N. Vader Toon vindt 't wel mooi zo KERSTMIS 1984 KERSTMIS 1984 ZATERDAG 22 DECEMBER la zijn terugkeer op dezelfde top, die vier lange jaren voor hem vanuit het diepe dal een vertrouwd, maar onbereikbaar ideaal in de verte is geweest, heeft de 68-jarige Antoine Gérard Theodore Hermans opnieuw ontdekt, dat de magische kracht van zijn simpel, vliesdun woordenspel een duizendkoppig publiek nog steeds weerloos maakt. Wat hij te zeggen heeft, zou om de hoek of op de brug over de Amstel waarschijnlijk onvoldoende zijn om een voorbijganger de pas te laten inhouden. Maar onder de wijkende zoldering van Theater Carré in Amsterdam worden dezelfde zinnen in het goudbad van zijn vakmanschap gedompeld en verblinden ze de mensen, die in een wilde roes bijeendrommen in zijn verzonnen Klondyke. Vader is duidelijk terug van even weggeweest en gaat nog een keer op stap, om met gron dig bestudeerde nonchalance de balans op te maken van zijn successen. Zijn jasje zit in elk geval goed, zijn dasje keurig recht en de beitskleur op zijn gezicht komt als vanouds niet van een week wintersport met overvloe dig zonlicht, maar uit zijn schminkdoos. Niets staat zo een avond vol verrukking in de weg. Thuis in Hilversum, waar de ovaties en het ge scandeerd bravo-geroep van de avond tevo ren in zijn oorschelpen blijven nasuizen, zegt hij zorgelijk: ,,Het feit, dat dit mijn laatste show is, maakt me een beetje angstig. Ik heb in mijn leven nog nooit iets serieus berede neerd en verkeer daarom na al die jaren nog altijd in een grandioze vaagheid. Dat krijg je, als je geen behoefte hebt vooruit te kijken. Het is gebeurd, dacht ik steeds. Het kwam en ging voorbij. Dat is alles. En daar is geen planning tegen bestand". ,,lk weet niet eens zeker of mijn werk wel wat met humor te maken heeft. Dat hoor ik soms van anderen. Maar zelf heb ik het gevoel, dat ik alleen maar hardop heb gepraat over za ken, die mij bezighouden. Liefde, geluk en een handjevol warmte. Over meer heb ik het eigenlijk nog niet gehad". „Ik heb ook mijn uiterste best gedaan mijn publiek niet te laten zien, wat er in de wereld aan de hand is. Daar worden we al tot verve lens toe mee geconfronteerd door Reuter, As sociated Press, door het ANP, de radio, de televisie en de kranten. In de spiegel, die ik de mensen voorhoud, zie je dat soort dingen niet. Want ik heb het glas met opzet tevoren in duizend kleurige gruizels laten vallen. De enige taak, die ik mezelf heb opgedragen, is het verstrooien van mensen. Ik jaag ze de kermis op, de speeltuin in. Ze moeten bij mij het gevoel hebben, dat ze in een wei met me mogen spelen. En daar wil ik graag zelf ook lol aan beleven. En ik heb geen lol, als ik moet ver tellen, wat er al lemaal mis is op deze aarde". Rillingen „Het ergste in dit vak heb ik ge vonden, dat er zolang van tevo ren beslist moet worden, in welke zaal je over twee jaar zult spelen. Dat kun je me ei genlijk niet aan doen. Ik leef tot op de dag van vandaag als een zigeuner, die het liefst niet weet wat hem boven het hoofd hangt. Het is voortdu rend een kwestie van God zegen de greep ge weest. Toen mijn manager Van Liempt de tour- neelijst kwam brengen, liepen de rillingen over mijn rug. „Wou ter", heb ik ge roepen, „dat is de afschuwelijk ste brief, die je me kunt schrij ven". „Toch zal ik moeten wennen aan de zekerheid, dat dit echt mijn laatste show is. Op het toneel steek ik er de draak mee en houd ik de mogelijkheid open, dat ik nog eens terugkom. Maar tegelijk speel ik se rieus alsof het straks wel degelijk afgelopen is. Voorlopig heb ik trouwens het sterke ver moeden, dat het ook zo gebeurt. Ik probeer het definitieve vallen van het doek net even vóór te zijn. Want niets is zo verdrietig als een clown van negentig, die zichzelf overleefd heeft en de bühne opstrompelt om te laten zien, dat hij zijn fratsen nog zonder bril over het voetlicht kan tillen". Bedankt „Nee, ik