Echte" do roman r af met flit specia Het ongelijk van Linus Pauling ZATERDAG 2 MAART 1965 ISTERDAM „Dat ge nder (it uit de middeleeuwen >nfi- .,r de twee koningskinde- Inderdaad. Daar vind je zic^ i treffend beeld in van wat jheb ontdekt over de ver uur iding tussen artsen en pa iten". Mary Fahrenfort, zo- zegt |t aan de Vrije Universiteit !"a~ jAmsterdam tot doctor ge- e imoveerd, sluit de ogen en als jert uit het hoofd: „Het wa- ïder i twee koningskinderen. Zij schil |den malkander zo lief. Zij aet ttden bijeen niet komen. Ons f- water was vee^ te diep", voj. jekt de eerste van de vijf si- and letten op die ze tijdens het i de erview zal roken. Zakelijk: bikt j) dan bedoel ik niet de ko- r gskinderen. Ik bedoel het rer- *s ^et water dat de de te koningskinderen leidt?" rest nen j water, zo blijkt, is volgens dr. ry Fahrenfort de algemeen ver- jde maatschappelijke visie dat /en, jen er zjjn om mensen beter te ade ken. „Met die opvatting begin- aat- medische studenten ook aan be- i opleiding. Het lijkt ze nog ina, |k. Ze verkeren in de veronder- hy- AJjng dat de wetenschap veel pnag om lijden te genezen en de xl te voorkomen. Maar gaande- g ontdekken ze dat dit niet zo is. als ze klaar zijn met hun studie, (ben ze een medische kijk ver- fven die haaks staat op hun jegere, idealistische verwachtin- Leren ze vervolgens leven met '2e" p onmacht? Nee. Ze leren te le- i als arts". patiënten van hun kant ge- ver pngen zijn te leren leven met ichten waarvoor de arts geen ge- a|ing weet. Daar ligt, weet Mary de hrenfort met grote stelligheid, de ne~ fof. „Bij hun eerste bezoek aan /an dokter koesteren patiënten de er jdmoedige verwachting dat ze £e~ Ier gemaakt zullen worden. In de likliriiek voor interne genees- er" jidedaarop heeft zich mijn on~ jierzóek geconcentreerd leeft iglorie van de damesroman vol- De snelle mannen in de witte jen met hun dure apparaten zul- i het karwei wel even klaren. dlt ju, nee dus. Het aardige is overi- 8®" as dat die artsen zelf ook niet {gen: we kunnen de patiënten b®" Pezen. Toen ik met mijn onder- begon, dacht ik: ze weten ze- ?ar r niet dat hun werk zo weinig iet- jevert. Maar ze weten het wel. ?et- ir, deze uitspraak van een inter- aar It die ik voor mijn proefschrift 'ye b ondervraagd. Natuurlijk kan ik fnsen helpen, zegt hij, maar niet ilie yeej ais jk zou willen en hele- (al niet zoveel als de mensen ho- 'h h. Mijn macht is zeer beperkt. De f" {dische wetenschap is nog steeds *a* j primitief. We weten gewoon niét genoeg. Artsen beseffen se" hun onmacht. De kwestie is dat valse verwachtingen bij de pa te -«it nu'eenmaal bestaan en dat de |sen daar niet op ingaan, maar j»n alsof hun neus bloedt en blij- ■*A -b handelen zoals van een arts ♦wacht wordt dat hij handelt: p pilletje zus, een tabletje zo, een btje van dit en een beetje van ïrs t, terwijl ze weten dat de klacht iet ïel Natuurlijk is vitamine C belangrijk, geen dokter die dat zal ontkennen. Vroeger decimeerde scheurbuik door vitamine C-gebrek hele scheepsbemanningen. Vasco di Gama bijvoorbeeld verloor bij zijn tocht rond Kaap de Goede Hoop in 1498 in bijna negen maanden de helft van zijn manschappen. Later kwam men er achter dat een dieet met zuidvruchten, zwarte bessen of rozebottels het aantal slachtoffers tot nul reduceerde. Tegen scorbut helpt a-scorbinezuur, de chique naam voor vitamine C. Pauling be weert dat het ook helpt tegen kan ker. Hij heeft er twee argumenten voor, een theoretisch en een proefonder vindelijk. Eerst maar het theoreti sche argument. Mensen kunnen zelf geen vitamine C