Er is
nog
hoop
voor
Afrika!
Jongeren
willen
volwaardige
plaats in
maatschappij
ZATERDAG. DECEMBER 1984
I ula Bantang in Gambia is een klein plaatsje aan een van
de zijarmen van de rivier die zijn naam heeft gegeven aan dit kleinste
land op het Afrikaanse continent. De weg erheen ligt als een lang,
zwart lint door de goudgele woestijn. Het landschap is monotoon:
kilometer na kilometer kale vlakten met hier en daar een op sterven na
dode boom. Voor Nederlanders, gewend als zij zijn aan altijd groene
weilanden en rijpende korenvelden, heeft die monotonie iets
mysterieus en fascinerends, maar tegelijkertijd ook iets
beangstigends. Verbazing, verwondering en bewondering. Hoe
kunnen mensen in zo'n troosteloos landschap in leven blijven? En dan
te weten dat er talrijke gebieden in Afrika zijn, waar het allemaal nog
véél erger is.
Als we aankomen in Fula Bantang liggen de
huizen te sudderen in de hete middagzon.
Nou ja huizen... Het zijn zeer eenvoudige hut-
tjes van leem, hout, golfplaten en delen van
autowrakken. Want, zoals in veel Derde-We
reldlanden mag er overal een tekort aan zijn,
autowrakken zijn er meer dan genoeg. Het
enige optrekje dat wel recht kan doen gelden
op de naam huis is de plaatselijke „winkel".
De eigenaar is klaarblijkelijk in goeden doen.
Op het dak prijkt een televisie-antenne. Een
elektriciteitsnet is hier weliswaar onbekend,
maar in het schuurtje achter zijn winkel heeft
de ondernemende middenstander een gene
rator staan die stroom levert voor zijn televi
sie én voor zijn koelkasten. Reizigers op weg
verder landinwaarts of op de terugweg naar
de kust houden hier halt voor een koele
dronk. Autoritten in de moordende hitte door
het gortdroge en stoffige land maken zeer
dorstig.
Geboeid kijkt een aantal dorpsbewoners toe
hoe de bezoekers uit de hoofdstad hun vocht
gehalte weer op peil brengen. Het lichaam re
ageert direct. Na de eerste slok perst het
vocht zich door alle poriën naar buiten. Als je
jezelf ingewandstoornissen wilt besparen, ben
je hier aangewezen op flessen bronwater,
thee, frisdrank of bier.
De Afrikanen zelf houden het bij palmwijn en
water. En dat laatste heeft Fula Bantang voor
lopig voldoende, dank zij de inspanningen van
een hulporganisatie en een aantal bewoners.
Met een groep kinderen in de achterbak van
de wagen rijden we even later naar de rand
van Fula Bantang en bekijken de trots van het
dorp: twee waterputten omgeven door talrijke
groentetuintjes. Met leren zakken, die zo lek
zijn als een zeef, wordt het water naar boven
gehaald. Op de veldjes staan kleine plantjes:
aardappels, bonen, uien en andere gewassen.
Het is nog een begin, maar met hun beperkte
middelen hebben de inwoners van Fula Ban
tang hun lot in eigen handen genomen.
Spontane reactie
Een hoopvol bericht uit het momenteel zo
door rampen geteisterde Afrikaanse conti
nent. De droogte heeft de al veel langer be
staande problemen onbarmhartig aan het
licht gebracht. Door onze moderne communi
catiemiddelen weten we binnen enkele uren
precies wat er elders op de wereld gebeurt.
Kranten, radio en televisie brengen de gruwe
lijke werkelijkheid van droogte en hongers
nood in de huiskamers. Nederland bijvoor
beeld reageert spontaan en massaal. Maar te
gelijkertijd rijzen er vragen.
