Marijke Höweler slaat de plank mis Onderscheid tussen openbaar en bijzonder ondetwijs vervaagt DE KEER De verrassende gedichten; van J. C. van Schagen Van Schagen is eerder onderschat dan CgidócSomtmt Lesmateriaal over bezetting en bevrijding ,WAT DIT BLUFSEL OVERBLEEF COMITé BEIJVERT UITGA VE VAN ONBEKEND WERK p BOEKEN VRIJDAG S APRIL 1985 PAGINjUJ OVERTROKKEN TAALGEBRUIK IN „MOOI WAS MARIA De carrière van de schrijfster Marijke Höweler verloopt bepaald opmerkelijk. Na een mislukt en vergeten debuut dat nogal wat jaren geleden plaatsvond, verraste zij velen met haar ironische, lichtvoe tige en spannende reeks van drie romans over hedendaag se mensen in erg lachwek kende relaties en gedragspa tronen. „Van geluk gespro ken" werd gevolgd door „Bij ons schijnt de zon", waarna de reeks werd voltooid met „Ernesto". Dat laatste boek verscheen vorig iaar en de lezers van de reeks vroegen zich af hoe het nu verder moest met Marijke Höweler. Het antwoord op die vraag is er: een boek met zestien kor te verhalen onder de titel „Mooi is Maria". In enkele opzichten zet Ma rijke Höweler een volgende stap in de richting die de drie romans aangeven, maar het is de vraag of dat een vooruitgang is. Naar inhoud is deze verhalenbundel in ie der geval een stap terug. In de drie romans waren aller lei opmerkelijke, uitgebalan ceerde en zeer levendig ge schetste situaties gaande, be volkt door boeiende perso nen. Dat niveau wordt in de verhalen van „Mooi is Ma ria" eigenlijk nergens be reikt, al doet de schrijfster Mooi was Maria overduidelijk haar best om met bizarre voorvallen of an der opmerkelijk gedoe te voorschijn te komen. Dat le vert bijvoorbeeld een ver haal op van een meisje dat een sexuele relatie krijgt met een ionge priester, van een hardhorende broer en zus, die in een crisis verzeild ra ken, wat hen; na al hun suc ces, tot grote wanhoop drijft, of van de drie-en-zestigjarige Esmaralda, die geen zin in het leven meer heeft. Niets bijzonders. Het opmerkelijke in het taal gebruik van Marijke Höwe ler, zoals ze dat ontwikkeld heeft voor deze verhalen, is de overdosis aan effect, die per alinea het gevoel bij de lezer opwekt, dat hij met leu terachtige prietpraat gecon fronteerd wordt. Het irriteert in ieder geval danig en het ontneemt je elke lust om je bezig te houden met de ge beurtenissen of de personen in zo'n verhaal. De moedwillig-leuke titels vallen daarbij allereerst op. In de driedelige romanserie was dat nog een aardig struc tureel effect, hier is het bijna ijdeltuiterij („Zie mij d'r eens leuk uit de hoek komen"). Om er een paar te noemen: „Al wil ik met de paus", „Veelal wel", „Welterusten lieve kind, je vader gaat naar bed" of „Eeuwig, hoe lang duurt dat en waarom niet?" Een schijn van diepzinnig heid, leeg en doorprikbaar als een ballon. De titel van het boek is de titel van een van de verhalen: „Mooi is Maria" en er is geen enkele reden te bedenken, waarom er niet gewoon zou staan: „Maria is mooi". Nog irritanter zijn de meestal spitsvondig bedoelde begin zinnen van de verhalen. Bij voorbeeld: „Zal ik je even uitleggen hoe de wereld in elkaar zit? wil je zeker wel eens weten? Vind je vast wel leuk om te weten? Zal ik het je uitleggen. Moet je eventjes gaan zitten. Zal ik 't je ver tellen. Nèt bedacht. Hele maal nieuw. Groene stoeltje, rustig zitten. Is niet moei lijk. En zo verder. Of dit begin: „Mooi was Maria, zo mooi, alsof ze meer van de Avenue en de Elegance was dan van de mensen." Even later begint het verhaal „Es meralda" als volgt: „Klein was ze en lelijk en gierig en vies. Heksje dus. Drassig was haar moestuin.Het is verschrikkelijk vermoeiend. De pogingen die