Marijke Höweler
slaat de plank mis
Onderscheid tussen openbaar
en bijzonder ondetwijs vervaagt
DE
KEER
De verrassende gedichten;
van J. C. van Schagen
Van Schagen is eerder
onderschat dan
CgidócSomtmt
Lesmateriaal
over
bezetting en
bevrijding
,WAT DIT BLUFSEL OVERBLEEF
COMITé BEIJVERT UITGA VE
VAN ONBEKEND WERK p
BOEKEN
VRIJDAG S APRIL 1985 PAGINjUJ
OVERTROKKEN TAALGEBRUIK IN „MOOI WAS MARIA
De carrière van de schrijfster
Marijke Höweler verloopt
bepaald opmerkelijk. Na een
mislukt en vergeten debuut
dat nogal wat jaren geleden
plaatsvond, verraste zij velen
met haar ironische, lichtvoe
tige en spannende reeks van
drie romans over hedendaag
se mensen in erg lachwek
kende relaties en gedragspa
tronen. „Van geluk gespro
ken" werd gevolgd door „Bij
ons schijnt de zon", waarna
de reeks werd voltooid met
„Ernesto". Dat laatste boek
verscheen vorig iaar en de
lezers van de reeks vroegen
zich af hoe het nu verder
moest met Marijke Höweler.
Het antwoord op die vraag is
er: een boek met zestien kor
te verhalen onder de titel
„Mooi is Maria".
In enkele opzichten zet Ma
rijke Höweler een volgende
stap in de richting die de
drie romans aangeven, maar
het is de vraag of dat een
vooruitgang is. Naar inhoud
is deze verhalenbundel in ie
der geval een stap terug. In
de drie romans waren aller
lei opmerkelijke, uitgebalan
ceerde en zeer levendig ge
schetste situaties gaande, be
volkt door boeiende perso
nen. Dat niveau wordt in de
verhalen van „Mooi is Ma
ria" eigenlijk nergens be
reikt, al doet de schrijfster
Mooi was
Maria
overduidelijk haar best om
met bizarre voorvallen of an
der opmerkelijk gedoe te
voorschijn te komen. Dat le
vert bijvoorbeeld een ver
haal op van een meisje dat
een sexuele relatie krijgt met
een ionge priester, van een
hardhorende broer en zus,
die in een crisis verzeild ra
ken, wat hen; na al hun suc
ces, tot grote wanhoop drijft,
of van de drie-en-zestigjarige
Esmaralda, die geen zin in
het leven meer heeft. Niets
bijzonders.
Het opmerkelijke in het taal
gebruik van Marijke Höwe
ler, zoals ze dat ontwikkeld
heeft voor deze verhalen, is
de overdosis aan effect, die
per alinea het gevoel bij de
lezer opwekt, dat hij met leu
terachtige prietpraat gecon
fronteerd wordt. Het irriteert
in ieder geval danig en het
ontneemt je elke lust om je
bezig te houden met de ge
beurtenissen of de personen
in zo'n verhaal.
De moedwillig-leuke titels
vallen daarbij allereerst op.
In de driedelige romanserie
was dat nog een aardig struc
tureel effect, hier is het bijna
ijdeltuiterij („Zie mij d'r eens
leuk uit de hoek komen").
Om er een paar te noemen:
„Al wil ik met de paus",
„Veelal wel", „Welterusten
lieve kind, je vader gaat naar
bed" of „Eeuwig, hoe lang
duurt dat en waarom niet?"
Een schijn van diepzinnig
heid, leeg en doorprikbaar
als een ballon. De titel van
het boek is de titel van een
van de verhalen: „Mooi is
Maria" en er is geen enkele
reden te bedenken, waarom
er niet gewoon zou staan:
„Maria is mooi".
Nog irritanter zijn de meestal
spitsvondig bedoelde begin
zinnen van de verhalen. Bij
voorbeeld: „Zal ik je even
uitleggen hoe de wereld in
elkaar zit? wil je zeker wel
eens weten? Vind je vast wel
leuk om te weten? Zal ik het
je uitleggen. Moet je eventjes
gaan zitten. Zal ik 't je ver
tellen. Nèt bedacht. Hele
maal nieuw. Groene stoeltje,
rustig zitten. Is niet moei
lijk. En zo verder. Of dit
begin: „Mooi was Maria, zo
mooi, alsof ze meer van de
Avenue en de Elegance was
dan van de mensen." Even
later begint het verhaal „Es
meralda" als volgt: „Klein
was ze en lelijk en gierig en
vies. Heksje dus. Drassig was
haar moestuin.Het is
verschrikkelijk vermoeiend.
