H
Reint
de Jonge
schilder
tussen
moeten en
mogen
„Ik doe
het niet
voor
mezelf
maar
voor
India"
2
KERSTMIS 1984
KERSTMIS 1984
I et eerste wat ze vraagt is:
„Hoeveel levert dat interview
op?". „Ze" is geen topsporter of
een omhoog gevallen zangeresje,
maar een keurige dame met
grijze krullen en zonder enige
sterallures. De naam is Bep
Schut, de leeftijd is 73 en het
beroep zou je kunnen
omschrijven als bedelaarster.
„Het kost me wel eens moeite", zegt ze, „dat
bedelen. Soms doe ik het met kloppend hart,
maar daar moet je maar overheen stappen. Ik
vraag het per slot van rekening niet voor me
zelf".
Waar het dan wel voor is? „Alles is voor In
dia", klinkt het kordaat. Sinds 1976 zet ze
zich in voor de armen en melaatsen in de Indi
ase stad Indore, waar ze verzeild raakte toen
ze tijdens een vakantiereis haar enkel brak en
daar in een ziekenhuis kwam te liggen. Ze
werd verwend: kreeg Nederlandse lectuur, wol
om te breien, de zusters kwamen aan haar
bed liedjes zingen omdat ze zich anders mis
schien eenzaam zou voelen en ze kreeg een
bed in de kamer van de directeur, waar de
vergaderingen en het spreekuur gewoon
doorgingen
„Er was verder geen plaats", legt ze uit. Maar
na vier dagen kwam er een kamertje vrij. Eer
ste klas nog wel. ,,'t Was een heel klein ka
mertje", weet ze nog goed, „ik voelde me net
een gevangene. Op mijn zenuwen kreeg ik
het. Ik zeg: hier houd ik het niet uit, breng me
maar gauw terug. Binnen een mum van tijd
lag ik weer op de kamer van de directeur. In
totaal ben ik daar vier weken geweest".
Vriendschap
Enfin, de enkel genas. Maar niet goed, zo
bleek later in Nederland, waar de enkel op
nieuw gebroken moest worden. Wat wel blij
vend was, waren de vriendschapsbanden tus
sen Bep Schut en de Indiase mensen die ze
had ontmoet. Bijvoorbeeld met de zusters van
het rooms-katholieke klooster in Indore, waar
wordt gewerkt met armen, bejaarden en me
laatsen. Een Nederlandse non, zuster Baptis-
ta, heeft daar de Stichting Sociaal Centrum
Kerkpad (genoemd naar het adres in Horn,
waar de Nederlandse „thuishaven" is geves
tigd) op poten gezet.
„Ze heeft het allemaal door bedelen bij elkaar
gekregen", vertelt Bep Schut, „bedelen bij
particulieren en bij instanties. Ze heeft nu bij
voorbeeld tienduizend kalenders laten druk
ken. Die stuurt ze naar kennissen en relaties
over de hele wereld. Die worden zo weer aan
haar bestaan herinnerd en dan komt het geld
vanzelf binnen".
Sinds haar eerste contact met Indore komt
Bep Schut er elk jaar terug. Drie maanden
lang. Binnenkort gaat ze voor de achtste keer
(„Als u maar niet in de krant zet wanneer,
want de vorige keer hebben ze bij me inge
broken"). Al die maanden geeft ze handwerk
les aan Indiase vrouwen en aan de klooster
zusters. ,,'t Is echt werken, hoor. Ik kom het
klooster bijna niet uit. De vrouwen worden er
voor betaald. Bedelen is er niet bij. Als ze aan
de deur van het klooster komen bedelen krij
gen ze niks. Dat weten ze. Ze moeten er iets
voor doen, ook de leprapatiënten. Er moet al
tijd een prestatie tegenover staan, tenzij de
mensen beslist niet kunnen werken natuur
lijk".
Geen half werk
Zuster Baptista heeft geen half werk gedaan.
Bij het klooster staan nu een bejaardentehuis,
een kindertehuis, twee complexen woningen
voor zowel leprapatiënten als gezonde men
sen en er is een melaatsenkolonie gesticht in
de directe omgeving van Indore.
