I
tl
eugdtroebelingen in debuut
Een andere levensstijl wordt geblokkeerd
oor het geloof dat de dood overwonnen is'
ar.
„Nieuw" werk van
D.HLawrence uitgegeven
Milieuvraagstuk verpakt
in spannend kinderboek
)EKEN
CeidócOowumt
VRIJDAG 14 SEPTEMBER 1984 PAGINA 9
ÏRHALEN VAN NELLY HEYKAMP IN „ONTTRONING"
Heykamp is een debu-
in de wereld van de üte-
De Arbeiderspers bun-
haar eerste verhalen tot
roning", dat gemengde
iken bij de lezer achter-
Het merendeel van de
len draait op een of an-
manier rond eenzelfde
i: de problemen die de
meebracht en waar je
ouder bent afstand
ïoet nemen of je van los
scheuren. Het merendeel
|e twaalf verhalen in deze
jtbundel gaat op een of
manier hierover,
t titelverhaal, dat als
van de twaalf is ge-
zie je het kleine leed
?n kind, dat onttroond
als de centrale figuur in
)zin, omdat er een jonger
Ije komt. Die troon is het
rzitje op de fiets van de
Op zeker moment mag
leisje daar niet meer op,
tje wordt opgeknapt en
vanaf nu zal het kleine broer
tje er zijn troon krijgen. Een
huiselijk en herkenbaar dra
matje, zoals veel andere verha
len van Nelly Heykamp be
schrijven.
Al gaat het vaak om kinderen,
niet altijd wordt het gebeuren
door hun ogen gezien. Zo is er
een verhaal over een pasgebo
ren kind, dat gedoopt wordt.
De rechtschapen en sterk in
de leer levende oma komt
voor de gelegenheid over en
blijft twee weken bij het jonge
echtpaar. Die tijd benut zij om
de hardhandigheid van een
ouderwetse degelijke opvoe
ding definitief ingang te laten
vinden in het huis van haar
kinderen. Dit heeft tot gevolg
dat de vreugde uit hun leven
verdwijnt en dat het „tierige
kind" een zwarte toekomst
wacht: „Een rechtschapen
man zou hij worden, Hendrik
Jacobus, een nijver arbeider in
de wijngaard, maar de lever
zou hem nooit schudden. Dat
zat in de familie."
Zo'n zin als slot van een ver
haal is prachtig. De kracht van
Heykamps verhalen zit hem
vooral in dergelijke kernachtig
geformuleerde observatiers te
vinden, heel vaak treft een
rake zin of alinea de lezer, om
dat er op zo'n eigen manier
een dimensie aan het verhaal
of de beschreven gebeurtenis
wordt toegevoegd, waardoor
dit een meer dan incidentéle
betekenis krijgt.
Dat neemt echter niet weg dat
veel van de verhalen qua the
ma zo dicht bij elkaar liggen,
dat je na een aantal verhalen
wel het gevoel hebt dat je het
wel weet. Er is op dit punt te
weinig verrassends, zeker ook
omdat deze thematiek van de
moeilijke kinderjaren en al het
leed daarvan in onze letter
kunde al vrijwel een cliché is
geworden.
Wanneer Nelly Heykamp eens
een ander onderwerp aan
snijdt, zoals in „Ireni" blijkt
dat ze daar ook heel goed mee
uit de voeten kan. Het gaat
hier om een gescheiden echt
paar, dat op hetzelfde kantoor
werkt. De vrouw vertelt een
herinnering aan een vakantie
met haar verloofde, die later
haar man zou worden, inder
tijd in Griekenland. Een hevi
ge verliefdheid van een jonge
plaatselijke schoonheid voor
de aanstaande echtgenoot, die
aan het toch wel verrassende
slot van het verhaal meer be
tekenis blijkt te hebben gehad,
dan toen werd verondersteld.
Zo'n verhaal doet je wensen,
dat Nelly Heykamp spoedig
afstapt van haar jeugdproble
men, wanneer zij door wil
gaan met verhalen die boeien.
JAN VERSTAPPEN
Nelly Heykamp: „Onttro
ning" - verhalen. Uitgave De
Arbeiderspers. Prijs 28,50.
