D, Een reis naar het einde van de wereld ZATERDAG DECEMBER 1984 'it is, hoe onwaarschijnlijk het u ook moge lijken, een waar gebeurd verhaal. Het begon een paar dagen geleden op een vroege avond in Somerset, een vredig voorstadje van de Amerikaanse hoofdstad Washington. Het was behaaglijk warm in de huiskamer. Ik zat in mijn schommelstoel te staren naar de vlammen in de open haard. Op de pick-up gaf Dolly Parton haar Christmas-songs ten beste: „Mary's Boy Child" en „Oh Little Town of Bethlehem". De lampjes in de kerstboom sponnen ragfijne lichtkringen in het engelenhaar. Dingeling was in de keuken het diner aan het bereiden. Buiten viel gestaag de sneeuw. Ik zat te denken over wat de krant in het verre Nederland me had gevraagd. Of ik als corres pondent in Washington een artikel wilde schrijven, speciaal voor de oudejaarsbijlage, over de belangrijkste gebeurtenissen in Ame rika gedurende het afgelopen jaar. ,,Wat een saai idee eigenlijk", dacht ik. „De mensen in Nederland weten zelf heus nog wel wat er is gebeurd. Dat Reagan is herkozen en zo. Dat hoef ik toch niet opnieuw op te schrij ven?" Ik voelde me moe. De gloed van de vlammen deed mijn ogen branden. Het was een weldaad ze dicht te doen. Ik zal nauwelijks vijf minuten geslapen hebben toen de schrille rinkel van de telefoon me wreed terugriep in de harde werkelijkheid van het journalistenbestaan. Dingeling had al aan genomen. „Okè, ik zal het hem zeggen. Ja, hij zal er zijn", zei ze en hing weer op. „Wie was dat?". „Dat was het Witte Huis. Of je meteen wilt ko men.' Er is een belangrijke mededeling voor je. Ze komen je ophalen. Over een kwartier staat er een limousine voor de deur". „Wat vreemd, zo 's avonds nog. Wie had je aan de lijn? Was het Larry Speakes, de woordvoerder van de president?", vroeg ik. „Ik dacht het niet", zei Dingeling. „Het was een man met een heel donkere stem". Korte tijd later ging de deurbel. Er stond een lange, zwarte auto voor het huis. „Tot straks dan. Ik denk niet dat het lang duurt. Hou je wat eten warm?". „Ja hoor", zei Dingeling, „tot zo". Aardedonker Klaar wakker en met een opgewonden gevoel zat ik achter in de slee, die een scherp spoor trok door de besneeuwde straten van Was hington. Daar was het Witte Huis al. De auto gleed onder de boog door die daar elk jaar voor Kerstmis wordt opgericht met de tekst: „Vrede op aarde voor de mensen van goede wil". Toen draaiden we het hek binnen en liet de chauffeur me uitstappen. Ik liep naar de voordeur, drukte op de bel en hoorde binnen een zachte gong. De deur ging open, maar tot mijn verbazing was de hal aar dedonker. Ik kon het gezicht niet zien van de man die had opengedaan. Alleen de rest van zijn gestalte werd korte tijd beschenen door de buitenlantaarn. Zijn figuur deed me even aan Alexander Haig denken, de vroegere mi nister van buitenlandse zaken. „De president is in zijn ovale kantoor. U weet de weg wel", klonk fluisterend zijn zeer zware stem. Ik kende die stem. „Deep Throat", riep ik onderdrukt. „Ik heb in tien jaar, sedert de Watergate-affaire, niets meer van u gehoord. Bent u nog steeds op het Witte Huis?" „Geen vragen stellen", antwoordde de man. Hij had de voordeur gesloten en was verdwe nen in het duister. Als er licht zou hebben gebrand had ik de weg naar het ovale kantoor wel geweten. Maar nu moest ik beginnen aan een tastende zoektocht. Ik doolde door gangen en hallen en over trappen en werd steeds onzekerder over waar ik me bevond. Merkwaardig toch dat het zo donker is en dat er helemaal geen personeel rondloopt; iedereen is zeker al met