„In India wordt niks gedaan voor bejaarden
en armen", vertelt Bep Schut. „Bejaarden
worden door die zusters letterlijk van de
straat geraapt. Kinderen net zo. Soms vind je
ze in een vuilnisvat. Melaatsen worden uitge
stoten en ook de kinderen van melaatsen, al
hebben die zelf helemaal geen lepra. Type
rend voor India, dat er niet naar zieken en ar
men wordt omgekeken. Elke familie zorgt
voor zichzelf. Een andere houding komt nu
eenmaal niet met hun godsdienst overeen".
Zelf is ze lid van de gereformeerde kerk. Op
roepen om geld te geven voor het centrum in
India gaan dan ook vaak via de kerkbode.
Bep Schut tijdens de handwerkles.
Collectes worden er soms speciaal voor be
stemd.
Het geloof is mede bepalend voor haar inzet
„Er staat in de bijbel: wat u aan de minste
hebt gedaan, hebt u aan Mij gedaan. Daar
kun je dus niet onder uit. Ik begrijp best dat
als je christen wilt zijn, je niet de hele wereld
op je schouders kunt nemen, maar als je er zo
met je neus op wordt gedrukt als ik toen, dan
mag je daar niet voor weglopen. Als je die
toestanden daar hebt gezien ben je gewoon
kapot".
Garage vol
Vorig jaar ging Bep Schut op stap met in haar
Kleurrijk leven
Bep Schut uit Zwolle
heeft met haar 73
jaar een kleurrijk le
ven achter de rug. Ze
begon bij de landelij
ke commissie voor
huishoudelijke voor
lichting en na de oor
log ging ze naar indië
omdat ze vond dat
dat haar plicht was.
Daar bleef ze twee en
een half jaar. We
hadden het in de oor
log beroerd gehad
hier en ik vond dat je
daarom in Indië
moest gaan helpen.
Eerst kreeg ze als
taak wezen en half-
wezen naar Neder
land te dirigeren en
daarna richtte ze in
ternaten in voor
vrouwelijke Neder
landse militairen. La
ter werd ze belast
met de controle op
kantines en dagver
blijven in heel Indië.
Toen ze terugkwam
in Nederland werkte
ze eerst als districts
verpleegster voor de
kinderhygiëne in Gro
ningen tot ze werd
gevraagd als adjunct
directrice van een
rij ksop voedingsge
sticht voor meisjes
van 14 tot 21 jaar in
Nijmegen.
In 1960 kreeg Bep
Schut in Zwolle een
baan als lerares aan
een huishoudschool
(opleiding kinderver
zorgster). In 1976
ging ze met pensioen
en maakte ze haar
eerste reis naar India.
Sindsdien staat haar
leven voor een groot
deel in het teken van
India. Wie meer wil
weten over de moge
lijkheden om bijvoor
beeld een kind. een
zieke of een bejaarde
te adopteren kan bel
len met Bep Schut,
tel. 038-539377. Ook
kan een vrijwillige bij
drage worden gege
ven via gironummer
1178259 van de
Stichting Sociaal
Centrum Kerkpad in
Horn.
bagage onder meer 200 truitjes en 120 broek
jes voor kinderen. Een andere keer nam ze
400 sjaals mee. En dekens. „Vorig jaar had ik
mijn auto op straat staan en mijn garage
stond vol met spullen voor India".
De eerste keer dat ze voor drie maanden naar
Indore ging nam Bep Schut een rolstoel mee.
Om problemen bij de douane op Schiphol te
voorkomen deed ze net alsof ze invalide was
(„Dan hoef je niet voor die rolstoel te betalen.
Gemeen hè").
Door al die zakken met kleren en andere spul
len heeft ze vaak overgewicht. „Dan zeg ik al
tijd: ik weet dat ik te veel heb. maar ik heb
geen geld. 't Is allemaal voor de arme mensen
in India. Ga weg, zeggen ze dan meestal, ik
heb niks gezien
't Is toch maar een druppel op de gloeiende
plaat, moet ze vaak horen. „Ja, natuurlijk is
dat zo. Maar de mensen die je helpt worden
toch maar geholpen. Het zal je kind maar
zijn
GERRIT WOLTERS
grenst en al die huisjes met de plee boven dat
kanaal hangend. Dat kanaal was zo smal,
daar was altijd wat te beleven. Op een keer
komt een tjalkje voor de wind aanvaren, de
giek helemaal naar buiten slaand, en wil uit
wijken voor een tegenligger. In het gedrang
pikt-ie zo'n wc-tje mee. Dat hele ding wordt
van z'n palen gerukt, maar d'r zit nog een
vént op. Daarvan maak ik dan graag een te
kening. Niet te filmen".