Nelly Heykamp.
Een „nieuw" werk van de
Britse schrijver D.H. La
wrence, die in 1930 overleed,
verschijnt vandaag in de
Britse boekwinkels, na een
vertraging van twaalf jaar als
gevolg van onderzoekingen
die moesten bevestigen dat
het boek niet het werk was
van een literaire meesterver
valser. Het boek, getiteld Mr
Noon, wordt beschouwd als
een soort vervolg op Lawren
ce's eerdere werk Sons and
Lovers en geeft een gero
mantiseerde beschrijving van
de schrijver en zijn in Duis-
land geboren vrouw Frieda.
Lawrence schreef Mr Noon
in 1921 maar splitste het in
tweeën in de hoop op een lu
cratieve serie-publicatie. Zijn
Engelse uitgever vond het
werk echter te kort en wilde
het niet uitgeven. Thomas
Selzer, zijn Amerikaanse uit
gever, zei dat Mr Noon aan
gevallen zou worden op
gronden van onzedelijkheid
en zo bleef het werk lange
tijd onuitgegeven.
Lawrence gaf deel twee van
het boek ter bewaring aan
Selzer, die in 1925 failliet
werd verklaard. Het manu
script werd „weggegeven"
om een deel van zijn schul
den te betalen. Het bleef in
privébezit tot 1972, waarna
het tijdens een veiling door
de universiteit van Texas
werd gekocht.
Professor James Boulton van
de universiteit in Birming
ham, die in samenwerking
met Cambridge University
Press de publicatie van het
boek verzorgde, heeft gezegd
er nu voor honderd procent
van overtuigd te zijn dat het
werk een echte Lav
Van het boek, dat volgens
Boulton een voor Lawrence
ongewoon komisch werk is
maar volgens anderen veel
onverteerbaar materiaal be
vat, zijn bij voorbaat al tien
duizenden exemplaren be
steld en zowel in Groot-Brit-
tannië als in Amerika ligt de
tweede druk al klaar.
In zijn introductie bij Mr
Noon schrijft Boulton dat La
wrence „diep doordringt in
enkele cruciale conflictsitu-
In Mr Noon schrijft Lawren
ce over het huwelijk en het
leven in het algemeen dat
het geen zin heeft om idealen
te hebben ze hinderen je
alleen maar. Men moet de
trots en waardigheid van de
eigen onverslaanbare ziel be
zitten; en niets meer dan
dat".
Copyright The Guardian
LE JAGER BIJ HET VERSCHIJNEN VAN „DE DOOD IN ZIJN WARE GEDAANTE'
laai
1 rdc
m elo
terven te vroeg. Meestal
li wij eerder dan wij wil-
jaar ook eerder dan wij
mogen. Van de
rdduizend mensen die in
elopen uren zijn overle-
•zweken er dertigdui-
lidelijk aan een voortij-
>od. Maar ook de ande-
vroeger dan nodig
sterven ouderge-
/fcint het nieuwste boek
L Okke Jager. Steeds op-
weet hij in te spelen op
100 l/lhe onderwerpen, die
jem als hete hangijzers
aangepakt. Ogen-
tjke waarheden worden
m ontmaskerd als even
leugens. En dat alles
geladen taalgebruik,
de vonken van ziet af-
i. Woorden die je ver-
1 en die je tegelijk niet
Hij vraagt, dwingt tot
..en, ons, oproepend uit
itste schuilhoeken van
>lal passieve bestaan. In
amper woning beant-
hij onze vragen.
van uw boek, „De
zijn ware gedaante"
uitdaging, een appè,
al niet. Wat wilt u met
ele boek gaat tegen het
fcte redeneren. Ik wil
i de concrete wer-
leid. Mijn uitgangspunt
•espect voor de lijdende
loeien, helaas vooral ook
n, spreken té gemak-
er de dood. Iemand
jvoorbeeld: „De dood is
algemeen geen tragisch
Dan zeg ik: „De
het algemeen bestaat
Iet is altijd de dood van
En al zou dan het
I nog te verdragen zijn,
|h niet het laten mees-
de achterblijven-
tant achterblijven is een
[dood. Wij moeten wei-
dood mooier te ma-
hij is. Daarom geen
1 van het kruis, want
té gemakkelijk het lij
geven. Ook niet een
ie van de glorie, want
rdoezelt het verdriet,
in een theologie van de
/ant dat is weer te acti-
Ik zou willen spreken
1 theologie van de zin-
trijd. Daar zit in wat
s al op gang gebracht
:n tegelijk maakt dat
en
en
rer.