Reageren op een noodsituatie betekent in fei
te dat we al te laat zijn. Met al ons technisch
vernuft blijken we niet in staat problemen als
droogte en hongersnood te overwinnen, laat
staan oplossingen te bieden op langere ter
mijn. Wie zich in deze kwestie verdiept, dreigt
te worden ondergesneeuwd door alle bijko
mende problemen. En Afrika is niet het enige
werelddeel dat kampt met armoede en on
recht. Ook in Latijns-Amerika en Azië sterven
elke dag vele honderden mensen van de hon
ger. Bovendien knaagt de twijfel. Wordt het
geld wel goed besteed? Komt de hulp wel op
de juiste plaats? Kan een klein land als het
onze eigenlijk wel iets doen aan die complexe
problemen?
Het antwoord is: „ja, gedeeltelijk". Steeds
meer mensen in de Derde-Wereldlanden wil
len niet langer wachten totdat (westerse) mi
nisteries, wetenschappers en conferenties zijn
uitgediscussieerd over hun situatie. Het zijn
met name de boeren, die proberen te voorko
men dat zij over enige tijd in dezelfde rampza
lige positie verkeren als de miljoenen in Ethio
pië, Tsjaad, Soedan en al die andere landen
waar pure honger wordt geleden. Mensen die
bouwen aan hun eigen toekomst, zoals de in
woners van Fula Bantang, maar die daarbij
zeker in het begin niet zonder hulp van buiten
kunnen. Als ontwikkelingshulp ergens resul
taat heeft, dan is het juist daar.
Terug naar Afrika. Naar de Kaapverdische Ei
landen ditmaal, een archipel van veertien
stukken rots en gestolde lava die zo'n vijfhon
derd kilometer voor de kust van Senegal uit
de Atlantische Oceaan oprijst. Toen de Portu
gezen in 1975 na enkele eeuwen koloniaal be
stuur vertrokken, lieten zij de eens beboste
en tamelijk welvarende eilanden be- en ge
rooid achter. De Kaapverdianen zijn echter
niet bij de pakken neer gaan zitten. Ondanks
jaren van aanhoudende droogte, die de eilan
den de bijnaam „Sahel in de Oceaan" be
zorgden, is het straatarme Kaapverdië met
buitenlandse hulp vol vertrouwen aan zijn
toekomst blijven bouwen. De resultaten daar
van worden langzaam maar zeker merkbaar.
Het probleem van Kaapverdië (en tal van an
dere Sahellanden) is niet alleen dat de regen
wegblijft, maar ook dat de regen die wél valt,
met bakken tegelijk uit de hemel komt. Het
water krijgt niet de kans in de bodem te trek
ken, maar stroomt in minder dan geen tijd
van de bergen af richting zee. Om dat te
voorkomen zijn overal op de berghellingen
dammetjes aangelegd.
Wanneer eind september op Kaapverdië de
eerste regen valt, komt het openbare leven
tot stilstand. Scholieren, ambtenaren, solda
ten en ministers trekken er op uit om te hel
pen bij het zaaien of om bomen te planten.
De herbebossing is een van de voornaamste
programma's om de eilanden weer leefbaar te
maken.
Soms gaat er wel eens iets verkeerd. Zoals dit
jaar, toen de natuur de Kaapverdianen een
beetje te ijverig hielp. Bij de eerste buien
werd nog feest gevierd. Maar nadat in twee
dagen tijd ruim 200 millimeter water naar be
neden was komen zetten, was men heel wat
minder blij. Het vele en harde werken van de
voorbije jaren werpt echter zijn vruchten af.
Tien jaar geleden zouden dergelijke stortbui
en nog voor een enorme catastrofe hebben
gezorgd, nu kan Kaapverdië de problemen
aan.
Elke dag een maaltijd
Sinds het moment dat de lezer aan dit verhaal
begon, zijn er in Afrika weer vele tientallen
mannen, vrouwen en vooral kinderen door
honger en oorlogsgeweld gestorven. Kranten,
radio en televisie zullen er waarschijnlijk nooit
in slagen het Westen te doordringen van de
volle omvang van de gruwelijke ramp die zich
daar momenteel voltrekt, met al zijn diep in
grijpende gevolgen.