Marijke Hö weler onderneemt om grap pig te zijn in haar taal ken nen nauwelijks grenzen. Er gens laat zij een bel over gaan, hetgeen als volgt onder woorden wordt gebracht: „Kortom de nood was hoog. Hoger kon de nood al niet, dus daar ging de bel: pring- pring. Ding-dong had er niet af gekund. Bij herhaling wordt ook naar een andere pagina van het boek verwe zen, zoals in deze zin: „Goede raad was duur, dat zagen we al op pagina 155." Op pagina 155 valt ook te lezen dat goe de raad duur is. In het kader van het verhaal is het vol strekte blindheid en ijdelheid om zo'n grapje aan te bren gen. En wat te denken van woordspelingen van het al looi als dit: „Zo was Martje de hoer geworden. Hoera voor Martje." Het is bedroe vend. „Mooi is Maria" is een diepe teleurstelling. Na de frisse en ironische verteltrant die Ma rijke Höweler heeft gede monstreerd in haar drie ro mans, lijkt zij zich hu kri tiekloos te buiten te zijn ge gaan aan een soort rampzali ge stijloefeningen, die ik de lezers bespaard zou hebben. Maar succes moet nu een maal zijn vervolg hebben, koste wat het kost. JAN VERSTAPPEN Marijke Höweler „Mooi is Maria" Uitgave De Arbei derspers. Prijs 26,50. Van de honderden boeken over de oorlog en de bevrij ding die de markt overspoe len richt „Bezetting en Be vrijding (De les van '40-'45)" zich speciaal op leerlingen van de hoogste klassen van HAVO en het VWO. De schrijver heeft de bedoe ling de lezer bewust te ma ken van, zoals hij zelf zegt, democratische en humanitai re waarden, waarmee con creet het besef bedoeld wordt dat de ander of het andere niet minder is, maar zelfs een verrijking voor de eigen situatie van mensen kan be tekenen. Hij meent dat er een veran dering in het denken van mensen nodig is. Dat moet meer mondiaal gericht zijn, „de vensters naar de wereld moeten worden opengezet". Ook vindt hij het wenselijk dat jongeren een „open" op voeding krijgen. Ze moeten de ruimte krijgen om zich zelf een oordeel te kunnen vormen en ze moeten kri tisch leren denken. In het eerste hoofdstuk wordt uiteen gezet wat er ge beurde in de tijd die aan de bezetting vooraf ging. Vooral de achtergronden en de op komst van het Nationaal So cialisme krijgen ruim de aan dacht. Het tweede hoofdstuk geeft een beeld van de oor logsjaren zelf. De relatie met de tegenwoordige tijd, en dus de aansluiting met het eerste hoofdstuk, komt in het derde hoofdstuk naar voren. Er wordt nagegaan wat er van allerlei plannen en uit spraken na de oorlog terecht is gekomen. Het boekje is zeer geschikt als zelfstandig lesmateriaal In een groot aantal vragen en opdrachten is rekening gehouden met zowel het kennis- als het houdingsas pect van de leerlingen. Bo vendien zijn er een serie sug gesties voor de docenten in opgenomen. Dr. S.C. Derksen: „Bezet ting en Bevrijding (De les van '40-'45)". Uitgeverij Ten Brink. Rond half april in de winkel te koop voor 5,25. De komst van etnische minderheden doet de verschillen tussen openbaar en bijzonder onderwijs versneld afnemen. (ADVERTENTIE) BOEKHANDEL LEIOEN LEIDERDORP OEGSTGEEST KATWIJK VOORSCHOTEN In de tijd dat ondergeteken de de lagere school bezocht, inmiddels alweer zo'n twin tig jaar geleden, werd je als leerling 's ochtends nog met de neus op het feit gedrukt dat je op een katholieke school zat. Het ochtendgebed als begin van een nieuwe schooldag liet daarover geen enkele twijfel bestaan. Dat gold zeker ook voor de we kelijks terugkerende gods dienstlessen. Bovendien be trof het een „broederschool", waar het aantal leken-onder- wijzers nog een minderheid vormde. De middelbare school, eveneens van katho lieke signatuur, die daarna werd