im.
duidelijk, dat de strijd nog niet
uitgestreden is. Dat we er mid
den in zitten en er aan mee
moeten doen. Er is een andere
leefstijl nodig om de dood te
gen te houden, maar dit wordt
geblokkeerd door de berusting
in de dood en het triomfalisti
sche geloof dat de dood al
overwonnen is. Een heel groot
gedeelte van het boek gaat
over nieuwe theorieën om de
dood mooier te maken dan hij
is. Men vergeet dat ook theo
rieën mensenlevens kunnen
kosten. Omdat ze de strijd te
gen de dood verzwakken.
En als ik nadenk over uw
vraag, dan zou ik ook graag
nog willen zeggen: Wij zijn
niet geschapen voor de hemel.
Wij zijn pas thuis op een aarde,
waar God alles in allen is. Nu
is God nog zo weinig in zo
weinigen. Daar verandert
niets aan als ik naar de hemel
ga, ook al is dat voor mij een
mooie tussenoplossing. Ik zou
liever willen spreken van een
noodhemel. De hemel is dan
hemels genoeg om onze aardse
strijd in toom te houden en
nóódhemel genoeg om de
strijd te verhevigen. We moe
ten zo lang mogelijk doorvech
ten. En mijn boek wil ook in
gaan tegen de gedachte dat het
leven zonder de dood een arm
leven is. Dan maakt men de
dood tot iets onmisbaars: die
moet dan zorgen voor de be
grenzing, bescheidenheid, af
wisseling. Maar daar hebben
we de dood niet voor nodig.
We hebben genoeg aan de ge
dachte dat het leven een ge
schenk is: dat voorkomt alle
krampachtige zelfhandhaving.
Wij geven een zin aan de
dood, omdat we de dood een
plaats menen te moeten geven.
Maar de dood is oninpasbaar.
Zoals we in de jaren '40-'45
zeiden: „Het bestaat niet dat
deze bezetting blijft", zo moe
ten we ook zeggen: „Het be
staat niet dat het blijft, dat
mensen domweg doodgaan
omdat ze oud zijn".
Betekent dat, dat wij zelf het
leven en de dood eenmaal in
handen zullen krijgen? En
God dan?
Sinds Pinksteren is het geen
dilemma meer: God of wij. Pa
sen zegt: we zullen winnen.
Pinksteren zegt dat wij het
zijn die zullen winnen. In onze
verantwoordelijkheid zijn wij
nu aansprakelijk voor het al of
niet gebruik maken van de
middelen om het leven te ver
lengen. Wij bepalen zelf mee
het uur van onze dood. Dat
weten we allemaal wel, maar
het wordt niet consequent
doorgetrokken. Men zegt dan:
als je hier niet aan dood gaat,
dan is het wel daar aan. Zo
ontstaat een versluierde zelf-
doding-op-de-lange-baan.
Dat spreekt me heel erg aan.
Ik denk aan het straffe roken
en drinken en allerlei andere
vormen van verslaving.
Ik rook niet. Heb het wel ge
daan. Maar als je erover na
denkt, over dat gif-zuigen als
gewoonte, en dan gelooft dat
het lichaam een tempel van de
Heilige Geest is. Men kan zich
druk maken over gifbelten on
der de eigen woning en dat is
terecht, maar vergiftigt tege
lijk zijn eigen lichaam. Als de
Geest binnenkomt kun je niet
zeggen: „Eet maar niet op de
rommel". En de vraatzucht,
dat is de meest gerespecteerde
zonde in onze samenleving.
We zullen onszelf en elkaar
moeten omtoveren tot een an
der gedrag.