ben nu in het stadium gekomen, waarin ik durf te zeggen: „Jullie worden be dankt. Ik scheid er mee uit. Vader vindt het welletjes en gaat naar huis". Vreemd genoeg ervaart het publiek het ook zo. Niet voor niets was Carré al twee maanden van te voren uit verkocht. Dat heeft een duidelijke reden. „Verdraaid", denken ze, „het is menens. Die vogel vliegt echt weg. Toon verdwijnt voor goed achter de horizon". Dat schept een won derlijke band tussen de artiest en zijn publiek, heb ik gemerkt. Zo'n sfeer bereik je echt niet met de bekende trukendoos vol gimmicks. Pas als het publiek doorheeft, dat je voor de laatste keer naar de overkant peddelt, komt de fantastische respons, die ik nu krijg". „Het is ook meer een persoonlijke ontmoeting geworden dan theater. Ik vertel op de valreep nog even gauw, hoe de vork precies in de steel heeft gezeten. En omdat ik het elke avond anders doe, kan ik niet uit de weg met teksten van anderen en zal ik mij moeten be helpen met mijn eigen verzinsels. Dat hebben bepaalde mensen doodjammer gevonden. Maar omdat ik een geboren loner ben, had ik geen andere keus. Ik weet ook, dat er schitte rende teksten worden geschreven, die beter zijn dan de mijne. Het vervelende is alleen, dat ze op mijn palet niet passen. Daar is maar plaats voor een handjevol kleuren. En daar zal ik het echt tot het einde mee moeten doen. Gauguin en Van Gogh hadden gelukkig ook Let op, ik word nog eens een heel groot schilder Je zult nog aardig wat van vader horen in de toekomst". blijf je als enter tainer je leven .lang een potsen maker, die niet echt leuk gevon den mag worden door de mensen die zichzelf se rieus nemen. Dit volk houdt van kinnesinne en is pas tevreden, als iemand op het podium vertelt, wat er allemaal fout is in Neder land. In het thea ter verwacht de doorsnee Neder lander de geor dende wrevel. Want zo is nu eenmaal de aard van ons volk. Van kleine kletspartij en wordt pas met volle teugen ge smuld. Je ziet het ook in onze na tuur. In de wol ken en de regen ontdek je de wre vel van dit volk. Er is hier geen sprake van thea tercultuur, maar alleen van een sekte. Het moet allemaal een beetje boers zijn, met wat dorpse achterklap een streng ven vinger, wee, als je op de bühne vergeet verontrust te rea geren op de toe stand in de we maar acht kleuren tot hun beschikking. En daarmee bouwden ze wel hun eigen fantasti sche wereld". „Talent wordt trouwens niet bepaald door het aantal kleuren, maar door de houdbaarheid ervan. Als ze na een paar jaar vervagen, is er duidelijk iets aan de hand met de kwaliteit er van. Wat heb je aan mooie teksten als je er alleen maar akoestisch mee kunt communice ren en niet tot in de ziel van de mens door dringt? Een artiest die daarmee werkt, is na afloop van zijn optreden acuut vergeten. De volgende dag denkt echt niemand meer aan hem. Wat in feite betekent, dat hij niks te weeg heeft gebracht en net zo goed niet op dat podium had kunnen verschijnen. Ook als het doek dicht is, moet een artiest aanwezig blijven. Daar gaat het om. Dat heeft met snel succes niets te maken. Succes is ook niet zo belangrijk, zolang je maar in staat bent met je woorden door te dringen in een paar harten. Als ze alleen het oor bereiken, is er in feite nog niets gezegd". Beroepspoëet „Ik kan niet eens elitair acteren. Dat zit er bij mij domweg niet in. Ik kan alleen gewoon pra ten. Een hoger niveau is voor mij niet wegge legd. Sorry, maar ik ben geen letterkundige en spreek niet de taal van een beroepspoëet. Maar als in een familie een kind sterft en zijn moeder denkt in die armzalige dagen aan mij en gebruikt een van mijn versjes tijdens de begrafenis, vind ik dót een reactie, die ik on eindig hoger aansla dan een applaus in Carré of een mooie recensie van je boek. Als je des ondanks blijft volhouden dat ik een dichter ben, raad ik je dringend aan wat anders te gaan lezen". „Vreemd. Het thèater