Pinalê
Monoklonale
antistoffen
echte
doorbraak
tegen kanker
„Tweeduizend jaar geleden was heel Gallië, zo
heette Frankrijk toen, bezet door soldaten van
Caesar, de Romeinse veldheer. Heel Gallië? Nee,
een kleine nederzetting bleef moedig weerstand
bieden aan de overweldigers en maakte het leven
van de Romeinen in de omringende legerplaatsen
bepaald niet gemakkelijk". Deze regels zijn niet
ontleend aan Julius Caesars beroemde krijgskun
dige verhandeling „Bello Gallico" (De Gallische
Oorlog). Toch zijn ze inmiddels biina net zo klas
siek geworden, want alle 27 stripalbums van Aste
rix beginnen met deze tekst. Het dank zii een to
verdrank onoverwinnelijke Gallische krijgertje
heeft tegenwoordig de status van wereldster. Lan
den die Caesar nooit heeft kunnen veroveren
heeft hij moeiteloos aan zijn palmares toegevoegd.
Van Asterix' avonturen zijn meer dan 150 miljoen
exemplaren verkocht; uitgebracht in 29 verschil
lende talen en dialecten, waaronder Nederlands,
Japans, IJslands, Hebreeuws, Latijn, Catalaans en
Vlaams.
Deze maand wordt in Frankrijk de 25e verjaardag
van Asterix gevierd. Radio en televisie wijden uit
zendingen aan het fenomeen en op initiatief van
zijn „vader", de Franse striptekenaar Albert
Uderzo, wordt op woensdag 24 oktober in de Jar-
din d'Acclimatation in het Parijse Bois de Boulog
ne (metro: Les Sablons) een Gallisch dorp geo
pend. Behalve de dappere stripfiguren is daar ook
een expositie te zien van door archeologen gevon
den gebruiksvoorwerpen van de Galliërs.
PARIJS Het zijn drukke dagen
voor de 57-jarige Albert Uderzo.
Journalisten van overal lopen dè
deur van zijn weelderige flat in Ne-
uilly plat. De gezaghebbende New
York Times vond het zilveren jubi
leum van Asterix belangrijkge
noeg om er twee journalisten op af
te sturen. „Hun bezoek heeft me
enigszins verbaasd", zegt Uderzo
als de verslaggevers met hun privé-
-chauffeur zijn vertrokken. „In
Amerika heeft Asterix het nooit
echt goed gedaan. Het personage
staat te ver van de Amerikanen,
hebben ze me ooit verteld. Een uit
gever daar heeft me gevraagd naar
New York te komen om er te wer
ken aan een aangepaste versie. Wat
hij daarmee bedoelde weet ik niet,
maar ik heb het aanbod afgeslagen.
Hier, in Europa, heeft Asterix het
meeste succes. Ze kunnen op mijn
leeftijd moeilijk van me vragen dit
alles in de steek te laten om daar
weer van voor af aan te beginnen.
Als ik jong was geweest had ik het
misschien wel gedaan".
De bakermat van het Asterix-suc-
ces ligt in West-Europa, waar de
Nederlanders verhoudingsge
wijs de op één na trouwste fans
zijn. Alleen de strippofiele Belgen
gaan ons voor. Van elk nieuw
avontuur van Asterix gaan er in
ons land tegen de 450.000 exempla
ren over de toonbank. Met 27 titels
moeten zich dus ruim 12 miljoen
Asterix-albums in ons land bevin
den ofwel één voor bijna iedere
Nederlander. „Dat is een score om
heel erg trots op te zijn", vindt
Uderzo. Het wordt tijd dat Asterix
eens bij de Bataven gaat buurten.
Goscinny
Twee namen blijven onverbreke
lijk aan het succes van Asterix ver
bonden. Die van Albert Uderzo en
die van René Goscinny. De laatste
overleed zeven jaar geleden. Uder
zo: „René is de geestelijke vader
van Asterix. Hij heeft het allemaal
bedacht. Zijn uitgangspunt was
even sterk als simpel. Alle Franse
kinderen leren op school dat de
Galliërs hun voorouders waren. Ze
werden verslagen door de Romei
nen en toen werd het land door de
laatsten bezet. Bekend is dat niet
alle stammen zich zomaar overga
ven en zo kwam René op het idee
van „die kleine nederzetting, die
moedig weerstand bleef bieden, en
zovoort".
