Wat begonnen
is moet
worden
afgemaakt
Op reis met
Dokter V'an
„Dokter V'an" noemen ze hem.
Van Deun is te lang en te moeilijk.
Hij luistert ook als je „Armand" te
gen hem zegt. de jonge arts uit Ant
werpen. die nu al vijf jaar in het
binnenland van Tanzania werkt.
Uitgezonden door de Belgische en
Nederlandse Leprastichting pro
beert hij in een district zo groot als
Nederland en België samen lepra
patiënten op te sporen, hen regel
matig van medicijnen te voorzien
en hen te opereren wanneer han
den of voeten geamputeerd moeten
worden. Daarnaast besteedt hij veel
aandacht aan de opleiding en bege
leiding van zijn medisch assisten
ten. Dat betekent veel op pad, langs
de gezondheidscentra en kliniekjes
in zijn district. Dat is niet altijd
even gemakkelijk voor het gezin,
zijn vrouw Reinilde en de kinderen
Tom, Katrijn en Maarten. De oud
ste zoon zit inmiddels in België op
school. Katrijn is ook bijna zo ver,
daarom wil Armand in 1986 zijn
contract niet meer verlengen. Het
werk doet hij echter nog steeds met
plezier en met resultaat. Zijn assis
tent gaf mij tenminste als bood
schap mee: „Als dokter V'an ver
vangen moet worden, laat er dan
een Nederlandse of Belgische arts
voor hem in de plaats komen".
Waarschijnlijk wordt deze wens
-vervuld, want het land zelf kampt
met een chronisch tekort aan art
sen.
Ik trok enkele dagen mee op safari
(wat gewoon „reis" betekent) met
dokter Van Deun en zijn Tanzani-
aanse assistent Semboja.
Volgepakt
Om zeven uur 's morgens rijden
we weg. de zon verschijnt net bo
ven de bergen. De landrover is vol
gepakt met de bagage van Armand
van Deun en zijn drie assistenten,
die net een driedaagse studiebijeen
komst achter de rug hebben Daar
is gesproken over het tekort aan la-
boratoriumpersoneel, leprabehan
deling met nieuwe medicijnen en
het onderhoud van de motoren. Op
de tassen liggen stukken oude auto
band en ander materiaal om er san
dalen voor leprapatiënten van te
maken. Voor we het pontje oprij
den pikken we nog een passagier
op: een lekebroeder van een van de
missieposten waaraan het binnen
land van Tanzania zo rijk is. Broe
der Jan heeft meer dan één tas:
doos na doos wordt ingeladen. Niet
alleen reserve-onderdelen voor zijn
eigen garage, maar ook pakketten
voor andere missieposten op onze
route. Zo gaat dat hier. Er is zo
weinig vervoer, dat ieder die op
pad gaat zoveel mogelijk voor an
deren meeneemt.
De pont is al bijna vol met een bus
en een kudde koeien en geiten. Met
gezamenlijke inspanning lukt het
de landrover van de modderige
oever op de laadklep te krijgen.
Aan de overkant van de uitloper
van het Victoriameer klimt de weg
van rode leem al snel de heuvels
in. Vuurrood is die grond, hier en
daar wat verstevigd met stenen.
Tegen de felle moessonbuien is
echter weinig bestand. Het water
stort zich de steile hellingen af en
slijpt diepe geulen en gaten in wat
hier voor een hoofdweg doorgaat.
Voor de chauffeur een inspannen
de taak om over deze wasbordwe
gen met onverwachte kuilen de
vijfhonderd kilometer van deze
eerste dag af te leggen.
De blanke „mamma" (mevrouw)
mag op de voorbank, een hoekje
waar ik me al snel thuis voel. Drie
Nederlanders dus op de voorbank,
dokter Armand, broeder Jan en
journaliste Jantine, die steeds vra
gen stelt en wie je alles moet uitleg
gen en aanwijzen. Dat wordt overi
gens met alle plezier gedaan. De
Tanzaniaanse assistenten vertellen
me over de grote bossen waar oli
fanten en leeuwen nog vrij rondlo
pen. zonder last te hebben van fo
tograferende toeristen.
