I tl eugdtroebelingen in debuut Een andere levensstijl wordt geblokkeerd oor het geloof dat de dood overwonnen is' ar. „Nieuw" werk van D.HLawrence uitgegeven Milieuvraagstuk verpakt in spannend kinderboek )EKEN CeidócOowumt VRIJDAG 14 SEPTEMBER 1984 PAGINA 9 ÏRHALEN VAN NELLY HEYKAMP IN „ONTTRONING" Heykamp is een debu- in de wereld van de üte- De Arbeiderspers bun- haar eerste verhalen tot roning", dat gemengde iken bij de lezer achter- Het merendeel van de len draait op een of an- manier rond eenzelfde i: de problemen die de meebracht en waar je ouder bent afstand ïoet nemen of je van los scheuren. Het merendeel |e twaalf verhalen in deze jtbundel gaat op een of manier hierover, t titelverhaal, dat als van de twaalf is ge- zie je het kleine leed ?n kind, dat onttroond als de centrale figuur in )zin, omdat er een jonger Ije komt. Die troon is het rzitje op de fiets van de Op zeker moment mag leisje daar niet meer op, tje wordt opgeknapt en vanaf nu zal het kleine broer tje er zijn troon krijgen. Een huiselijk en herkenbaar dra matje, zoals veel andere verha len van Nelly Heykamp be schrijven. Al gaat het vaak om kinderen, niet altijd wordt het gebeuren door hun ogen gezien. Zo is er een verhaal over een pasgebo ren kind, dat gedoopt wordt. De rechtschapen en sterk in de leer levende oma komt voor de gelegenheid over en blijft twee weken bij het jonge echtpaar. Die tijd benut zij om de hardhandigheid van een ouderwetse degelijke opvoe ding definitief ingang te laten vinden in het huis van haar kinderen. Dit heeft tot gevolg dat de vreugde uit hun leven verdwijnt en dat het „tierige kind" een zwarte toekomst wacht: „Een rechtschapen man zou hij worden, Hendrik Jacobus, een nijver arbeider in de wijngaard, maar de lever zou hem nooit schudden. Dat zat in de familie." Zo'n zin als slot van een ver haal is prachtig. De kracht van Heykamps verhalen zit hem vooral in dergelijke kernachtig geformuleerde observatiers te vinden, heel vaak treft een rake zin of alinea de lezer, om dat er op zo'n eigen manier een dimensie aan het verhaal of de beschreven gebeurtenis wordt toegevoegd, waardoor dit een meer dan incidentéle betekenis krijgt. Dat neemt echter niet weg dat veel van de verhalen qua the ma zo dicht bij elkaar liggen, dat je na een aantal verhalen wel het gevoel hebt dat je het wel weet. Er is op dit punt te weinig verrassends, zeker ook omdat deze thematiek van de moeilijke kinderjaren en al het leed daarvan in onze letter kunde al vrijwel een cliché is geworden. Wanneer Nelly Heykamp eens een ander onderwerp aan snijdt, zoals in „Ireni" blijkt dat ze daar ook heel goed mee uit de voeten kan. Het gaat hier om een gescheiden echt paar, dat op hetzelfde kantoor werkt. De vrouw vertelt een herinnering aan een vakantie met haar verloofde, die later haar man zou worden, inder tijd in Griekenland. Een hevi ge verliefdheid van een jonge plaatselijke schoonheid voor de aanstaande echtgenoot, die aan het toch wel verrassende slot van het verhaal meer be tekenis blijkt te hebben gehad, dan toen werd verondersteld. Zo'n verhaal doet je wensen, dat Nelly Heykamp spoedig afstapt van haar jeugdproble men, wanneer zij door wil gaan met verhalen die boeien. JAN VERSTAPPEN Nelly Heykamp: „Onttro ning" - verhalen. Uitgave De Arbeiderspers. Prijs 28,50. Nelly Heykamp. Een „nieuw" werk van de Britse schrijver D.H. La wrence, die in 1930 overleed, verschijnt vandaag in de Britse boekwinkels, na een vertraging van twaalf jaar als gevolg van onderzoekingen die moesten bevestigen dat het boek niet het werk was van een literaire meesterver valser. Het boek, getiteld Mr Noon, wordt beschouwd als een soort vervolg op Lawren ce's eerdere werk Sons and Lovers en geeft een gero mantiseerde beschrijving van de schrijver en zijn in Duis- land geboren vrouw Frieda. Lawrence schreef Mr Noon in 1921 maar