Asterix zag het levenslicht op 29
oktober 1959 in het toen nieuwe
Franse jeugdblad „Pilote". Dit wil
de een antwoord geven op de vele
Amerikaanse strips, die Frankrijk
na de oorlog overspoelden. In het
eerste avontuur „Asterix de Gal
liër" figureerde in het begin en aan
het eind twee keer een dikke
dorpsbewoner. Deze menhirfabri
kant heette Obelix en werd Aste
rix' onafscheidelijke metgezel.
Toen René Goscinny in 1977 over
leed, wilde Uderzo aanvankelijk
ook Asterix ten grave dragen. Ont
roerend was zijn tekening van een
treurende Obelix, die deze keer
geen menhir maar een doodskist op
zijn rug droeg. „Ik kreeg in die tijd
enorm veel post van volwassen le
zers, die me smeekten door te gaan.
Iemand schreef: „U hebt het recht
niet met Asterix te stoppen omdat
hij niet alleen van u is, maar van
ons allemaal". Dat heeft me erg
aangegrepen. In de overtuiging dat
René hetzelfde had gedaan besloot
ik aan een nieuw album te begin
nen. In zijn stijl schreef ik het ver
haal".
Wat 25 jaar geleden begon als een
idee van Goscinny groeide uit tot
een bedrijf van formaat. Verspreid
over heel de wereld verdienen
rond de duizend mensen aan Aste
rix hun brood. De vriendschap tus
sen Goscinny en Uderzo kreeg
commercieel gestalte in de BV
René Albert (naar hun beider voor
namen). Vorig jaar bedroeg de om
zet van de onderneming 49 miljoen
francs, bijna 18 miljoen gulden, wat
Asterix na „De Smurfen" tot een
van de best verkochte Europese
stripfiguren heeft gemaakt. Behal
ve 27 albums zijn er drie speelfilms
van de slimme Galliër uitgebracht.
Een vierde, naar de verhalen „Het
Eerste Legioen" en „De Gladiato
ren" is in de maak. Daarnaast zijn
er tientallen bijproduken op de
markt als Asterix-T-shirts, hand
doeken, chocoladerepen, posters,
elpee's, poppen, spelletjes, bouw-
E>akketten tot en met een in Fin
and geconsumeerde „toverdrank"
toe. „Een aardig idee van een limo-
nadefabriek daar", licht Uderzo, de
directeur van René Albert, toe.
Van al die voorwerpen heeft hij er
één in de vitrine van zijn bureau
staan.
Albert Uderzo, zoon van een in
1922 naar Frankrijk geëmigreerde
Italiaanse gitaarbouwer, is autodi
dact. Voor elk nieuw avontuur
trekt hij gemiddeld negen maanden
uit. Drie om het verhaal te schrij
ven, de rest om te tekenen. Omdat
hij kleurenblind is („In bruin en
groen zit zoveel geel dat ik die
kleuren verwar"), laat hij het kleu
ren van de plaatjes aan een mede
werker over. „Dat scheelt me
enorm veel tijd", zegt hij. Door het
bijkomende promotionele werk heb
ik toch al weinig tijd om te teke
nen. En daarbij komen telkens
weer nieuwe projecten". Een van
die projecten is het opzetten in
Frankrijk van een keten Asterix-
-pretparken, naar het voorbeeld
van Uderzo's idool Walt Disney. De
plannen hiervoor waren ver gevor
derd. Maar toen de socialisten in
1981 in de regering kwamen,
schrok een aantal financiers er
voor terug. Inmiddels heeft men de
draad weer opgenomen en een ter
rein gekocht 60 kilometer ten noor
den van Parijs. Een van Uderzo's
financiële medewerkers zegt dat er
vaart achter de plannen gezet dient
te worden „voordat Disney met een
park in Europa begint".
Geen pretenties
Volgens Uderzo heeft de strip Aste
rix nooit wetenschappelijke of edu
catieve pretenties gehad, al is hij
Albert Uderzo waagt zich niet aan het inkleuren van
de tekeningen. „In bruin en groen zit zoveel geel,
dat ik die kleuren verwar".