Ik zie ze niet, die wilde dieren vari
Afrika. Een enkele tseetseevlieg,
veroorzaker van de gevreesde
slaapziekte, zet zich op de reserve
band op de voorklep. Een paar ba-
vianenfamilies schieten bij de
komst van de landrover haastig het
oerwoud in. Als de avond valt van
gen we een schichtige hyena in het
licht van de koplampen.
Kookvuren
Hoger klimmen we. de haarspeld
bochten geven een prachtig uitzicht
op de met dichte bossen bedekte
bergruggen. Elders is dat bos hele
maal verdwenen, geleidelijk opge
stookt in de kookvuren van de dor
pelingen. Erosie heeft diepe af
gronden in de rode hellingen gesle
pen. Af en toe passeren we een
klein dorpje, maar overal is de be
volking op weg naar de markt,
vaak tientallen kilometers ver.
Mannen soms met een fiets volge
laden met houtskool, hout of zak
ken graan. Vrouwen fier rechtop,
baby in de draagdoek en schalen op
het hoofd vol mango's, bananen,
zoete aardappelen of cassave.
Na enkele uren bereiken we de
eerste missiepost. „Karibu, habari"
(welkom, hoe gaat het?), wensen de
zwarte paters. Thermoskannen met
koffie en thee staan klaar, brood
wordt gesneden. Twee dozen voor
raden blijven achter. Wij rijden
verder, naar het eerste plattelands-
kliniekje.
Het is een gebouwtje uit 1936, nog
uit de koloniale tijd, maar keurig
onderhouden en schoon. De me
disch werker verzorgt met een paar
verpleegsters een mannen- en een
vrouwenzaal, een verloskamer eh
een babykamer. Een klein hokje
doet dienst als laboratorium. De
kast met medicijnen, die elke
maand met een basisvoorraad
wordt aangevuld, zit veilig op slot.
Vijftien lepra- en tuberculosepa
tiënten komen hier dagelijks om
hun medicijnen te halen of verbon-
dey te worden. Eens in de maand
komt de medisch assistent om naar
de moeilijke gevallen te kijken en
een paar keer per jaar zet dokter
Van Deun deze plattelandskliniek
van Kakonko op zijn programma.
De omvangrijke administratie van
de patiënten wordt gecontroleerd.
Dan moet het gastenboek getekend
worden. Behalve de districtsarts
vind ik er de naam van een van de
artsen van het ministerie in Dar es
Salaam en die van een Nederlandse
arts uit een ander district. Journa
listen hebben ze hier nog niet eer
der gehad.
Verder weer, ik nestel me in het
hoekje voor het open raam. De
stralende zon begint zich achter op
komende wolken te verschuilen.
„We moeten maar zien dat we in
het volgende dorp komen", zegt
Armand. „dan kunnen we daar
eten". Het is helemaal bewolkt als
we het marktstadje binnen rijden.
De open ruimte midden in het dorp
zit vol met marktkooplui, meest
vrouwen. We lopen even rond tus
sen de bananenkammen, hoopjes
zout en bonen, gedroogde vis en
mango's, tot de eerste druppels be
ginnen te vallen. Dan snel het eet
huisje binnen, dat de weidse bena
ming „hotel" draagt. Houten tafels
en stoelen. Semboja heeft er voor
ieder van ons een bemachtigd. Er is
rijst met bonen of rijst met vlees.
Grote blikken borden vol, mierzoe
te thee er bij.
De regen barst nu in volle hevig
heid los, het davert op het golfpla-
tendak, begint ook te lekken op
mijn rug. Dé marktkooplieden
drommen bir.nen, met hun koop
waar. Het wordt vol in het lemen
gebouwtje, donker ook, want de
deur wordt met enige moeite geslo
ten om het opspattende regenwater
buiten te houden.
Als na drie kwartier de regen wat
afneemt, rennen we naar de auto.
Mijn paraplu houdt alleen mijn
hoofd droog. Dikke klodders rode
klei kleven aan onze schoenen. Ar-
mands voet glijdt van het rempe
daal, waardoor Semboja met een
flinke klap tegen het dak vliegt bij
de volgende kuil die niet zo snel
ontweken kon worden. De pijn is
hij vergeten als we bij het volgende
gezondheidscentrum komen. Het
lijkt er uitgestorven, de d^ur is
dicht. Maar eenmaal binnen blijkt
ieder zich voor de regen verschanst
te hebben.
