^Het enige dier dat televisie kan verteren
"üera Anstadt: „Afschuwelijkste
i jd was het begin van de vrede"
Biesheuvel
overtreft zichzelf
V EEN EIGEN PLEK", VERHALEN UIT EEN JOODSE OORLOGSJEUGD
PRISMA
Wijn
Proefgids
)EKEN
SaidMOowumt
VRIJDAG 12 OKTOBER 1984 PAGINA 11
taal
aal
kerd.
ngen
lNKFURT - „Ik zag er
s uit, maar dat mocht
liet meer weten van
elf. Ik was Sera An-
nemeit niet meer. Ik was
Y teJ< sma, Martha Tansma.
ging om overleven of
En ik wist dat Mart-
'ansma te zijn de enige
lier was waarop ik
eleven kon. Ik gedroeg
als die ander. Mensen
en: Hoe haalt ze in 't
haar hoofd met dat
Rse gezicht. Maar ik
m'n gezicht niet
r. Ik was Martha
sma, geboren in Warf-
en ik studeerde mu-
Schrijfster Sera An-
over de tochten die
ïaakte tijdens de hon-
vinter. Op zoek naar
Een van de episo-
uit haar tweede boek
eigen plek". Onder-
herhalen van een
ijaagde jeugd". De
d van een Pools-joods
je dat op haar zeven-
ir met haar ouders in
rland komt tot en
het moment dat de
ig afgelopen is. Wan-
ze achter een hek
een Eindhovens op-
rvoo/jgcentrum staat te
tot ^aar ouc^ers
9 r terug zullen komen,
geefs.
iad eerst dat verhaal over
van Dijk geschreven, die
chte verraadster uit de
Die episode had de
itste indruk op me ge-
ikt. Ik heb dat naar een
nt gestuurd, maar ik kreeg
-ï.
(ADVERTENTIE)
De bloemlezing
JS SURINAAMSE IK
imengesteld door
jnie Kuiper en Dolf
oen. Door de verhalen
o Surinaamse kinderen
Iderland hun eigen
itffgronden (beter)
men, en Nederlandse
irferen komen wat meer
weten over de achter-
nden van Surinaamse
leren In Nederland
laf 10 jaar, f 17,50 bij de
khanael.
het terug zonder dat ze het ge
lezen hadden. Ik heb 't toen
naar Vrij Nederland gestuurd
met in m'n achterhoofd de ge
dachte dat 't wel weer zou te
rugkomen. En ik ben nog een
verhaal gaan schrijven. Dat
heb ik naar de Tijd gestuurd.
M'n eerste boek was toen nog
niet uit. Die bladen plaatsen
gelijktijdig die verhalen. Een
beetje naar. Het leek of ik 't zo
gespeeld had. Maar ik had
nooit verwacht dat ze opgeno
men zouden worden. Een uit
gever belde me onmiddellijk
op dat hij 't boek wilde heb
ben. Maar er was helemaal
geen boek. Alleen die twee
verhalen. Nadat mijn eerste
boek, „Al mijn vrienden zijn
gek" uitkwam, ben ik in een
enorme leegte terechtgeko
men. Waarom schrijf je niet
over je eigen leven, dacht ik.
En ik ben begonnen toen ik
zeven jaar oud was. Op het
moment dat mijn broer (Milo
Anstadt) ophoudt in zijn boek
„Kind in Polen". Het ene na
het andere verhaal kwam in
me op. En ik merkte dat ze
aaneensloten. Als een boek".