splitste het in tweeën in de hoop op een lu cratieve serie-publicatie. Zijn Engelse uitgever vond het werk echter te kort en wilde het niet uitgeven. Thomas Selzer, zijn Amerikaanse uit gever, zei dat Mr Noon aan gevallen zou worden op gronden van onzedelijkheid en zo bleef het werk lange tijd onuitgegeven. Lawrence gaf deel twee van het boek ter bewaring aan Selzer, die in 1925 failliet werd verklaard. Het manu script werd „weggegeven" om een deel van zijn schul den te betalen. Het bleef in privébezit tot 1972, waarna het tijdens een veiling door de universiteit van Texas werd gekocht. Professor James Boulton van de universiteit in Birming ham, die in samenwerking met Cambridge University Press de publicatie van het boek verzorgde, heeft gezegd er nu voor honderd procent van overtuigd te zijn dat het werk een echte Lav Van het boek, dat volgens Boulton een voor Lawrence ongewoon komisch werk is maar volgens anderen veel onverteerbaar materiaal be vat, zijn bij voorbaat al tien duizenden exemplaren be steld en zowel in Groot-Brit- tannië als in Amerika ligt de tweede druk al klaar. In zijn introductie bij Mr Noon schrijft Boulton dat La wrence „diep doordringt in enkele cruciale conflictsitu- In Mr Noon schrijft Lawren ce over het huwelijk en het leven in het algemeen dat het geen zin heeft om idealen te hebben ze hinderen je alleen maar. Men moet de trots en waardigheid van de eigen onverslaanbare ziel be zitten; en niets meer dan dat". Copyright The Guardian LE JAGER BIJ HET VERSCHIJNEN VAN „DE DOOD IN ZIJN WARE GEDAANTE' laai 1 rdc m elo terven te vroeg. Meestal li wij eerder dan wij wil- jaar ook eerder dan wij mogen. Van de rdduizend mensen die in elopen uren zijn overle- •zweken er dertigdui- lidelijk aan een voortij- >od. Maar ook de ande- vroeger dan nodig sterven ouderge- /fcint het nieuwste boek L Okke Jager. Steeds op- weet hij in te spelen op 100 l/lhe onderwerpen, die jem als hete hangijzers aangepakt. Ogen- tjke waarheden worden m ontmaskerd als even leugens. En dat alles geladen taalgebruik, de vonken van ziet af- i. Woorden die je ver- 1 en die je tegelijk niet Hij vraagt, dwingt tot ..en, ons, oproepend uit itste schuilhoeken van >lal passieve bestaan. In amper woning beant- hij onze vragen. van uw boek, „De zijn ware gedaante" uitdaging, een appè, al niet. Wat wilt u met ele boek gaat tegen het fcte redeneren. Ik wil i de concrete wer- leid. Mijn uitgangspunt •espect voor de lijdende loeien, helaas vooral ook n, spreken té gemak- er de dood. Iemand jvoorbeeld: „De dood is algemeen geen tragisch Dan zeg ik: „De het algemeen bestaat Iet is altijd de dood van En al zou dan het I nog te verdragen zijn, |h niet het laten mees- de achterblijven- tant achterblijven is een [dood. Wij moeten wei- dood mooier te ma- hij is. Daarom geen 1 van het kruis, want té gemakkelijk het lij geven. Ook niet een ie van de glorie, want rdoezelt het verdriet, in een theologie van de /ant dat is weer te acti- Ik zou willen spreken 1 theologie van de zin- trijd. Daar zit in wat s al op gang gebracht :n tegelijk maakt dat en en rer. im. duidelijk, dat de strijd nog niet uitgestreden is. Dat we er mid den in zitten en er aan mee moeten doen. Er is een andere leefstijl nodig om de dood te gen te houden, maar dit wordt geblokkeerd door de berusting in de dood en het triomfalisti sche geloof dat de dood al overwonnen is. Een heel groot gedeelte van het boek gaat over nieuwe theorieën om de dood mooier te maken dan hij is. Men vergeet dat ook theo rieën mensenlevens kunnen kosten. Omdat ze de strijd te gen de dood verzwakken. En als ik nadenk over uw vraag, dan zou ik ook graag nog willen zeggen: Wij zijn niet geschapen voor de hemel. Wij zijn pas thuis op een aarde, waar God alles in allen is. Nu is God nog zo weinig in zo weinigen. Daar verandert niets aan als ik naar de hemel ga, ook al is