De medische assistenten zijn nog
druk bezig, ook al is het zaterdag
middag twee uur. De patiënten
verdringen zich. Veel malaria, veel
longontsteking, kinderen 'met wor
men. Ook tb- en leprapatiënten.
Dan roept een van de verpleegsters
dokter Van Deuns hulp in. Er is
een ernstige dysenteriepatiëhte
binnengebracht, misschien heeft ze
ook wel tb, wil hij even kijken? En
zojuist is er een jonge vrouw aange
komen met een ernstige hoofd
wond door een gevallen steen. Ze
kwam op de rug van haar man.
Twintig kilometer heeft hij haar
gedragen, de berg op, naar het hos
pitaal. Ze leeft nog, zuster heeft een
infuus gegeven. Maar ook de arts
kan weinig doen. „Rustig laten lig
gen", adviseert hij. Hersenoperaties
zijn onder deze primitieve omstan
digheden niet mogelijk.
Het begint donker te worden. We
rijden verder, naar Kabanga, waar
Reinilde wacht met de maaltijd.
Dan zitten we nog uren te praten
met een glas Tanzaniaanse wijn bij
het licht van de petroleumlamp. De
generator van het ziekenhuis
werkt maar tot negen uur.
Honderd bedden
De volgende morgen gaan we
vroeg weer op pad. Eerst naar het
districtsziekenhuis vlakbij. Hon
derd bedden voor een gebied met
150.000 inwoners. De Nederlandse
Leprastichting liet het gebouwtje
zetten waar de tb- en leprapatiën
ten hun medicijnen komen halen.
De assistent heeft er een kamer, en
daar is ook de schoenmakerij. Van
oude autobanden worden de sanda
len gemaakt waarop de verminkte
voeten kunnen gaan. Zo wordt
voorkomen dat zij op scherpe ste
nen of doorns trappen, die de ge
voelloze voetzolen niet opmerken,
en blijven de vaak open wonden
schoon. Zusters zijn bezig verban
den te vernieuwen en medicijnen
uit te reiken. Ze blijven toezien dat
de patiënt de pillen inderdaad in
slikt. Het drievoudig medicijn wordt
zorgvuldig achter slot en grendel
bewaard om te voorkomen dat het
naar de zwarte markt verdwijnt.
„Zoals zo vaak te laat gekomen",
zucht Armand, wijzend op een jon
gen met gezwollen armen, ontsto
ken ogen en de zo kenmerkende
„klauwhand". Hij was al eens eer
der in het ziekenhuis, maar het
duurde hem te lang en hij liep weg,
naar huis. Door het afbreken van
de kuur konden de leprabacillen
zich weer vermenigvuldigen. Nu is
de ziekte wel tot staan gebracht,
maar de misvormingen blijven..
Niemand in het dorp trekt zich iets
van hem aan, zijn zweren worden
niet verzorgd.
De zaal met tb-patiënten ligt vol,
zeshonderd zijn er dit jaar in het
district geadministreerd. Tien bed
den in een kamer. De mannen
doen een spelletje en hebben op
een schoolbord vragen gesteld over
hun ziekte. Wil de dokter of zijn
assistent die beantwoorden? „Dat is
uniek", zegt Armand, „dat heb ik
nog nooit eerder meegemaakt. We
zijn wel begonnen met voorlichting
op scholen en in de dorpen, maar
de laatste tijd zijn we daar niet erg
aan toe gekomen".
Nog even worden de voorraadka
mers gecontroleerd. Hier staat alles:
medicijnen in blikken trommels
voor de safaritochten per motor,
motoronderdelen, papier en zelfs
een stencilmachine, leprasandalen,
autobanden en een aanhangmotor.
Die laatste is bedoeld voor de boot,
die Armand laat bouwen. Alles
gaat achter dubbele sloten. Het zijn
zeer begeerde artikelen en daar
voor wil men nog wel eens een in
braak plegen.
Netten boeten
Ons volgende doel is het scheeps
werfje bij het vissersdorp aan het
Tanganyikameer. Hier is het werk
terrein van Angelo Andrianos, een
Griek die al tien jaar in Tanzania
werkt voor de FAO en de Verenig
de Naties bij het visserij-onder
zoeksinstituut. Hij leert onder meer
de vissers netten boeten en repare
ren. Er komt echter nog lang niet
voldoende vis uit het diepe meer.