In de Jaren zestig was het erg delicaat een mooi meisje te tekenen
daarop wel eens aangevallen. „We
hebben een documentalist in dienst
die bepaalde dingen voor ons uit
zoekt. Maar algemeen gesproken
mag je zeggen dat Asterix de grote
lijnen van de geschiedenis volgt.
Met de bedoeling de lezers te amu
seren. Als kinderen iets van onze
boeken opsteken, dan is dat na
tuurlijk meegenomen".
Asterix is een wonderlijke menge
ling van werkelijkheid en fictie,
die Uderzo meer dan eens voor
verrassingen heeft gesteld. „Frap
pant was een brief die we in het
begin van de jaren zestig kregen
van een groep dominicaanse mon
niken in Algerije. In hun klooster
hadden ze een Latijns gedicht ge
vonden waarin stond dat „de Aste-
ris en Obelis de Romeinen bestre
den". We waren met stomheid ge
slagen en hebben het laten uitzoe
ken. Het bleek een satirisch gedicht
uit de tijd van Luther. Asteris
stond hier voor asteriks, het sterre
tje van de typografen. Obelis was
wat later in Frankrijk „obel" is ge
worden ofwel wat typografen als
het overlijdenskruisfje kennen. Het
schijnt dat Luther ooit in Romei
nen, het bijbelboek, de asteriks wil
de vervangen door de „obel". Heel
vreemd was dat voor ons".
Een heel ander verhaal is de ont
dekking vorig jaar van een Galli
sche nederzetting in Bretagne, pre
cies op de plaats als aangegeven in
de stripboeken. Uderzo vertelt het
lachend. „Toen werd ik wel even
stil. De archeoloog, die de opgra
vingen leidde, zei me ervan over
tuigd te zijn dat dit hét dorp was.
De Romeinen zouden er slag heb
ben geleverd met de Galliërs. Met
de carboonmethode kon de ouder
dom van sommige gebruiksvoor
werpen worden vastgesteld: het
jaar vijftig voor Christus
Anders dan Asterix en zijn kame
raden waren de Galliërs niet be
paald vriendelijke jongens. Zo
maakten ze nooit gevangenen en
sneden bij voorkeur het hoofd van
hun tegenstanders af. Ze plunder
den andere dorpen, handelden in
slaven en brachten hun goden
mensenoffers. „Sympathiek is an
ders", zegt Uderzo, die vindt dat
Asterix daarom nooit mag worden
gelezen als een geschiedenisboek.
Het succes van Asterix in Frank
rijk is door sommige zwartkijkers
in verband gebracht met de afkeer
van vreemdelingen, die de avontu
ren zouden uitdragen. Uderzo:
„Daar zijn René en ik erg van ge
schrokken. Toen we met Asterix
begonnen, hebben we nooit gedacht
in de trant van goeden, dat zijn de
Galliërs (de Fransen), en kwaden,
dat zijn de Romeinen (de buiten
landers). Toen we succes kregen
werden we er van beschuldigd be
wust in de nationalistische kaart te
spelen om de eigenliefde van de
Fransen te kietelen. Gelukkig
scoorde Asterix ook in andere lan
den hoog, zodat we ons konden
verdedigen".
Nauwelijks was deze kritiek ver
stomd of een nieuwe groepering
wierp zich op de stripheld. Deze
keer waren het de feministen, die
Goscinny en Uderzo er van be
schuldigden vrouwenhaters te zijn.
De tekenaar zucht eens diep en
vertelt: „Er zouden niet genoeg
René Goscinny,
vader van
Asterix, overleed
zeven jaar
geleden.
vrouwen in Asterix voorkomei
als ze er wel in zaten dan ware
of te lelijk, of juist te mooi. Als
mag je vrouwen niet met dez<
humor behandelen als man
Dan sta je op hun tenen. Ma«
wordt het wel erg moeilijk v
weljke personages in het verha
laten functioneren. Het dateer
lemaal uit de tijd dat we uitslui
werden beschouwd als auteurs
kinderen. In de jaren zestig was
erg delicaat een mooi meisje t<
kenen, want dan zou je de jeug,
slechte ideeën kunnen bren.