De pogingen die Marijke Hö
weler onderneemt om grap
pig te zijn in haar taal ken
nen nauwelijks grenzen. Er
gens laat zij een bel over
gaan, hetgeen als volgt onder
woorden wordt gebracht:
„Kortom de nood was hoog.
Hoger kon de nood al niet,
dus daar ging de bel: pring-
pring. Ding-dong had er niet
af gekund. Bij herhaling
wordt ook naar een andere
pagina van het boek verwe
zen, zoals in deze zin: „Goede
raad was duur, dat zagen we
al op pagina 155." Op pagina
155 valt ook te lezen dat goe
de raad duur is. In het kader
van het verhaal is het vol
strekte blindheid en ijdelheid
om zo'n grapje aan te bren
gen. En wat te denken van
woordspelingen van het al
looi als dit: „Zo was Martje
de hoer geworden. Hoera
voor Martje." Het is bedroe
vend.
„Mooi is Maria" is een diepe
teleurstelling. Na de frisse en
ironische verteltrant die Ma
rijke Höweler heeft gede
monstreerd in haar drie ro
mans, lijkt zij zich hu kri
tiekloos te buiten te zijn ge
gaan aan een soort rampzali
ge stijloefeningen, die ik de
lezers bespaard zou hebben.
Maar succes moet nu een
maal zijn vervolg hebben,
koste wat het kost.
JAN VERSTAPPEN
Marijke Höweler „Mooi is
Maria" Uitgave De Arbei
derspers. Prijs 26,50.
Van de honderden boeken
over de oorlog en de bevrij
ding die de markt overspoe
len richt „Bezetting en Be
vrijding (De les van '40-'45)"
zich speciaal op leerlingen
van de hoogste klassen van
HAVO en het VWO.
De schrijver heeft de bedoe
ling de lezer bewust te ma
ken van, zoals hij zelf zegt,
democratische en humanitai
re waarden, waarmee con
creet het besef bedoeld wordt
dat de ander of het andere
niet minder is, maar zelfs
een verrijking voor de eigen
situatie van mensen kan be
tekenen.
Hij meent dat er een veran
dering in het denken van
mensen nodig is. Dat moet
meer mondiaal gericht zijn,
„de vensters naar de wereld
moeten worden opengezet".
Ook vindt hij het wenselijk
dat jongeren een „open" op
voeding krijgen. Ze moeten
de ruimte krijgen om zich
zelf een oordeel te kunnen
vormen en ze moeten kri
tisch leren denken.
In het eerste hoofdstuk
wordt uiteen gezet wat er ge
beurde in de tijd die aan de
bezetting vooraf ging. Vooral
de achtergronden en de op
komst van het Nationaal So
cialisme krijgen ruim de aan
dacht. Het tweede hoofdstuk
geeft een beeld van de oor
logsjaren zelf. De relatie met
de tegenwoordige tijd, en dus
de aansluiting met het eerste
hoofdstuk, komt in het derde
hoofdstuk naar voren.
Er wordt nagegaan wat er
van allerlei plannen en uit
spraken na de oorlog terecht
is gekomen.
Het boekje is zeer geschikt
als zelfstandig lesmateriaal
In een groot aantal vragen
en opdrachten is rekening
gehouden met zowel het
kennis- als het houdingsas
pect van de leerlingen. Bo
vendien zijn er een serie sug
gesties voor de docenten in
opgenomen.
Dr. S.C. Derksen: „Bezet
ting en Bevrijding (De les
van '40-'45)". Uitgeverij
Ten Brink. Rond half april
in de winkel te koop voor
5,25.
De komst van etnische minderheden doet de verschillen tussen openbaar en bijzonder onderwijs versneld afnemen.
(ADVERTENTIE)
BOEKHANDEL
LEIOEN LEIDERDORP
OEGSTGEEST KATWIJK
VOORSCHOTEN
In de tijd dat ondergeteken
de de lagere school bezocht,
inmiddels alweer zo'n twin
tig jaar geleden, werd je als
leerling 's ochtends nog met
de neus op het feit gedrukt
dat je op een katholieke
school zat. Het ochtendgebed
als begin van een nieuwe
schooldag liet daarover geen
enkele twijfel bestaan. Dat
gold zeker ook voor de we
kelijks terugkerende gods
dienstlessen. Bovendien be
trof het een „broederschool",
waar het aantal leken-onder-
wijzers nog een minderheid
vormde. De middelbare
school, eveneens van katho
lieke signatuur, die daarna
werd bezocht, profileerden
zich al minder nadrukkelijk
als zodanig. Niet alleen ver
dween het ochtendgebed,
maar bovendien transfor
meerde het godsdienstonder
wijs zich meer en meer tot
een vorm van maatschappij
leer, waarbij ook aan andere
wereldreligies ruime aan
dacht werd geschonken.