aanmaken, een gebrek dat we delen met apen en Guinese biggetjes. Volgens des kundigen moet de mens dagelijks 50 milligram vitamine C uit het dieet halen. Te weinig, vindt Pau ling. De meeste dieren, die wel zelf het vitamine aanmaken, hebben 200 keer zoveel vitamine C in hun lichaam. „Het lijkt ons uiterst on waarschijnlijk dat al deze diersoor ten zulke hoeveelheden vitamine C produceren als dat niet op een of andere manier noodzakelijk zou zijn". Afweer Noodzakelijk waarvoor? Vitamine C is van essentieel belang voor de produktie van steunweefsel van het lichaam, bovendien versterkt het de afweer. Beide eigenschappen kunnen van belang zijn bij de be strijding van kanker. Tja, dat zou best waar kunnen zijn, er is geen enkel medisch argument dat deze theorie verbiedt. Maar een fraaie theorie is niet goed genoeg. Dokters laten zich pas overtuigen door proefondervindelijk bewijs. Dat kwam dan ook prompt. De Schotse chirurg Ewan Cameron be gon volgens de lijnen van Pauling met de vitamine-tnerapie te experi menteren. In 1974 en 1976 publi ceerde hij (een keer samen met Pauling) zijn bevindingen. Opgege ven kankerpatiënten bleken 2,7 maanden langer te leven als ze da gelijks een megadosis vitamine C kregen van 10 gram. Hier keek de medische wereld toch wel van op. Weerstand Nu telt in de wetenschap een proefondervindelijk bewijs pas als andere en onafhankelijke onder zoekers dezelfde resultaten kunnen laten zien. Dat was precies wat de Amerikaan Charles Moortel in 1979 probeerde. Hij deelde 100 patiënten in twee groepen van 50. De ene groep kreeg 10 gram vitamine C per dag. de anderen een foppil Niemand, de patiënten niet en ook de dokters niet. wisten wie wat slikte. Alle patiënten leden aan kanker van de dikke darm en wa ren na behandeling met cytostatica en bestraling opgegeven. Helaas, de vitamine-C-patiënten bleken geen dag langer te leven dan hun onbe handelde lotgenoten. Pauling verwierp de resultaten van het onderzoek. De megadosis vita mine C kon ook niet werken omdat de weerstand van Moertels patiën ten door bestraling en cytostatica was ondermijnd. Camerons patiën ten hadden als enige therapie vita mine C gekregen. Ongetwijfeld een legitiem argument. Geen belang Tandenknarsend ging Moertel op nieuw aan de slag Hij herhaalde het onderzoek bij patiënten die niet eerder bestraald waren of cytostati ca hadden gekregen Op 17 januari publiceerde hij zijn resultaten in het wellicht belangrijkste artsen vakblad ter wereld, de „New Eng land Journal of Medicine". Ook nu helaas: vitamine C bleek van geen belang bij de bestrijding van darm kanker, de foppil-groep bracht het er zelfs iets beter af In een com mentaar schreef dr. Robert Wittes van het Nationaal Kanker Instituut dat „de resultaten als definitief moeten worden geaccepteerd". Pauling heeft tot nu toe niets van zich laten horen. Ik ben erg be nieuwd. In Amerika heeft hn onge looflijk veel prestige omdat hij een geleerde is zoals het publiek zich een geleerde voorstelt: wijs en grijs en van alle markten thuis. Linus, het superintelligente jongetje van de Peanuts-strip, dat nauw twee turven hoog Proust leest en de Hammerklaviersonate op een kin derpianootje speelt, is naar hem vernoemd. Ontkent Pauling ook dit onderzoek, dan is het voor velen gedaan met zijn wetenschappelijk prestige. In Nederland hebben de voorstan ders van deze therapie wel com mentaar geleverd Moerman-arts 'Jan Wiese in de Volkskrant ..Moermanartsen werken met het zure vitamine C. en niet zoals Ca meron met het natriumzout ervan. Dat geeft in het lichaam een basi sche