Bewegen voor ouderen van levensbelang mate (ISRUBRIEK (ngedurige dsserman Fysio therapeut Henk Bijlsma wil integratie tussen gezonde en ongezonde bejaarde lamheid ZATERDAG 22 SEPTEMBER 1984 Een gouden, maar al najaar- sachtige dag. Bijna geen wind, net genoeg voor een lief kab- beltje op de plas. Bleekblauwe morgenhemel. Nu en dan een loom overdrij vende cumuluswolk. De grote stilte, nu en dan verbroken door de nerveuze, korte roep van een meerkoet, de fluiten de wiekslag van wat eenden, de verre plons van een sprin gende vis. Vis? Elders, ja. Niet waar ons bootje drijft. Al meer dan twee uur zwemt, zo'n meter of vier onder ons, op een stek waarvan we heel zeker wéten dat er zoetwatermosseltjes op de bodem groeien, een aasvisje pal te gen de grond. Een mooie gronde- ling, ideaal aas voor de snoekbaars waarom het ons begonnen is. Maar de mooie, slanke pen verraadt niet één keer het passeren van een be langstellende snoekbaars. Terwijl het toch bewezen is sterker nog: door mezelf herhaaldelijk erva ren dat op dit water, het Brielse meer, fraaie snoekbaars zit. Van aard en aanleg ben ik een nog al ongedurige visserman. Als ik een bepaalde vismethode eens twee uur heb gebruikt en er is nog niks ge passeerd, dan krijg ik de neiging over te stappen op een andere ma nier. Ware ik alleen in dit bootje geweest, dan had ik het aasvisje al lang vervangen door een jig of een twister, want daarmee zijn snoek baarzen eveneens zeer wel te bela gen. Maar ik heb me deze dag, zij het schoorvoetend, te water bege ven met een figuur die van aard en aanleg karpervisser is. Een beste vent, daar niet van, goed en lief voor zijn bejaarde moeder en zo, en een leuke partij biljart speelt-ie ook, maar ja, van aard en aanleg een karperaar, dus een heel bijzon dere vogel. Die lui gaan bij het och tendkrieken op een (altijd heel zorgvuldig uitgekozen) stek zitten en wijken er niet vandaan, al ge beurt er de geslagen dag niets. Als ze na vier uur een wegloper krij gen, zeggen ze: „Zie je wel En als ie mis is zijn ze nog tevre den, want ze hebben die wegloper gezien. Ik mopper niet, hohoho, we zitten daar heel gezellig in dat bootje, het is een mooie dag, maar ik zou zo graag eens verkassen, en ik durf het niet te zeggen Hee, actie! Daar loopt de lange pen langzaam, deftig, schuinsweg van me van daan. Statig zeilt-ie de diepte in. Laten gaan, niks van meteen aan tikken, geef de snoekbaars de tijd tot ie zeker een paar decimeter lijn van de spoel heeft meegenomen Tik! En niks te hangen. Even later bekijk ik droevig een half afgebe ten aasvisje. Nieuw erop toe maar weer. En bij de maat: idem dito een paar minuten later. ,En bij mezelf: idem dito met een sterretje ten tweede, ja ten derde méle. Het is kennelijk een van die dagen LeeUe*y. een half uur daarna is het bij hem ten derde male bingo, terwijl ik met mijn geheime wapen geen bliksem voel. waarop ze, om met de snoekbaars- specialist Kees Ketting te spreken, „eten met mes en vork". Is er iets aan te doen? Weinig. Van de opgemelde Kees Ketting heb ik geleerd dat het wel eens hel pen wil als je de pen vervangt door een wartelloodje, iets van een paar gram, en dan ver uitwerpt en heel langzaam gaat indraaien. Als snoekbaars het zo'n dag op haar heupen heeft en het vertikt om te jagen (het is een grillige vis, het komt echt vaak voor dat ze uren lang niet te bewegen zijn tot activi teit), dan wil het wel eens gebeuren dat een over de bodem langzaam voortgetrokken visje er wel ééntje tot een snelle aanbeet verleidt. Idem dito: het nemen van een vooral vers dood visje waar de ingewanden uithangen als aas. Dat maakt ze ook feller. Maar wéten doe