^Het enige dier dat televisie kan verteren "üera Anstadt: „Afschuwelijkste i jd was het begin van de vrede" Biesheuvel overtreft zichzelf V EEN EIGEN PLEK", VERHALEN UIT EEN JOODSE OORLOGSJEUGD PRISMA Wijn Proefgids )EKEN SaidMOowumt VRIJDAG 12 OKTOBER 1984 PAGINA 11 taal aal kerd. ngen lNKFURT - „Ik zag er s uit, maar dat mocht liet meer weten van elf. Ik was Sera An- nemeit niet meer. Ik was Y teJ< sma, Martha Tansma. ging om overleven of En ik wist dat Mart- 'ansma te zijn de enige lier was waarop ik eleven kon. Ik gedroeg als die ander. Mensen en: Hoe haalt ze in 't haar hoofd met dat Rse gezicht. Maar ik m'n gezicht niet r. Ik was Martha sma, geboren in Warf- en ik studeerde mu- Schrijfster Sera An- over de tochten die ïaakte tijdens de hon- vinter. Op zoek naar Een van de episo- uit haar tweede boek eigen plek". Onder- herhalen van een ijaagde jeugd". De d van een Pools-joods je dat op haar zeven- ir met haar ouders in rland komt tot en het moment dat de ig afgelopen is. Wan- ze achter een hek een Eindhovens op- rvoo/jgcentrum staat te tot ^aar ouc^ers 9 r terug zullen komen, geefs. iad eerst dat verhaal over van Dijk geschreven, die chte verraadster uit de Die episode had de itste indruk op me ge- ikt. Ik heb dat naar een nt gestuurd, maar ik kreeg -ï. (ADVERTENTIE) De bloemlezing JS SURINAAMSE IK imengesteld door jnie Kuiper en Dolf oen. Door de verhalen o Surinaamse kinderen Iderland hun eigen itffgronden (beter) men, en Nederlandse irferen komen wat meer weten over de achter- nden van Surinaamse leren In Nederland laf 10 jaar, f 17,50 bij de khanael. het terug zonder dat ze het ge lezen hadden. Ik heb 't toen naar Vrij Nederland gestuurd met in m'n achterhoofd de ge dachte dat 't wel weer zou te rugkomen. En ik ben nog een verhaal gaan schrijven. Dat heb ik naar de Tijd gestuurd. M'n eerste boek was toen nog niet uit. Die bladen plaatsen gelijktijdig die verhalen. Een beetje naar. Het leek of ik 't zo gespeeld had. Maar ik had nooit verwacht dat ze opgeno men zouden worden. Een uit gever belde me onmiddellijk op dat hij 't boek wilde heb ben. Maar er was helemaal geen boek. Alleen die twee verhalen. Nadat mijn eerste boek, „Al mijn vrienden zijn gek" uitkwam, ben ik in een enorme leegte terechtgeko men. Waarom schrijf je niet over je eigen leven, dacht ik. En ik ben begonnen toen ik zeven jaar oud was. Op het moment dat mijn broer (Milo Anstadt) ophoudt in zijn boek „Kind in Polen". Het ene na het andere verhaal kwam in me op. En ik merkte dat ze aaneensloten. Als een boek". Geen haatgevoelens „Een eigen plek" zijn de ver halen van het kleine meisje dat in een vreemd land met een vreemde taal haar weg moet vinden. Dat opgroeit in de Nieuwe Blasiustraat, het „vieze" of Poolse deel van die Amsterdamse straat. Dat to neellessen neemt bij Kurt Ger- ron, die hier A.M. de Jongs „Merijntje Gijzens jeugd" zou verfilmen, maar later door de Duitsers naar Theresiënstadt werd gebracht om daar een film voor het Rode Kruis te maken en uiteindelijk zelf in Auschwitz omkwam. Haar be zigheden in de communisti sche jeugdbeweging, tot de oorlog uitbreekt als ze zeven tien jaar is. Haar ouders wor den weggevoerd, ze duikt on der, ze wordt - met dertig an deren op één avond - aange bracht door Ans van Dijk, ze komt in de Hollandsche Schouwburg aan de Plantage Middenlaan terecht, maar ont snapt aan het transport. Ze overleeft. Hoe moeilijk is het voor haar dat allemaal nog eens op papier te zetten? Sera Anstadt: „Ik h^b nooit haatge voelens gehad. Wel tegenover het regiem, maar niet tegen over de mensen. Ik schrok zelfs toen we na de oorlog het zelfde deden als de Duitsers, met die schlemielige NSB'ers. Die niet intelligent genoeg