dat voor mij een mooie tussenoplossing. Ik zou liever willen spreken van een noodhemel. De hemel is dan hemels genoeg om onze aardse strijd in toom te houden en nóódhemel genoeg om de strijd te verhevigen. We moe ten zo lang mogelijk doorvech ten. En mijn boek wil ook in gaan tegen de gedachte dat het leven zonder de dood een arm leven is. Dan maakt men de dood tot iets onmisbaars: die moet dan zorgen voor de be grenzing, bescheidenheid, af wisseling. Maar daar hebben we de dood niet voor nodig. We hebben genoeg aan de ge dachte dat het leven een ge schenk is: dat voorkomt alle krampachtige zelfhandhaving. Wij geven een zin aan de dood, omdat we de dood een plaats menen te moeten geven. Maar de dood is oninpasbaar. Zoals we in de jaren '40-'45 zeiden: „Het bestaat niet dat deze bezetting blijft", zo moe ten we ook zeggen: „Het be staat niet dat het blijft, dat mensen domweg doodgaan omdat ze oud zijn". Betekent dat, dat wij zelf het leven en de dood eenmaal in handen zullen krijgen? En God dan? Sinds Pinksteren is het geen dilemma meer: God of wij. Pa sen zegt: we zullen winnen. Pinksteren zegt dat wij het zijn die zullen winnen. In onze verantwoordelijkheid zijn wij nu aansprakelijk voor het al of niet gebruik maken van de middelen om het leven te ver lengen. Wij bepalen zelf mee het uur van onze dood. Dat weten we allemaal wel, maar het wordt niet consequent doorgetrokken. Men zegt dan: als je hier niet aan dood gaat, dan is het wel daar aan. Zo ontstaat een versluierde zelf- doding-op-de-lange-baan. Dat spreekt me heel erg aan. Ik denk aan het straffe roken en drinken en allerlei andere vormen van verslaving. Ik rook niet. Heb het wel ge daan. Maar als je erover na denkt, over dat gif-zuigen als gewoonte, en dan gelooft dat het lichaam een tempel van de Heilige Geest is. Men kan zich druk maken over gifbelten on der de eigen woning en dat is terecht, maar vergiftigt tege lijk zijn eigen lichaam. Als de Geest binnenkomt kun je niet zeggen: „Eet maar niet op de rommel". En de vraatzucht, dat is de meest gerespecteerde zonde in onze samenleving. We zullen onszelf en elkaar moeten omtoveren tot een an der gedrag. En betekent dat, dat we het le ven dan maar eindeloos moe ten verlengen, gezien de mo gelijkheden van de medische wetenschap, die er niet om lie gen? Zolang het leven waard is ge leefd te worden is het ook waard verlengd te worden. Dat is een kernzin in mijn boek. Ik denk dat men té gauw zegt dat het leven niet meer waard is geleefd te wor den. Bijvoorbeeld bij geestelijk gehandicapten. Ik heb iemand eens tegen een moeder horen zeggen: „Wat een geluk dat uw ongelukkige kindje nu is gestorven". En we kunnen de ander zo moordend troosten met de uitdrukking: „Ze wor den gelukkig zelden oud hè, die mongooltjes!" Afschuwelijk is dat en volkomen ten on rechte. Ik denk ook aan de mente bejaarden die lijken te vegeteren. Wie heeft weet van de momenten van welbevin den, als hun hand wordt ge streeld, ze een kommetje soep krijgen opgelepeld? Het zijn bloeiende planten, maar wie ziet het? Ik maak me er echt zorgen over, dat euthanasie en suicide ook kunnen worden aangepraat. En dat men oude ren ziet als lastposten voor de samenleving... Het is helemaal niet belangrijk hoe oud je bent, maar hoe je oud bent! Het schokt mij, als ik hoor hoe gemakkelijk de dood van be jaarden wordt geaccepteerd. Het worden hemelrecruten, la ten ze maar gaan. Terwijl de Bijbel zoveel waarde hecht aan de oudsten. Die zijn juist on misbaar voor de samenleving. Ook de „niet-produktieve" be jaarde. Eert uw vader en uw moeder, opdat uw dagen ver lengd worden... wij krijgen kennelijk pas zelf een langer leven, als we het anderen gun nen. Een samenleving die be jaarden niet waardeert is op sterven na dood. Dat brengt mij op het feit, dat je vaak in rouwadvertenties leest: „Op Zijn tijd heeft de Here tot