Motorboten en elektrische lan
taarns om de vis 's nachts naar bo
ven te lokken zijn echter nog een
wensdroom. De houten roeibootjes
wonden ter plaatse gebouwd, ze lig-
ZATERDAG 26 JANUARI
If
gen in alle stadia van
spreid onder de bomen. We
de landrover op het pad
rond.
„Zo moet hij worden",
mand en Semboja trots,
derzoek echter toont
de doktersboot
nog maar klaar
gels zullen daar
en vervolgens de
genageld worden. Dan
nog een dak op om de
uitrusting en zichzelf
regen té kunnen
nenkort.moet de acht
boot klaar zijn. Dan
volgende safari
ken langs het meer
den, zonder dat gewacht
den op de dure
Over land
jes niet te
De volgende dagen bez<
nog meer klinieken, ik pr«
artsen en verpleegkundigen]
overal hoor ik dezelfde opra
gen: het grote belang van eé
de bevoorrading met de
noodzakelijke medicijnen, de\
zaak van transportmiddelen' 1|
regelde vervanging daarvanr I
artsen en assistenten, meer vt X
personeel en aanvoer van rf
onderdelen voor auto's en mij O
Wereldlepradag 1985 die
zondag 27 januari, wordt geht
is dus niet overbodig en stei/"
donororganisaties zoals de j
landse Stichting voor Lepr.'
ding is zelfs noodzakelijk.
ganisatie alleen kan echter nf
steun moet komen van indhter
mensen of instellingen, die tver
zorg voor de zieke en veflj
medemens aantrekken. Niet|sen
een kan zelf naar Afrika gaP-
als Maarten van Cleeff, Rent
duin. Wim Flipse. ArmartÖUl
Deun of Frans Willemse. Wlngs
iedereen financiële steun gev- m;
dat er landrovers gekocht lft"
worden, medicijnen en appa%ejs
Ook kleine beetjes helpen. Ei
giften zijn aftrekbaar voorf- M
lastingen! Laat lepra u
JANTINE J. DEi? 'r
stetf -i
zijn:
Wereldlepradag, ook nog in 1985?
Jazeker, hulp aan de Nederlandse
Stichting voor Leprabestrijding (NSL) en
'daarmee aan de door melaatsheid
-geteisterde patiënten is nu meer dan ooit
nodig. Wat begonnen is moet afgemaakt
worden. Daarbij springen twee
prioriteiten naar voren: transport en
overdracht van kennis.
In Tanzania, het vroegere Tanganyika in
Oost-Afrika, werken vijf Nederlandse
artsen in dienst van de NSL aan de
van deze volksziekte. Tijdens
een bezoek aan een aantal van hen kreeg
verslaggeefster Jantine de Boer een
duidelijk beeld van de mogelijkheden en
moeilijkheden in een land waar het enige
vervoer in een district zo groot als
Nederland een landrover is, waar
treinen en vliegtuigen vanuit de
hoofdstad Dar es Salaam onregelmatig
vertrekken en een telefoonverbinding
soms uren op zich kan laten wachten.
Desondanks wordt er met veel inzet en
toewijding gewerkt.
TANZANIA Lepra is te gene
zen, sinds enkele jaren is dat be
kend. Er zijn medicijnen ontwik
keld die bij gecombineerd gebruik
de zwellingen en huidaandoenin
gen kunnen doen verdwijnen.
Maar dan moet de patiënt er wel
snel bij zijn. Daar mankeert het
nog wel eens aan. De mensen voe
len zich nog steeds gegeneerd door
deze ziekte, die zo'n duidelijk uiter
lijk vertoont. Daarom wacht men
vaak tot het niet meer te verbergen
is. Helaas is dan de ziekte nog wel
tot staan te brengen, maar niet de
gevolgen ervan. Wanneer de bacil
len zich te ver in zenuwen genes
teld hebben worden deze aangetast.
Dan worden delen van handen en
voeten gevoelloos en treden gere
geld brandwonden of andere kwes-
turen op.