ge weest waren om te verdwij nen. Want het waren de dom- sten, die voor een boterham bij de NSB waren gegaan, die de klappen kregen. Misschien had ik anders gereageerd als ik tijdens de oorlog alles had gezien, werkelijk mensen om me heen had zien mishande len. Maar ik heb 't allemaal net niet gezien. Ik ben voor de poort blijven staan. Het enige dat ik gezien heb, waren de bloedsporen onder een deur van de Hollandsche Schouw burg door, van iemand die zelfmoord gepleegd had. Maar ik heb nooit een lijk gezien. Terwijl er zoveel in mijn om geving gebeurd wag, terwijl al les om je heen dood was. Mijn familie hier zowel als in Polen. De enige keer dat ik dat soort agressie voelde, was bij dat proces tegen Ans van Dijk. Toen heb ik m'n handen ach ter m'n rug moeten houden. Ik heb haar in m'n dromen waar schijnlijk tientallen malen ver moord. Ik zag die schoenen, die mannenschoenen van haar, alsmaar boven komen drijven. Ik weet niet meer hoe ik haar vermoord heb, maar steeds kwamen die schoenen boven water". Pijn „Ik vond het eerste boek, dat ik over mijn zoon schreef, veel moeilijker. Dat deed zo ver schrikkelijk pijn. Daarin moest ik dingen nèerzetten, die ik liever weg wilde houden. Din gen die je zelf beleefd hebt, zijn nooit zo erg als de dingen die een ander beleeft. Toen ik voor een huis stond, waarin mensen woonden die uit een concentratiekamp terug waren gekomen, durfde ik die men sen niet aan te spreken. Ik dacht: wie ben ik dat ik hier sta. Ik heb eigenlijk nooit iets durven vragen. Nee, dit boek heeft me niet zoveel verdriet gebracht als mijn eerste boek". „Een eigen plek" is door Sera Anstadt opgedragen aan haar kinderen, Mare en Regi. Haar zoon lijdt aan schizofrenie en Sera Anstadt beschrijft er dat ziekteproces in. „Ik heb dit tweede boek niet in de eerste plaats voor mijn kinderen ge- Schreven. Ik wilde gewoon vertellen wat er allemaal ge beurd was. Die opdracht zit anders. Mijn zoon had verdriet van dat eerste boek en hij had gelijk. Hij was zieker toen ik het schreef dan daarna, en daar ben ik blij om. Ik heb er met hem over kunnen praten en ik heb gezegd dat ik m'n volgende boek aan hem en mijn dochter zou opdragen en dat ik dan over mezèlf zou schrijven. Dat vond hij spor tief. Niet dat ik spijt heb van „Al mijn vrienden zijn gek". Ik denk dat ik er een hoop mensen mee geholpen heb. Mensen in dezelfde situatie. Die nu tenminste weten dat ze niet de enige zijn. Het schuld gevoel dat je als moeder hebt, dat hoop ik toch iets te hebben verminderd. Mijn tweede boek heb ik ook geschreven omdat Sera Anstadt: „Als je boek klaar is, ben je down, vreselijk down". mijn kinderen niet weten wat ik precies heb meegemaakt. Ik heb daar niet zoveel over ver teld. Misschien omdat mijn ou ders altijd praatten over de oorlog van '14-T8 en ik dacht: waar praten die mensen to«h over. Als mijn kinderen „Een eigen plek" lezen, weten ze wat er gebeurd is". Sera Anstadt is vanavond - met auteurs als Margaretha Ferguson, Nico Scheepma ker, Marijke Höweler - te gast in de Literaire Salon nummer 4 die de stichting Bzztofi houdt in de Wijnkel der in de Oude Molstraat. Bij uitgeverij Bzztóh ver scheen zojuist haar boek „Een eigen plek, verhalen van een opgejaagde jeugd". Onze redacteur Bert Jansma had een ge sprek over dit boek met haar op de Frankfurter Buchmesse. 