kerstvakantie, dacht ik. Opeens was er een beetje licht: een flauwe flakkering, hoog op een balustrade, aan het eind van een lange trap. Er verscheen een vrouw in een nachtgewaad en met een kaars in de hand. Ze was heel slank en mooi, maar had een grote bult op haar voorhoofd. Plotse ling herkende ik haar. Dat was Nancy Reagan, de vrouw van de president! Die bult, dat klop te, die was van die val die ze onlangs in de slaapkamer had gemaakt. Dat had in alle kranten gestaan. „Ben jij daar, Michael?", riep Nancy zachtjes, spiedend in het duister. Ik besefte welke Mi chael ze bedoelde: de zoon uit het eerste hu welijk van haar man. Ze had een verschrikke lijke ruzie met Michael gehad. Blijkbaar hoop te ze dat de jongen voor Kerstmis weer thuis kwam en alles weer goed zou worden. Ik sloop weg, een gang in. En dat leek zowaar de juiste gang te zijn. In de verte was er een dunne, heldere streep: een deur waar licht on derdoor scheen. Ik naderde behoedzaam. Er was ook een sleutelgat. Met ingehouden adem keek ik erdoor. Daar zat warempel pre sident Reagan te praten met een andere man. Ze bogen zich dicht naar elkaar toe en spra ken op zachte toon. Ik was er zeker van dat het niet de bedoeling was dat hun gesprek, dat er meer uitzag als een samenzwering, zou worden onderbroken door een journalist uit Nederland. Waarschijnlijk had Deep Throat me geroepen om iemand van de pers te laten afluisteren wat hier werd bedisseld. Ik draaide mijn oog weg van het sleutelgat en legde mijn oor te luisteren. Een voor mij vreemde stem zei: „Er is nog nooit een tijd geweest waarin zoveel profetieën tezamen vielen. Heus Ron, de drie onreine geesten, je hebt ze zelf ooit opgesomd, John F. Kennedy, Adolf Hitler en Karl Marx, verzamelen alle ko ningen van de wereld voor de strijd tegen God. Armageddon, het einde van de wereld, is nabij. Wees er niet bang voor. Het einde der tijden is het begin van duizend jaar vre de". Spoedwet Op slag wist ik wie de vreemde man was. Dat was dominee Jerry Falwell, de uiterst rechtse televisie-predikant, tevens geestelijk raads man van de Amerikaanse president. Extra ge spannen luisterde ik verder. Nu hoorde ik het bekende timbre van Ronald Reagan: „Jerry, je hebt me overtuigd. Als de atoomknop ons duizend jaar vrede kan bezorgen, dan weet ik nu wat mij te doen staat. Ik zal een spoedwet afkondigen die de Sovjet-Unie voor eeuwig il legaal maakt. Ik begin over vijf minuten te bombarderen". Ik snakte naar adem en mijn hart ging ver- schikkelijk tekeer. Een seconde dacht ik: wat een primeur voor onze krant! Maar meteen besefte ik dat het daarvoor te laat zou zijn. Over vijf minuten vergaat de wereld. Kan ik nog iets doen om de mensheid te redden? De enige mogelijkheid was de president on middellijk te lijf te gaan. Ik wilde het ovale kantoor binnenstormen, maar de deur bleek op slot. Binnen hoorde ik een luid gelach. Ik rende terug door de donkere doolhof, op zoek naar de uitgang en op zoek naar de man die had opengedaan, en die misschien kon helpen de wereld te redden. Sneller dan ik vreesde vond ik de voordeur, die weer net zo openstond en waar Deep Throat weer, op zijn gezicht na, werd besche nen door de lantaarn. Voor ik een woord uit kon brengen gebaarde de man dat hij op de hoogte was. „Maar wat kunnen we in 's hemelsnaam nog doen om het te voorkomen?", stamelde ik. Toen klonk het vanuit de diepte van zijn keel: „Go West, young man". „Maar wat moet ik daar doen? En hoe kom ik daar? Ik heb maar vijf minuten". „Dat zul je wel zien. En eh Schimmel is een heel snel paard". Deep Throat