Industrie kon zich in de economische spiraal niet redden 37 CeidóeGou/ui/nt Leiden in 1909: dekens, laken, conserven, zeep, caramel, kabels, ankers, boten en stokerijen tember j bedrijfsleven vroeger, nu 'straks. Op deze en de vol gde twee pagina's een uiter- td onvolledige poging tot schiedschrijving anno 1909, i blik in de toekomst die er jr Leiden rooskleurig uitziet gesprekjes met eigenaren I bedrijven die het 75 jaar jben volgehouden. Kortom klimaaj relaas van de langharige Hen dekens van Zaalberg en n Wijk, via de schoenlappe- smederij en woninginrich- j, die heeft weten te overle- i, tot de biotechnologie die luit de Leidse laboratoria I leven in de eenentwintig eeuw mogelijk en aange- im moet maken. Rechts: De echte, originele, „Leid se" caramel ving. Onder: deelte kettingfabriek >s jester lEN Bij het terugblikken op een tijd- ine van 75 jaar of daaromtrent, de pe- waarin de jubilerende Leidse Cou- het peuterschap tot volle wasdom lakte, kan het aardig zijn nog eens bij Idering te zien hoe de stad Leiden in prste twee decennia van onze twintig- v het hoofd boven water hield. Hoe at er voor met het bedrijfsleven, de Igevende industrie, het „economisch fen wee", zoals wij dat in onze dagen ptioneel in een rubriekje verwoorden. I twintig jaar geschiedschrijving toont i materie waarin rozegeur en mane niet om de voorrang streden, al constateren dat het bij al die Ie bedrijvigheid ook aan enige charme heeft ontbroken. Veel Leidse industrie I eerbiedwaardig, zo rond het fin de en stamde vaak uit het begin der eeuw of was nog ouder. Laten we, i hand van studies en andere publi- proberen of we tot een globaal fcicht kunnen komen. tijd geweest, dat Leidse werkge- iheid en lakenindustrie synoniem wa rnet cultuur omlijst door de universi- lie door de Zwijger (en vooral de Sta- Leiden werd toebedacht als calvi- che.tegenhangster van de katholieke rsiteit van Leuven. Nadat de lakenin- aand was, kon industrieel Lei- loch nog op poten blijven functione- .eiden bleef steeds industrieel in be- /erlevering getrouw ontmoeten we al- rst de textielindustrie. Hoe kan het Aan de Oude Singel werd sinds de fabriek van wollen dekens van Ja- Scheltema Janszoon gedreven; engewoon zacht aanvoelende de- omdat gebruik werd gemaakt van rde, een Belgische kleisoort die de aantastte. Twee gekruiste sleutels combinatie die je overal in Leiden te- omt) hielden een voortreffelijke ~e „Scheltema-dekens", „ge- nd" of „gemarmerd", bleven aan de Ook de speciale dekens voor zieken- in, stoomvaartmaatschappijen en leger en vloot mochten er wezen. En ook Amerika was een fikse afnemer, zo'n oude, formidabele, wevende ge- Bnaar: „De Leidsche Textielfabrieken s. Van Wijk Co.". W. F. van Wijk 1815 aan de Kerksteeg een fa- Ook hier waren de dekens in ïrs. Men groeide groter, dank zij de nmachine van 40 pk, en trok in 1847 Herengracht en later naar de Ves- Het kon niet op: in 1913 kon aan het Levendaal de produktie van breiga rens een aanvang nemen „in een geheel van gewapend beton opgetrokken en van de modernste machines voorzien pand". Tijdens de Eerste Wereldoorlog viel aan directie en personeel een grote eer te beurt: H.M. de Koningin kwam zich per soonlijk overtuigen van de aanmaak van goederen voor leger en marine, waarvan aan Van Wijk de leverantie was opgedra gen. Waar vind je dit nog in Leiden, het procédé van „het schaap en de wol, tot en met het fijnspinnen, via het kaarden en voorspinnen"? Nog afgezien van het „eni ge keren rekken en doubleren van de lon ten" en de „eerste lichte twist", ofwel draaiing geven aan het garen. Van Wijk: hoge kwaliteit met een wereldnaam. Wiegedekentje In 1909 overleden, vlak na elkaar, vader en zoon Jonathan en Jean Corneille Zaal.- berg. Grote namen in de reeks van Leidse wollen-dekenfabrikanten. Al in de tweede helft der 18e eeuw bestond de firma J. C. Zaalberg Zoon, gegrondvest door de grootvader van Jonathan, die toen nog lakens maakte. Jonathan evenwel zag de lakenindustrie kwijnen en legde zich toe op de vervaardiging van wollen dekens en aanverwante artikelen, als tocht- en zee duffels en wollen garens. De Zaalbergde kens werden wijd en zijd vermaard (24 maal met de hoogste onderscheiding be kroond op binnen- en buitenlandse ten toonstellingen, volgens een overzicht in 1910) en het wiegedekentje van koningin Wilhelmina en dat van dochter Juliana werden op de fabriek der heren Zaalberg geweven. In 1903 het kon niet uitblij ven bezocht koningin-moeder Emma de fabriek, en zij getuigde „herhaaldelijk van hare hooge ingenomenheid met de in richting der fabriek, die ruim en luchtig is en beantwoordt aan alle eischen der hy giëne". Ook het personeel was steeds een zorg voor „de Heeren Zaalberg; reeds lang bestond een