't stil is. Ik wil niet aan mijn eigen gedachten overgelaten worden. Stilte maakt me treu rig. Hier op die beurs vind ik mensen die bezig zijn, je kunt hier praten over je werk. Schrijven is net zoiets. Ik vind het 't fijnste zolang ik eraan bezig ben. Als een boek klaar is, zou ik het nog een jaar in huis willen houden om eraan te werken. Als het dan tenslot te toch helemaal klaar is, word je down, ontzettend down". Afschuweljkste tijd In haar autobiografische boek kornt Sera Anstadt met haar sterke overlevingswil door die oorlog heen. Dan komt het „daarna". „Ik heb dat verhaal van dat hek, waarachter ik sta te wachten, als slotverhaal van die oorlog genomen. Om dat ik op dat moment begreep dat ik een ernstige tijd tegemoet zou gaan. De afschuwelijkste tijd is de tijd van de beginnende vre de geweest. Opeens was er geen groepsverband meer. De mensen die ik kende, - voor namelijk emigranten - gingen naar Amerika, naar Israël. Ik was nog jong, de vriend die ik had was er ook niet meer. M'n ouders niet. Iedereen was dood. De allermoeilijkste tijd. Niet te vergelijken met de oor log. In die oorlog moest je ac tief zijn om te blijven leven. Na de oorlog bleef je eenzaam achter. Omdat iedereen dood was om je heen. Je voelt opeens de leegte. De leegte die nog zal duren en duren. En je denkt: Wat maak ik hier nog van?". Sera Anstadt: „Ik heb later nog vaak van mezelf ge droomd als klein mens in hele grote straten. Ik was heel klein, ik was buiten mezelf ge treden en keek naar mezelf, hoe ik daar liep in die straten. Steeds maar verder. En als ik ergens aanbelde, deed nie mand open. Ik hoop nog ooit iets over die ernstige tijd op papier te zetten". BERT JANSMA (ADVERTENTIE) Leegte We zitten temidden van de bij na oorverdovende drukte van de Frankfurter Buchmesse. Nauwelijks de geëigende plaats voor een serieus ge sprek, maar Sera Andstadt - klein, beweegijk pratend - blijkt er niet door gehinderd en komt gemakkelijk met haar emoties voor de dag. „Ik wilde met mijn tweede boek de leeg te vullen. Beide boeken zullen wel duidelijk maken dat het leven niet zo bijzonder voor me is. En ik weet zeker dat elk jaar er weer verdere ellende bijgeeft. Leegtes worden ge vuld met onprettige herinne ringen. En als ik bezig ben een verhaal te vertellen, dan zit ik niet met de dingen van het ogenblik. Ik heb nu een tijdje vakantie en die breng ik hier graag in Frankfurt door. Ik ga nooit met vakantie naar waar VAN DE MAAND OKTOBER 1984 Testresultaten van honderden betaalbare wijnen ALLEEN DEZE MAAND Een van de mooiste verhalen die J. M. A. Biesheuvel schreef (en het zijn er intussen heel veel) heet „De toneelspeler": Op een avond dat hij zich ver veelt bezoekt hij de schouw burg, waar een voorstelling gegeven wordt van een Rus sisch stuk. Wat er die avond allemaal op het toneel gebeurt, zal Biesheuvel niet kunnen navertellen, hij is tijdens de voorstelling immers geheel in beslag genomen door één fi guur op het toneel: de acteur die een schrijver uitbeeldt. Die man zit gedurende lange tijd in een hoek van het toneel achter de schrijfmachine, waar hij op zit te werken. Dat over tuigt Biesheuvel: „Nooit heb ik een zp groot werkelijkheidsge halte op het toneel gezien!" Vlak voor het einde van het stuk is de schrijver klaar met zijn werk, hij leest door wat hij geschreven heeft, verscheurt de betikte vellen dan en werpt het papier in de prullebak op het toneel. Na afloop van het toneelstuk spoed Biesheuvel zich naar de toneelruimte, be treedt het decor en vindt in de prullebak een verhaal met de titel „De soepterrien", dat vol ledig door hem wordt overge nomen in zijn verhaal. Hij is zo getroffen door de kwaliteit van dit verhaal, dat hij contact zoekt met de betreffende to neelspeler. De man wordt ge vonden in een drankgelegen heid, waar Biesheuvel hem per telefoon zijn bewondering meedeelt. Hij haalt echter zijn schouders op onder deze be wondering: hij deed niet meer dan de aanwijzingen van het toneelstuk volgen en hij heeft geen tijd voor Biesheuvel, want het wordt gezellig in de kroeg. Dit prachtige