Uit de map rolt opeens een fotootje van een
van De Jonge's portretten. Een staatsiepor
tret zou je kunnen zeggen. Even uit een ander
vaatje. „Dat contrastrijke, een beetje dit en
een beetje dat, dat mag ik graag. De laatste
tijd zit ik veel portretten te maken. Dat is we
zenlijk anders en dat doe ik met grote gretig
heid. Dat vind ik schitterend werk. Vrij moei
lijk hoor. M'n laatste grote portret is van de
directeur van een grote uitgeverij in het Noor
den van het land, de heer Kok, dat moest in
het bedrijf komen te hangen. Ja, dat wordt
dan wat officiëler. Maar dit hier is een aqua
relportret dat ik voor m'n eigen plezier ge
maakt heb. Een vrouwtje dat ik wel leuk vond,
mooie kop had ze. Ik heb haar een grote hoed
opgezet, beetje Engels, beetje romantisch.
Hier, de ouwe Cornelis Verolme heb ik ook
nog geschilderd. Ook een mooie opdracht. Ja,
hij is 't wel hè?"
Postzegels
't Vak. Want zonder dat er overigens een
woord te veel over wordt vuil gemaakt
daar gaat 't om bij Reint de Jonge. Geen
hoogdravende vertogen over achtergronden,
maar gewoon een blik op wat ie doet. „Mijn
vader", vertelt hij, „deed hetzelfde als ik. Hij
werkte bij de drukker Enschedé in Haarlem.
Een goeie tekenaar en een knappe aquarel
list. Toen op een gegeven moment bleek dat
ik een erfelijke belasting vertoonde op dit ge
bied, heeft-ie niks nagelaten om mij om te
praten. Hij is eigenlijk m'n beste leermeester
geweest. Al is-ie veel te vroeg gestorven, toen
ie een jaar of zesenvijftig was. Ik ben daarna
naar Enschedé gegaan en heb 'm daar eigen
lijk een beetje opgevolgd. Ik heb er vier jaar
gewerkt en ontzettend veel geleerd. Illustratief'
werk, een beetje grafiek. Allerlei soorten
drukvormen leerde ik kennen, ik heb een
poosje als leerling foto-lithograaf gewerkt en
ik heb postzegels geschilderd. Nee, bankbil
jetten niet. M'n vader wel, die heeft bankpa
pier ontworpen. Na die vier jaar kreeg ik uit
nodigingen om buiten het bedrijf voor de
scheepvaart te gaan werken. Voor het blad de
Blauwe Wimpel. Ik heb gevraagd of dat kon.
Maar dat blad zat bij een concurrerende uit
gever, De Boer. Dus dat kon niet. Dat heb ik
toen maar als een hint beschouwd om op te
stappen. Ik ben toen eerst gaan varen. Op al
lerlei schepen. Op onder meer het hospitaal
schip De Hoop. Op zeeslepers. Dan was je tij
den weg hoor. En onderweg moest je van al
les aanpakken. „Handlanger" was je en zo
stond 't ook in je monsterboekje. Dus dwei
len, wachtlopen, maar intussen maakte ik aar
dig wat tekeningen. En ik kon ze nog slijten
ook. Eigenlijk ben ik dat m'n hele leven blij
ven doen. In '58 ben ik definitief voor mezelf
begonnen. Moeilijk, jazeker wel. Maar ik had
een voordeel: ik was nog niet getrouwd en ik
kon me nog een buil vallen. In het begin heb
ik echt wel met m'n werk moeten leuren.
Maar, 't klinkt gek, ik ben sinds dat begin
nooit meer achter een klus aan geweest. Ik
heb altijd werk gehad".