bezocht, profileerden zich al minder nadrukkelijk als zodanig. Niet alleen ver dween het ochtendgebed, maar bovendien transfor meerde het godsdienstonder wijs zich meer en meer tot een vorm van maatschappij leer, waarbij ook aan andere wereldreligies ruime aan dacht werd geschonken. In de afgelopen twintig jaar heeft de „deconfessionalise ring" zich in alle lagen van het onderwijs verder doorge zet. Anno 1985 is de discussie over openbaar en bijzonder onderwijs overigens levendi ger dan ooit. Sinds kort wordt in onderwijskringen hier en daar zelfs weer het woord „schoolstrijd" in de mond genomen. Dat woord is, in een tijd waarin de vrij heid van onderwijs een grondwettelijk recht is, wel licht niet geheel gepast, maar het geeft wel aan dat het bij zonder onderwijs zich be dreigd voelt door de maat schappelijke ontwikkelingen. De voortschrijdende ontker kelijking, de bezuinigingen in het onderwijs, de noodza kelijke fusies en de teruglo pende leerlingenaantallen; die ontwikkelingen maken het de scholen op confessio nele grondslag niet gemak kelijk. Bovendien is het poli tieke weerwerk ook niet ge ring: VVD en PvdA werpen zich onverhuld op als promo tors van het openbaar onder wijs. De discussies over de Wet Gelijke Behandeling (te gen discriminatie van homo seksuelen) hebben het bij zonder onderwijs ook al niet onberoerd gelaten; de anti discriminatiebepalingen staan op gespannen voet met de grondwettelijk gegaran deerde vrijheid van onder wijs. Etnische minderheden Maatschappelijke verande ringen èn de komst van etni sche minderheden hebben als gevolg dat het onder scheid tussen openbare en bijzondere scholen op confes sionele grondslag steeds meer vervaagt. Het is één van de belangwekkende con clusies uit het boek „Opstel len over openbaar onder wijs", dat vorige week is ver schenen. Meerdere auteurs laten daarin hun licht schij nen over de maatschappelij ke en inhoudelijke aspecten van het openbaar onderwijs. De redacteuren Fons van Schoten en Hans Wansink constateren niet geheel onte recht dat de discussies over de doelstellingen van het openbaar onderwijs in de on derwijspolitiek onvoldoende aandacht krijgen. Het is ze ker waar dat allerlei ver nieuwingen (basisschool, middenschool) en herstructu reringen (fusies, bezuinigin gen) veel aandacht opeisen van zowel het onderwijsveld als de politiek. Verheugend is het dan ook dat beide par tijen in dit boek aan het woord komen. Uit de „op stellen" van de zestien au teurs komt in ieder geval naar voren dat het openbaar onderwijs nog altijd een „hoeksteen" is van ons on derwijsbestel. J. Kriens de onderwijsspeci- alist van de PvdA in de Tweede Kanmer, constateert in zijn bijdrage aan het boek dat de komst van de etnische minderheden een van de maatschappelijke verande ringen vormt die vooral voor de bijzondere scholen grote consequenties heeft. Men gaat daar, anders dan in het openbaar onderwijs, immers niet uit van de veelvormig heid in levensbeschouwelijke achtergronden. Een confes sionele school is juist gericht op een bepaalde levensbe schouwing: „Voor het bijzon der onderwijs zal het per de finitie nog veel moeilijker zijn om de geheel andere le vensbeschouwelijke richting van leerlingen uit etnische minderheden in het onder wijs tot uitdrukking te bren gen" constateert Kriens. „Het onderscheid vervaagt en van de katholieke identi teit van een school met meer dan de helft islamitische leerlingen kan nauwelijks nog sprake zijn". Emancipatie VVD-staatssecretaris me vrouw Ginjaar komt tot de conclusie dat het openbaar onderwijs, gezien de doelstel lingen, bij uitstek de plek is waar de onderwijsachter standen van meisjes kunnen