je het nooit. Net heb ik een onderlijn met dood visje en wartelloodje voor het eerst te water gelaten en zit ik heel lang zaam in te draaien als de pen van de vismaat (die natuurlijk niets aan zijn tuig veranderd heeft, het is nog lang geen avond, zei de karpervis ser langzaam maar zeker weg loopt. Te gepasten tijde tikt hij en Jawel, hangen! Zijn soepele hengel doet het werk uitstekend, de snoekbaars bonkt daar diep onder water dat het een lieve lust is, maar de hengel vangt alles prima op en na een minuut of vijf komt-ie rustig opzij, een snoek baars van zo'n halve meter, geen verschrikkelijk grote maar even goed een leuk opkomertje. Kijk nou toch aan: twee minuten later is het bij de vismaat wéér balen het is een grotere. En een half uur daarna, wel verdulleme, is het bij hem ten derde male bingo, terwijl ik met mijn geheime wapen geen bliksem voel Ik zei u al: Snoekbaars is een grilli ge vis. Maar ik ben er nu eenmaal een voorstander van dat ze des noods grillig zijn bij een ander, maar niet bij mij. En dan zal je dit ook nog eens een keer overkomen als je zit te vissen met een geheide karpervisser, die met enige moeite is overgehaald om het toch ook eens op de snoekbaars te proberen! Kortom, droefenis voor mij. Wat zegt u? Ja, natuurlijk ging ik ook weer over op de schuifpen toen hij er vijf had, en het bij mij nog altijd niet gelukt was. En natuurlijk pakte hij er nog een paar heel mooie en zat ik nog drie keer beteuterd tegen een half afgebeten visje aan te kij ken na een fraaie beettotdat ik eindelijk, laat in de middag al, het "genoegen smaken mocht. Twee kort achter elkaar. Wat is de moraal van dit verhaal? Ach, precies wat u eruit wilt ha len Mijn vriend de karpervisser zei me aan het eind van de dag triomfantelijk: „Zie je nou wel, ge woon volhouden als je wéét dat je stekkie het goede is". En zelf dacht ik: „Dat kan best wezen, maar als ik met de twister te keer was ge gaan had ik ze vast óók wel gepakt, broeder, en ook als we waren ver kast Ik geef overigens deemoedig toe: hij kon zijn gelijk bewijzen. Ik niet. A. C. W. VAN DER VET hebben; de kinderen zijn de deur uit, de partner leeft niet meer. In die situaties kan bewegen een aan knopingspunt zijn. Voor een clubje bejaardengymnastiek bijvoor beeld". Bijlsma zou graag zien dat de gren zen tussen gezonde en zieke bejaar de verdwijnen. Volgens hem ver dient het sociale aspect meer aan dacht dan de medische benadering die nu nog de overhand heeft bij het bewegen van zieke bejaarden. „De landelijkse stichting MBvO is gestart met experimenten in Delft, Capelle en Driebergen om het meer bewegen voor ouderen vanuit de gezonde situatie naar het ver pleeghuis te brengen. Kijken in hoeverre we die aanpak, laten we zeggen de meer agogisch gerichte aanpak, ook naar het verpleeghuis kunnen brengen. Met allerlei aan passingen natuurlijk. In hetzelfde kader zijn we gaan experimenteren met ouderensport, dus dat sportver enigingen korfbal, zwemmen uiteraard werken met mensen van gemiddeld boven de 55 jaar. Je kunt zeggen, dat er bij het MBvO momenteel sprake is van een drie- sporenbeleid: gymnastiek-achtige dingen (sport- en spelvormen), zwemmen en dansen. Dat laatste is gegroeid uit het volksdansen. Met die drie dingen is men in veel be jaardentehuizen aan de gang. En we willen kijken of dat ook in het verpleeghuis kan. Helaas liggen die twee nog te ver uit elkaar. In het verpleeghuis gaat men vaak meer uit van de medisch benadering, in het bejaardenhuis meer van een so ciale benadering: gezelligheid, beet je keuvelen, beetje zwemmen. Het contact-element is daar natuurlijk veel groter dan bij een medische