zich genomen" en „Voor ons plotseling, maar op Gods tijd". U ziet dat totaal an ders? De dood is zelfs voor God een raadsel. En een belediging. Hij is wel de Heer van dood en le ven, maar Hij heeft de dood niet gewild. God kan ook geen zin geven aan onzin en waan zin. God had berouw dat Hij de mens gemaakt had, toen Hij zag dat het op de dood uitliep. Dit is nooit zijn bedoeling ge weest en dat is het nog niet! Het almachtig Opperwezen houdt zich nog staande in zijn laatste bolwerk: onze rouwad vertenties. Maar als wij zeg gen: „Voor ons plotseling", dan is het voor God ook plot seling. Er is geen menselijke pijn die ook niet Zijn pijn is. Niet in de zin van de machte loos lijdende God, maar van de strijdende God. Hij vecht te gen de dood. Hij is in de kan ker, maar dan als de witte bloedlichaampjes in het zieke lichaam. En wij mogen met God meevechten, totdat wij moegestreden zijn. Is het niet intriest dat het leven voor veel mensen ineens waardevol wordt, als ze van de dokter te horen hebben gekregen dat ze ongeneeslijk ziek zijn? Hoe weel mensen leven er die echt léven? Hoe lang zouden wij le ven, als wij werkelijk zouden léven? En de kerk? U ziet hier duide lijk een taak voor de kerk? De kerk moet onder andere zorgen dat de laatste levensfa se ook als een zinvolle fase er varen kan worden. De kerk zou de eerste moeten zijn om de vergrijzing toe te juichen. Er komen straks veel méér oude mensen en ook oudere oude mensen. Dat wordt vaak als een spookbeeld voorge steld: er zou geen geld, geen voedsel en geen ruimte zijn! Maar we zouden dankbaar moeten zijn voor de medische vooruitgang en de verbeterin gen van de levensomstandig heden. Wij zijn grenzeloos on dankbaar tegenover al die ver beteringen, waardoor het le ven langer kan duren en aan kwaliteit heeft gewonnen. Die leemte opvullen, de discrimi natie van bejaarden bestrijden, dat is een nieuwe taak van de kerk. Hét antwoord op de vraag waarom mensen van de kerk vervreemd zijn is: omdat de kerk zover van de werke lijkheid is afgedwaald in haar triomfantelijke: „De dood is nu al overwonnen". Wie die hoge toon niet haalt, kan niet mee zingen. Wie de ogen open houdt, moet dan wel „ongelo vig" worden. Al geldt de heer schappij van de dood ten on rechte, hij heerst nog wel. Troost die het verdriet klei neert, is geen troost. IK heb in mijn boek gruwelijke voor beelden van goedbedoelde „troost" genoemd. Zieken en nabestaanden kunnen daar veel van herkennen. De dood is niet Gods roepstem, maar zijn aartsvijand, die Hem in de rede valt. JENNO SIJTSMA Okke Jager: „De dood in zijn ware gedaante".Uitgeve- rij Ten Have, Baarn, prijs ƒ24,50. Tekening van Liselot v Ribbensuit „Help! Olie op mijn verenpak!". „Help! Olie op mijn veren- pak!" is de titel van een on langs verschenen jeudgboek van Dieuwke Winsemius, waarin het milieuvraagstuk verpakt in een spannend ver haal onder de aandacht van de lezers wordt gebracht. Het boek is bestemd voor kinderen van 8 tot 12 jaar. Het verhaal gaat over het 10- jarige meisje Tina, dat opgroeit bij haar Oma, die ze „Moma" noemt. Het huis waarin Tina en Moma wonen staat niet ver van het strand. Op zekere dag is het hele strand zwart van de stookolie. Bovendien liggen overal op het strand vogels, die door deze vervuiling zijn getroffen, hoofdzakelijk zee koeten. Veel van de met olie besmeurde vogels zijn dood, maar er zijn er nog heel wat in leven. Die zijn er echter slecht aan toe. Op initiatief van voor al Moma en Tina komt er een hulpactie op gang, veel schoolkinderen ken: de „Operatie Zeekoet". Er wordt van alles georganiseerd om geld bijeen te brengen voor het vogelopvangcentrum „De Vogelark". De kinderen hel pen zelf hard mee met het op halen en het schoonmaken van de Zeekoeten die nog in leven zijn. Zo redden de kin deren toch nog heel wat vogels van de dood. Minister dr. P. Winsemius