In de afgelopen twintig jaar
heeft de „deconfessionalise
ring" zich in alle lagen van
het onderwijs verder doorge
zet. Anno 1985 is de discussie
over openbaar en bijzonder
onderwijs overigens levendi
ger dan ooit. Sinds kort
wordt in onderwijskringen
hier en daar zelfs weer het
woord „schoolstrijd" in de
mond genomen. Dat woord
is, in een tijd waarin de vrij
heid van onderwijs een
grondwettelijk recht is, wel
licht niet geheel gepast, maar
het geeft wel aan dat het bij
zonder onderwijs zich be
dreigd voelt door de maat
schappelijke ontwikkelingen.
De voortschrijdende ontker
kelijking, de bezuinigingen
in het onderwijs, de noodza
kelijke fusies en de teruglo
pende leerlingenaantallen;
die ontwikkelingen maken
het de scholen op confessio
nele grondslag niet gemak
kelijk. Bovendien is het poli
tieke weerwerk ook niet ge
ring: VVD en PvdA werpen
zich onverhuld op als promo
tors van het openbaar onder
wijs. De discussies over de
Wet Gelijke Behandeling (te
gen discriminatie van homo
seksuelen) hebben het bij
zonder onderwijs ook al niet
onberoerd gelaten; de anti
discriminatiebepalingen
staan op gespannen voet met
de grondwettelijk gegaran
deerde vrijheid van onder
wijs.
Etnische
minderheden
Maatschappelijke verande
ringen èn de komst van etni
sche minderheden hebben
als gevolg dat het onder
scheid tussen openbare en
bijzondere scholen op confes
sionele grondslag steeds
meer vervaagt. Het is één
van de belangwekkende con
clusies uit het boek „Opstel
len over openbaar onder
wijs", dat vorige week is ver
schenen. Meerdere auteurs
laten daarin hun licht schij
nen over de maatschappelij
ke en inhoudelijke aspecten
van het openbaar onderwijs.
De redacteuren Fons van
Schoten en Hans Wansink
constateren niet geheel onte
recht dat de discussies over
de doelstellingen van het
openbaar onderwijs in de on
derwijspolitiek onvoldoende
aandacht krijgen. Het is ze
ker waar dat allerlei ver
nieuwingen (basisschool,
middenschool) en herstructu
reringen (fusies, bezuinigin
gen) veel aandacht opeisen
van zowel het onderwijsveld
als de politiek. Verheugend
is het dan ook dat beide par
tijen in dit boek aan het
woord komen. Uit de „op
stellen" van de zestien au
teurs komt in ieder geval
naar voren dat het openbaar
onderwijs nog altijd een
„hoeksteen" is van ons on
derwijsbestel.
J. Kriens de onderwijsspeci-
alist van de PvdA in de
Tweede Kanmer, constateert
in zijn bijdrage aan het boek
dat de komst van de etnische
minderheden een van de
maatschappelijke verande
ringen vormt die vooral voor
de bijzondere scholen grote
consequenties heeft. Men
gaat daar, anders dan in het
openbaar onderwijs, immers
niet uit van de veelvormig
heid in levensbeschouwelijke
achtergronden. Een confes
sionele school is juist gericht
op een bepaalde levensbe
schouwing: „Voor het bijzon
der onderwijs zal het per de
finitie nog veel moeilijker
zijn om de geheel andere le
vensbeschouwelijke richting
van leerlingen uit etnische
minderheden in het onder
wijs tot uitdrukking te bren
gen" constateert Kriens.
„Het onderscheid vervaagt
en van de katholieke identi
teit van een school met meer
dan de helft islamitische
leerlingen kan nauwelijks
nog sprake zijn".