worden weggewerkt. „Open baar onderwijs is naar zijn aard emancipatoir te noe men, of zou dat in ieder ge val moeten ziin", zegt Gin jaar „Niemand die met on derwijs bezig is, zou mogen berusten in de feitelijke ach terstand van meisies. Dat geldt in het bijzonder allen die betrokken zijn bij de openbare school....". Het rijksonderwijs heeft volgens de bewindsvrouwe op tal van punten een voorbeeldfunctie en dat behoort ook voor de emancipatie te gelden. Het li berale Tweede Kamerlid Franssen eist een duidelijke voorrangspositie voor het openbaar onderwijs op. Er is openbaar onderwijs en er kan bijzonder onderwijs zijn, meent Franssen. Het open baar onderwijs dient voor ie dere leerling bereikbaar te zijn en dat houdt volgens Franssen ook in dat „de laat ste basisschool in een bepaal de gemeente steeds een openbare school dient te zijn". CDA-minister Deet- man, die vooral het bijzonder onderwijs een warm hart toedraagt, is uiteraard min der juichend over het open baar onderwijs. Hij voelt er veel voor het bestuur van de rijksscholen, zij het onder be paalde voorwaarden, over te dragen aan de gemeenten. Discussies Grofweg kan het Nederland se onderwijsveld worden verdeeld in tweederde bij zonder en eenderde open baar onderwijs. Een verde ling die historisch valt te verklaren, maar die volgens ABOP-voorzitter Van den Bosch op geen enkele wijze meer strookt met de maat schappelijke verhoudingen. „Ook ouders en leerlingen herkennen de confessionele school als zodanig steeds minder en vragen ook steeds minder om een confessionele identiteit", zo constateert hij in dit boek. De terugloop van het aantal leerlingen en de schaalvergroting zullen tot gevolg hebben dat scholen moeten verdwijnen of fuse ren. Daarbij wordt het thema openbaar versus bijzonder onderwijs weer bijzonder ac tueel. „Opstellen over open baar onderwijs" biedt vol doende stof tot pittige discus sies hierover. FRANS WEERTS „Opstellen over openbaar onderwijs" onder redactie van Fons van Schoten en Hans Wansink. Uitgave van Wolters Noordhoff. Prijs ƒ29,50. ree r Drie boeken gaan een mo nument vormen voor een „minor poet", de dichter J. C. van Schagen, 93 jaar oud, die slechts door één be roemde bundel bekendheid kreeg. Dat was „Narren wijsheid", zestig jaar gele den verschenen en sinds dien keer op keer herdrukt. Nu komt dan het 'Archief Van Schagen', waarvan het eerste deel de titel draagt: 'Wat dit blijfsel overbleef'. Een unieke collectie ge dichten. Het tweede deel zal zich richten op het pro za van J. C. van Schagen en daarin zal ook een foto-bio grafie worden opgenomen, waarna in het derde deel correspondentie en een bi bliografie te vinden zullen zijn. De samensteller van dit eerste deel, Berend Wineke, koos de titel uit de volgende tekst van Van Schagen: Wat dit blijfsel overbleef hoeft Sjoe niet meer te we ten want hij was het zelf maar de omstanders - mis schien nog een laatste groetenis?" Daarmee is een belangrijk thema van Van Schagen aangewezen. In veel van zijn gedichten denkt hij over het onherroepelijke voortgaan van de tijd. De dood, die daarmee samen hangt. Maar nergens is zijn poëzie versomberd, ge kweld, uitzichtloos. De ge dichten van Van Schagen zijn die van de nar in al zijn wijsheid, met alle speels heid die daarbij hoort en alle kortsluitingen die kun nen ontstaan tussen de ge voelens en de woorden die daardoor worden opgewekt. Vaak sluit zijn poëzie aan bij simpele, volkse traditio nele versjes, met name kin dergedichtjes. Zoals in „Snoertje": „weet je wat ik zo geren zie? in de verte, de bomen van Drie weet je wat ik zo aldoor hoor? de tijden, die suizen in mijn oor stilletjes wezen - dat