van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) was uiterst in zijn nopjes met dit boek, hij onlangs uit handen van de schrijfster zijn nicht een eerste exemplaar ontving. De bewindsman zei er toen in grote trekken dit van: „Een uitstekend boekje, dat de jeugd zeker nog meer milieubewust- heid zal bijbrengen". Het boek is voorzien van vlotte, treffen de zwart-wit tekeningen van de hand van Liselot Ribbens. Piet Steltman schreef het voorwoord. Het boekje kwam mede tot stand dankzij de in zet van het Friese echtpaar Miedema, beheerders van het vogelopvangcentrum „De Fü- gelhelling", dat in het boek voorkomt als „De Vogelark". Mevrouw Griet Miedema, de spil waarom het centrum draait, komt in het boek voor als mevrouw Griet. Het echt paar Miedema verschafte de schrijfster veel informatie over het leed, dat vogels door olievervuiling wordt aange daan. Een en ander inspireer de Dieuwke Winsemius overi gens tot het schrijven van een nieuw boek over milieuzaken. Als de schrijfster voldoende tijd kan vinden om dit boek snel te schrijven, verschijnt het naar verwachting volgend LEO HENNY Dieuwke Winsemius: Help! Olie op mijn verenpak!; uit geverij Omniboek, Den Haag; gebonden, 131 bladzij den; prijs 15,90. >oekje van Harry Mu- hoe klein ook, is altijd irmelden waard. De Be- Jij heeft een uitgaafje Dg geen twintig pagina's kt, onder de titel „Wij wat wij voelen, niet was .Het is de tekst van een ^acht die Harry Mulisch ei van dit jaar in Wage- hield, als bijdrage aan denking van de Duitse atie in 1945. ïl is een citaat uit „Ko- .ear" van Shakespeare, st van de voordracht is lleen voor Mulisch-le- iteressant, ook al dege- ie zich bezorgd maken e nucleaire bewapening deze voordracht met instemming lezen. In enkele zinnen legt Mulisch verband tussen het fascisme en de atoombewapening: „Het kapi talisme heeft ontelbare men sen in fabrieken en mijnen vermoord, zelfs kinderen; als reactie daarop ontstond in Rusland het communisme en dat sloeg aan het moorden in gevagenissen en kampen. Als reactie op die reactie instal leerde het kapitalisme in Ita lië, Duitsland en Spanje het fascisme, maar toen liep het moorden volledig uit de hand, toen ontstond inderdaad het Rijk van het Kwaad". Dat Rijk is „van de aardbo dem weggevaagd", maar er is een nieiiw „Rijk van het Kwaad", „een nieuwe, ge meenschappelijke vijand, be staande uit de wapens, waar mee beide partijen alsnog on der omstandigheden hun ver schil denken weg te werken". De heel eigen manier waarop Mulisch (zoals in zijn werk telkens weer blijkt) met de historie omgaat, levert hem deze vergelijking en daarmee een bijzonder pleidooi tegen deze wapens. Hermans en Bordewijk Dat verhaal telt acht pagina's en je kunt het vinden in „Vertellingen van generzijds" uit 1950. Het belang van het uitgaafje ligt in het feit dat het verhaal wordt voorafge gaan door een inleiding van W. F. Hermans (van 10 pagi na's). Dat stuk heeft in een iets andere vorm al ooit in een dagblad gestaan, terecht hebben de uitgevers het in een boekje namen met Borde- wijks verhaal nog eens uitge bracht. Hermans wijst op een paar aspecten van Bordewijks schrijversschap, die hem in hoge mate boeien, zoals de manier waarop bij hem het weer een rol van betekenis speelt: „Bordewijk, die wis en zeker een Nederlands schrij ver was, waarmee ik bedoel dat hij in veel opzichten over eenkomst met andere in dat land werkzame auteurs heeft, verschilt van hen soms door de verbijsterend oorspronke lijke manier waarop hij aan ook door hen gebruikte con venties een totaal nieuwe in houd weet te geven. De weerstoestand is wat ik surre alistisch weer pleeg te noe men. Zulk weer is het door gaans op de schilderijen van De Chirico, Dali of Willink: 'een zeer sombere zomerna middag'. De zon schijnt al te verblindend uit een hemel vol donderwolken". De zesde variatie Een bijna klassiek boekje met „light verse", humoristische, lichtvoetige poëzie, is Kees Stip's „Vijf variaties op een misverstand", dat in 1950 ver scheen. Het aloude verhaal van Pyramus en Thisbe werd daarin gebruikt om de stijl van vijf bekende dichters na te bootsen, danwel te parodië ren. Achtereenvolgens kwa men Speenhoff, Gan Prins, Nijhoff, Gorter en Vondel aan bod. Bij Bert Bakker is een mooi herdrukje van dit werkje ver schenen, nu echter onder de titel „Zes variaties op een misverstand". De zesde varia tie is dan een sonnet in de stijl van Achterberg, een tekstje S tip dat er zijn mag. Drie regels als voorbeeld: „De dood heeft uw bestaan niet kunnen krenken. Zou in de verste verte dan uw oor Umberto Eco Heeft u zich in de afgelopen vakantiemaanden ook bezig gehouden met de lectuur van Umberto Eco's grote roman „De naam van de roos", die detective-story uit de middel eeuwen, dat in de kortste ke ren een wereldsucces werd? Ondergetekende zag herhaal delijk op strand en camping iemand met dat boek de Nu is er een „Naschrift" bij uitgekomen, aanzienlijk klei ner en met veel minder pagi na's dan de roman zelf. Um berto Eco gaat daarin op een aantal punten in, vragen die hem gesteld zijn komen daar bij ook aan de orde. Hij ver telt wat over passage's, die voor veel lezers raadselachtig zijn, hij heeft het over de ont staansgeschiedenis van het boek en hij verschaft een aan tal aanwijzingen, die de lezer zullen helpen bij zijn speur tocht door de veelomvattende reeks van gebeurtenissen, die „De r de orde komen. i de r Clem Schouwenaars Klein en leuk Een kleinplastic doosje, waar in een kwartetspel, dat alles met boeken te maken heeft. Het is een leuk grapje van uit geverij Querido om te vieren dat dit jaar het vijftigste Sala mander-jaar is. Het spel in het plastic doosje is dan ook „Het Salamander-kwartet". Het leuke ervan is, dat nu eens de vele ontwerpers van de vaak opvallend mooie en karakteristieke omslagen van de Salamander-boekjes in het zonnetje staan. De dertien kwartetten van het spel zijn genoemd naar evenveel ont werpers, van elk van hen zijn vier omslagen afgebeeld op de kaartjes. Je vraagt dus: „Heb jij van Pat Andrea „Het Car- narium" van Vroman?" Of: „Mag ik van jou Carmiggelts „Fluiten in het donker" van Peter Vos?" Querido beschouwt dit kwar tetspel ook als een speelse hommage aan deze schilder en tekenkunstenaars, omdat de uitgever er een beetje trots op is dat de Salamanderreeks niet alleen zo'n voortreffelijke verzameling is van Neder landse literaire werken, maar tevens een staalkaart van de Nederlandse boekillustratie- kunst. Ars Moriendi Uitgeverij Hadewych brengt een heel persoonlijk boek van de Vlaamse schrijver Clem Schouwenaars, die nu 51 jaar oud is en dit .geheel „Ars Mo riendi" noemt. Daarbij wordt onmiddellijk aangetekend dat het niet om de kunst van het doodgaan of doodzijn gaat, maar om de kunst van het le- Een verzameling prozateksten en gedichten (in traditionele vorm), waarin op wat barok ke wijze een haat-liefde ver houding tot het leven tot uit drukking wordt gebracht Vermoeide wijsheden over liefde, dood, genot levens kracht, sex, opvattingen van anderen, waar Clem Schou wenaars overal zo het zijne van denkt en dat met zekere 1 op- wat gewilde indruk, maar onge twijfeld zullen en lezers zijn die zich herkennen in dit ex- troverte boek. In deze rubriek besproken en genoemde uitgaven: Harry Mulisch: „Wij uiten wat wij voelen, niet wat past" - Uitgave De Bezig Bij. Prijs 5,-. F. Bordewijk: „De fruitkar" - met vooraf een essay van W. F. Hermans - Uitgave Nijgh-belletrie. Prijs ƒ7.90. Kees Stip: „Zes variaties op een misverstand" - Uitgeve rij Bert Bakker. Prijs ƒ19.50. Umberto Eco: „Naschrift bij 'De naam van de roos'- Uitgave Bert Bakker. Prijs ƒ8.90. „Het Salamanderkwartet" - Uitgave Hadewych. Prijs ƒ29.50.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 9