KERSTMIS 1984 ZATERDAG22DECEMBER
Terug
naar het
kinder
paradijs
vande
vijf
gebroeders
Grimm
KERSTMIS 1984
l^assel is donker en ziet er kaal uit. Koel en
afstandelijk. Ik herinner me de stad van een
Documenta-tentoonstelling van lang geleden, op
doorreis naar Polen. De wilde kleuren binnen in het
tentoonstellingsgebouw en het bleke wit en grijs
buiten. Voorlopig tast ik in het duister. Opdracht:
volg het spoor van de gebroeders Grimm. 1985
wordt het Grimm-jaar. Tweehonderd jaar geleden
werd Jacob geboren. Een jaar later zijn broer.
Broers uit een gezin van totaal zes kinderen.
Jacob en Wilhelm werden wereldberoemd als de
broers van De Sprookjes. I n Kassei studeerden ze
en ze zouden er lang werken. Het beginpunt van
een reis.
De oorlog heeft Kassei twee gezichten gege
ven. Het oude Kassei, de stad van het slot
Wilhelmshöhe, van de paleizen. Het nieuwe
Kassei er dwars doorheen en ertussen in. Op
de verwoeste plekken. Op straat is het stil. Al
leen op het plein bij het Friedericianum la
waai: dronken of brooddronken jonge mensen
op bankjes, gerammel van flessen. Een paar
komen er om geld vragen. Het klinkt hol in de
nacht. Unheimisch. De volgende dag zal ik in
het Rathaus een hal vol actie tegen het alco
holisme ontdekken. Met als opvallendste
daad een automaat waaruit je voor twintig
Pfennig een glas ijskoude melk kunt tappen.
Een idee om te onthouden. In het centrum ga
ik een Wirtshaus binnen. Lawaai en gelach
aan een tafel. Of ik er bij kom. Uit Holland?
,,Ach", zegt de Frau Wirtin, ,,voor de Hollan
ders heb ik een zwak. De enigen die in de
oorlog nog iets voor de joden gedaan heb
ben". Aan tafel ontploft een stilte. De bebrilde
heer die net nog luid aanwezig was, staat op.
,,Moet je nu nog steeds over die dingen be
ginnen? Kunnen we dat niet eindelijk laten
rusten?". Hij zet zich verongelijkt aan de bar.
In opdracht van Frau Wirtin haal ik hem er
weer bij. Voor het gemak strijken we het glad.
Jawel, ik weet dat Duitsland ook te lijden
heeft gehad. Stop ander woord. Waarom ik
hier ben? Aha, Grimm. Natuurlijk. Nou dan
kan-ie me helpen. Hij wil me wel naar de Sa-
baburg brengen in het Reinhardswald. De
burcht van Doornroosje. En in het voorstadje
van Kassei, Niederzwehern, kan hij me met
Die Frau Viehmann in contact brengen. Nu is
hij echt dronken. Uit de mond van Frau Vieh
mann tekenden de gebroeders Grimm anno
1800 een aantal belangrijke sprookjes uit hun
verzameling op. Haar achter-achterkleinkind
zal er wel niet meer wonen. En de Sababurg?
Ach, een mooie romantische burcht, aan de
voet waarvan toeristen graag zwijmelen. Maar
het sprookje van Doornroosje kun je al bij
Charles Perrault en zijn Sprookjes van Moe
der de Gans lezen. Anno 1697. De Duitser
vraagt met zakelijke vriendelijkheid hoeveel
auto- en bemiddelingskosten hij kan vangen.
Hij kan de pot op.
Sündlich betaald
Het eerste Grimm-station de volgende mor
gen. Het Brüder-Grimm-Museum Kassei. Het
vroegere paleis Bellevue, adres Schone Aus-
sicht. De broer van Napoleon, Jéróme, resi
deerde er als koning van Westfalen, waar een
deel van Hessen mee was samengevoegd. Ja
cob Grimm was er zijn privè-bibliothecaris en
later Staatsrats-Auditor. Een baan waar hij
eindelijk geld verdiende. „Veel, als ik denk
wat ik er voor moet doen. Maar weinig als ik
me met anderen vergelijk, die hier sündlich
betaald worden" schrijft hij aan zijn leraar en
beschermer De Savigny. Geld zou een groot
deel van zijn leven een hevig probleem blij
ven. Jacob, de Finanzminister van de Grimms.