Vrijheid
Dus nooit spijt dat 't „maar" opdrachten wa
ren, werk op bestelling, waarbij je met handen
en voeten gebonden bent. Geen creatieve
drang naar vrijer werk in de schoot van een
subsidiegever? Vaak is alleen een fractie van
zo'n vraag al genoeg voor uitweidingen over
kunst en subsidie. Reint de Jonge lijken de
stiekeme bedoelingen erachter simpelweg te
ontgaan. Hij gaat in elk geval nauwelijks op
de implicaties van die vraag in, al laat vrije-
tijdswerk aan de muur (bijna surrealistisch
werk in gladde fijnschilder-techniek) opeens
een heel andere kant van hem zien. Hij ver
taalt 't zonder poespas, dichter bij huis. „Laat
ik 't zo zeggen" gaat hij door, „er zijn de
moet-dingen en de mag-dingen. De moet-din-
gen zijn de opdrachten die je krijgt en die je
natuurlijk moet hebben om aan de gang te
blijven met je gezin. De mag-dingen dat is wat
je met je eigen vrije creativiteit doet. In de da
gen of ogenblikken die je af en toe steelt.
Nou, dat evenwicht valt inderdaad niet mee. 't
Is ook wel eens zo dat je maanden achter el
kaar dingen doet die moeten, het ene boek
omslag na het andere, en je ineens denkt:
kom, nou ga ik een week lekker doen waar ik
zelf zin in heb. maar dat dan helemaal niet
lukt. Dat je, als puntje bij paaltje komt, zo aan
je werk gewend bent, dat je dagen moet gaan
nadenken hoe je die vrijheid aanpakt. Opeens
kun je kiezen en opeens kun je de tijd voor
iets nemen en dat is dan heel gek: dan blijkt
dat dat strenge werkschema nog altijd door
werkt. Dat je je daar heel moeilijk van los kunt
maken".
Reint de Jonge lijkt er overigens niet wakker
van te liggen. Met een zeereisje tussendoor
en z'n eigen zeilboot, blijft de ontsnapping ter
zee vlak bij de hand. En al kan hij dan niet
meer met Anthony van Kampen op reis, hij
herinnert zich nog altijd de tochten door on
der meer Ierland, de gesprekken in de kroe
gen met de tot leven gewekte gnomen uit de
dronkemansverhalen waar hij stof voor een
heel tekenleven heeft opgedaan. In de gang
bij hem thuis in De Zilk hangt een aantal fijne,
klassiek opgezette aquarellen. „Dat is een
partij mooi", zegt hij zelf. Maar ze zijn dan
ook van de hand van z'n vader. In de huiska
mer een warm romantisch schilderijtje van
een fraai ogende jongedame. Opvallend.
Reint de Jonge lacht een beetje. „Gemaakt
toen ik vijftien was". En bijna verontschuldi
gend: „Wat techniek betreft leer je d'r eigen
lijk weinig meer bij". En hij herinnert zich het
voorbeeld van z'n vader uit z'n jeugd nog
eens: „Die man had aparte ideeën. Niks geen
atelier op het noorden, zei hij. Alle soorten
licht zijn mooi. En hij liet al diesoorten licht
rustig over z'n tekentafel strijken. En ik keek
over z'n schouder mee. Niet altijd even goed
hoor. Want die man had van die uitstaande
oren. En als het licht er dan op stond, werden
ze opeens zo roze en doorzichtig. Daar kon ik
m'n ogen niet van af houden".
BERT JANSMA
Foto's: MILAN KONVALINKA
ZATERDAG 22 DECEMBER'
I wee kinderbijbels, boekomslagen, de sterke
Friese verhalen van Hylke Speerstra, goed
Hollands realistische illustraties bij levensliedjes;
de rechterhand die de tekeningen zette onder de
verre verhalen van Anthony van Kampen, geëerd
lid van de Vereniging van Zeeschilders met zeeën
die je om de oren spatten en luchten waarbij je de
borstrok zou willen aantrekken, portretschilder
en etser. Zijn illustraties hebben in het verleden
nogal eens de verhalen in de kerstbijlagen van
deze krant gesierd. Blader even terug en u ziet op
de voorpagina een illustratie van zijn hand. Reint
de Jonge. Een man die je moet opzoeken anders
zie je hem nooit van z'n leven niet. Hij werkt.
Tussen „moet-dingen" en „mag-dingen" in. Een
portret.
Ze hadden me gezegd:
Die moet je opzoeken.