Emancipatie
VVD-staatssecretaris me
vrouw Ginjaar komt tot de
conclusie dat het openbaar
onderwijs, gezien de doelstel
lingen, bij uitstek de plek is
waar de onderwijsachter
standen van meisjes kunnen
worden weggewerkt. „Open
baar onderwijs is naar zijn
aard emancipatoir te noe
men, of zou dat in ieder ge
val moeten ziin", zegt Gin
jaar „Niemand die met on
derwijs bezig is, zou mogen
berusten in de feitelijke ach
terstand van meisies. Dat
geldt in het bijzonder allen
die betrokken zijn bij de
openbare school....". Het
rijksonderwijs heeft volgens
de bewindsvrouwe op tal van
punten een voorbeeldfunctie
en dat behoort ook voor de
emancipatie te gelden. Het li
berale Tweede Kamerlid
Franssen eist een duidelijke
voorrangspositie voor het
openbaar onderwijs op. Er is
openbaar onderwijs en er
kan bijzonder onderwijs zijn,
meent Franssen. Het open
baar onderwijs dient voor ie
dere leerling bereikbaar te
zijn en dat houdt volgens
Franssen ook in dat „de laat
ste basisschool in een bepaal
de gemeente steeds een
openbare school dient te
zijn". CDA-minister Deet-
man, die vooral het bijzonder
onderwijs een warm hart
toedraagt, is uiteraard min
der juichend over het open
baar onderwijs. Hij voelt er
veel voor het bestuur van de
rijksscholen, zij het onder be
paalde voorwaarden, over te
dragen aan de gemeenten.
Discussies
Grofweg kan het Nederland
se onderwijsveld worden
verdeeld in tweederde bij
zonder en eenderde open
baar onderwijs. Een verde
ling die historisch valt te
verklaren, maar die volgens
ABOP-voorzitter Van den
Bosch op geen enkele wijze
meer strookt met de maat
schappelijke verhoudingen.
„Ook ouders en leerlingen
herkennen de confessionele
school als zodanig steeds
minder en vragen ook steeds
minder om een confessionele
identiteit", zo constateert hij
in dit boek. De terugloop van
het aantal leerlingen en de
schaalvergroting zullen tot
gevolg hebben dat scholen
moeten verdwijnen of fuse
ren. Daarbij wordt het thema
openbaar versus bijzonder
onderwijs weer bijzonder ac
tueel. „Opstellen over open
baar onderwijs" biedt vol
doende stof tot pittige discus
sies hierover.
FRANS WEERTS
„Opstellen over openbaar
onderwijs" onder redactie
van Fons van Schoten en
Hans Wansink.
Uitgave van Wolters
Noordhoff. Prijs ƒ29,50.
ree
r
Drie boeken gaan een mo
nument vormen voor een
„minor poet", de dichter J.
C. van Schagen, 93 jaar oud,
die slechts door één be
roemde bundel bekendheid
kreeg. Dat was „Narren
wijsheid", zestig jaar gele
den verschenen en sinds
dien keer op keer herdrukt.
Nu komt dan het 'Archief
Van Schagen', waarvan het
eerste deel de titel draagt:
'Wat dit blijfsel overbleef'.
Een unieke collectie ge
dichten. Het tweede deel
zal zich richten op het pro
za van J. C. van Schagen en
daarin zal ook een foto-bio
grafie worden opgenomen,
waarna in het derde deel
correspondentie en een bi
bliografie te vinden zullen
zijn.
De samensteller van dit
eerste deel, Berend Wineke,
koos de titel uit de volgende
tekst van Van Schagen:
Wat dit blijfsel overbleef
hoeft Sjoe niet meer te we
ten
want hij was het zelf
maar de omstanders - mis
schien
nog een laatste groetenis?"
Daarmee is een belangrijk
thema van Van Schagen
aangewezen. In veel van
zijn gedichten denkt hij
over het onherroepelijke
voortgaan van de tijd. De
dood, die daarmee samen
hangt. Maar nergens is zijn
poëzie versomberd, ge
kweld, uitzichtloos. De ge
dichten van Van Schagen
zijn die van de nar in al zijn
wijsheid, met alle speels
heid die daarbij hoort en
alle kortsluitingen die kun
nen ontstaan tussen de ge
voelens en de woorden die
daardoor worden opgewekt.
Vaak sluit zijn poëzie aan
bij simpele, volkse traditio
nele versjes, met name kin
dergedichtjes. Zoals in
„Snoertje":
„weet je wat ik zo geren
zie?
in de verte, de bomen van
Drie
weet je wat ik zo aldoor
hoor?
de tijden, die suizen in mijn
oor
stilletjes wezen - dat word
je niet moe
weet je wat ik geen mo
ment vergeet?
de ogen van moeder - die ik
naast me weet.