Na de val van Napoleon, zou Jacob zijn land
trouwens aan de andere kant van de streep
vertegenwoordigen als Legationssekretar bij
het Wiener Kongress. Het museum is wat
schools ingericht. Keurig, maar niet spectacu
lair. Er ligt overigens een stenciltje in het Ne
derlands. Nederlandse gasten genoeg, blijkt
het. De eerste vertaling van de Grimm-
sprookjes is een Nederlandse. Uit 1820. Toen
de broers eenmaal de sprookjeswoede te
pakken hadden, schreven ze heel Duitsland
rond om verzamelaars. Ook naar Nederland
trouwens. Al schrijven ze, dat ze te beschei
den zijn om de grote Bilderdijk aan te spre
ken. In het museum zie ik in een dik uur tijds
vijf mensen.
Niks altdeutsch
Ik ga op weg naar de Brüder-Grimm-Platz in
Kassei. In de bibliotheek resideert dé Grimm-
kenner. Dr. Hennig. Hij is er niet. Ik word ver
wezen naar Pressesprecher Klaus Becker van
het Veranstaltungsgesellschaft 200 Jahr Brü-
der Grimm. Becker is een enthousiast-drukke
vent, die onmiddellijk de banden van Kassei
met Nederland benadrukt. „Dit is een Calvi
nistisch land, net als dat van jullie. Wij heb
ben hier ook veel gevluchte Hugenoten ge
had. Zoveel zelfs dat een groot deel van de
Grimm-sprookjes absoluut niet typisch Duits
waren. De befaamde Frau Viehmann was van
Hugenoten-afkomst", Een bekend feit, al
maakte Der Spiegel van eind august '84 er
nog een stevig stuk van. Niks altdeutsch en
niks volkskunst, liet de Freiburgse weten
schapper Dietz-Rüdiger Moser weten. En dan
te bedenken dat ooit de nazi's van de Grimm-
se sprookjes het voetstuk voor hun Blut und
Boden-cultuur maakten. Nog in oktober '84
begint de Süddeutsche Zeitung een artikel
over het Europese Sprookjescongres met:
„Sinds enige tijd kan men, moet men zich
weer met sprookjes bezighouden. In de ver
standige reactie op het schaamteloze mis
bruik dat de nazi's van de schijnbaar zo oud-
Duitse volkssprookjes maakten, werd het na
de oorlog stil rond het sprookje". Voor „Hans
en Grietje" diende „Le petit poucet" als voor
beeld, „Cendrillon" was dat voor „Assepoes
ter", ,,Le petit chaperon rouge" voor „Rood
kapje", „La belle au bois dormant" voor
„Doornroosje". En de Franse sprookjes had
den hun wortels weer in puur-individualisti-
sche verzinsels van dichters, of eerdere gege
vens uit Italiaanse of christelijke overlevering.
Rücksichtslos geweld
„En dan" zegt Klaus Becker, „is er een grote
nadruk op het tekenwerk van de jongste
Grimm, Ludwig Emil, die inmiddels als een
van de belangrijkste tekenaars van de Ro
mantiek wordt beschouwd. En op het weten
schappelijk en politieke werk van Jacob en
Wilhelm. Politiek, omdat ze liberaal waren,
omdat ze beiden deel uitmaakten van de Göt-
tinger Sieben, de zeven professoren die pro
testeerden toen de vorst de grondwet ver
brak". Jacob Grimm zou tegen het eind van
zijn leven schrijven dat veranderingen ten
De gebroeders Grimm.
goede alleen door rücksichtslos'' geweld
kunnen plaatsvinden. En: „Hoe ouder ik word,
hoe democratischer ik gezind ben". Becker:
„En dan is er het Deutsches Wörterbuch dat
door de broers Grimm in 1838 opgezet is, dat
in 1960 klaar kwam en waarvan in oktober dit
jaar een dundruk-reuzenpocket-editie in 33
delen verscheen. Dat woordenboek is voor
ons Duitsers nog altijd een zeer belangrijk
iets. Een project van de DDR en de Akademie
der Wissenschaften van Göttingen. Na de
Tweede Wereldoorlog is men er aan begon
nen en het is door het ijzigste dal van de kou
de oorlog heen een samenwerkingsproject
gebleven. Dat laat iets zien van het Duitse,
waar Jacob Grimm het over heeft".
Germanistiek
Wie weet in Nederland dat de Grimms met
de nadruk op Jacob begonnen aan die en
cyclopedie van de Duitse taal, die voorbeeld
werd voor vele van die werken elders. Een
dergelijk Nederlands woordenboek is nog al
tijd niet klaar. En wie weet dat Jacob Grimm
de wetten van de klankverschuivingen en
klankverandering in het Hoogduits vastlegde.