En betekent dat, dat we het le
ven dan maar eindeloos moe
ten verlengen, gezien de mo
gelijkheden van de medische
wetenschap, die er niet om lie
gen?
Zolang het leven waard is ge
leefd te worden is het ook
waard verlengd te worden.
Dat is een kernzin in mijn
boek. Ik denk dat men té
gauw zegt dat het leven niet
meer waard is geleefd te wor
den. Bijvoorbeeld bij geestelijk
gehandicapten. Ik heb iemand
eens tegen een moeder horen
zeggen: „Wat een geluk dat
uw ongelukkige kindje nu is
gestorven". En we kunnen de
ander zo moordend troosten
met de uitdrukking: „Ze wor
den gelukkig zelden oud hè,
die mongooltjes!" Afschuwelijk
is dat en volkomen ten on
rechte. Ik denk ook aan de
mente bejaarden die lijken te
vegeteren. Wie heeft weet van
de momenten van welbevin
den, als hun hand wordt ge
streeld, ze een kommetje soep
krijgen opgelepeld? Het zijn
bloeiende planten, maar wie
ziet het? Ik maak me er echt
zorgen over, dat euthanasie en
suicide ook kunnen worden
aangepraat. En dat men oude
ren ziet als lastposten voor de
samenleving... Het is helemaal
niet belangrijk hoe oud je
bent, maar hoe je oud bent!
Het schokt mij, als ik hoor hoe
gemakkelijk de dood van be
jaarden wordt geaccepteerd.
Het worden hemelrecruten, la
ten ze maar gaan. Terwijl de
Bijbel zoveel waarde hecht aan
de oudsten. Die zijn juist on
misbaar voor de samenleving.
Ook de „niet-produktieve" be
jaarde. Eert uw vader en uw
moeder, opdat uw dagen ver
lengd worden... wij krijgen
kennelijk pas zelf een langer
leven, als we het anderen gun
nen. Een samenleving die be
jaarden niet waardeert is op
sterven na dood.
Dat brengt mij op het feit, dat
je vaak in rouwadvertenties
leest: „Op Zijn tijd heeft de
Here tot zich genomen" en
„Voor ons plotseling, maar op
Gods tijd". U ziet dat totaal an
ders?
De dood is zelfs voor God een
raadsel. En een belediging. Hij
is wel de Heer van dood en le
ven, maar Hij heeft de dood
niet gewild. God kan ook geen
zin geven aan onzin en waan
zin. God had berouw dat Hij
de mens gemaakt had, toen Hij
zag dat het op de dood uitliep.
Dit is nooit zijn bedoeling ge
weest en dat is het nog niet!
Het almachtig Opperwezen
houdt zich nog staande in zijn
laatste bolwerk: onze rouwad
vertenties. Maar als wij zeg
gen: „Voor ons plotseling",
dan is het voor God ook plot
seling. Er is geen menselijke
pijn die ook niet Zijn pijn is.
Niet in de zin van de machte
loos lijdende God, maar van de
strijdende God. Hij vecht te
gen de dood. Hij is in de kan
ker, maar dan als de witte
bloedlichaampjes in het zieke
lichaam. En wij mogen met
God meevechten, totdat wij
moegestreden zijn. Is het niet
intriest dat het leven voor veel
mensen ineens waardevol
wordt, als ze van de dokter te
horen hebben gekregen dat ze
ongeneeslijk ziek zijn? Hoe
weel mensen leven er die echt
léven? Hoe lang zouden wij le
ven, als wij werkelijk zouden
léven?
En de kerk? U ziet hier duide
lijk een taak voor de kerk?
De kerk moet onder andere
zorgen dat de laatste levensfa
se ook als een zinvolle fase er
varen kan worden. De kerk
zou de eerste moeten zijn om
de vergrijzing toe te juichen.
Er komen straks veel méér
oude mensen en ook oudere
oude mensen. Dat wordt vaak
als een spookbeeld voorge
steld: er zou geen geld, geen
voedsel en geen ruimte zijn!