reactie en het verbaast me niets dat er dan geen effect valt- waar te nemen" Waarvan acte waarom het gaat, niet geneesbaar is. En ze zijn zich ervan bewust, hoor, dat ze zo doen. Ze zeggen het zelf". Waarom draait het in het proef schrift waarop Mary Fahrenfort zo juist is gepromoveerd tot doctor in de sociologie? Om de verdoktering, de medicalisering van onze maat schappij. Begrippen die in de jaren zeventig werden ingevoerd door de Mexicaans-Amerikaanse cultuurfi losoof Illich en die sindsdien ge meengoed zijn geworden. Illich sig naleerde dat, als gevolg van ont wikkelingen in de medische we reld, aan mensen de verantwoorde lijkheid voor hun eigen leven, lij den en dood ontnomen wordt. Des kundigen nemen die verantwoor delijkheid over. De gezondheid wordt als het ware onteigend. De medische macht op ons leven is ontoelaatbaar toegeno men met als resultaat een dolge draaid systeem waarin een even wichtige verhouding tussen doel en middelen totaal zoek lijkt. De term medicalisering is inmiddels zo be kend geworden dat hij al is doorge drongen in de programma's van sommige politieke partijen. Echter: „In de aanklacht van Illich tegen de geneeskunde en haar be oefenaren is één aspect opvallend afwezig", zegt Mary Fahrenfort. „De mening van de betrokkenen zelf, van artsen en patiënten, blijft volledig buiten beschouwing. Illich en degenen die hem in zijn denken volgen, hebben het er altijd over dat de patiënt zelfstandiger moet worden en dat hij zich niet moet la ten neerdrukken door het medisch bedrijf, maar ze hebben nog nooit zelf met een patiënt gesproken. Ze zitten gevangen in dezelfde klem als veel andere theoretici uit de linkse hoek. Ze willen de mensen vraag hoe ze, formuleert dr. Fah renfort, „op een fatsoenlijke ma nier dood kunnen gaan na een fat soenlijk leven". Fatsoenlijk in die zin dat ze zichzelf gezag toekennen over hun eigen lichaam, leven en dood. Vinnig: „Mensen kunnen al leen maar zelf bepalen wie ze zijn, hoe ze hun bestaan vullen en op welke manier ze sterven. Daar heeft een dokter niks mee te ma ken. Die kan hoogstens medische informatie en statistieken aandra gen die niets zeggen over indivi duen. Het probleem van de verdok tering komt voort uit de waan van de mensen dat de dokter hun heil in zijn zak heeft, terwijl de dokters van hun kant dat helemaal niet denken, maar ingaan op die heils verwachting en braaf medische dingen gaan doen die geen enkel verband met de heilsverwachting hebben. De patiënt, of liever onze cultuur, zou eens moeten ophouden met te denken dat de medische we tenschap de wijsheid in pacht heeft, en er de betrekkelijkheid van in zien. Want hoe gaat het? Een pa tiënt komt om hulp. Kan hij die niet krijgen, dan wordt hij nijdig. Hij vergeet dat een arts niet de ver plichting heeft om hulp te verlenen die zijn vermogen te boven gaat. Iemand wiens kind overreden wordt, staat er toch ook alleen voor? Daar kan een arts toch ook niet helpen0 De mensen moet wor den duidelijk gemaakt dat ze zelf staan voor hun eigen verdriet en hun eigen lijden". Dr. Fahrenfort verzorgt aan de Vrije Universiteit het onderwijs in de medische psychologie en sociolo gie. Ze heeft dagelijks aankomende artsen onder haar hoede. Vindt ze daar weerklank voor haar ideeën? „Een kleine minderheid is zeer en thousiast. Een grotere groep wijst het vierkant af. De helft, de meer derheid dus, moet het allemaal eerst nog eens zien. Ik begrijp dat wel. Je kiest voor het vak genezen. Als je dan hoort: genezen gaat niet, dan is dat niet de boodschap waar om je zit te springen". Blijft het