordt, steekt men de ge bouwen in brand. Ze gaan vol ledig in vlammen op. Pas als er niets overblijft dan wat bla kende resten verspreidt het gepeupel zich. Bij de terugblik' op de pogrom van tweede paasdag, vervat in een studie van Maxime Steinberg (deel 1: l'Etoile et le fusil) vallen enke le feiten op: de Antwerpse po litie laat volledig verstek gaan, op twee agenten na, die vluch ten en twee, die in elkaar ge slagen worden; de brandweer laat na het eerste alarm bijna een uur op zich wachten; de Duitse militaire commandant Eggert Reeder is woedend. Op de vraag waarom Reeder zich zo duidelijk afzette tegen de anti-joodse nazi-politiek geeft de schrijver geen antwoord. In het eerste boek van zijn drie luik geeft hij slechts antwoord op de vraag hoe de joodse ge meenschap er in België uitzag en zich kon handhaven in de periode van 1940-1942. Vooral ook wordt duidelijk hoe wei nig de Belgen in de beginpe riode van de oorlog inzien hoe de joden sociaal en economisch steeds meer geïsoleerd wor den. Maar als eind 1942 in Bel gië de eerste stap gedaan wordt, die naar de onontkoom bare vernietiging leidt, het verplicht dragen van de Da vidsster, worden de Belgen wakker. Het latente antisemi tisme maakt plaats voor een grote mate van bereidheid te helpen, zo zelfs dat verraad van joden in de laatste jaren van de oorlog in Belgie aan zienlijk minder voorkomt dan in Nederland. AAD JONGBLOED Maxime Steinberg:„l'Etoile et le Fusil" deel 1. Uitgeverij Vie Ouvriere, Brussel. 198 pag. Prijs: 580 Bfr (ADVERTENTIE) BOEKHANDEL LEIDEN - LEIDERDORP OEGSTGEEST - KATWIJK VOORSCHOTEN Alle op deze pagina bespro ken boeken zijn bij ons dlrekt leverbaar, óf vla onze TERMI NAL te bestellen en dan bin nen drie dagen verkrijgbaar. Het beroep van openbaar schrijver bloeit weer op in Frankrijk, een eeuw nadat de schoolplicht het oude en eerza me ambt ten onder deed gaan. Ecrivains publics schrijven niet langer alleen brieven voor mensen die nooit hebben leren schrijven. Ze steller, curricula vitae op, bewerken manuscrip ten en mémoires, helpen men sen schriftelijk om tgaan met de bureaucratie en schrijven gedichten op bestelling. „Iedereen kan nu wel schrij ven, maar kan ook iedereen een brief schrijven?" zegt My- riam Chatet, een voormalige personeelschef die sinds vier jaar werkzaam is als openbaar schrijfster in Parijs. Voor mensen die een verzoek of een klacht willen indienen of voor mensen die problemen hebben met hun huisbaas of met hun uitkering is er een speciale manier om de dingen op te schrijven, vertelt zij. In het Midden-Oosten en La- tijns-Amerika zijn openbare schrijvers, gezeten achter een tafel met egn typemachine op een hoek van de straat, geen ongewoon verschijnsel. In de moderne, goede geschoolde Franse samenleving van de ja ren tachtig lijkt het beroep echter niet meer te plaatsen. In 1978 waren er nog maar drie openbare schrijvers werk zaam in Frankrijk. Inmiddels zijn dat er meer dan 150. Het feit dat veel van deze broodschrijvers zich inmiddels verenigd hebben in de Acadé mie des Ecrivains Publics om het beroep bekendheid te ge ven en een gedragscode op te stellen, vormt een bewijs van de snelle opbloei van het vak. Het leven is steeds ingewik kelder geworden. „De mensen hebben hulp nodig", legt de Parijzenaar Jacques Claustres uit Hij presenteert zichzelf als corresponden tie-adviseur.De mensen komen om allerlei re denen naar je toe, op zoek naar intellectuele hulp". Het beroep van openbaar schrijver ontstond in Frank rijk in de middeleeuwen tege lijk met de opkomst van de bourgeoisie. In de loop van de geschiedenis beleefde het vak zijn hoogte- en dieptepunten, bloeiend in tijden van econo mische welvaart en teruglo pend als er problemen waren. Met hun ganzeveren en inkt potten traden zij niet alleen op als tussenpersoon voor analfa beten, zij schreven ook vaak poëzie en liefdesbrieven voor de beter gesitueerden en leden van het hof. In 1881 wist de toenmalige premier en minister van on derwijs Ferry echter door te drukken dat er gratis openba re scholen kwamen en een jaar later stelde hij het lager onderwijs verplicht voor ie dereen. Tegen de tijd dat de bevolking had leren schrijven was de openbare schrijver overbodig geworden. Het beroep verdween echter niet helemaal van het toneel. Een klein aantal schrijvers bleef actief in de 20ste eeuw. Aan het eind van de jaren ze ventig besloot Francois Bois- son, een beroepskeuze-advi seur die in zijn vrije tijd ook als openbaar schrijver werk zaam was. na te gaan hoeveel collega's hij elders had. Hij ontdekte er twee, een in de Bretonse stad Ren nes en een in Aix-en-Provence. In 1980 richtte hij de Acadé mie op en op het eerste con gres van de organisatie kwa men 30 vakgenoten opdagen. De Académie telt inmiddels iets meer dan 100 leden. Hoewel de meeste klanten maar weinig opleiding hebben of immigranten zijn, is het aantal geschoolde, witte boor- denwerkers dat zich tot een openbare schrijver wendt ver rassend hoog. Het beroep eist een brede alge mene ontwikkeling en met name bekendheid met de Franse bureaucratie, haar re gels 'en de lawine van formu lieren die ingevuld moeten worden. „Om te beginnen moet je we ten tot wie je een schrijven moet richten," zegt Claustres. „Als je bijvoorbeeld met een belastingprobleem zit zijn er tien tallen m ogelijkh eden De brieven moeten helder zijn en beknopt, ze moeten het pro bleem uit de doeken doen, dui delijk maken wat de schrijver wil Het beroep is nog niet officieel erkend door de Franse rege ring en er zijn nog geen be roepsvoorschriften vastgesteld. De prijzen variëren van de een tot de ander. Mevrouw Chatet rekent gemiddeld 150 tot 200 franc (55 tot 75 gulden per uur. Claustres vraagt 60 franc (22 guldenvoor een brief van 25 regels en 550 franc (200 gulden) voor een gedicht van 25 regels. „Je moet vooral de sociale kant van het werk niet verge ten", stelt Boisson.,, We doen het natuurlijk om het geld, maar van tijd tot tijd helpen we mensen voor niets. Als er een dametje van 75 jaar naar je toekomt die niet weet hoe ze een brief aan haar dochter

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1985 | | pagina 9