Een basis voor de germanistiek. En wat over
de boeken over het oude Duitse recht, de an
dere taalkundige werken, Wilhelms verzame
ling van Ouddeense liederen. Enzovoort. De
sprookjes lijken maar bijzaak. Maar dat is te
makkelijk. Op 14 oktober 1815 schrijft Wil
helm aan Jacob in Parijs: „De sprookjes heb
ben ons in de hele wereld bekend gemaakt".
De werking van hun publikatie is inderdaad
verbluffend De sprookjes hebben een gewel
dige uitstraling, al bedraagt de eerste oplaag
maar 900 exemplaren en was die in 1815 bij
lange na nog niet uitverkocht. Dat spraakma
kende succes had met de geest van de tijd te
maken. De romantiek. Terug naar de oor
spronkelijke bronnen. Herder, Goethe, Nova
lis, Tieck, ze hadden zich er allemaal mee be
ziggehouden. Clemens Brentano wilde een
verzameling kindersprookjes aanleggen. De
broers stuurden materiaal. Ze kregen het
nooit terug. Het werd in deze eeuw pas in een
kloosterbibliotheek in de Elzas teruggevon
den. Maar de broers namen de zwak bran
dende fakkel van Brentano over. Met als ge
volg dat nu de sprookjes bekender zijn dan
de broers. Het Grimm-museum in Kassei
heeft ze in de uitzonderlijkste talen.
Dodeiiik droef
Het is de tweede dag en mijn hoeveelheid
Grimm-boeken puilt al uit mijn reistas. Ik zet
de broers op een rijtje: Jacob, de oudste, Wil
helm tot zijn dood onafscheidelijk van hem.
Jacob aan hem in 1805: „We moeten nooit uit
elkaar gaan, en stel dat iemand een van ons
elders roept, dan moet hij dat afwijzen. We
zijn ons samenzijn zo gewend, dat het idee al
leen te zijn me dodelijk droef maakt". Jacob
zal niet trouwen. Trekt bij zijn broer en diens
echtgenote Dörtchen Wild in. Er gaan verha
len dat de broers-op-leeftijd vonden dat één
van hen maar moest trouwen. En dat Wilhelm
het aanzoek voor Jacob deed, maar met de
bruid bleef zitten. Een sprookje misschien,
maar Jacob lijkt in elk geval geen vrouwen
vlees gehad te hebben. Bij de schilderijen van
Rubens reageerde hij met: „Dat vlees van die
naakte vrouwen is afschuwelijk". Dan broer
Carl. Een zorgenkind, dat steeds weer onder
de financiële hoede van Jacob terugkwam. Hij
zou in de commercie gaan, naar Hamburg, de
wijnhandel, maar niets lukte. Dan Ferdinand,
het zwarte schaap van de familie. Door Wil
helm streng bejegend, door Jacob na een die
pe verwijdering de dag voor zijn dood nog be
zocht. Ferdinand schreef ook, maar de oudere
broers lieten elkaar hoofdschuddend weten
dat het maar erg gewoontjes was. Ferdinand
ging ook sagen en volksvertellingen verzame
len. Maar koos pseudoniemen als Philipp von
Steinau en Lothar. Ludwig Emil Grimm. De le-
venslustigste van allemaal. Loopt lang zorge
loos rond. Leeft via z'n ogen. Tekent alles wat
hij ziet. Trouwt tot opluchting van Jacob met
een goede partij en brengt het zelfs tot kunst
professor. De derde prof in de familie. En het
nagekomen zusje, Louise. Veel jonger en al
gauw geconfronteerd met de zorgen van de
familie.
Drie Thalers
Want en wie weet dót? dat waren er
niet weinig. Lees de brieven van vooral Jacob
en Wilhelm na, en je krijgt vanuit Kassei en
Göttingen een hoop grijze grauwheid te lezen.
Wilhelm in 1809 als hij voor zijn slechte ge
zondheid baden moet nemen: „Ik heb zo
spaarzaam mogelijk geleefd, maar het baden
kost veel, en na dat baden moet ik wel ontbij
ten, wat ik daarvoor niet deed. dus het geld is
op". Die Wilhelm droomt later over broer Fer
dinand die de laatste drie Thalers die ze heb
ben in het water gooit. De familie die de hout
vester vraagt om het goedkoopste hout, Lotte
die uit een oude witte jurk halsdoekjes voor
de broers moet maken. Ze eten met z'n
drieën van porties voor twee. Moeder Grimm
is dan overleden. Zij heeft ze naar Kassei ge
bracht. Bij een tante Schlemmer die een goe
de betrekking aan het hof van de Kurfürst
had. Via bijna-bedelbrieven. Want nog veel
eerder was de vader gestorven, 44 jaar oud,
Amtmann in Steinau, een soort secretaris
functie voor het stadje. De oudste Grimm is
dan elf. Het is een breekpunt in hun levens.