Daarbij blijkt de herinne
ringen een grote rol te spe
len. De Vader en de Moe
der spelen in de gedichten
uit het eerste deel van deze
bundel („Tussen de spie
gels") een grote rol. „O ge
lukkig, daar is Vader/Va
der met zijn donkere baard
je/van toen ik een jongetje
was/jaren en jaren gele
den.
Het deel „Een beetje waai
en", het vierde van de zes
afdelingen van deze bloem
lezing opent met een zelf
portret, waarin als in zoveel
andere teksten een wat
koddige vorm gevonden
wordt:
„hij heet Van Schagen
en weet van zagen
zijn grootvader was tim
merman
daar komt natuurlijk dat
zagen van
hij heeft de pest aan verhe
ven
dat vintie overdreven
Deze grappige toon vindt de
lezer vaak in de hier verza
melde gedichten van Van
Schagen. De dichter heeft
teveel gevoel voor de be
trekkelijkheid van leven,
gevoelens, gebeurtenissen,
om zich te laten verleiden
tot heftige bewoordingen.
Het laatste gedichtje, dat is
opgenomen, pakt de ge
dachte en het beeld van
„Het blijfsel" weer op en
verwoordt de lakonieke en
relativerende visie van Van
Schagen op het leven: Het
heet „Slotwoord".
„wat dit blijfsel bleef?
God is in nood - die schep-
|t 14
l. D;
ping - je i
hij heeft zich vertild am
gekruisigd - eeuwig - g 'n
aan de wetten der Natuuf3
blijft Vrede een fantoom
laat ons dan liever
maar, ter zijde van dit Sppi
eens, even, lief zijn". t\'
Door deze uitgave blijl
Van Schagen een dichte
die tezeer verborgen is gr
bleven. Deze bundel leve
een uitstekende kennisnJ
king op, ook voor de lezeL^J
die „Narrenwijsheid" kei
nen. De gedichten van Va
Schagen zijn immers voor
verschenen in niet te aclY"!
terhalen tijdschriften, bij
bliofiele uitgaven of nirr
mer herdrukte boekje
Juist uit deze onbekend
voorraad heeft samenstell#^-
Wineke geput, ook al omd«|
hij om auteursrechtelijk"®"
redenen niets uit de beker
de uitgaven van Van Sch;
gens werk kon opnemen.
In een korte, treffende e
fijnzinnig verwoorde inle£
ding geeft de dichter ieF
weer van wat deze uitga^s
voor hem betekent. Het ft
heel overtuigend: „Levensen
lang volgde dit schrijvertjt t
het scheppingsgebod: speelde
En spel herhaalt zich nieint
Dat werd hinderlijk vocit(>
de kritiek hij was niet
determineren zo. En vo
de uitgevers - die hebb
graag wat meer vastighei#1
Dus namen ze een foto val li
hem en stelden vast, dat hl
zó was en zich nu verdq-w
aan dit beeld maar moefcn
conformeren. Natuurlij] 0l
kon dit niet.
Dit eerste deel van het drie» t
voudige monument dat ii d<
boekvorm wordt opgericbtiji
voor J. C. van Schagen is ierc
veel opzichten de kennisen
making met een dichte* d»
die al te weinig gelezen ei4)
gewaardeerd is. a.
JAN VERSTAPPEN v'
mg
J. C. van Schagen: „Wa p
dit blijsel overbleef". Uif1 1
gave De Prom. Pri£?'
34.50.
iela
hol
DEN HAAG „Wat ik
in Van Schagen bewon
der is zijn afstandelijk
heid. Het vermogen om
afstand te nemen van het
loodzware, de aandacht
voor heel simpele din
gen. Hij schrijft speels en
eenvoudig, maar het is
allemaal heel wijs".
KI. Laansma uit Den Haag
is secretaris-penningmees
ter van het Van Schagen
Comité, dat zich inspant de
werken van de schrijver-
dichter-beeldend kunste
naar J.C. van Schagen (93)
onder de aandacht te bren
gen. In de gemeente-biblio
theek van Rotterdam wordt
zaterdag een expositie geo
pend onder het motto „J.C.
van Schagen in beeld en
woord". Daarbij wordt te
vens het eerste deel gepre
senteerd van een driedelige
reeks van nog niet eerder
gepubliceerd of moeilijk
verkrijgbaar werk van de
Zeeuwse publicist. Dit „Ar
chief Van Schagen" kwam
tot stand door de bemidde
ling van het Van Schagen
comité, dat gelden en fond
sen heeft verworven om de
uitgave mogelijk te maken.