Geen haatgevoelens
„Een eigen plek" zijn de ver
halen van het kleine meisje
dat in een vreemd land met
een vreemde taal haar weg
moet vinden. Dat opgroeit in
de Nieuwe Blasiustraat, het
„vieze" of Poolse deel van die
Amsterdamse straat. Dat to
neellessen neemt bij Kurt Ger-
ron, die hier A.M. de Jongs
„Merijntje Gijzens jeugd" zou
verfilmen, maar later door de
Duitsers naar Theresiënstadt
werd gebracht om daar een
film voor het Rode Kruis te
maken en uiteindelijk zelf in
Auschwitz omkwam. Haar be
zigheden in de communisti
sche jeugdbeweging, tot de
oorlog uitbreekt als ze zeven
tien jaar is. Haar ouders wor
den weggevoerd, ze duikt on
der, ze wordt - met dertig an
deren op één avond - aange
bracht door Ans van Dijk, ze
komt in de Hollandsche
Schouwburg aan de Plantage
Middenlaan terecht, maar ont
snapt aan het transport. Ze
overleeft. Hoe moeilijk is het
voor haar dat allemaal nog
eens op papier te zetten? Sera
Anstadt: „Ik h^b nooit haatge
voelens gehad. Wel tegenover
het regiem, maar niet tegen
over de mensen. Ik schrok
zelfs toen we na de oorlog het
zelfde deden als de Duitsers,
met die schlemielige NSB'ers.
Die niet intelligent genoeg ge
weest waren om te verdwij
nen. Want het waren de dom-
sten, die voor een boterham bij
de NSB waren gegaan, die de
klappen kregen. Misschien
had ik anders gereageerd als
ik tijdens de oorlog alles had
gezien, werkelijk mensen om
me heen had zien mishande
len. Maar ik heb 't allemaal
net niet gezien. Ik ben voor de
poort blijven staan. Het enige
dat ik gezien heb, waren de
bloedsporen onder een deur
van de Hollandsche Schouw
burg door, van iemand die
zelfmoord gepleegd had. Maar
ik heb nooit een lijk gezien.
Terwijl er zoveel in mijn om
geving gebeurd wag, terwijl al
les om je heen dood was. Mijn
familie hier zowel als in Polen.
De enige keer dat ik dat soort
agressie voelde, was bij dat
proces tegen Ans van Dijk.
Toen heb ik m'n handen ach
ter m'n rug moeten houden. Ik
heb haar in m'n dromen waar
schijnlijk tientallen malen ver
moord. Ik zag die schoenen,
die mannenschoenen van
haar, alsmaar boven komen
drijven. Ik weet niet meer hoe
ik haar vermoord heb, maar
steeds kwamen die schoenen
boven water".
Pijn
„Ik vond het eerste boek, dat
ik over mijn zoon schreef, veel
moeilijker. Dat deed zo ver
schrikkelijk pijn. Daarin moest
ik dingen nèerzetten, die ik
liever weg wilde houden. Din
gen die je zelf beleefd hebt,
zijn nooit zo erg als de dingen
die een ander beleeft. Toen ik
voor een huis stond, waarin
mensen woonden die uit een
concentratiekamp terug waren
gekomen, durfde ik die men
sen niet aan te spreken. Ik
dacht: wie ben ik dat ik hier
sta. Ik heb eigenlijk nooit iets
durven vragen. Nee, dit boek
heeft me niet zoveel verdriet
gebracht als mijn eerste boek".
„Een eigen plek" is door Sera
Anstadt opgedragen aan haar
kinderen, Mare en Regi. Haar
zoon lijdt aan schizofrenie en
Sera Anstadt beschrijft er dat
ziekteproces in. „Ik heb dit
tweede boek niet in de eerste
plaats voor mijn kinderen ge-
Schreven. Ik wilde gewoon
vertellen wat er allemaal ge
beurd was. Die opdracht zit
anders. Mijn zoon had verdriet
van dat eerste boek en hij had
gelijk. Hij was zieker toen ik
het schreef dan daarna, en
daar ben ik blij om. Ik heb er
met hem over kunnen praten
en ik heb gezegd dat ik m'n
volgende boek aan hem en
mijn dochter zou opdragen en
dat ik dan over mezèlf zou
schrijven. Dat vond hij spor
tief. Niet dat ik spijt heb van
„Al mijn vrienden zijn gek".
Ik denk dat ik er een hoop
mensen mee geholpen heb.
Mensen in dezelfde situatie.