Terwijl de Nederlandse bevolking, geschokt
door televisiebeelden, miljoenen inzamelt,
wordt er langs andere wegen op de ontwikke
lingshulp beknibbeld. Zo moet het Nederland
se bedrijfsleven meer van de hulp gaan profi
teren. En als een project mislukt, wordt daar
direct een schandaal van gemaakt.
In die stroom van slecht en rampzalig nieuws
lijkt er echter nauwelijks of geen aandacht te
bestaan voor het feit dat er in tal van landen
al dan niet met hulp van buiten wél re
sultaten worden geboekt.
De blijdschap in een Afrikaans dorpje, waar
de kinderen uit de opbrengst van de geza
menlijke groentetuin voortaan elke middag op
school een gezonde en voedzame maaltijd
krijgen, valt in het niet bij de enorme proble
men waarmee de Derde Wereld kampt: ont
bossing, erosie, droogte en hongersnood,
werkloosheid, kindersterfte, slechte medische
en sociale voorzieningen, schuldenlast, pro
tectionisme, verstedelijking, corruptie, onder
drukking, uitbuiting, onrecht, burgeroorlog,
enzovoort.
Maar voor ouders in dorpjes op het Afrikaan
se of Aziatische platteland, aan wie veel van
de hierboven genoemde wereldproblemen on
gemerkt voorbijgaan, is zo'n maaltijd voor
hun kinderen een enorme stap vooruit. Ze zijn
er in geslaagd de toekomst van hun kinderen
in eigen handen te nemen.
Al die kleine projecten waar wel degelijk suc
ces wordt geboekt vormen op den duur een
regenbui op de gloeiende plaat. Er is nog
hoop voor Afrika!
JOS TIMMERS
in 1979 is 1985 door de Verenigde
Naties uitgeroepen als Internationaal
Jongerenjaar. Het hoofdthema zal Vrede en
Ontwikkeling worden, maar op initiatief van
Nederland is de participatie-gedachte in de
statuten opgenomen. Dit houdt in, dat het
jaar moet aansluiten bij de eigen
leefomgeving van de jongeren. Of, zoals
voorzitter Ad Melkert van de werkgroep
van het Internationaal Jongerenjaar
Nederland zegt: „Het moet een jaar worden
dóór jongeren, niet vóór hen. Je moet
aansluiten bij de ideeën die ze zelf hebben.
Zo kan men geen kritiek hebben in de
geest van: Alweer een jaar voor dit of
dat
„De vorige internationale jaren waren voor
de vrouw, het kind en de gehandicapten. Er
werd over hen heen besloten. Daar kun je
behoorlijk gefrustreerd van raken", betoogt
Melkert.
Het uitvoerende werk van het Jongerenjaar
is in handen van het Platform voor
Internationaal Jongerenwerk in Nederland
(PIJON). Ad Melkert is eerste voorzitter
geweest van het PIJON en algemeen
secretaris van het jeugdforum van
Europese Gemeenten. Door PIJON is hij
gevraagd voorzitter te worden van de
landelijke werkgroep. Behalve dit
vrijwilligerswerk heeft hij een betaalde baan
bij de NOVIB in Den Haag. De uitvoering
van het Jongerenjaar moet in
samenwerking met de overheid en
particulier initiatief gebeuren. Jongeren van
allerlei politieke richtingen, vakbonden,
kerkelijke organisaties, club- en
buurthuiswerk, scouting,
plattelandsverenigingen en
gehandicaptengroeperingen zijn in de
werkgroep vertegenwoordigd en steunen
de doelstellingen. „Het Internationaal
Jongerenjaar moet geen eenmalige zaak
worden, maar via politieke besluitvorming
moeten maatregelen ook in 1986 doorgaan.
In september hebben wij minister Brinkman
een actieplan aangeboden. Wij verwachten
financiële middelen en een open oor om
onze voorstellen serieus te nemen. Wij
hebben nu anderhalf miljoen gekregen voor
gezamenlijke activiteiten. Daarnaast krijgen
we anderhalf miljoen voor acties op lokaal
en provinciaal niveau. Als het succesvol
blijkt, volgt er meer geld".