overhandigde me rijlaarzen, een spijkerbroek, een holster met pistool, een hemd, een leren vest en een cowboyhoed. Toen duwde hij me naar buiten. De deur viel achter me dicht. Nog steeds dwarrelde de sneeuw in de doodstille tuin van het Witte Huis. Pijlsnelle galop Bij het hek stond Schimmel, de leidsels losjes om een van de ijzeren staven geknoopt. Het dier was zo sneeuwwit dat het bijna onzicht baar was. In een oogwenk had ik me omge kleed, zwaaide ik een been over het zadel en reden we in pijlsnelle galop Washington uit. Ik besloot de noordelijke route, over Chicago, te nemen. Het ging in een verbazend hoog tempo. Schimmels hoefslag had de grafste nen van Arlington nog niet doen trillen of we stoven al voorbij Pittsburg, Pennsylvania. En daar was Chicago al, met de Searstoren, de hoogste wolkenkrabber van Amerika, als een dreigende vinger in de lucht. De ijzige kou had me hongerig gemaakt. Ik re aliseerde me dat het onverantwoord leek, maar toch moest ik iets eten om de tocht vol te kunnen houden. Schimmel voelde me feil loos aan, sloeg rechtsaf naar Milwaukee, en stopte bij een lange rij mensen. Ik sloot aan. Het bleek een rij voor de soepkeuken van een kerk. Voor me stond een man op blote voeten en gehuld in een lange kartonnen doos. Daar voor stond een vrouw op sandalen. Ze had zich omwonden met oude lappen en plastic vuilniszakken. Een priester deelde de soep uit. „Mijn naam is Rembert Weakland", zei de priester, toen ik aan de beurt was. „Ik ben hier aartsbisschop. Jij bent een van de vijfen dertig miljoen armen in ons land. Het is een morele schande, zoveel honger in het rijkste land van de wereld. Het is de schuld van pre sident Reagan. Die besteedt te veel geld aan raketten tegen de Russen". De bisschop moest eens weten dat die raket ten op het punt stonden Ik slurpte mijn soep naar binnen en gaf Schimmel opnieuw de sporen. De kou was nu ondraaglijk. Ik moest een jas hebben. Schimmel stopte in een klein stadje in Minnesota, waar nog licht brandde bij J. C. Penney, dat is ongeveer de C A van Amerika. Binnen greep ik de eerste piayooy-acnuge gezicni Kwam me Dexena voor. „Dat is dokter William Devries", dender de het door mijn hoofd, „de beroemde pionier van het plastic hart. O mijn hemel, voor die man is niemand veilig". Mijn hart bonsde in mijn keel. „Uw hart bonst in uw keel", zei dr. Devries. „Daarom zullen wij het vervangen door een plastic hart, dat wij op de normale plaats in uw borst zullen situeren". Toen ik voor de tweede keer bijkwam had ik een schreeuwende dorst. „Ik zou wel een blik je bier willen", zei ik. Even later stonden er wel vijftien heren rond mijn bed. „Ik ben van Heineken Amerika. Zou dat eerste blikje bier voor de man met het plastic hart van Heine ken mogen zijn?". De mannen van de andere merken stelden een soortgelijke vraag. Maar ik sommeerde iedereen te vertrekken, scha kelde mijn hart over op de draagbare energie bron en rende naar buiten, waar Schimmel weer aangesterkt klaarstond. Florida was nu niet ver meer. We hadden nog een minuut. Daar verrees de Space Shuttle op de horizon. Een jonge vrouw te paard kwam ons tegemoet gereden. Ze had zwarte krullen. „Hallo, ik ben Sally Ride, ruimtevaarster", zei ze. „Dat zie ik. Lpjster Sally en ik vertelde haar het hele verhaal. Ze nam me bij de hand en zei: „Oké, we ver trekken meteen". In het gebouw van de NASA reikte ze me mijn ruimtepak aan en ik kleedde me snel om. Met een brok in de keel nam ik afscheid van Schimmel. We installeer den ons in de cockpit, Sally startte de moto ren en met donderend geraas klommen