Die nu tenminste weten dat ze
niet de enige zijn. Het schuld
gevoel dat je als moeder hebt,
dat hoop ik toch iets te hebben
verminderd. Mijn tweede boek
heb ik ook geschreven omdat
Sera
Anstadt:
„Als je boek
klaar is, ben
je down,
vreselijk
down".
mijn kinderen niet weten wat
ik precies heb meegemaakt. Ik
heb daar niet zoveel over ver
teld. Misschien omdat mijn ou
ders altijd praatten over de
oorlog van '14-T8 en ik dacht:
waar praten die mensen to«h
over. Als mijn kinderen „Een
eigen plek" lezen, weten ze
wat er gebeurd is".
Sera Anstadt is vanavond -
met auteurs als Margaretha
Ferguson, Nico Scheepma
ker, Marijke Höweler - te
gast in de Literaire Salon
nummer 4 die de stichting
Bzztofi houdt in de Wijnkel
der in de Oude Molstraat.
Bij uitgeverij Bzztóh ver
scheen zojuist haar boek
„Een eigen plek, verhalen
van een opgejaagde
jeugd". Onze redacteur
Bert Jansma had een ge
sprek over dit boek met
haar op de Frankfurter
Buchmesse.
't stil is. Ik wil niet aan mijn
eigen gedachten overgelaten
worden. Stilte maakt me treu
rig. Hier op die beurs vind ik
mensen die bezig zijn, je kunt
hier praten over je werk.
Schrijven is net zoiets. Ik vind
het 't fijnste zolang ik eraan
bezig ben. Als een boek klaar
is, zou ik het nog een jaar in
huis willen houden om eraan
te werken. Als het dan tenslot
te toch helemaal klaar is, word
je down, ontzettend down".
Afschuweljkste tijd
In haar autobiografische boek
kornt Sera Anstadt met haar
sterke overlevingswil door die
oorlog heen. Dan komt het
„daarna". „Ik heb dat verhaal
van dat hek, waarachter ik sta
te wachten, als slotverhaal van
die oorlog genomen. Om dat ik
op dat moment begreep dat ik
een ernstige tijd tegemoet zou
gaan. De afschuwelijkste tijd is
de tijd van de beginnende vre
de geweest. Opeens was er
geen groepsverband meer. De
mensen die ik kende, - voor
namelijk emigranten - gingen
naar Amerika, naar Israël. Ik
was nog jong, de vriend die ik
had was er ook niet meer. M'n
ouders niet. Iedereen was
dood. De allermoeilijkste tijd.
Niet te vergelijken met de oor
log. In die oorlog moest je ac
tief zijn om te blijven leven.
Na de oorlog bleef je eenzaam
achter. Omdat iedereen dood
was om je heen. Je voelt
opeens de leegte. De leegte die
nog zal duren en duren. En je
denkt: Wat maak ik hier nog
van?".
Sera Anstadt: „Ik heb later
nog vaak van mezelf ge
droomd als klein mens in hele
grote straten. Ik was heel
klein, ik was buiten mezelf ge
treden en keek naar mezelf,
hoe ik daar liep in die straten.
Steeds maar verder. En als ik
ergens aanbelde, deed nie
mand open. Ik hoop nog ooit
iets over die ernstige tijd op
papier te zetten".
BERT JANSMA
(ADVERTENTIE)
Leegte
We zitten temidden van de bij
na oorverdovende drukte van
de Frankfurter Buchmesse.