water dus veel te diep? Is er geen brug voor de kloof? Gaat de verdoktering ongeremd door? Dat blijkt niet te hoeven. De jonge doctor althans ziet enig perspectief gloren. Luchtkasteeltje „Ik denk dat er zoiets kan bestaan het is een luchtkasteeltje van me als een gezondheidszorg waarin de mensen een beetje gewoon doen. Nu verzandt het allemaal in een patroon van vraag en antwoord. Het is een rollenspel. De een speelt dokter en de ander speelt patiënt. De mensen zouden tegenover de arts moeten gaan zitten hup, el lebogen op zijn bureau en met hem over hun buikpijn moeten praten zoals ze dat met een vriend of vriendin zouden doen. Dan ver schuift er iets in de verhouding. Ik heb zelf gezien hoe het werkt De eerste keer vindt zo'n arts het raar. Hij raakt helemaal van zijn stuk. Hij heeft er geen gedragspatroon voor beschikbaar. Maar binnen drie zinnen herstelt hij zich en vindt hij het leuk. Tenminste: de artsen die ik ken, zouden het leuk vinden. Maar het werkt niet wan neer je van een dokter alle heil verwacht. Eerst moet je aanvaar den dat lijden en dood erbij horen. Je moet je heilsverwachting mini maliseren. Vervolgens moet je zeg gen: mijn boerenverstand is even veel waard als de medische weten schap. Ik ben de enige deskundige over mijn eigen klachtenpatroon en daar moet de dokter maar mee werken. Mensen, kortom, moeten tegenover de dokter gaan zitten als de ene deskundige tegenover de andere. Dan is het gedaan met het beeld dat Illich schildert van artsen als meedogeloze uitoefenaars van medische macht en van patiënten als willoze slachtoffers." PIET SNOEREN In 1968 introduceerde Linus Pau ling het begrip orthomoleculaire geneeskunde. Wat is dat? Volgens hem kun je ziekten genezen met stoffen die al van nature in het li chaam voorkomen. Pauling noemt die stoffen ortho(Bjuist)moleculair. De gewone geneeskunde werkt, zonder dat ze er bij stil staat, vaak ook orthomoleculair. Een suikerzie ke krijgt een tekort aan insuline met een insuline-spuitje aangevuld. PKU-kindertjes die lijden aan een overmaat van fenylanaline in hun bloed, zijn te redden met een dieet dat zo weinig mogelijk fenylanaline bevat. Tot zover niets nieuws onder de zon. Maar anders dan Pauling willen de dokters niet het belang inzien van vitamine C. Dat is „uiteindelijk de meest waardevolle van alle ortho moleculaire stoffen". „Het helpt in .honderdvoudige overmaat niet al leen bij gewone verkoudheid en griep, maar ook bij virale en bacte- riële aandoeningen als geelzucht, en zelfs ziekten uit heel andere groepen, zoals schizofrenie, hart en vaatafwijkingen en kanker". Vi tamine C als wondermiddel. Wat is de hoofdpersoon is nooit een huisarts, maar steevast een specialist in een witte jas. „Een van de beweeglijkste geesten van de twintigste eeuw", schreef het Amerikaanse medische topblad de „New England Journal of Medicine" op 17 januari. Linus Pauling won twee keer de Nobelprijs, in 1954 voor de chemie, in 1962 voor de vrede vanwege zijn verzet tegen kernproeven. „Hij had een reputatie om altijd gelijk te hebben", aldus het Amerikaanse tijdschrift. Had, let wel, want in dezelfde aflevering van het blad werd een geliefkoosde theorie van Pauling „definitief" de grond in geboord. J. Paalman cipatie zo verschrikkelijk belang rijk zijn". Vergaarbak Om aan de weet te komen hoe de door Illich bepleite emancipatie van de patiënt in zijn werk zou moeten gaan, hoe de ontdoktering van de maatschappij zich zou kun nen voltrekken, heeft dr. Mary Fahrenfort dus wel met de betrok kenen gepraat. Met patiënten en met artsen. Ze