Armenhospitaal
Vóór de dood van de vader is alles koek en ei
geweest. „We waren de mooiste kinderen uit
het stadje", schrijft Ferdinand Ludwig Emil
zal z'n hele leven lang de kleine geneugten
van Steinau blijven tekenen. Hun jeugd komt
in hun brieven te voorschijn als een sprookje.
Als de vader sterft is er geen cent. Zelfs geen
huis meer. Ze moeten er uit voor een nieuwe
Amtmann. huizen even in een nabijgelegen,
piepklein armenhospitaaltje tot ze een miniem
onderkomen elders krijgen. Van iets naar
niets. Een klap voor de kinderen. Op school
schrijft Jacob wordt hij met „er" (hij)
aangesproken, in tegenstelling tot de landa-
dellijke medescholieren. Voor hen is het „Sie"
(U). Er moet om geld gebedeld worden, geld
om de pientere jongens te laten studeren. De
familie-idylle is kapot. Hij zal later alleen nog
in die herinneringen bestaan. En in de bijna
traumatisch aandoende pogingen van Jacob
om vader en moeder tegelijk te zijn. Om de
familie maar bij elkaar te houden, want
„broers en zusters zijn zo belangrijk. Ze blij
ven langer bij elkaar dan kinderen en ou
ders". Dus gaat mijn Grimm-reis verder. Naar
Steinau an der Strasse. dat zichzelf adverteert
als „Het kinderparadijs van de gebroeders
Grimm".
Boemel
De trein gaat via Bebra, Fulda, richting Frank
furt. Een boemel, die langs stationnetjes met
geraniums, stationschefs met spiegeleieren,
langs beekjes en stroomversnellinkjes trekt
Dan een stuk met de Riemenschneider-ex-
pres. Daarna weer de boemel. Neuhof bei Ful
da. Zes minuten later Flieden. Negen minuten
later Schlüchtern. Zes minuten later Steinau
An der Strasse. Zo genoemd omdat de in de
dertiende eeuw aangelegde weg tussen de
Messe-steden Frankfurt en Leipzig het stadje
doorkruiste. De winter komt er aan in Steinau
Achter de huizen zie je de mensen sleutelen
aan hun houtvoorraao. Op straat is het stil
Via de Brüder-Grimm-strasse, kom ik waar ik
zijn moet. Het oude stadje. De Marchenstadt
der Brüder Grimm. Het Rathaus uit 1561. Het
Burgmannenhaus uit 1589, het Hutten'sches
HospitaI uit 1384, het Gasthaus Zum roten
Ochsen uit 1587. De Alte Apotheke uit 1680
In Steinau loopt de tijd uit de'pas. Een oude
man met een stok en een blauwe kiel steekt
over. Een kop als een sprookjesillustratie Het
raadhuis wordt opnieuw gestucadoord. Voor
het komende Grimm-jaar. Een aantal huizen
heeft die beurt al gehad, andere staan er nog
schokschouderend jaloers bij. Het is een en al
Fachwerk. Sommige huizen hebben een soort
houten schubben langs voor- en zijkant Het
huisje van koek uit Hans en Grietje. Knibbel,
knabbel, knuisje. De heks laat het afweten
Steinau kent geen kwaad. Het Amtshaus staat
er nog. De oude linde die al in de dagen van
de familie-idylle het erf sierde, is weg. Een
kaal boompje bij een nu veel te grote bank
weet nog van niks. Moet alles nog meemaken.
Binnen een museum. Een Grimm-kamer en
voor de rest de restanten van een paar eeu
wen kleinschaligheid. De trofeeën van de
dorpskapel Keukengerei. De dame die me
over de krakende vloeren voert, vertelt dat
het helemaal een Grimm-museum moet wor
den. Steinau an der Strasse gaat het goed
aanpakken. En het is jammer dat ik de Holz-
köppe van het plaatselijke marionettentheater
niet kan zien. Ze spelen nu in Japan Grimm-
sprookjes. Ik koop wat ansichten van haar.