Nauwelijks de geëigende
plaats voor een serieus ge
sprek, maar Sera Andstadt -
klein, beweegijk pratend -
blijkt er niet door gehinderd
en komt gemakkelijk met haar
emoties voor de dag. „Ik wilde
met mijn tweede boek de leeg
te vullen. Beide boeken zullen
wel duidelijk maken dat het
leven niet zo bijzonder voor
me is. En ik weet zeker dat elk
jaar er weer verdere ellende
bijgeeft. Leegtes worden ge
vuld met onprettige herinne
ringen. En als ik bezig ben een
verhaal te vertellen, dan zit ik
niet met de dingen van het
ogenblik. Ik heb nu een tijdje
vakantie en die breng ik hier
graag in Frankfurt door. Ik ga
nooit met vakantie naar waar
VAN DE MAAND
OKTOBER
1984
Testresultaten van
honderden betaalbare wijnen
ALLEEN
DEZE MAAND
Een van de mooiste verhalen
die J. M. A. Biesheuvel schreef
(en het zijn er intussen heel
veel) heet „De toneelspeler":
Op een avond dat hij zich ver
veelt bezoekt hij de schouw
burg, waar een voorstelling
gegeven wordt van een Rus
sisch stuk. Wat er die avond
allemaal op het toneel gebeurt,
zal Biesheuvel niet kunnen
navertellen, hij is tijdens de
voorstelling immers geheel in
beslag genomen door één fi
guur op het toneel: de acteur
die een schrijver uitbeeldt. Die
man zit gedurende lange tijd
in een hoek van het toneel
achter de schrijfmachine, waar
hij op zit te werken. Dat over
tuigt Biesheuvel: „Nooit heb ik
een zp groot werkelijkheidsge
halte op het toneel gezien!"
Vlak voor het einde van het
stuk is de schrijver klaar met
zijn werk, hij leest door wat hij
geschreven heeft, verscheurt
de betikte vellen dan en werpt
het papier in de prullebak op
het toneel. Na afloop van het
toneelstuk spoed Biesheuvel
zich naar de toneelruimte, be
treedt het decor en vindt in de
prullebak een verhaal met de
titel „De soepterrien", dat vol
ledig door hem wordt overge
nomen in zijn verhaal. Hij is
zo getroffen door de kwaliteit
van dit verhaal, dat hij contact
zoekt met de betreffende to
neelspeler. De man wordt ge
vonden in een drankgelegen
heid, waar Biesheuvel hem
per telefoon zijn bewondering
meedeelt. Hij haalt echter zijn
schouders op onder deze be
wondering: hij deed niet meer
dan de aanwijzingen van het
toneelstuk volgen en hij heeft
geen tijd voor Biesheuvel,
want het wordt gezellig in de
kroeg.
Dit prachtige verhaal, dat
voorkomt in Biesheuvels nieu
we boek, „Reis door mijn ka
mer", hoort - met het titelver
haal - tot het allermooiste wat
Biesheuvel ooit geschreven
heeft. Het procédé van een-
verhaal-in-een-verhaal, dat
door Biesheuvel op een heel
eigen manier wordt toegepast,
draagt inhoud en vorm van
„De toneelspeler" en onthult
de positie waar de schrijver
Biesheuvel zich in de loop van
de tien bundels die hij tot op
heden schreef, geplaatst heeft:
ergens in de niet te kennen
marge tussen werkelijkheid en
waan, tussen leven en kunst.
Waar eindigt de beleving van
de werkelijkheid en waar be
gint de sensatie van het ge
droomde en gefantaseerde?
In dit opzicht is Biesheuvel
steeds meer een uniek schrij
ver geworden. Niet alleen om
dat hij gekozen heeft voor één
enkel genre, dat van het bizar
re verhaal, zodat we nooit een
roman of toneelstuk van hem
mogen verwachten. Dat is -
zoals het beeld van zijn werk
nu is - maar goed ook. Uniek
is Biesheuvel niet allen in deze
beperking, maar door zijn fa
belachtige techniek van het
overstappen van werkelijk
heid naar droom en andersom.
Niet zonder reden opent Bies
heuvel zijn nieuwe bundel (er
staan acht verhalen in) met
het citeren van de tekst van
een van Schuberts beroemdste
liederen, „An die Musik", dat
eindigt met de woorden: "...du
holde Kunst, ich danke dir!"
Het is een gedicht van Franz
von Schober en diens slotregel
is bij uitstek van toepassing op
Biesheuvels unieke manier
van omgaan met de feiten en
de gedachten, die zich aan
hem voordoen.