we de ruimte in. Na een baantje rond de aarde zei Sally: „We krijgen geen toestemming om te landen in Rusland. Je zal eruit moeten en zelf in je jet- pak naar beneden gaan. Voor individuen be staat er geen landingsverbod". Ze opende het luik. „Good luck", riep ze me na. Nu cirkelde ik in mijn eentje als een kleine menselijke satelliet rond de aarde. Ik richtte mezelf op Moskou en startte de straalmotor tjes aan het ruimtepak. Op hetzelfde moment wist ik dat ik een onherstelbare fout had be gaan. Ik had mezelf niet afgeremd, maar juist meer snelheid gegeven, zodat ik niet richting aarde ging, maar naar de zon. De vurige bal kwam snel dichterbij. Het werd heter en heter en het zweet brak me uit. Met een schok werd ik wakker. Het vuur in de open haard was hoog opgelaaid. „Je bent ze ker even ingesukkeld", zei Dingeling. „Heb je gedroomd?". „Ja". „Waarover dan? Het was nogal eng, zo te ho ren". „Ja, maar ik weet niet meer waarover", loog ik. „Het is maar goed dat je wakker bent. Ik hoorde net dat president Reagan zo meteen een toespraak op de televisie houdt. Dat moet je vast zien". „Hoezo, wanneer, waar gaat-ie het over heb ben?", vroeg ik verward. „Over vijf minuten. Een nieuwjaarsbood schap, geloof ik. Over vrede en zo". MARC DE KONINCK Maar aie man, aie vernier, uie Ktniue ik. Dat was Walter Mondale! „Fritz", riep ik uit. „Wat fijn dat je me nog herkent", antwoordde Mondale. „De meeste mensen zijn me al ver geten. Na mijn verkiezingsnederlaag ben ik teruggekeerd naar mijn geboortestreek. Ik heb het hier goed naar mijn zin. Ik had altijd al twee ambities: of het Witte Huis, of op een afdeling herenkleding". Verder westwaarts ging de tocht. Er klopte iets niet met de tijd. Ik wist wel dat het in het Westen vroeger is, maar zoveel verschil had ik niet vermoed. Ik was pas één minuut gele den uit Washington vertrokken en nu begon het toch al licht te worden. Daar doemden reeds de Rocky Mountains op. Midden in Co lorado hield Schimmel plotseling in en hinnik te, alsof hij me op iets wilde wijzen. Op een bergrug zag ik tegen de diepblauwe lucht het silhouet van een cowboy te paard naderen. Dichterbij gekomen bleek de slanke vreemde ling tussen de hoed en de laarzen een donker driedelig pak te dragen. „Howdy, stranger", begroette hij mij. Ik zag meteen wie het was. Gary Hart, de senator uit Colorado, die even eens een vergeefse gooi naar het president schap had gedaan. „Gary, luister", zei ik, „er is iets vreselijks aan de hand. Over vier minuten vergaat de we reld. Dan drukt Reagan op de atoomknop. Wat kunnen we doen?". Hart dacht na. Toen schudde hij het hoofd en zei: „Onmogelijk, ledereen weet dat ik in 1988 tot president zal worden verkozen. En hoe zou dat kunnen als tevoren de wereld verging?". Betoging Radeloos maande ik Schimmel aan weer te gaan rennen. Voor een enorme stofwolk uit ging het nu door de Nevada-woestijn, en daarna door de groene valleiën van Californië. Waar wilde Deep Throat me hebben? Mis schien in San Francisco. Het was een drukte van belang in de stad. Opeens was Schimmel verzeild geraakt in een bonte betoging van vredesdemonstranten en homofielen. Ik zag waanzinnig uitgedoste tra vestieten en jongens met een bord: „Wij zijn Aids-patiënten". Wacht eens even, ik kende deze taferelen. Dat was ten tijde van de De mocratische- Partijconventie. Waren we dan zover terug in de tijd? Ik leidde Schimmel naar het conventiecen trum. Misschien zou ik daar op het podium kunnen klimmen en voor alle televisiecame ra's uitschreeuwen wat ik wist. Misschien dat het nog op tijd zou zijn