In Tanzania is sinds 1977 bestrij
ding en genezing van lepra gecom
bineerd met die andere volksziekte:
tuberculose. Na zeven jaar is er een
duidelijke verbetering te constate
ren. Het aantal nieuwe patiënten
neemt af en het aantal genezingen
toe. Het nationale tb/leprapro
gramma is een onderdeel van de
sectie preventie van het ministerie
van volksgezondheid. Aan het
hoofd staat dr. S. J. Nkinda, die zijn
opleiding kreeg in Uganda, waar
tot 1963 de enige medische faculteit
van Oost-Afrika gevestigd was. Op
;dit moment studeren er jaarlijks
.veertig jonge artsen af aan de uni
versiteit van Dar es Salaam; veel te
weinig om in de behoefte te voor-
zieij. Vandaar dat men erg blij is
'met de assistentie van artsen uit
Nederland, Duitsland en Zweden.
„Wij hebben besloten tot een geïn
tegreerd nationaal programma voor
tuberculose en lepra", aldus dr.
Nkinda. „omdat de ziekten veel ge
meen hebben. De infectie wordt
van mens op mens overgebracht,
dus moet je de patiënten controle
ren om de ziekten in de hand te
houden".
Bestrijding van lepra en tuberculo-
'se was natuurlijk niet nieuw. Missie
en zending hadden zich het lot van
de door deze ziekten uitgestoten
mens al honderd jaar geleden aan
getrokken. Voor onderzoek naar tb
is er in Arusha, in het noorden van
Tanzania, een internationaal insti
tuut. Men realiseerde zich op het
ministerie van gezondheid heel
goed, dat voor het uitvoeren van
dit ambitieuze programma, ook al
kon er worden voortgeborduurd op
bestaande voorzieningen, de eerste
jaren nog hulp van donororganisa
ties nodig zou zijn. In vier van de
twintig regio's is men nu begonnen
met dit arbeidsintensieve program
ma, in zes andere op beperkte
schaal. Het gedurende drie maan-
toezicht in de 140 hospitalen, 240
gezondheidscentra en 2050
landsklinieken vragen om een op-
platte-
leiding van medische werkers en
een constante aanvoer van medicij
nen. Isolatie in aparte kampen is
ouderwets en overbodig. „Dat voor
komt de uitbreiding van de ziekte
niet", aldus dr. Nkinda. „omdat be
smetting al heeft plaatsgehad wan
neer de eerste tekenen zichtbaar
worden". In deze twintig regio's
werken achttien artsen als regio
naal coördinator, van wie twaalf
Tanzanianen, vjer Nederlanders,
een Duitser en een Indiër. Daar
naast zijn er op andere posten nog
eens vier Duitsers, een Deen en
vier Nederlanders werkzaam.
Coördinator voor beide lepra-orga
nisaties is Klaus Becker, die in Dar
es Salaam zijn kantoor heeft. Door
de Nederlandse en Duitse lepra
stichtingen worden bovendien zes
hospitalen gesubsidieerd wat het
tb/lepraprogramma betreft. Ook
voor projecten van fysiotherapie,
training en opleiding en schoenen-
werkplaatsen voor leprapatiënten
worden donaties ontvangen.
Genezing
„Het programma breidt zich gelei
delijk uit", zegt dr. Nkinda. „Het
blijkt inderdaad mogelijk de ziekte
terug te dringen of zelfs te genezen,
de bijverschijnselen zijn klein en
tijdelijk. Toch heeft op sommige
plaatsen het medisch personeel
weerstand tegen het integratiepro
gramma. omdat het bewerkelijk is
en sommigen toch problemen met
deze ziekten hebben. Wij kampen
met een voortdurend tekort aan
personeel, vooral in de afgelegen
provincies in het binnenland".
„Dat is dan ook een van de rede
nen dat men zo blij is met de Ne
derlandse artsen. Hier werkt onder
anderen dokter Maarten van
Cleeff, die behalve zijn medische
ook zijn technische kennis over
draagt in cursussen over,. nieuwe
medicijnen en het onderhoud van
de motorfiets. Dokter Armand van
Deun stimuleert het bouwen van
boten op een werfje aan het Tanga
nyikameer door daar een dokters-
boot te laten bouwen in plaats van
deze kant en klaar uit Europa te la
ten komen. Dokter Remi Verduin
kan met zijn ervaring als huisarts
en opleiding tot kinderarts in Tan
zania meer doen dan in het ver-
ambtelijkte Nederland", aldus dr.
Nkinda.
Open wonden
worden verbonden.
medisch
assistenten: een