„Je bent jong en je wilt wat". Als je zo tussen
de twaalf en twintig bent, dan verkeer je vaak
in een moeilijke positie. Natuurlijk, als je zes
tien bent mag je brommer rijden, met achttien
mag je stemmen en autorijden en binnenkort
ben je voor de wet op deze leeftijd meerderja
rig. Maar uit een door Platform voor Interna
tionaal Jongerenwerk Nederland gehouden
enquête in I982, ter voorbereiding van het
Jongerenjaar '85, bleken er op verschillende
gebieden problemen te liggen. Als centrale
thema's voor het Jongerenjaar werden daar
om gekozen: jeugdwerkloosheid, minderjarig
heid, jonge buitenlanders en vrede en ontwik
keling (hoofdthema van de Verenigde Naties).
Aad Melkert, de voorzitter van de werkgroep
van het internationaal Jongerenjaar in Neder
land, legt uit waarom dit jaar er moest komen:
„Jongeren hebben in deze maatschappij geen
volwaardige positie. In de jaren zestig zijn ze
door allerlei ontwikkelingen mondiger gewor
den, kregen meer mogelijkheden en er werd
meer naar hen geluisterd. Maar net op het
moment dat ze eindelijk in de jaren zeventig
daadwerkelijk invloed kregen, kwam de eco
nomische crisis, die de ontwikkelingen terug
draaide". Door de enorme werkloosheid kwa
men jongeren niet meer aan de bak, met het
gevolg dat ze met een gigantische hoeveel
heid vrije tijd zitten. Een volledige baan voor
iedereen zit er niet meer in. Veel jongeren
kunnen hierdoor hun tijd niet meer zinvol be
steden.
„De regering maakt het de jongeren ook niet
gemakkelijk. Minister Brinkman wil ze weer
terug naar het gezin, zoals in de jaren vijftig,
en minister Ruding beschuldigt ze van luiheid
en apathie. In de praktijk blijkt gewoon dat
werk nog altijd het meest belangrijk wordt ge
vonden in deze maatschappij. Zolang de rege
ring niet in staat is de juiste maatregelen te
nemen, moet ze zeker niet dit soort nonsens
naar voren brengen. Het Jongerenjaar is een
unieke gelegenheid om de aandacht op het
jongerenbeleid van de regering te vestigen",
stelt Melkert vast.
Het thema Jeugdwerkloosheid wordt belang
rijk geacht. De werkgroep heeft de voorstellen
ontwikkeld, waarin het creëren van meer ba
nen door middel van arbeidstijdverkorting
voorop staat. „De regering neemt te kleine
stapjes. De maatregelen die in de nota Jeugd
beleid genoemd worden, staan niet in verhou
ding met het probleem. De verantwoordelijk
heid wordt bovendien bij de werkgever en
werknemer gelegd. Neem nu bijvoorbeeld
groeibanen. Dit zijn banen van tweeëndertig
uur in de week, waarbij de kans bestaat dat
deze toegroeien naar veertig uur. Maar er
blijkt helemaal geen garantie te zijn dat de
banen daadwerkelijk naar elkaar toe groeien,
dus wordt er gediscrimineerd en ga je in loon
achteruit", betoogt de voorzitter.
„Verder moet ër iets worden gedaan aan de
bureaucratie. De sollicitatieplicht moet wor
den afgeschaft, want dit is een achterhaalde
zaak. Een ander voorstel is doorstroompro-
jecten op te zetten. Je volgt een opleiding en
krijgt dan gegarandeerd een baan. Overdag
moeten er activiteiten met een lage drempel
worden georganiseerd. De huidige toegewe
zen middelen zijn ontoereikend. Als Brinkman
zich achter het actieplan opstelt, dan moet hij
ook boter bij de vis doen!"