benadering. Ik heb echter de hoop, dat er wat integratie komt, al denk ik dat het niet zo vlug zal gebeu ren. Het benaderen van mensen, die hele „zachte sector", die zeer op de menswetenschappen gerichte si tuatie, die moet daar nog doordrin gen. Ik weet alleen niet hoeveel je ervan mag verwachten en hoeveel je ervan kunt waarmaken. Maar voorlopig is het nog een bedreiging voor de medische wereld, of beter: het kan een bedreiging zijn. Mens wetenschappen zijn nu eenmaal moeilijker hard te maken. Bloed druk kun je meten, maar hoe meet je iemands welbevinden?". Door er naar te vragen. „Waarschijnlijk niet. Ik weet dat allemaal niet zo goed. Maar als je ermee bezig bent, dan zeg je: waar om kan ik bij de ene mens nou exact gedaan krijgen wat ikzelf in m'n kop heb en waarom bij de an der nou net helemaal niet? Waar om blijft überhaupt Iemand bij de ene dokter die leuk met hem bab belt, maar wel de verkeerde medi cijnen toedient en gaat hij weg bij een dokter die hem perfect behan delt maar zich horkerig gedraagt? Dat zijn toch hele rare dingen, maar het gebeurt. Dat soort facto ren spelen allemaal mee met het bewegen. Bewegen is immers een motorische uiting van de ziel. Al thans, er is in elk geval iets dat mensen van elkaar onderscheidt Laten we dat even de ziel noe men". Uiting „Nog zoiets vreemds: waarom kun je op een kilometer afstand zien wie er aan komt, terwijl je het ge zicht of de kleren van die persoon niet scherp ziet? Door z'n manier van bewegen kun je iemand op een kilometer afstand herkennen; dat is een motorische uiting. Interessant. Nou, bewegen is zo eigen, dat je daar rekening mee hebt te houden. Het is zo'n innerlijke uiting eigen lijk, dat je .ja .ik zal het ook nooit in m'n hoofd halen om tegen iemand te zeggen: jij loopt fout. Je kunt alleen zeggen: als je dit en dat doet, zouden de klachten wel eens over kunnen gaan. Heel erg over dreven hoor, maar moet je iemand leren zo tegen z'n eigen natuur in te bewegen dat hij zich niet meer kan voortbewegen? Dan ben je toch op de verkeerde weg". Ouder worden is meer dan alleen het minder worden van lichamelij ke functies. „Ouder worden heeft overal in vloed op: bewegen, lichamelijke veerkracht, stressgevoeligheid, noem maar op. Alles. Ouderen la ten bewegen is daarom zeker geen kwestie van bezighouden, hoewel dat op zich ook zeker z'n nut kan hebben. Je hebt te maken met identiteitsproblemen: waarom ben ik hier, wat doe ik hier, is er nog een doel in mijn leven? Als je ie mand thuis of in een tehuis, dat doet er absoluut niet toe een doel kan geven aan wat hij elke dag doet, dan zal die persoon zich prettiger voelen. Ja, dat is echt het belangrijkste waarmee je als bewe gingstherapeut bezig bent: iemand een doel geven. Dat is bepalend. En in ons verpleeghuis is fysiotherapie dan ook een deel van het totaal pakket: begeleiden, verzorgen, ver plegen en bewegen. En bewegen is dan meer re-activeren. Voor de één zal dat dus zijn dat hij weer kan breien, voor de ander dat hij weer kan lezen en voor een derde dat hij niet meer de hele dag in een rol stoel hoeft te zitten. Het betekent echter wel, dat je moet weten wat een ander met diezelfde persoon, diezelfde patiënt doet. Als ik aan iemands arm sta te trekken zonder dat ik weet dat die man of vrouw nooit z'n eigen boterham kan eten, dan ben ik slecht bezig. Inderdaad, ik pleit voor kleinschaligheid. Klei ne tehuizen waar mensen elkaar kennen en weten wat er gebeurt. Men komt ook wel terug van die grootschalige aanpak van: stop ze maar in een bejaardenhuis. Geluk kig, ^ant dat is natuurlijk een be leid geweest waar de honden geen brood van lusten". Kun je ook de