Maar we zouden dankbaar
moeten zijn voor de medische
vooruitgang en de verbeterin
gen van de levensomstandig
heden. Wij zijn grenzeloos on
dankbaar tegenover al die ver
beteringen, waardoor het le
ven langer kan duren en aan
kwaliteit heeft gewonnen. Die
leemte opvullen, de discrimi
natie van bejaarden bestrijden,
dat is een nieuwe taak van de
kerk. Hét antwoord op de
vraag waarom mensen van de
kerk vervreemd zijn is: omdat
de kerk zover van de werke
lijkheid is afgedwaald in haar
triomfantelijke: „De dood is nu
al overwonnen". Wie die hoge
toon niet haalt, kan niet mee
zingen. Wie de ogen open
houdt, moet dan wel „ongelo
vig" worden. Al geldt de heer
schappij van de dood ten on
rechte, hij heerst nog wel.
Troost die het verdriet klei
neert, is geen troost. IK heb in
mijn boek gruwelijke voor
beelden van goedbedoelde
„troost" genoemd. Zieken en
nabestaanden kunnen daar
veel van herkennen. De dood
is niet Gods roepstem, maar
zijn aartsvijand, die Hem in de
rede valt.
JENNO SIJTSMA
Okke Jager: „De dood in
zijn ware gedaante".Uitgeve-
rij Ten Have, Baarn, prijs
ƒ24,50.
Tekening van
Liselot
v Ribbensuit
„Help! Olie
op mijn
verenpak!".
„Help! Olie op mijn veren-
pak!" is de titel van een on
langs verschenen jeudgboek
van Dieuwke Winsemius,
waarin het milieuvraagstuk
verpakt in een spannend ver
haal onder de aandacht van de
lezers wordt gebracht. Het
boek is bestemd voor kinderen
van 8 tot 12 jaar.
Het verhaal gaat over het 10-
jarige meisje Tina, dat opgroeit
bij haar Oma, die ze „Moma"
noemt. Het huis waarin Tina
en Moma wonen staat niet ver
van het strand. Op zekere dag
is het hele strand zwart van de
stookolie. Bovendien liggen
overal op het strand vogels,
die door deze vervuiling zijn
getroffen, hoofdzakelijk zee
koeten. Veel van de met olie
besmeurde vogels zijn dood,
maar er zijn er nog heel wat in
leven. Die zijn er echter slecht
aan toe. Op initiatief van voor
al Moma en Tina komt er een
hulpactie op gang,
veel schoolkinderen
ken: de „Operatie Zeekoet". Er
wordt van alles georganiseerd
om geld bijeen te brengen voor
het vogelopvangcentrum „De
Vogelark". De kinderen hel
pen zelf hard mee met het op
halen en het schoonmaken
van de Zeekoeten die nog in
leven zijn. Zo redden de kin
deren toch nog heel wat vogels
van de dood.
Minister dr. P. Winsemius van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer
(VROM) was uiterst in zijn
nopjes met dit boek,
hij onlangs uit handen van de
schrijfster zijn nicht een
eerste exemplaar ontving. De
bewindsman zei er toen in
grote trekken dit van: „Een
uitstekend boekje, dat de jeugd
zeker nog meer milieubewust-
heid zal bijbrengen". Het boek
is voorzien van vlotte, treffen
de zwart-wit tekeningen van
de hand van Liselot Ribbens.
Piet Steltman schreef het
voorwoord. Het boekje kwam
mede tot stand dankzij de in
zet van het Friese echtpaar
Miedema, beheerders van het
vogelopvangcentrum „De Fü-
gelhelling", dat in het boek
voorkomt als „De Vogelark".
Mevrouw Griet Miedema, de
spil waarom het centrum
draait, komt in het boek voor
als mevrouw Griet. Het echt
paar Miedema verschafte de
schrijfster veel informatie
over het leed, dat vogels door
olievervuiling wordt aange
daan. Een en ander inspireer
de Dieuwke Winsemius overi
gens tot het schrijven van een
nieuw boek over milieuzaken.
Als de schrijfster voldoende
tijd kan vinden om dit boek
snel te schrijven, verschijnt
het naar verwachting volgend
LEO HENNY
Dieuwke Winsemius: Help!