Het was traditie dat een strip
ongetrouwd was en alleen ooj
voor het avontuur. Op den
werden het wel heel belacht
personages, die a-sexuele n
die nooit naar een vrouw
Dat hebben we veranderd ei
kon Obelix verliefd worden. I
Asterix zelf is een keer verliefdAt
weest. Ik houd er niet van vant
wen op een kunstmatige manien
mijn verhalen te betrekkenKni
remmen zo de ontwikkeling lëli:
het avontuur af". otst
gui
ïrt]
tal
Griek
Ben
Het gesprek loopt ten einde.-een
volgende journalist wordt 5 h
wacht, een Griek deze keer. U
zo vertelt dat hij de verjaardagge:
Asterix had willen besluiten "e
een spectaculaire lasershowfne
vuurwerk vanaf de Eïffeitoren Pa
het allerlaatste moment viel^H'
plan in het water. „Een tyfsrj
voorbeeld van hoe ze in Franldd1
werken", zegt hij. „Je hebt 0ch
voor elkaar en dan blijkt erf w
stoffige figuur te zijn, die vind^e*
het niet kan. Afgelast dus". Ooi ge
gelast is het concert dat de bekise
bard Assurencetourix op 24 okP n
in het Bois de Boulogne had w
geven. Trouwe Asterix-fans
echter waarom dat feest niet
gaat.
BOB VAN HP1
De geoefende krantelezer weet dat een me
dische doorbraak meestal niet meer is dan
een stuk in de krant over een behandeling
waar je later nooit meer over hoart. Dit
keer is er echt iets aan de hand. Al jaren
lang hebben onderzoekers grote verwach
tingen van monoklonale antistoffen, ont
dekt door de deze week met de Nobelprijs
voor de geneeskunde onderscheiden im-
munologen George Köhler en Cesar Mil-
stein. In theorie kun je met die antistoffen
in een heel vroeg stadium kanker opsporen
en genezen bovendien. De theorie wordt
nu langzaamaan praktijk. De Nijmeegse
gynaecoloog en kankerspecialist dr. P. Ke-
nemans sprak vorige week zonder schroom
over een echte doorbraak.
J. Paalman
Kanker wordt behandeld met de
drie tamelijk botte bijlen: operatie,
bestraling en chemotherapie. Bij
een operatie wordt „ruim geëxi-
deerdmen neemt voor alle zeker
heid ook gezond weefsel v/eg. Stra
ling en chemotherapie richten zich
tegen de sneldelende cellen. Ze,
maaien zonder onderscheid behal
ve de sneldelende kankercellen
ook de gezonde cellen van haren,
beenmerg of testikels neer. Bloe
darmoede. haaruitval of onvrucht
baarheid zijn (in elk geval tijdens
de behandeling) daarom niet te
vermijden. Tot overmaat van ramp
komt de behandeling niet zelden te
laat.
Te laat en te grof, daar komt de be
handeling van kanker wel op neer.
In principe is die behandeling de
laatste twintig jaar weinig veran
derd. De botte bijlen zijn aanzien
lijk scherper geworden, dat wel, en
door bevolkingsonderzoek is men
er eerder bij. Geen wonder dat
men al jaren met smart wacht op
iets nieuws waarmee je kanker op
tijd kunt opsporen en heel doelge
richt kunt handelen. Met monoklo
nale antistoffen lijkt dat te kunnen.
Het begon allemaal in 1975: onder
zoekers Kohier en Milstein maak
ten voor het eerst monoklonale an
tistoffen. Hoe gaat dat? Men neme
een muis en spuit die in met cellen
met een bepaalde kanker. De muis
begint in zijn milt onmiddellijk an
tistoffen tegen de vreemde binnen
dringers te maken. Miltcellen uit
de muis kunnen dan worden ge
kruist met muizekanker-cellen.
Hun nakomelingen kunnen twee
dingen erg goed. Ze vermenigvul
digen zich als gekken (de kanker
eigenschap) terwijl ze tegelijkertijd
een eindeloze stroom antistoffen te
gen menselijke kankercellen af
scheiden. Uit die kweek worden
weer cellen geselecteerd die een
bepaalde antistof maken. Zo'n
kweek heet een kloon en produ
ceert dus monoklonale antistoffen.