verhaal, dat voorkomt in Biesheuvels nieu we boek, „Reis door mijn ka mer", hoort - met het titelver haal - tot het allermooiste wat Biesheuvel ooit geschreven heeft. Het procédé van een- verhaal-in-een-verhaal, dat door Biesheuvel op een heel eigen manier wordt toegepast, draagt inhoud en vorm van „De toneelspeler" en onthult de positie waar de schrijver Biesheuvel zich in de loop van de tien bundels die hij tot op heden schreef, geplaatst heeft: ergens in de niet te kennen marge tussen werkelijkheid en waan, tussen leven en kunst. Waar eindigt de beleving van de werkelijkheid en waar be gint de sensatie van het ge droomde en gefantaseerde? In dit opzicht is Biesheuvel steeds meer een uniek schrij ver geworden. Niet alleen om dat hij gekozen heeft voor één enkel genre, dat van het bizar re verhaal, zodat we nooit een roman of toneelstuk van hem mogen verwachten. Dat is - zoals het beeld van zijn werk nu is - maar goed ook. Uniek is Biesheuvel niet allen in deze beperking, maar door zijn fa belachtige techniek van het overstappen van werkelijk heid naar droom en andersom. Niet zonder reden opent Bies heuvel zijn nieuwe bundel (er staan acht verhalen in) met het citeren van de tekst van een van Schuberts beroemdste liederen, „An die Musik", dat eindigt met de woorden: "...du holde Kunst, ich danke dir!" Het is een gedicht van Franz von Schober en diens slotregel is bij uitstek van toepassing op Biesheuvels unieke manier van omgaan met de feiten en de gedachten, die zich aan hem voordoen. Het titelverhaal „Reis door mijn kamer" - een van de langste verhalen die hij ooit schreef - doet Biesheuvel pre cies wat hij in de titel belooft: hij reist met de lezer door zijn studeerkamer, die hij van Eva (Biesheuvel-lezers kennen die naam) niet zo mag noemen, omdat het voor haar maar „zijn kamertje" is. Biesheuvel leidt de lezer rond en wijst hem op meubels en voorwer pen, die elk een geschiedenis, een betekenis en soms bijna een symboolfunctie hebben. Daar staat ongelooflijk veel beschreven van alles wat Bies heuvel belangrijk vindt, wat hem bezig houdt, wat hij zou willen en wat hij gewild heeft. Zijn dromen, verlangens, te leurstellingen, zijn bewonde ring voor anderen (Nabokov, Marilyn Monroe - van beiden is er een portret), wat al niet. Onbezwaard praat Biesheuvel hier over zichzelf, zijn angst en afschuw voor het werkelij ke reizen, zijn onbestemde angstbuien, zijn godsdienstige crisis van voorheen. Voortdu rend balanceert hij daarbij op de grens tussen het bestaande en het bedachte, .gedroomde. Het verhaal opent met een passage, waarin Biesheuvel zich voorstelt werkelijk op reis te gaan, in het vliegtuig naar Shanghai of met de boot naar de Hudsonbaai. Gelukkig komt hij gauw terug in zijn kamer, met de schrijfmachine uit 1912, een Remmington zo als Tolstoi ook moet hebben bezeten. Of de stoel waar hij op zit te lezen, afkomstig uit de grote studie-zaal van de Leidse Universiteit, die in 1964 van nieuwe meubels voorzien werd, waarop Biesheuvel dit exemplaar redde van de on dergang: „De stoel zit prima en ik hoop hem tot mijn dood te bezitten". Elk voorwerp heeft zijn verhaal, soms is dat een heel naar verhaal, zoals dat over zijn pleegzoon, die hem niet veel geluk heeft ge bracht. Met een bitter cynisme of met een ironie van een wel heel hardhandig soort wil Biesheuvel dat soort gebeurte-.. nissen (of zijn het bizarre be- denksels) wel eens onthullen, De andere verhalen in deze bundel hebben ook een grote i kwaliteit, ze zijn amusant, bi zar en vaak erg verrassend. Zoals het verhaal van de sol daat die op zijn eentje een Russische tank moet tegenhou den, maar door de verwikke lingen rond deze aktie tot een gesprek komt met zijn