Olie op mijn verenpak!; uit
geverij Omniboek, Den
Haag; gebonden, 131 bladzij
den; prijs 15,90.
>oekje van Harry Mu-
hoe klein ook, is altijd
irmelden waard. De Be-
Jij heeft een uitgaafje
Dg geen twintig pagina's
kt, onder de titel „Wij
wat wij voelen, niet was
.Het is de tekst van een
^acht die Harry Mulisch
ei van dit jaar in Wage-
hield, als bijdrage aan
denking van de Duitse
atie in 1945.
ïl is een citaat uit „Ko-
.ear" van Shakespeare,
st van de voordracht is
lleen voor Mulisch-le-
iteressant, ook al dege-
ie zich bezorgd maken
e nucleaire bewapening
deze voordracht met
instemming lezen. In enkele
zinnen legt Mulisch verband
tussen het fascisme en de
atoombewapening: „Het kapi
talisme heeft ontelbare men
sen in fabrieken en mijnen
vermoord, zelfs kinderen; als
reactie daarop ontstond in
Rusland het communisme en
dat sloeg aan het moorden in
gevagenissen en kampen. Als
reactie op die reactie instal
leerde het kapitalisme in Ita
lië, Duitsland en Spanje het
fascisme, maar toen liep het
moorden volledig uit de hand,
toen ontstond inderdaad het
Rijk van het Kwaad".
Dat Rijk is „van de aardbo
dem weggevaagd", maar er is
een nieiiw „Rijk van het
Kwaad", „een nieuwe, ge
meenschappelijke vijand, be
staande uit de wapens, waar
mee beide partijen alsnog on
der omstandigheden hun ver
schil denken weg te werken".
De heel eigen manier waarop
Mulisch (zoals in zijn werk
telkens weer blijkt) met de
historie omgaat, levert hem
deze vergelijking en daarmee
een bijzonder pleidooi tegen
deze wapens.
Hermans en
Bordewijk
Dat verhaal telt acht pagina's
en je kunt het vinden in
„Vertellingen van generzijds"
uit 1950. Het belang van het
uitgaafje ligt in het feit dat
het verhaal wordt voorafge
gaan door een inleiding van
W. F. Hermans (van 10 pagi
na's). Dat stuk heeft in een
iets andere vorm al ooit in
een dagblad gestaan, terecht
hebben de uitgevers het in
een boekje namen met Borde-
wijks verhaal nog eens uitge
bracht. Hermans wijst op een
paar aspecten van Bordewijks
schrijversschap, die hem in
hoge mate boeien, zoals de
manier waarop bij hem het
weer een rol van betekenis
speelt: „Bordewijk, die wis en
zeker een Nederlands schrij
ver was, waarmee ik bedoel
dat hij in veel opzichten over
eenkomst met andere in dat
land werkzame auteurs heeft,
verschilt van hen soms door
de verbijsterend oorspronke
lijke manier waarop hij aan
ook door hen gebruikte con
venties een totaal nieuwe in
houd weet te geven. De
weerstoestand is wat ik surre
alistisch weer pleeg te noe
men. Zulk weer is het door
gaans op de schilderijen van
De Chirico, Dali of Willink:
'een zeer sombere zomerna
middag'. De zon schijnt al
te verblindend uit een hemel
vol donderwolken".
De zesde
variatie
Een bijna klassiek boekje met
„light verse", humoristische,
lichtvoetige poëzie, is Kees
Stip's „Vijf variaties op een
misverstand", dat in 1950 ver
scheen. Het aloude verhaal
van Pyramus en Thisbe werd
daarin gebruikt om de stijl
van vijf bekende dichters na
te bootsen, danwel te parodië
ren. Achtereenvolgens kwa
men Speenhoff, Gan Prins,
Nijhoff, Gorter en Vondel aan
bod.
Bij Bert Bakker is een mooi
herdrukje van dit werkje ver
schenen, nu echter onder de
titel „Zes variaties op een
misverstand". De zesde varia
tie is dan een sonnet in de stijl
van Achterberg, een tekstje
S tip
dat er zijn mag. Drie regels als
voorbeeld:
„De dood heeft uw bestaan
niet kunnen krenken.