Het titelverhaal „Reis door
mijn kamer" - een van de
langste verhalen die hij ooit
schreef - doet Biesheuvel pre
cies wat hij in de titel belooft:
hij reist met de lezer door zijn
studeerkamer, die hij van Eva
(Biesheuvel-lezers kennen die
naam) niet zo mag noemen,
omdat het voor haar maar
„zijn kamertje" is. Biesheuvel
leidt de lezer rond en wijst
hem op meubels en voorwer
pen, die elk een geschiedenis,
een betekenis en soms bijna
een symboolfunctie hebben.
Daar staat ongelooflijk veel
beschreven van alles wat Bies
heuvel belangrijk vindt, wat
hem bezig houdt, wat hij zou
willen en wat hij gewild heeft.
Zijn dromen, verlangens, te
leurstellingen, zijn bewonde
ring voor anderen (Nabokov,
Marilyn Monroe - van beiden
is er een portret), wat al niet.
Onbezwaard praat Biesheuvel
hier over zichzelf, zijn angst
en afschuw voor het werkelij
ke reizen, zijn onbestemde
angstbuien, zijn godsdienstige
crisis van voorheen. Voortdu
rend balanceert hij daarbij op
de grens tussen het bestaande
en het bedachte, .gedroomde.
Het verhaal opent met een
passage, waarin Biesheuvel
zich voorstelt werkelijk op reis
te gaan, in het vliegtuig naar
Shanghai of met de boot naar
de Hudsonbaai. Gelukkig
komt hij gauw terug in zijn
kamer, met de schrijfmachine
uit 1912, een Remmington zo
als Tolstoi ook moet hebben
bezeten. Of de stoel waar hij
op zit te lezen, afkomstig uit
de grote studie-zaal van de
Leidse Universiteit, die in 1964
van nieuwe meubels voorzien
werd, waarop Biesheuvel dit
exemplaar redde van de on
dergang: „De stoel zit prima
en ik hoop hem tot mijn dood
te bezitten". Elk voorwerp
heeft zijn verhaal, soms is dat
een heel naar verhaal, zoals
dat over zijn pleegzoon, die
hem niet veel geluk heeft ge
bracht. Met een bitter cynisme
of met een ironie van een wel
heel hardhandig soort wil
Biesheuvel dat soort gebeurte-..
nissen (of zijn het bizarre be-
denksels) wel eens onthullen,
De andere verhalen in deze
bundel hebben ook een grote i
kwaliteit, ze zijn amusant, bi
zar en vaak erg verrassend.
Zoals het verhaal van de sol
daat die op zijn eentje een
Russische tank moet tegenhou
den, maar door de verwikke
lingen rond deze aktie tot een
gesprek komt met zijn vijan
den, de soldaten in die tank.
Hij laat hen zijn huis zien, ze
worden goede vrienden en dat
is het sein voor Biesheuvel om
er iets heel moois van te ma
ken: „...het is nu donker en
„die Vögel schweigen, schwei-
gen im Walde", wind staat er
niet". Want een schrijver heeft
immers alle macht over zijn
verhaal, de feiten die hij aan
de werkelijkheid ontleent om
ze te vertellen, hoeven toch
niet waar te zijn of overheer
send. Ze zijn niet meer of min
der dan de bedenksels, de ge
droomde feiten, de bedachte
werkelijkheid van de „ver
beelding" van een mens.
JAN VERSTAPPEN
J. M. A. Biesheuvel: „Reis
door mijn kamer" - verha
len. uitgave Meulenhoff.
Prijs ƒ22.50.
VITSERSE KULTIGA TOR OP FRANKFURTER BUCHMESSE
VV
huis nemen, aan de muur
hangen. De eigenaars mo
gen ze hier ook ter plekke
met een spuitbus kleuren
•naar eigen smaak".