word je niet moe weet je wat ik geen mo ment vergeet? de ogen van moeder - die ik naast me weet. Daarbij blijkt de herinne ringen een grote rol te spe len. De Vader en de Moe der spelen in de gedichten uit het eerste deel van deze bundel („Tussen de spie gels") een grote rol. „O ge lukkig, daar is Vader/Va der met zijn donkere baard je/van toen ik een jongetje was/jaren en jaren gele den. Het deel „Een beetje waai en", het vierde van de zes afdelingen van deze bloem lezing opent met een zelf portret, waarin als in zoveel andere teksten een wat koddige vorm gevonden wordt: „hij heet Van Schagen en weet van zagen zijn grootvader was tim merman daar komt natuurlijk dat zagen van hij heeft de pest aan verhe ven dat vintie overdreven Deze grappige toon vindt de lezer vaak in de hier verza melde gedichten van Van Schagen. De dichter heeft teveel gevoel voor de be trekkelijkheid van leven, gevoelens, gebeurtenissen, om zich te laten verleiden tot heftige bewoordingen. Het laatste gedichtje, dat is opgenomen, pakt de ge dachte en het beeld van „Het blijfsel" weer op en verwoordt de lakonieke en relativerende visie van Van Schagen op het leven: Het heet „Slotwoord". „wat dit blijfsel bleef? God is in nood - die schep- |t 14 l. D; ping - je i hij heeft zich vertild am gekruisigd - eeuwig - g 'n aan de wetten der Natuuf3 blijft Vrede een fantoom laat ons dan liever maar, ter zijde van dit Sppi eens, even, lief zijn". t\' Door deze uitgave blijl Van Schagen een dichte die tezeer verborgen is gr bleven. Deze bundel leve een uitstekende kennisnJ king op, ook voor de lezeL^J die „Narrenwijsheid" kei nen. De gedichten van Va Schagen zijn immers voor verschenen in niet te aclY"! terhalen tijdschriften, bij bliofiele uitgaven of nirr mer herdrukte boekje Juist uit deze onbekend voorraad heeft samenstell#^- Wineke geput, ook al omd«| hij om auteursrechtelijk"®" redenen niets uit de beker de uitgaven van Van Sch; gens werk kon opnemen. In een korte, treffende e fijnzinnig verwoorde inle£ ding geeft de dichter ieF weer van wat deze uitga^s voor hem betekent. Het ft heel overtuigend: „Levensen lang volgde dit schrijvertjt t het scheppingsgebod: speelde En spel herhaalt zich nieint Dat werd hinderlijk vocit(> de kritiek hij was niet determineren zo. En vo de uitgevers - die hebb graag wat meer vastighei#1 Dus namen ze een foto val li hem en stelden vast, dat hl zó was en zich nu verdq-w aan dit beeld maar moefcn conformeren. Natuurlij] 0l kon dit niet. Dit eerste deel van het drie» t voudige monument dat ii d< boekvorm wordt opgericbtiji voor J. C. van Schagen is ierc veel opzichten de kennisen making met een dichte* d» die al te weinig gelezen ei4) gewaardeerd is. a. JAN VERSTAPPEN v' mg J. C. van Schagen: „Wa p dit blijsel overbleef". Uif1 1 gave De Prom. Pri£?' 34.50. iela hol DEN HAAG „Wat ik in Van Schagen bewon der is zijn afstandelijk heid. Het vermogen om afstand te nemen van het loodzware, de aandacht voor heel simpele din gen. Hij schrijft speels en eenvoudig, maar het is allemaal heel wijs". KI. Laansma uit Den Haag is secretaris-penningmees ter van het Van Schagen Comité, dat zich inspant de werken van de schrijver- dichter-beeldend kunste naar J.C. van Schagen (93) onder de aandacht te bren gen. In de gemeente-biblio theek van Rotterdam wordt zaterdag een expositie geo pend onder het motto „J.C. van Schagen in beeld en woord". Daarbij wordt te vens het eerste deel gepre senteerd van een driedelige reeks van nog niet eerder gepubliceerd of moeilijk verkrijgbaar werk van de Zeeuwse publicist. Dit „Ar chief Van Schagen" kwam tot stand door de bemidde ling van het Van Schagen comité, dat