koos daarvoor een polikliniek voor interne genees kunde „omdat er alles terecht komt wat niet in andere klinieken kan worden opgelost; het is een ver gaarbak, vaak ook van chronische klachten". De weerslag van de ge sprekken staat in haar proefschrift dat ze de titel- meegaf: „Een Dok tersroman". Waarom? Ze stelt toch een medisch, niet een letterkundig verschijnsel aan de orde? „Ach, het is een beetje een grapje. De dok tersroman gaat altijd erg uit van het gezag dat de geneeskunde uit straalt. De hoofdpersoon is nooit een huisarts, maar steevast zo'n flitsende specialist in een witte jas. En de patiënt is altijd hulpeloos. Maar mijn onderzoek is een diepte- onderzoek geweest en dan krijg je de echte verhalen. Ik heb ze geana lyseerd en geloof me: het zijn ech tere verhalen dan de echte verha len. Ik denk dat ik de eerste echte doktersroman geschreven heb. Vandaar dé wat speelse titel". In een polikliniek voor interne ge neeskunde komen de kankers te recht, de hormoonafwijkingen, de maagzweren, de buikklachten, de bloedziektes, de infecties, de kwa len die van alles kunnen wezen. De internisten daar, heeft dr. Mary Fahrenfort ontdekt, weten dat ge nezen niet hun werk is. „Wanneer er al eens een patiënt geneest, zijn ze erg blij. Cijfers? Zelf heb ik ze niet, maar een professor die me tij dens mijn promotie aan de tand voelde, kwam zelf met het getal dat er bij twee derde van de patiënten weinig te doen valt. En de rest wordt wel ontslagen, maar het blijft de vraag of ze genezen zijn. Het is allemaal veel vager dan je aan de buitenkant zou zeggen. Men veronderstelt maar wat. Dat is een gevolg van de moeizame misvatting dat de medische wetenschap er is om pijn en ongemak en dood uit de wereld te helpen. Maar dat is niet zo. We gaan allemaal dood. De me dische wetenschap biedt hoogstens uitstel van executie. Dat plegen de mensen te vergeten. Ze klampen zich eraan vast. Zo wordt de ge neeskunde tot een soort levensver zekering op basis van permanente dokterscontrole". Hippocrates Wanneer de geneeskunde geen wonderdoener is, wat is ze dan wel? Handen ten hemel. „Daar heb je dus de andere kant van het wa ter dat de koningskinderen scheidt. Het is een wetenschappelijke ma nier om een aantal dingen na te lo pen. Vaak levert het niets op en dan doe je alles wat in je macht ligt om de patiënt toch een beetje te helpen. Maar het blijft meer bui tenkant dan binnenkant. Iedere arts legt de eed van Hippocrates af. Deze vader van de geneeskunde wist in de vierde eeuw voor Chris tus al dat je niet louter naar de ziekte moet kijken, maar allereerst naar de gehele persoon van de zie ke in zijn individuele omstandighe den. Hippocrates ging er al van uit dat de mens zichzelf moet genezen en dat de arts hoogstens kan bijdra gen tot dat proces. Mensen moeten zelf met hun klachten en proble men uit de voeten zien te komen. De wereld is nu eenmaal verdrie tig. Mensen worden ziek en gaan dood. Niets aan te doen". Dit gegeven zijnde, zouden mensen zich bezig moeten houden met de emanciperen zonder de mensen eerst even te consulteren. Ze gaan over de hoofden van de mensen heen, terwijl emancipatie nu juist veronderstelt dat de mondigheid van mensen al gegeven is. Macht werkt niet alleen van boven naar beneden, ook medische macht niet, maar net zo goed omgekeerd. Wie dat uit het oog verliest, mist de mo menten die nou juist voor de eman- Dr. Mary Fahrenfort: „Ik denk dat ik de eerste echte doktersroman geschreven heb. Vandaar de wat speelse titel".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1985 | | pagina 21