Een ander thema vormen de jonge buitenlan
ders. In I986 mogen dezen ook meedoen aan
de gemeenteraadsverkiezingen. Aangezien dit
de eerste keer is, bestaat er behoefte bij hen
om met leeftijdgenoten te praten over de pro
cedure: hoe gaat het in zijn werk. wat moet je
doen en waar kun je allemaal stemmen? In
samenwerking met de overheid hebben de
werkgroepen en enkele organisaties van bui
tenlandse jongeren een voorlichtingsproject
op touw gezet met materiaal in het Turks en
Marokkaans. Deze organisaties kunnen jon
geren via hun eigen kanalen veel beter berei
ken dan de overheid. ,,ln de wet staat een
maatregel, die bepaalt dat jongeren pas mo
gen trouwen als ze een bepaald inkomen heb
ben. Zoiets is toch belachelijk. Door aandacht
aan de problemen van jonge buitenlanders te
schenken en middelen beschikbaar te stellen,
kunnen ze wat meer armslag krijgen en zich
beter organiseren. Dit laatste is nog een pro
bleem", aldus Ad Melkert.
Een probleem dat al jaren oud is, is de mede
zeggenschap op school. Al in de jaren zestig
waren er discussies over de noodzaak van bij
voorbeeld een leerlingenraad of een school
krant. De moeilijkheden vloeien voort uit het
feit, dat leerlingen op middelbare scholen
minderjarig zijn. Nog steeds menen volwasse
nen over minderjarigen te kunnen beslissen.
Ook de werkgroep van het Internationaal Jon
gerenjaar is zich bewust van dit probleem.
„Eigenlijk is er in al die jaren nog niet veel
veranderd. We krijgen bijzonder veel klachten
over het beleid op scholen. Juist in deze tijd,
waarin de motivatie afneemt om naar school
te gaan en je diploma te halen („Je gaat im
mers toch direct de ww in?") moet er geluis
terd worden naar de wensen van de leerlin
gen. De vakken moeten meer afgestemd wor
den op de behoefte van de leerlingen".
De problemen die zich voordoen als je min
derjarig bent, hebben natuurlijk niet alleen
betrekking op het onderwijs. De werkgroep
voelt veel voor een jeugdombudsman. „Jon
geren lopen vaak tegen een muur op. De hui
dige ombudsman heeft een te hoge drempel
voor jongeren". Melkert denkt dat deze het
best regionaal bij de kindertelefoon geplaatst
kan worden. Andere maatregelen zijn: het uit
brengen van een zwartboek met klachten van
jongeren. Want ook bij een scheiding moeten
jongeren zelf kunnen bepalen bij wie van de
ouders ze willen wonen.
Het nu al succesvolle project binnen het the
ma Jongeren en Cultuur is Jongeren bouwen
voor Jongeren. Werkloze jonge bouwvakkers
werken aan jongerencentra en oefenruimten.
Bij het al beschikbaar gestelde geld is er een
extra bedrag voor uitgetrokken. In 1985 wor
den een popfestival en een tentoonstelling
over de popcultuur gehouden. Popmuziek is
nog steeds heel belangrijk in het wereldje van
jongeren. Het hoofdthema Vrede en Ontwik
keling wordt in Nederland gekoppeld aan het
racisme.
Ad Melkert zegt hierover: „We willen aan
dacht schenken aan de vrede dicht bij huis:
het omgaan met elkaar. Daarom koppelen we
dit aan het thema racisme. Rond vijf mei wil
len we aansluiten bij een aantal bestaande
activiteiten, maar dit moeten we nog verder
invullen. Verder is het de bedoeling dat we in
1985 een aantal jongeren uitnodigen van orga
nisaties uit de Derde Wereld. We houden dan
een tournee door Nederland langs scholen,
buurthuizen en jongerencentra. We vergelij
ken de problemen hier met die in de Derde
Wereld. We willen daarmee gelijk de ontwik
kelingshulp een duw in de goede richting ge
ven", vertelt de voorzitter van de werkgroep
van het Internationaal Jongerenjaar.
Melkert blijft er op hameren dat het een jaar
door jongeren moet zijn. „Daarom zijn we te
gen grote conferenties met allemaal hoge he
ren, die wel eens eventjes zullen uitmaken wat
er voor de jongeren wel of niet wordt ge
daan
JANNEKE VOSKAMP
PAGINA