Zou in de verste verte dan
uw oor
Umberto Eco
Heeft u zich in de afgelopen
vakantiemaanden ook bezig
gehouden met de lectuur van
Umberto Eco's grote roman
„De naam van de roos", die
detective-story uit de middel
eeuwen, dat in de kortste ke
ren een wereldsucces werd?
Ondergetekende zag herhaal
delijk op strand en camping
iemand met dat boek
de
Nu is er een „Naschrift" bij
uitgekomen, aanzienlijk klei
ner en met veel minder pagi
na's dan de roman zelf. Um
berto Eco gaat daarin op een
aantal punten in, vragen die
hem gesteld zijn komen daar
bij ook aan de orde. Hij ver
telt wat over passage's, die
voor veel lezers raadselachtig
zijn, hij heeft het over de ont
staansgeschiedenis van het
boek en hij verschaft een aan
tal aanwijzingen, die de lezer
zullen helpen bij zijn speur
tocht door de veelomvattende
reeks van gebeurtenissen, die
„De r
de orde komen.
i de r
Clem Schouwenaars
Klein en leuk
Een kleinplastic doosje, waar
in een kwartetspel, dat alles
met boeken te maken heeft.
Het is een leuk grapje van uit
geverij Querido om te vieren
dat dit jaar het vijftigste Sala
mander-jaar is. Het spel in het
plastic doosje is dan ook „Het
Salamander-kwartet".
Het leuke ervan is, dat nu
eens de vele ontwerpers van
de vaak opvallend mooie en
karakteristieke omslagen van
de Salamander-boekjes in het
zonnetje staan. De dertien
kwartetten van het spel zijn
genoemd naar evenveel ont
werpers, van elk van hen zijn
vier omslagen afgebeeld op de
kaartjes. Je vraagt dus: „Heb
jij van Pat Andrea „Het Car-
narium" van Vroman?" Of:
„Mag ik van jou Carmiggelts
„Fluiten in het donker" van
Peter Vos?"
Querido beschouwt dit kwar
tetspel ook als een speelse
hommage aan deze schilder
en tekenkunstenaars, omdat
de uitgever er een beetje trots
op is dat de Salamanderreeks
niet alleen zo'n voortreffelijke
verzameling is van Neder
landse literaire werken, maar
tevens een staalkaart van de
Nederlandse boekillustratie-
kunst.
Ars Moriendi
Uitgeverij Hadewych brengt
een heel persoonlijk boek van
de Vlaamse schrijver Clem
Schouwenaars, die nu 51 jaar
oud is en dit .geheel „Ars Mo
riendi" noemt. Daarbij wordt
onmiddellijk aangetekend dat
het niet om de kunst van het
doodgaan of doodzijn gaat,
maar om de kunst van het le-
Een verzameling prozateksten
en gedichten (in traditionele
vorm), waarin op wat barok
ke wijze een haat-liefde ver
houding tot het leven tot uit
drukking wordt gebracht
Vermoeide wijsheden over
liefde, dood, genot levens
kracht, sex, opvattingen van
anderen, waar Clem Schou
wenaars overal zo het zijne
van denkt en dat met zekere
1 op-
wat
gewilde indruk, maar onge
twijfeld zullen en lezers zijn
die zich herkennen in dit ex-
troverte boek.
In deze rubriek besproken
en genoemde uitgaven:
Harry Mulisch: „Wij uiten
wat wij voelen, niet wat
past" - Uitgave De Bezig
Bij. Prijs 5,-.
F. Bordewijk: „De fruitkar"
- met vooraf een essay van
W. F. Hermans - Uitgave
Nijgh-belletrie. Prijs ƒ7.90.
Kees Stip: „Zes variaties op
een misverstand" - Uitgeve
rij Bert Bakker. Prijs
ƒ19.50.
Umberto Eco: „Naschrift bij
'De naam van de roos'-
Uitgave Bert Bakker. Prijs
ƒ8.90.
„Het Salamanderkwartet" -
Uitgave Hadewych. Prijs
ƒ29.50.