Om alle misverstand te voor
komen: Hans Knecht is niet
een grappenmaker die zomaar
een stuntje bedacht heeft; hij is
niet ingehuurd door de Buch
messe om het beeldscherm als
bedreiger van het boek te lijf
te gaan. Knecht is op eigen
houtje naar Frankfurt geko
men omdat hij elke mogelijk
heid aangrijpt om zijn bedoe
lingen voor een groot publiek
uit te dragen. „Televisie is een
dodelijk ding in onze huiska
mers. Het maakt alle conver
satie onmogelijk, er wordt
thuis niet meer gepraat. Er is
een generatie ontstaan die zijn
problemen niet meer uit kan
praten, die niet meer kan dis
cussiëren en je ziet er het re
sultaat van. Je kan agressie,
vervuiling, noem maar op, al
lemaal terugvoeren op het ge
brek aan communicatie tussen
de mensen. Ik ben tegen tele
visie omdat ik voor communi
catie ben. Elk probleem tussen
mensen valt op te lossen. Zo
dra we er over praten".
Geliefd huisdier
„De Kultigator heeft pas z'n
eerste verjaardag gevierd" zegt
Knecht die over het ijzeren
gevaarte praat alsof het een
geliefd huisdier is. „Hij heeft
inmiddels bijna zeshonderd te-
levisie's verteerd, dus het is
een tevreden beest". In Frank
furt alleen worden er over de
zestig beeldbuizen aan hem ge
offerd volgens steeds hetzelfde
ritueel: „Allemaal een stukje
terug, nog een stukje, nog een
stuk" roept Knecht. De span
ning stijgt. Sommige apparaten
bouwen met een voorbeeldige
doodsstrijd mee aan de span
ning. Eerst schieten er een
aantal knoppen onder de pers
vandaan. Dan barsten de voe
gen. En uiteindelijk knalt de
beelbuis zelf uit elkaar. Er
klinkt steevast een „ooh" en
het daarop volgende gemur
mel doet aan het geslaagd af
vuren van een fraai Oude-
jaarsvuurwerk denken. Niet
bij iedereen overigens: „Ik
vind het lomp effectbejag"
zegt een modern uitziende
veertiger. „Zoiets is al honderd
maal gedaan". „Voor mij is het
de vernietiging van de con
ventionele media" kroelt een
wat pukkelige tiener. „Het is
gewoon vernietigingszucht"
zegt een welbespraakte mid
delbare heer. „Daar zijn altijd
wel mensen voor te vinden.
Het begint met een tv-appa-
raat, daarna worden het grote
re dingen en het eindigt uit
eindelijk met mensen. En er
wordt in rijen dik naar geke
ken". „Denkt u?" vraagt Hans
Knecht die zich in de discussie
heeft gemengd. Het is het eni
ge moment dat hij wat verbou
wereerd lijkt te kijken. Hij
gaat overigens geen confronta
tie uit de weg en heeft voort
durend de zacht-gelukkige
glimlach op het gezicht van ie
mand die wéét dat hij buis
De „Kultigator": volgende tv-executie om half vijf.
Glotze
„Het is niet alleen de televisie
die de communicatie in onze
maatschappij verstoord heeft.
Kranten en tijdschriften zijn
daar ook mee bezig. En mis
schien moet ik die ook wel
„kultigeren". Maar ik hou me
voorlopig met de tv bezig".
Knecht heeft de Kultigator ei
genhandig in elkaar gelast en
geklonken en is daar zelfs wat
mechanica voor gaan studeren.