vijan den, de soldaten in die tank. Hij laat hen zijn huis zien, ze worden goede vrienden en dat is het sein voor Biesheuvel om er iets heel moois van te ma ken: „...het is nu donker en „die Vögel schweigen, schwei- gen im Walde", wind staat er niet". Want een schrijver heeft immers alle macht over zijn verhaal, de feiten die hij aan de werkelijkheid ontleent om ze te vertellen, hoeven toch niet waar te zijn of overheer send. Ze zijn niet meer of min der dan de bedenksels, de ge droomde feiten, de bedachte werkelijkheid van de „ver beelding" van een mens. JAN VERSTAPPEN J. M. A. Biesheuvel: „Reis door mijn kamer" - verha len. uitgave Meulenhoff. Prijs ƒ22.50. VITSERSE KULTIGA TOR OP FRANKFURTER BUCHMESSE VV huis nemen, aan de muur hangen. De eigenaars mo gen ze hier ook ter plekke met een spuitbus kleuren •naar eigen smaak". Om alle misverstand te voor komen: Hans Knecht is niet een grappenmaker die zomaar een stuntje bedacht heeft; hij is niet ingehuurd door de Buch messe om het beeldscherm als bedreiger van het boek te lijf te gaan. Knecht is op eigen houtje naar Frankfurt geko men omdat hij elke mogelijk heid aangrijpt om zijn bedoe lingen voor een groot publiek uit te dragen. „Televisie is een dodelijk ding in onze huiska mers. Het maakt alle conver satie onmogelijk, er wordt thuis niet meer gepraat. Er is een generatie ontstaan die zijn problemen niet meer uit kan praten, die niet meer kan dis cussiëren en je ziet er het re sultaat van. Je kan agressie, vervuiling, noem maar op, al lemaal terugvoeren op het ge brek aan communicatie tussen de mensen. Ik ben tegen tele visie omdat ik voor communi catie ben. Elk probleem tussen mensen valt op te lossen. Zo dra we er over praten". Geliefd huisdier „De Kultigator heeft pas z'n eerste verjaardag gevierd" zegt Knecht die over het ijzeren gevaarte praat alsof het een geliefd huisdier is. „Hij heeft inmiddels bijna zeshonderd te- levisie's verteerd, dus het is een tevreden beest". In Frank furt alleen worden er over de zestig beeldbuizen aan hem ge offerd volgens steeds hetzelfde ritueel: „Allemaal een stukje terug, nog een stukje, nog een stuk" roept Knecht. De span ning stijgt. Sommige apparaten bouwen met een voorbeeldige doodsstrijd mee aan de span ning. Eerst schieten er een aantal knoppen onder de pers vandaan. Dan barsten de voe gen. En uiteindelijk knalt de beelbuis zelf uit elkaar. Er klinkt steevast een „ooh" en het daarop volgende gemur mel doet aan het geslaagd af vuren van een fraai Oude- jaarsvuurwerk denken. Niet bij iedereen overigens: „Ik vind het lomp effectbejag" zegt een modern uitziende veertiger. „Zoiets is al honderd maal gedaan". „Voor mij is het de vernietiging van de con ventionele media" kroelt een wat pukkelige tiener. „Het is gewoon vernietigingszucht" zegt een welbespraakte mid delbare heer. „Daar zijn altijd wel mensen voor te vinden. Het begint met een tv-appa- raat, daarna worden het grote re dingen en het eindigt uit eindelijk met mensen. En er wordt in rijen dik naar geke ken". „Denkt u?" vraagt Hans Knecht die zich in de discussie heeft gemengd. Het is het eni ge moment dat hij wat verbou wereerd lijkt te kijken. Hij gaat overigens geen confronta tie uit de weg en heeft voort durend de zacht-gelukkige glimlach op het gezicht van ie mand die wéét dat hij buis De „Kultigator": volgende tv-executie om half vijf. Glotze „Het is niet alleen de televisie die de communicatie in onze maatschappij verstoord heeft. Kranten en tijdschriften zijn daar ook mee bezig. En mis schien moet ik die ook wel „kultigeren". Maar ik hou me voorlopig met de tv bezig". Knecht heeft de Kultigator ei genhandig in elkaar gelast en geklonken en is daar zelfs wat