gelden en fond sen heeft verworven om de uitgave mogelijk te maken. De opening van de exposi tie, waarbij ook beeldende kunst van Van Schagen wordt getoond, wordt ver richt door Simon Carmig- gelt, die in zijn „kronkels" in dagblad Het Parool ver schillende malen aandacht besteedde aan het omvang rijke oeuvre van Van Scha gen. Carmiggelt maakt zelf ook deel uit van het comité. Narrenwijsheid J.C. van Schagen is vooral bekend geworden door zijn in 1922 verschenen dicht bundel „Narrenwijsheid", dat tot op de dag van van daag wordt herdrukt. Wat daarna van zijn hand ver scheen, soms in eigen be heer, zoals zijn „Domburgse cahiers", is voor een groot deel onbekend gebleven en momenteel zeer moeilijk verkrijgbaar. In die lacune wil het comité nu voorzien. Laansma: „Er waren drie jaar geleden al plannen om ter gelegenheid van zijn ne gentigste verjaardag te ko men met een boek onder de titel „Knarrenwijsheid",. waarin Van Schagen zich" enigszins afzette tegen „Narrenwijsheid". Dat is toen niet doorgegaan. Van Schagen heeft zich altijd af gezet tegen het feit dat hij steeds weer in verbinding werd gebracht met „Nar renwijsheid", terwijl hij zo veel méér heeft geschreven. Maar toen dat niet doorging ben ik met hem gaan pra ten en heb gevraagd of we het niet anders konden doen. Ik kreeg van hem carte blanche. Ik heb toen contact gezocht met mensen waarvan ik dacht dat die het ook een goed idee zou den vinden. Toen is het bal letje gaan rollen". KI. Laansma sprak onder anderen met Anton Korte- weg, directeur van het Let terkundig Museum, waar vrijwel ales wat Van Scha gen heeft geschreven ligt opgeslagen, met dichter-uit- gever Wim Hazeu en met G. de Kok, hoofdredacteur van de Haagsche Courant. Die gesprekken resulteer den in de oprichting van het comité, dat uiteindelijk besloot tot de uitgifte van drie werken, met poëzie, correspondentie en proza en een biografie van Van Schagen. Na zaterdag ver schijnen de overige twee delen in het najaar en begin 1986. Van Schagen produceert nog steeds, ondanks zij# hoge leeftijd. Laansma: „H| doet nog van alles. Das boeknotities en bespiegeliS gen, maar ook beeldend! kunst. Hij had op dat gebief een hele tijd niets gedaan maar vorig jaar pakte hr® plotseling een penseel er*j ging calligrammen makenrj Daarvan hangen er ook eer1 paar op de expositie. He^ zijn woorden zonder bete kenis, maar als je er eef~ spiegel bijhoudt zie ie pay wat het betekent. Hij m daar heel bescheiden oveiL zegt „dat moet je geer kunst noemen". Hij heef geen pretenties. Hij heefu- eens gezegd: „Kunst is spey dóódsimpel. Kunst is niet bijzonders, laten we dat nietti vergeten". Hij zei ook: „Heler presenteren van een kunstr: tenaar als een bijzondees, mens vind ik allerakeligste Het is nog steeds een hobbjei van me, dat je alles alP® kunst kunt doen". en Van Schagen is zijn hele lej^ ven met verschillende vorU men van beeldende kunstaj bezig geweest. Als afgestu* deerd jurist bezocht hij d*h Academie voor Beeldende* Kunsten in Rotterdam. Irei' een groot aantal steden zijitz* exposities van zijn werk ge** houden. Wat zijn literair#11 prestaties betreft is hij vol*n gens Laansma „eerder on? derschat dan overschat Hi/* is niet onbekend, hij komf- voor in de meest belangnjft ke bloemlezingen. Mei name het NRC-Handelsbla<P heeft in het verleden nogal, lovende recensies over zijrr werk geschreven. Maar zijn" naam is bepaald door war er tot nu toe is verschenenTJ De uitgave van deze reeleg is wat hij altijd al wilde^, Het voornamelijk doo%j „Narrenwijsheid" bepaald^ beeld wordt zo wat bijgefe steld". In

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1985 | | pagina 18