Hij is inmiddels tien jaar als
zelfstandig beeldend kunste
naar in zijn woonplaats Bern
bezig en maakte tot nu toe
voornamelijk plastieken van
metaal. „Met de Kultigator
heb ik op verschillende plaat
sen in Zwitserland en in Oos
tenrijk gestaan. In Wenen
gaan ze er nu misschien ook
een maken. En daar wil ik
naar toe: Dat er in alle landen
van Europa een Kultigator
komt te staan. Daar hoef ik
zelf geen enkele rol in te spe
len. Ze mogen mijn idee rustig
overnemen". Er komt per fiets
een alternatief ogend mensje
de hall voor de Frankfurtse
beursgebouwen binnenrijden,
ze haalt haastig een draagbaar
tv-toestelletje u.it haar bood
schappentas en zet het wat gie
chelend bij de voorraad van
Hans Knecht neer. Ze snelt
weg en voegt zich zenuwachtig
tussen het publiek. Of het
spannend is haar eigen tv ka
pot te zien gaan, vraag ik. Ze
lacht alleen wat nerveus. En
als de - in dit geval - kleine
knal erop zit, barst ze los: „Ik
heb nu thuis geen tv meer. Ik
maak voortaan m'n eigen live
uitzending. Ik heb geen zin
meer om thuis voor de „Glot
ze" (Duits slang voor het grijze
oog, BJ) te zitten".
Misschien later
Een keurige heer in het pu
bliek: „Ja, ik ben voor. Ik vind
dit prima". Maar zou u zelf uw
televisie hier ook komen bren
gen? De heer aarzelt: „Nou,
nee, nu nog niet. Hij is pas
nieuw ziet u. Misschien later".
Vraag aan Hans Knecht:
Denkt hij echt dat mensen
hun enige tv komen laten kul
tigeren, of zijn z'n klanten
mensen die voor de grap hun
een ouwetje van zolder hebben
gehaald? Knecht: „De Kultiga
tor heeft natuurlijk het liefste
nieuwe toestellen, maar hij
vindt oude ook lekker. En
mensen mogen best „Spass"
aan mijn voorstelling beleven.
Dat is ook een vorm van com
municatie. Ik denk dat ze toch
wel iets onthouden van wat ik
wil". Er worden video-opna
men gemaakt, waarvan de
KRO inmiddels beelden heeft
uitgezonden in Aad van den
Heuvels dinsdagse programma
Middag-editie. Televisie-beel
den van de executie van de tv.
Wat Knecht betreft mag het.
Hij ziet er niets onlogisch in:
„Ik heb een tijdje marketing
gestudeerd en daar heb ik ge
leerd dat je de tv nodig hebt
als je een idee snel wilt ver
breiden. En daar gaat het om".
Hij vernietigt nog een beeld
buis, toont trots z'n Kreti aan
het publiek, dat toesnelt om er
spuitbussen in allerlei kleuren
op leeg te sproeien. „U heeft
wel mooie ideeën" roept ie
mand uit het publiek, „maar
waarom vervuilt u intussen
het milieu met die spuitbus
sen". Knecht heeft zich goed
voorbereid. Met een nog altijd
gelukzalig stralend gezicht
zegt hij: „Als u op die bussen
kijkt zult u daarop zien staan:
Milieuvriendelijk."
BERT JANSMA
Het nieuwe jeugdboek van
DOLF DE VRIES
heet 'A/loet je hqren'. Er komt
een nieuwe jongen bij Pim
en Marten in de klas.
Hij heet Oscar. De jongens
worden vrienden, en blijven
dat ook nadat Oscar is aan
gereden en in een rolstoel
moet zitten... Vanaf 9 jaar,
f 1930 bij de boekhandel.
LEOPOLD
NKFURT „Wat is
Kultigator? De naam
igator is een kruising
in kuituur en alliga-
En de Kultigator is
inige dier dat televisie
erteren vindt". Hans
cht roept het met rol-
Zwitsers accent in de
ofoon. Achter hem
het uit roestige pla-
ijzer opgetrokken,
dan twee meter
wezen van die naam.
de Frankfurter
is het - wat
- „de televi-
gaan heten.
Hans Knecht stond
de Boekenbeurs
lang klaar aan
van zijn „mon-
>m van Duitse bur-
riun televisie-appa-
in ontvangst te ne-
het vervolgens on
druk van een drie
in de „buik" van
schepping met een
uiteen te laten klap-
de vroegere bezit-
trots het plat
te over-
„Dat noem ik
zegt de voort-
met veiligheids-
Knecht,
de mens hier wél
mee kan zijn. Je
de Kreti's mee naar