De opening van de exposi
tie, waarbij ook beeldende
kunst van Van Schagen
wordt getoond, wordt ver
richt door Simon Carmig-
gelt, die in zijn „kronkels"
in dagblad Het Parool ver
schillende malen aandacht
besteedde aan het omvang
rijke oeuvre van Van Scha
gen. Carmiggelt maakt zelf
ook deel uit van het comité.
Narrenwijsheid
J.C. van Schagen is vooral
bekend geworden door zijn
in 1922 verschenen dicht
bundel „Narrenwijsheid",
dat tot op de dag van van
daag wordt herdrukt. Wat
daarna van zijn hand ver
scheen, soms in eigen be
heer, zoals zijn „Domburgse
cahiers", is voor een groot
deel onbekend gebleven en
momenteel zeer moeilijk
verkrijgbaar. In die lacune
wil het comité nu voorzien.
Laansma: „Er waren drie
jaar geleden al plannen om
ter gelegenheid van zijn ne
gentigste verjaardag te ko
men met een boek onder de
titel „Knarrenwijsheid",.
waarin Van Schagen zich"
enigszins afzette tegen
„Narrenwijsheid". Dat is
toen niet doorgegaan. Van
Schagen heeft zich altijd af
gezet tegen het feit dat hij
steeds weer in verbinding
werd gebracht met „Nar
renwijsheid", terwijl hij zo
veel méér heeft geschreven.
Maar toen dat niet doorging
ben ik met hem gaan pra
ten en heb gevraagd of we
het niet anders konden
doen. Ik kreeg van hem
carte blanche. Ik heb toen
contact gezocht met mensen
waarvan ik dacht dat die
het ook een goed idee zou
den vinden. Toen is het bal
letje gaan rollen".
KI. Laansma sprak onder
anderen met Anton Korte-
weg, directeur van het Let
terkundig Museum, waar
vrijwel ales wat Van Scha
gen heeft geschreven ligt
opgeslagen, met dichter-uit-
gever Wim Hazeu en met
G. de Kok, hoofdredacteur
van de Haagsche Courant.
Die gesprekken resulteer
den in de oprichting van
het comité, dat uiteindelijk
besloot tot de uitgifte van
drie werken, met poëzie,
correspondentie en proza
en een biografie van Van
Schagen. Na zaterdag ver
schijnen de overige twee
delen in het najaar en begin
1986.
Van Schagen produceert
nog steeds, ondanks zij#
hoge leeftijd. Laansma: „H|
doet nog van alles. Das
boeknotities en bespiegeliS
gen, maar ook beeldend!
kunst. Hij had op dat gebief
een hele tijd niets gedaan
maar vorig jaar pakte hr®
plotseling een penseel er*j
ging calligrammen makenrj
Daarvan hangen er ook eer1
paar op de expositie. He^
zijn woorden zonder bete
kenis, maar als je er eef~
spiegel bijhoudt zie ie pay
wat het betekent. Hij m
daar heel bescheiden oveiL
zegt „dat moet je geer
kunst noemen". Hij heef
geen pretenties. Hij heefu-
eens gezegd: „Kunst is spey
dóódsimpel. Kunst is niet
bijzonders, laten we dat nietti
vergeten". Hij zei ook: „Heler
presenteren van een kunstr:
tenaar als een bijzondees,
mens vind ik allerakeligste
Het is nog steeds een hobbjei
van me, dat je alles alP®
kunst kunt doen".
en
Van Schagen is zijn hele lej^
ven met verschillende vorU
men van beeldende kunstaj
bezig geweest. Als afgestu*
deerd jurist bezocht hij d*h
Academie voor Beeldende*
Kunsten in Rotterdam. Irei'
een groot aantal steden zijitz*
exposities van zijn werk ge**
houden. Wat zijn literair#11
prestaties betreft is hij vol*n
gens Laansma „eerder on?
derschat dan overschat Hi/*
is niet onbekend, hij komf-
voor in de meest belangnjft
ke bloemlezingen. Mei
name het NRC-Handelsbla<P
heeft in het verleden nogal,
lovende recensies over zijrr
werk geschreven. Maar zijn"
naam is bepaald door war
er tot nu toe is verschenenTJ
De uitgave van deze reeleg
is wat hij altijd al wilde^,
Het voornamelijk doo%j
„Narrenwijsheid" bepaald^
beeld wordt zo wat bijgefe
steld". In