In een winkel verderop liggen leder-, ijzer- en
andere nuttige waren gecombineerd met de
Grimm-souvenirs. Hoofdzakelijk bierpullen en
asbakken. Ik koop het lelijkste asbakje dat ik
zie. Zes mark Het sprookje wordt even door
broken. Ook bij de plaatselijke Griek, die in
zijn Stube niet meer dan de naam van Grimm
blijkt te kennen Maar wel op toeristen hoopt
volgend jaar. Steinau nu is verstild, leeg. of de
hoofdpersonen weg zijn. Een afscheid als een
vlucht, waar men nu pas spijt van heeft. In het
Gasthaus van Wilhelm Denhard. waar het ri
viertje de Kinzig vlak achter langs loopt, zit
het oudere Duitse echtpaar te eten dat ik al
een paar keer gezien heb. Mevrouw heeft in
Kassei op de Bruder-Grimm-school gezeten
Ze maken eenzelfde soort reis als ik. De om
gekeerde reis die de broers met de postkoets
door het Hessische landschap maakten. Te
rug naar de oorsprong. Terug naar het
sprookje. En je begrijpt opeens hoe al die
Grimm-kinderen zo solidair konden zijn, toen
het sprookjesverzamelen van Jacob en Wil
helm begon Louise zoekt, Ferdinand zoekt,
Ludwig Emil tekent. Allemaal terug naar het
kinderparadijs. De Fachwerkhuisjes van knib-
bel-knabbel-Steinau. het slot van de graven
van Hanau. trots maar bijna schouder aan
schouder met kerk, raadhuis en hoofdstraat
De verhalen die er verteld werden De verha
len die je zelf bedacht De Katherinenkerk
met de krabbels van de duivel nog op de lijst
van de kerkdeur. De bossen van het Kinzigtal
in de verte. En aan de andere kant de laatste
bergen van de Spessart. Het kleine, alledaag
se leven van een zorgeloze jeugd Waarin de
duivel strandde voor de kerk en waarin het
goed het kwaad toch weer in de zak dicht
knoopte.
Tafeltje dek je
Het Schloss wil ook graag meespelen in dat
kinderparadijs. Er is wat Grimmiama en men
wil méér hebben, vertelt de rondleider Maar
ja. het Amtshaus is het echte woonhuis ge
weest van de gelukkige kinderen van Grimm
Dat heeft voorrang Als pleister op de wonde
heeft de conservator van het slotmuseum.
Willi Stubenvoll, ook een boekje gepleegd.
Grimms Kuche. de keuken van Grimm Met
alle recepten die Dorothea Wild, mevrouw
Wilhelm Grimm, had verzameld, in haar eigen
handschrift had overgeschreven en Wilhelm
en Jacob voorgeschoteld moet hebben De ei
erkoeken, de gebraden gans. het suiker
brood. de zoete brij Het tafeltje dek |e van de
Grimms. Wilhelm liet dezelfde Dorothea ooit
het Amtshaus zien. Maar naar binnen wilde hij
niet. Uit angst dat er te veel veranderd was
Het sprookje moest blijven zoals het was.
Ik mis de laatste boemel van Steinau naar
Frankfurt. Waarom? Omdat ik zonodig die
moderne supermarkt wilde bekijken als Stei-
nause stijlbreuk? Of? De stationschef zegt dat
er nog een trein uit Wachtersbach vertrekt
En dat hij zal bellen dat die op me moet
wachten. Ik krijg sterker dan ooit het gevoel
van „Er was eens". Ik heb de reis terug mee
gemaakt. Ben verstrikt geraakt in het net van
sprookjes De tijd ontglipt me opeens. Treinen
mis ik. Ook de volgende, ondanks de sta
tionschef Ik zit aan het begin Er was eens
Steinau Het oerbegin van de gebroeders
Grimm Goed. ze werden in Hanau geboren,
maar het standbeeld dat daar alleen nog
prijkt, is in reparatie In Steinau an der Stras
se was het eens En ik denk niet aan de hoog
geleerde Grimmen, niet aan het Duitse woor
denboek. ik denk aan Die Kinder- und Haus-
marchen De eerste uitgave. In groen gebon
den Goud op snee De dichter Achim von Ar-
nim krijgt het eerste exemplaar Het is opge
dragen aan zijn vrouw Bettine. en hun zoontje
Johannes Freimund Zij vindt het onder de
kerstboom. Het is Kerstmis. Achttienhonderd
en twaalf
BERT JANSMA