Wat kun je met die antistoffen
doen? Eerst de mooie theorie en
dan de weerbarstige praktijk. Als
het muisje is irfgespoten met kan
kercellen van een menselijk ovari
um (eierstok) dan maakt de kloon
daar antistoffen tegén. Kanker ver
spreidt zich via het bloed. Monok
lonale antistoffen reageren erg ge
voelig op die enkele in de bloed
baan rondzwevende kankercellen
zodat kanker in een heel vroeg sta
dium kan worden vastgesteld. Eer
ste winst: kostbare tijd. Bovendien
zoeken ze kankercellen doelgericht
op en bestrijden ze zoals het een
antistof betaamt. Zelfs als hun an
ti-kracht te kort schiet kunnen ze
nog uiterst nuttig zijn. Maak je een
giftig anti-kankermiddel vast aan
een monoklonale antistof, dan
wordt de „chemische troep" keurig
op de stoep van de kankercel afge
leverd zonder dat de gezonde buur
Links: Als je een muls inspuit
met een antigeen (bijvoorbeeld
menselijke kankercellen) dan
maakt hij daar antistoffen te
gen. Kruis je cellen van die
muis met kanker(myeloma)cel-
len dan krijg je een kweek die
als alle kankercellen zich als
een gek deelt en bovendien
onophoudelijk antistoffen te
gen de menselijke kankercel
len maakt.
Rechts: Monoklonale antistof
fen tegen kanker zoeken kan
kercellen op. Als je aan de an
tistoffen een radioactieve stof
koppelt, dan kun je kankercel
len heel nauwkeurig zichtbaar
maken. De witte vlek bovenaan
bestaat uit kankercellen van de
dikke darm.
er last van heeft. Geen botte bijl
dus maar een trefzeker lancet.
Prachtige theorie. Hoe zit het met
de praktijk? Het tijdig opsporen
van kanker is op het moment in
principe al mogelijk. Er zijn haken
en ogen. Tot nu toe reageren de
meeste monoklonale antistoffen
niet alleen op cellen van een be
paald type kanker, maar ook enigs
zins op gezonde lichaamscellen. Bo
vendien zijn ze vaak nog te weinig
specifiek. Ze reageren bijvoorbeeld
op borstkanker en tegelijkertijd op
ovariumkanker. Dan weet je wel
dat de patiënt kanker heeft, maar
niet welke.
In Nijmegen hebben twee onder
zoekers, Poels en Kenemans, een
monoklonale antistof ontwikkeld
die wel trefzeker tegen de cellen
van een ovariumkanker opereert.
Ze waren daarmee de tweede in de
wereld. Hulde dus. "Dat bewijst dat
het mogelijk is om nauwkeurige
monoklonale antistoffen te maken.
Of monoklonale antistoffen, al dan
niet gekoppeld aan een kankerdo-
dende stof, kankercellen echt kun
nen aanpakken, is nog niet goed
uitgezocht. De verwachtingen zijn
zeer hoog gespannen.
Aan de telefoon dr. P. Kenemans,
gynaecoloog en kankerdeskundige
van het Radboudziekenhuis in Nij
megen, die samen met cytoloog dr.
L. Poels een monoklonale antistof
tegen ovariumkanker ontwikkelde:
„De ontwikkelingen gaan zo snel
dat we het nauwelijks bij kunnen
houden. Deze week hebben we hier
in Nijmegen een bijeenkomst met
deskundigen uit binnen- en buiten
land gehouden om bij te praten".
Zouden monoklonale antistoffen
kunnen helpen tegen ovariumkan
ker?
„Zover zijn we nog niet. De meest
reële mogelijkheid is het koppelen
van die monoklonale antistoffen
da
ino
aan radioactief jodium. Met digar
hebben we al veel ervaring w<
het al tijden wordt gebruikt len
behandeling van schildklierkabrü
In het bloed spuiten heeft vtfen
pig nog geen zin omdat da zii
meeste antistoffen door de fcn<
onschadelijk worden gemaaktt si
heeft meer zin monoklonale Jet
toffen in de buikholte aan te Jsr,
gen zodat ze uitzaaiingen kilt oj
aanpakken die anders moeiltlib
bereiken zijn. Het lijkt alu ge
toekomstmuziek, maar al dif>lg<
passingen zijn helemaal niet I in
zo ver weg. Over een jaar zipeir
een stuk verder". 1 m
I1 r