mensen die zeker weten dat ze het bejaarden- of ver pleeghuis nooit meer levend uitko men, nog wél een doel geven via bewegen? „Dat kan zeker, al is het natuurlijk makkelijker bij iemand die nog (re delijk) gezond is, dan bij iemand die de rest van z'n leven in een rol stoel moet zitten. Vaak is het doen van een activiteit al genoeg. Neem iemand die zijn hele leven heeft ge handwerkt en dat ineens niet meer kan. Het doel is dan om te probe ren dat hij of zij weer kan hand werken. Of weer een boek kan vasthouden. Al die dingen, die je net boven de totale hulpeloosheid kunnen uittillen, die kunnen best een doel op zich zijn. Daarbij is wel de aanpak erg belangrijk, omdat ouderen erg gevoelig zijn voor ver trouwen. Ze zijn vaak wat angsti ger en het duurt ook wat langer voordat er een relatie tot stand komt. Bij ouderen moet je er na tuurlijk rekening mee houden dat het allemaal niet meer zo snel kan, je moet rustpauzes inlassen". Ingebouwde tijdmeter Na een korte stilte: „Ja, waaraan sterft een bejaarde? Waarom zit er een grens aan de tijd waarop we op aarde mogen verblijven? Er vinden zoveel veranderingen plaats in het lichaam, maar welke is nou essen tieel voor het doodgaan? Misschien dat laatste infarctje of die laatste kleine bloeding, maar in feite is er al een heel verhaal aan vooraf ge gaan. Die ingebouwde tijdmeter, die doet dus kennelijk iets. Je kunt het omschrijven: de spieren veran deren, de psyche ook, maar dat is allemaal zo ongrijpbaar. Het is een complex van dingen en daar moet je op inspelen". „Juist omdat oudere mensen zoveel levensfasen achter de rug hebben en zoveel levenservaring hebben, worden ze interessant als mens. En daarom bestaat er ook geen eenvor mige aanpak van een ouder wor dend mens. Voor sommigen kan bewegen wel nuttig zijn, voor an deren veel minder. Iemand voor wie bewegen heel belangrijk is ge weest toen hij jong was, zal ook veel meer waarde hechten aan be wegen op oudere leeftijd. Vaak zijn dat de mensen die dan nog regel matig een aantal kilometers hard lopen. Minder hard dan vroeger, maar ze doen het toch maar. In principe kan bewegen dus ook nut tig en zinvol zijn voor een gezonde bejaarde. Als je maar rekening houdt met dingen die zich voor doen in het verouderingsproces. Een bejaarde van tachtig jaar laat je geen 100 meter meer sprinten en ook niet over 1,50 meter hoogsprin gen. In het ouder worden zit een aantal risico's opgesloten. Met name de vaten, hart en longen worden kwetsbaar. Je mag best prestatie vragen, maar binnen de mogelijkheden. Tachtigjarigen zul len niet meer de marathon lopen, maar er zijn er die nog meedoen aan de Vierdaagse. En noem dat maar eens geen prestatie". Ademhalen Bijlsma constateert dat de jongere generaties opgroeien met bewegen. Dat het niet elitair meer is. Maar wat daar het effect van is? „Ik zou het niet weten. Fysiologisch gezien is bewegen goed. Als je niet be weegt, ga je dood. Ademhalen is de uiterste vorm van bewegen, maar ik bedoel natuurlijk dit: voor een aantal vitale lichaamsfuncties heb je een vorm van bewegen hard no dig. Om je huid goed te houden zul je af en toe moeten zweten. Het on- De kloof tussen (zeer) jong en (erg) oud in onze samenleving dreigt steeds wijder te worden. Beide groepen raken van elkaar vervreemd. De tussenliggende generatie vergeet al te gemakkelijk aan ouderen en hoogbejaarden haar toekomst aandacht te schenken. Als gevolg van allerlei maatschappelijke ontwikkelingen worden de ouderen teruggedrongen. Men spreekt over „de problematiek van de ouderen". Problematiek Bestaat die eigenlijk wel Hebben we als maatschappij niet ten onrechte gezocht naar een