Reint de Jonge. Schilder,
tekenaar, illustrator, zei
ler, natuurliefhebber, glo
betrotter. Nou zit er aan
meer mensen af en toe
een uit de hand gelopen
steekje los, maar als er bij
iemand hele breipennen
afglijden, word je toch be
nieuwd. Dus naar Reint de
Jonge in zijn atelier in een
voormalig parochiehuis
naast de kerk in Aerden-
hout. Voor in het paro
chiehuis de banken voor
het plaatselijke schilder
klasje, achterin De Jon
ge's creatieve onderdak:
een etskamertje („M'n
trots" roept hij onmiddel
lijk) en een donkerbruin
atelier met huiskamertin-
ten in schemertoestand
waar het vanaf de eerste
rondblik goed toeven is.
Reint de Jonge, pijp, haar
slordig naar voren over
z'n hoofd, ringbaardje, en
de rudimenten van een
lichte stotter in z'n door
een Mokumse jeugd inge
kleurd stemgeluid dat bij
vlagen even aan dat van
Rlnus Michels doet den
ken, heeft alles van een
schipper op het droge. Hij
grijpt z'n tekenmap met
originelen en foto's van
schilderijen die hij inmid
dels verkocht heeft en
vertelt: „Hier, tekeningen
van een zeereis, toen zat
ik op zo'n bevoorradings
schip dat zorgt voor de
olie, voor de pils, je kunt 't
zo gek niet bedenken. En
dat wordt dan in volle zee
overgeheveld. Ja, dat is
best spannend. Hier, de Poolster naast de
Tromp. Evenwijdig naast elkaar en dat gaat
dan rustig zestien, achttien knopen. In de
laagte loopt dan een kabelverbinding en
daarlangs wordt de hele boel heen en weer
getrokken. Tot een gewicht van anderhalve
ton. Dit hier is de baai van Piraeus. Op een
zomeravond. Prachtig land, dat Griekenland,
fijne omgeving. Hier nog wat andere dingetjes
van me". Wanneer ik roep: „Ha, 't klassieke
zeebeeld. Doet me aan Mesdag denken",
merkt hij nuchter op: „Ja, beetje toestanden,
hè. Beetje ruw water". En gaat verder: „Een
gebeurtenis uit de Tweede Wereldoorlog.
Hangt in het Scheepvaartmuseum. Die Duit
sers probeerden een blokkade te doorbreken
in West-lndië, ze wilden de zeestraten open
hebben voor hun U-boten. Hier wordt die
Duitser door een Nederlands schip gesom
meerd te stoppen. Die Nederlanders hebben
hun schip in de fik gestoken en zijn er af ge
stapt. Dat heb ik dan zelf nooit gezien, maar
ik ben wel compleet gecoacht door iemand
die er bij geweest is. Er waren een paar kiek
jes, door een van de zeelui met een boxje ge
maakt. Verder werk je dan vanuit je verbeel
ding. Nou maak ik toch veel schepen. Ook
„In het begin heb ik
echt wel met m'n
werk moeten
leuren. Maar, 't
klinkt gek, ik ben
sinds dat begin
nooit meer achter
een klus aan
geweest. Ik heb
altijd werk gehad".
voor eigenaren. Terwijl dat ding nog op de
werf staat. Dan krijg je bouwplannen van elk
onderdeel apart en jij mag daar dan een com
pleet schip van maken. Hier een visserskotter,
hier de Mercy van de Westminster Company.
De schepen van Wijsmuller. Dat soort gedoe
hè, dat schilder ik dan een beetje".
Gekke verhalen
„En natuurlijk andere dingetjes. Gewone om
slagen van boeken. Hoe gaat dat? Je leest
een beetje in zo'n boek om een idee van de
sfeer te krijgen, of je krijgt een synopsis van
een uitgever. Soms komt de schrijver bij je.
Zoals die Hylke Speerstra, schrijft verrekte
leuk en nog een lollige vent ook. Hij is hoofd
redacteur van het schippersblad Schuttevaer
en de meeste van z'n boeken zijn in 't Fries
geschreven. Met een beetje geduld kom je
daar wel uit. Die Speerstra heeft een boek
met gekke verhalen van op het water. In een
daarvan beschrijft-ie een kanaaltje, tamelijk
smal, in de tijd van de zeilvaart. Met aan bei
de kanten huizen met hun rug naar het water
gebouwd. Een stukje tuin dat aan het water