mechanica voor gaan studeren. Hij is inmiddels tien jaar als zelfstandig beeldend kunste naar in zijn woonplaats Bern bezig en maakte tot nu toe voornamelijk plastieken van metaal. „Met de Kultigator heb ik op verschillende plaat sen in Zwitserland en in Oos tenrijk gestaan. In Wenen gaan ze er nu misschien ook een maken. En daar wil ik naar toe: Dat er in alle landen van Europa een Kultigator komt te staan. Daar hoef ik zelf geen enkele rol in te spe len. Ze mogen mijn idee rustig overnemen". Er komt per fiets een alternatief ogend mensje de hall voor de Frankfurtse beursgebouwen binnenrijden, ze haalt haastig een draagbaar tv-toestelletje u.it haar bood schappentas en zet het wat gie chelend bij de voorraad van Hans Knecht neer. Ze snelt weg en voegt zich zenuwachtig tussen het publiek. Of het spannend is haar eigen tv ka pot te zien gaan, vraag ik. Ze lacht alleen wat nerveus. En als de - in dit geval - kleine knal erop zit, barst ze los: „Ik heb nu thuis geen tv meer. Ik maak voortaan m'n eigen live uitzending. Ik heb geen zin meer om thuis voor de „Glot ze" (Duits slang voor het grijze oog, BJ) te zitten". Misschien later Een keurige heer in het pu bliek: „Ja, ik ben voor. Ik vind dit prima". Maar zou u zelf uw televisie hier ook komen bren gen? De heer aarzelt: „Nou, nee, nu nog niet. Hij is pas nieuw ziet u. Misschien later". Vraag aan Hans Knecht: Denkt hij echt dat mensen hun enige tv komen laten kul tigeren, of zijn z'n klanten mensen die voor de grap hun een ouwetje van zolder hebben gehaald? Knecht: „De Kultiga tor heeft natuurlijk het liefste nieuwe toestellen, maar hij vindt oude ook lekker. En mensen mogen best „Spass" aan mijn voorstelling beleven. Dat is ook een vorm van com municatie. Ik denk dat ze toch wel iets onthouden van wat ik wil". Er worden video-opna men gemaakt, waarvan de KRO inmiddels beelden heeft uitgezonden in Aad van den Heuvels dinsdagse programma Middag-editie. Televisie-beel den van de executie van de tv. Wat Knecht betreft mag het. Hij ziet er niets onlogisch in: „Ik heb een tijdje marketing gestudeerd en daar heb ik ge leerd dat je de tv nodig hebt als je een idee snel wilt ver breiden. En daar gaat het om". Hij vernietigt nog een beeld buis, toont trots z'n Kreti aan het publiek, dat toesnelt om er spuitbussen in allerlei kleuren op leeg te sproeien. „U heeft wel mooie ideeën" roept ie mand uit het publiek, „maar waarom vervuilt u intussen het milieu met die spuitbus sen". Knecht heeft zich goed voorbereid. Met een nog altijd gelukzalig stralend gezicht zegt hij: „Als u op die bussen kijkt zult u daarop zien staan: Milieuvriendelijk." BERT JANSMA Het nieuwe jeugdboek van DOLF DE VRIES heet 'A/loet je hqren'. Er komt een nieuwe jongen bij Pim en Marten in de klas. Hij heet Oscar. De jongens worden vrienden, en blijven dat ook nadat Oscar is aan gereden en in een rolstoel moet zitten... Vanaf 9 jaar, f 1930 bij de boekhandel. LEOPOLD NKFURT „Wat is Kultigator? De naam igator is een kruising in kuituur en alliga- En de Kultigator is inige dier dat televisie erteren vindt". Hans cht roept het met rol- Zwitsers accent in de ofoon. Achter hem het uit roestige pla- ijzer opgetrokken, dan twee meter wezen van die naam. de Frankfurter is het - wat - „de televi- gaan heten. Hans Knecht stond de Boekenbeurs lang klaar aan van zijn „mon- >m van Duitse bur- riun televisie-appa- in ontvangst te ne- het vervolgens on druk van een drie in de „buik" van schepping met een uiteen te laten klap- de vroegere bezit- trots het plat te over- „Dat noem ik zegt de voort- met veiligheids- Knecht, de mens hier wél mee kan zijn. Je de Kreti's mee naar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 11