Maar er was geen doorkomen aan. In de zaal waren wel tiendui zend mensen aan het hossen en springen. Ze hadden rare hoedjes op en wuifden met Ame rikaanse vlaggetjes. „Gerry! Gerry!", ging het in een oorverdovend koor. Op het podium stond Geraldine Ferraro te stralen, met daar naast haar echtgenoot John, die echter merk waardig somber keek. Ik kreeg een ingeving. Ik moest naar Los An geles. Daar zouden spoedig de Olympische Spelen beginnen en als ik daar nou de Russi sche ploeg kon waarschuwen dat hun land over drie minuten zou worden aangevallen naar nei z.uiaen. tsij ae rancn van neagan in Santa Barbara zag ik hoe het paard van de president ons peinzend nakeek. Los Angeles was in feeststemming. „Leve de USA", riepen de mensen op straat zomaar spontaan. Er lie pen ook al veel atleten te trainen. De enige die Schimmel bij kon houden was een zwarte Amerikaanse hardloper. Dat was Carl Lewis, die kans had op liefst vier gouden medailles. „Carl", riep ik, „waar zitten de Russen?". „De Russen zijn niet gekomen, ze boycotten de Spelen", hijgde de sportman. Alle mensen, dat was ik in de opwinding helemaal vergeten. Er waren helemaal geen Russen in L.A. Had Deep Throat me dan toch misleid? Nu moest ik op eigen houtje iets anders bedenken. Mijn hersens draaiden op topsnelheid. „Florida", flitste het door me heen. „Cape Canaveral". Ik moet de Space Shuttle halen om nog op tijd in Moskou te zijn. De trouwe Schimmel wendde onmiddellijk de steven naar het Oosten. We namen de zuide lijke route. In het plaatsje Lorna Linda hield een vrouw ons plotseling staande. „Hier, dit is mijn baby, neem haar mee op uw snelle paard", zei ze, en tilde een glazen kistje naar me op. Ik zag een heel klein kindje liggen, met een lelijk groot litteken op het borstje. „Ze is de eerste mens met het hart van een bavi aan", zei de moeder. „Haar naam is baby Fae. Ze krijgt onvoldoende rust vanwege alle belangstelling. Neem haar mee naar een ge heime plaats, en vertel me later waar ik haar kan vinden". Ik kon niet op haar verzoek in gaan. Zulk een breekbare bagage zou ons te veel ophouden. Verder ging het dus, nu de Mojave-woestijn in. Daar scheerde ineens een groot Boeing passagiersvliegtuig laag over onze hoofden heen. Een paar seconden later klapte het toestel tegen de grond en explo deerde het in een grote vuurbal. Het gekke was dat er honderden journalisten en een grote groep professoren naar stonden te kij ken. Het leek wel of het vliegtuig expres was neergestort. Toen het was uitgebrand kon ik vanaf Schimmels rug in de cabine kijken en zag ik zo'n 75 lijken in de stoelen vastgebon den zitten. Een van de collega-journalisten kwam naar me toe. „Schrik niet", zei hij. „Het waren kunstmensen. Het was een proef met onbrandbare brandstof. Ik denk dat de proef is mislukt". Geschrokken vervolgden we onze tocht. Al tauw reden we Texas binnen. Ik gelastte chimmel een boog te maken om de stad Dallas, waar de partijconventie zich klaar maakte om Reagan feestelijk herkiesbaar te gaan stellen. Het laatste wat ik wilde was Re publikeinen op mijn pad". Vlammende pijn De verzengende hitte begon zwaar te druk ken, ook op de dorstige Schimmel. Het uitge putte dier begon te zwalken en ikzelf kreeg een steeds dichtere waas voor de ogen. Opeens voelde ik een vlammende pijn in mijn borst. Een hartaanval, dacht ik. Nog net voor dat ik het bewustzijn verloor, zag ik vaag de naam van de stad die we binnenstrompelden: Louisville, Kentucky. Ik kwam bij in het ziekenhuis. Een dokter PAGINA 10

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 28