is toch duidelijk be stemd voor het brengen van entertainment, zou ik zo denken. Maar omdat Nederland meer een cabaretland is dan een theaterland, reld. Dan val je lelijk door de mand". „Natuurlijk zal ik straks het theater missen, maar het vooruitzicht dat ik dan dag in dag uit mag schilderen, maakt het afscheid nemen een stuk minder dramatisch. Vanmorgen heb ik nog even gauw een doekje onderhanden genomen. Een klein huisje op de horizon, meer kon ik er niet van maken. Toch geloof ik waarachtig, dat het nog goed geworden is ook. Mijn hele leven word ik al door twee geesten bezeten. Achteraf denk ik, dat schil deren toch mijn grootste passie is. Ik ben ook nooit een echte theaterman geworden. Ik sta er alleen, omdat ik toevallig 's avonds niks anders te doen heb. Het kenmerk van echte theatermensen is namelijk, dat ze bezeten zijn van hun succes en er altijd over praten. Ik ben er alleen maar mee bezig van zeven tot twaalf uur 's avonds. Daarna denk ik alleen nog aan andere dingen, die me ook interesse ren. In de tijd, dat ik nog met Jan van Ees speelde, had ik zelfs een schildersezel in mijn kleedkamer. Toen gebeurde het herhaaldelijk, dat ik met de klodders verf aan mijn handen het toneel opstormde. Nee, als ik wat zou zijn, is het toch eerder schilder dan artiest". „Dat is ook het kenmerk van mijn aard: kleu ren, vorm en expressie vind ik belangrijker dan tekst. Een liedje is voor mij de taal, die ik prefereer. Dat ik het toch zo lang in het thea ter heb volgehouden komt alleen, omdat er met schilderen voor mij geen stuiver te ver dienen viel. Ik was dus wel gedwongen een theater om mijn hobby te bouwen. En toen dat eenmaal gebeurd was, ben ik door dat theater verleid. Ik raakte erdoor in een trance, waaruit ik nu eindelijk ontwaakt ben". Stukje linnen „Gelijk ben ik niet meer te houden en wacht ik vol ongeduld op het moment, dat ik me al leen maar behoef te concentreren op dat stukje linnen. Wat een zaligheid zal dat zijn. Niemand meer die op mijn vingers zal kijken, niet langer een manager, die precies zegt, wat je over veertien maanden moet doen. Is dat geluk hebben op je oude dag of nief? Een dame heeft het trouwens al jaren terug tegen me gezegd. Er hingen in haar huis zeker tach tig kostbare Klee's aan de wand en ze had écht verstand van schilderijen. Toen ze mijn werk had gezien, riep ze bezwerend: Du solist mahlen. Dat gaat dus nu gebeuren. Let op, ik word nog eens een heel groot schilder. Je zult nog aardig wat van vader horen in de toe komst". „Als ik nu aan die lange carrière in het theater terugdenk, zie ik weer dat kleine menneke uit Sittard opdoemen, die in zijn jeugd voorna melijk in het donker stond. We waren echt straatarm en hadden geen droog brood op de plank. Dat klinkt dramatisch en dat is het ook. Ik voelde me in dat stadje vreselijk eenzaam en gediscrimineerd. Dat is ook de belangrijk ste reden geweest, waarom ik het toneel op wilde. Van die drang zijn alle arme sloebers bezeten. Die heeft ook het succes van Charlie Chaplin en Danny Kaye bepaald. Ze wilden hoe dan ook van het donker in het licht stap pen. Ze droomden ervan nog eens op de be langrijkste plaats in een zaal te staan". „Je kunt er niet eens over vertellen als je het niet zelf hebt meegemaakt. Als je geen ar moedzaaier bent geweest, die in het pak van zijn grotere broer en met een frontje van pa- pier-maché op het biljart stapte om toch vooral maar gezien te worden. Het café waar dat gebeurde, staat er nog steeds. Victoria in Sittard. Daar stond ik gekke bekken te trek ken boven een tweedehands kolbertje, waar witte manchetten van twaalf centen de twee los uitstaken. Daarom was het zaak, dat bij ruzies mijn eerste klap gelijk raak was. An ders moest ik mijn jasje uittrekken en kon ie dereen mijn blote rug zien met de twee band jes, die het frontje aan de voorkant op zijn plaats hielden". „Als je daar eenmaal gestaan hebt, op