probleem In onze serie „Ouderen" vandaag een gesprek met fysiotherapeut Henk Bijlsma. Met het stijgen der nemen de lichamelijke ver- iktobetns af; zelfs bij de meest gezon- vanaf dere. De pompfunctie van het wordt na het dertigste jaar 1% ook g( lar minder, de bloeddruk gaat tog en de zogenaamde vitale - iteit van de Tongen is bij ie- I van negentig jaar gedaald tot ierde vergeleken met iemand intig. Bovendien functione- lij hoogbejaarden de nieren aar voor de helft, iwegen daardoor moeilijker Jt, spreekt vanzelf. Toch is be- 'ser'a4n van levensbelang. Al kan ip totaal verschillende manie- op totaal verschillende ni- (s. Voor iemand die de laatste van zijn leven in een rolstoel doorbrengen, betekent bewe- natuurlijk iets geheel anders voor iemand die op oudere Jijd nog nergens last van heeft. 'O* jen die twee uitersten de to- £^0jafhankelijkheid en het dage- p duurloopje van een paar kilo- AQfr ligt het gebied dat wordt ^'«sduid met „Meer bewegen ouderen", kortweg MbvO ge- Bijlsma heeft als fysiothera- dagelijks te maken met oude oor wie bewegen in de meest zin van levensbelang is. Hij •t in het dr. J. N. Voorhoeve in Utrecht, een verpleeghuis ongeveer dertig procent van »evioners vroeg of laat weer ar huis kan, maar de overigen rolstoel niet of nauwelijks uitkomen. Meer bewegen ouderen heeft daar vooral de kenis van zelf naar het toilet en of met de rolstoel naar een kunnen rijden zodat je een iltje kunt maken. Praten over «sloopje heeft in die omgeving kun van een morbide grap. „Het r|od er hier vooral om iemand ge- mas veerd te krijgen of te houden", Henk Bijlsma in de schaduw een prachtige, naar schatting ®conaar oude kastanje. Henk Bijlsma (rechts), in gesprek met een bejaarde: „Ik kom je wel halen en geef je een arm; dat is óók bewe gen". derhouden van de verandering is in feite bewegen". Moeten mensen in hun laatste jaren nou ook nog worden lastig gevallen met het verhaal dat bewegen zo ge zond is? „Natuurlijk niet! Je weet allemaal dat je naar je eind loopt. De vraag is: maak ik dat prettig of onprettig? Ga ik erop zitten wachten of ga ik toch nog proberen om uit dat socia le isolement te komen? Ik kom je wel halen en geef je een arm; dat is óók bewegen. Samen iets doen. Be wegen is zo primair. Ook commun- nicatie. Als we beiden niet bewe gen, komen we niet bij elkaar en kunnen we ook niets samen doen. Bij elkaar kun je kwekken. Heel zwart-wit: een voorwaarde tot com municatie is bewegen. Voor bejaar den is het zich ergens naartoe kun nen begeven een mogelijkheid om te communiceren. Dat is een van de belangrijkste dingen voor MBvO. Hoe vervelend ik de kreto logie ervan ook vind. Misschien is een x-aantal collega's het daar niet mee eens, maar ik kan niet anders werken. Je moet mensen niets ver plichten, je moet het alleen aanbie den. Iemand moet het doen omdat hij er zin in heeft. Het graag met elkaar bezig zijn, op wat voor ni veau ook, dat is de intentie van meer bewegen voor ouderen". DICK HOFLAND '0 1( ens het genootschap voor fy- nj (lerapie zit Henk Bijlsma ook in Hoq ndelijke stichting Meer Bewe- a/jvoor Ouderen. Zijn werkter- gaat dus verder dan het ver ghuis, al zegt hij wel dat het ten daar hem steeds meer is boeien. „Het heeft meer as- in dan bewegen, van wat ik kshalve maar de gezonde be en noem. Hoewel je bij twee van die groep ook te maken met zaken als eenzaamheid, idering van levenssituatie en krijgen op het einde. Sommi- ensen worden daar erg depres- van, het idee van: ik zou wel Expc dood kunnen gaan. Als je dat jaran t, ga je dood. Het zijn meestal eredi|en die niets meer om handen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 19