dat biljart in café Victoria, en je hebt gemerkt dat de mensen om je lachen, ben je voor de rest van je leven verloren. Het kleine succes, dat je daar hebt gehaald, laat je niet meer los. Je kunt die opkikker in je leven voortaan niet meer missen". Gekke bekken „In feite staat datzelfde menneke nog steeds gekke bekken te trekken. Het biljart is alleen wat groter geworden en er kijken ook wat meer mensen naar me dan toen, zestig jaar geleden, in Victoria. Maar veel meer veran derd is er eigenlijk niet. Ik heb nog steeds geen vastomlijnd programma en vertel 's a - vonds maar wat dingen die me toevallig te binnen schieten. In feite ben ik het program ma zelf. Ik sla elke avond een andere bladzij de van mijn leven om en zeg wat er op staat. Dat blijkt genoeg te zijn om zo'n zaal vol te krijgen". „Wat mijn andere interesses betreft: ik ben al jaren gefascineerd door de dood. Zeker zo sterk als door het leven. Als je serieus over het leven leest in boeken van bijvoorbeeld Augustinus, kijkt de dood ongevraagd over je schouders mee. Die raak je nooit kwijt. Dat vind ik ook geen enkel punt, want ik ben niet bang voor hem. Zoals ik verlang naar de pe riode, waarin ik alleen nog zal schilderen, zo kan ik ook uitkijken naar de tijd na mijn dood. Daarmee vergeleken zinkt dit leven in het niet, daar ben ik heilig van overtuigd. Er wacht mij straks iets, wat oneindig subliemer is dan dit getrekkebek op aarde". „Nu moet ik goed oppassen, want voordat ik er erg in heb, stel ik me aan als een prediker. En dat moet ik zien te vermijden. Laat ik daarom volstaan te zeggen, dat geloven voor mij even simpel en onontbeerlijk is als adem halen. Ik ben er ook van overtuigd, dat er een God is van hemel en van aarde. En die God maakt geen onderscheid tussen katholieken, protestanten, moslims, hindoes en wat er nog meer aan religies bestaat. De God, die ik op het oog heb, is te groot om aan een bepaalde groep de voorkeur te geven". „Je kunt trouwens net zo goed aan mij vragen: geloof jij in de liefde? Want dat is hetzelfde. Ik kan op sommige momenten mijn ziel in mezelf voelen. Ik ben dan ook geweldig nieuwsgierig hoe het zal zijn om straks zon der mijn lichaam en alleen met mijn geest voort te leven. Die gedachte, die zekerheid, maakt me-gelukkig. En dat roep ik ook van de daken: „Toon is geluk kig". In plaats van me daarmee te feliciteren, roepen de men sen: „Dat kan-ie niet menen. Aan die man zit een steekje los". Want het enige geluk dat zij kennen, ontlenen ze aan de familie Ewing in Dallas". „Weet je wat ook geluk is? Op een. avond zegt Rietje: „Dokter Lindeboom heeft gebeld. Hij vroeg naar je". „Bedoel je Lin deboom, onze kinderarts van vroeger?", vraag ik nog. „Wat moet die man van me?" Toen hij nog geregeld bij ons thuis kwam, was ik namelijk zo met mezelf bezig, dat ik hem nauwe lijks heb opgemerkt. Daar was ik te veel ego tripper voor". „Toch heeft-ie echt naar je gevraagd", zei ze. „De volgende dag belde hij inderdaad terug. „Vanuit het Antonie van Leeuwenhoek-zie kenhuis", zei hij meteen. „Ik ga binnenkort sterven. Nu zou ik u om een gunst willen vra gen. De zaak is, dat ik in het ziekenhuis wat gedichten heb geschreven. En die worden in december uitgegeven door Elsevier. Omdat ik altijd zo van uw shows genoten heb, zou ik het zo fijn vinden als u het voorwoord wilt schrijven". „Weet je wat er toen gebeurde? In dat halve uur, waarin we met elkaar spraken, zijn we alsnog vrienden geworden. Vrienden voor het leven, dat in zijn geval nog maar een maand zou duren. In die tijd hebben we elke dag ge beld en met elkaar over alles en nog wat ge praat. De dag voor zijn dood zei ik: „Wat jam mer, dat we elkaar zo laat ontmoet hebben". Waarop hij antwoordde: „We waren nog net op tijd". „Kijk, dat noem ik geluk hebben". LEO THURING straks iets,w oneindi subliem getrekk» bek op aarde".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 28