ziekenfonds en oude werklieden worden gepensionneerd". In de eerste jaren van deze twintigste eeuw nam Jonathan, na een druk zakenbestaan, pas deel „aan het gezellige leven in Sche- veningen". „Een scherpzinnig koopman, uitstekend kenner van wol en tot het eind van zijn leven begaafd met een helder hoofd". Zijn zoon Jean C. was niet minder en „bezat bovendien ook groote gaven van gemoed". In 1917 bezat Leiden nog vier fabrikanten van wollen dekens; in 1802 waren het er dertig. Noemen we nog P. Clos Leembruggen, al in 1766 te Lei den gevestigd. Ach, een goede Leidse de ken bestond voor honderd procent uit zui vere schapewol, was langharig, donzig aanvoelend, licht van gewicht en wasbaar: even „levend" als de wol van een schape vacht Botenbouw Leiden deed ook aan botenbouw op ni veau: Gebroeders Boot (hoe is 't mogelijk) anno 1877, in de Waard, toen nog ge meente Leiderdorp. Tegen het einde der vorige eeuw heerste er een ongekend gro te levendigheid, vooral door de ombouw van postschuiten tot motorboten. Een jaar of vijftien later liep gemiddeld één nieuw schip per week van stapel. Rond 1912 werd een recordbouw geregistreerd: een produktie van 58 schepen en een perso neelssterkte van 250 man. Waarachtig een Nederlandse top-werf. De werf „De Waard" verdween toen in 1913 het Rijn- Schiekanaal gegraven werd; het bedrijf werd toen ondergebracht in „De Hoop". Dat waren nog eens namen, zeventig, tachtig jaren terug. Een van de oudste branderijen was Hartevelt; daar was de groentekokerij van L. E Nieuwenhuizen, paradepaardje van de conservenindustrie; de zeepziederij Dros Gebr. Tieleman; de uitgedijde handel van de Leidse apotheker Sanders (1851), die harde zeep ging fabri ceren, hetgeen uitliep tot de Kon. Zeep-, Eau de Cologne- en Parfumerieënfabriek v/h Sanders en Co n.v.. Je had de Leidse sigarenindustrie, die in 1951 uit het beeld van de Leidse industrie verdween met de sluiting van de sinds 1845 gevestigde fa briek van de Edelachtbaar-sigaren. In 1919 werd de laatste bierbrouwerij, die van Van Waveren, in Leiden opgeheven. Staking De Koninklijke Nederlandsche Grofsmede rij, met een aantal geïnstalleerde paarde- krachten van circa 4000. Daar walste en flensde men kwaliteit: kettingen, ankers, knieën, roerkoningen. Men smeedde dat het een lust was, grof en zwaar. Een be roemd Leids bedrijf, dat tot 1914 bijvoor beeld ook acht baggermolens bouwde. Slechts één keer in haar lange bestaan (sinds 1836) kende de smederij een (wilde) staking, omdat de lonen verlaagd moesten worden, want het was slecht gesteld met de winstuitdeling. Dat was in 1910; bijna vier maanden lang. En wat zouden we zeggen van „de Lichtfa brieken", in 1848 gesticht als „een toestel tot de algemeene straatverlichting", de oudste gemeentegasfabriek in ons land? Dat was het gas. In 1907 kwam de elektri citeitsfabriek bij de „Stedelijke Gazfa- briek", en de hele omtrek ging ervan mee profiteren. In 1912 waren dat, buiten Lei den, zeven gemeenten. De eerste verbrui kers van het „elektrisch" waren particulie ren. De allereerste in 1907, de 15e okto ber, was de modezaak in dameshoeden van de gezusters Sasburg aan de Haar lemmerstraat. Diezelfde dag produceerde de nieuwe centrale ook voor het eerst en voorzag onder meer twaalf booglampen van elektrische energie Overheerlijke, echte Leidse caramel werd al sedert 1847 vervaardigd door Backer Co. Je hoefde maar te adresseren aan „de vanouds bekende Caramelfabriek", zon der plaatsnaam en subiet werd je bestel ling, zonder omwegen, in Leiden bij Bac ker bezorgd. Caramel was geen gewone „caramel"; het was het resultaat van ver schillende verbindingen en chemische pro cessen. Een zeer moeilijk fabrikaat, ge bruikt door bierbrouwerijen, distilleerderij en, azijn-, tabaks- en limonadefabrieken. Dat had niets te maken met toffees en ca ramels. Nee, Backer Co., Leiden, was ongeëvenaard. Het Leiden van rond 1910 kon ook niet gedacht worden zonder de meelfabriek „De Sleutels" Steeds maar weer die sleutels van Petrus, het Leidse gemeente en handelsmerk. De stoommeelfabriek werd in 1884 op poten gezet door A. de Koster Sr., handelaar in granen, zaden en meel, samen met compagnon A. Koole, ei genaar van de windkorenmolen „d'Oranje- boom". Waarschijnlijk als eerste in Europa loste De Koster het graan oneumatisch. Maar dat werd geen succes en de elevator kwam er voor in de plaats. Rampspoed: in 1891 brandde het hele, veelbelovende be drijf af. Herbouw. Maar in 1901 ging weer een deel van de fabriek door brand verlo ren. Niettemin werd de moleninstallatie in de eerste decennia van deze eeuw enkele malen vergroot. De fabriek was de eerste „torenhoogbouw" van deze stad. Riedel Meneer Riedel maakte „metaalvrije mine rale wateren" en voorzag vanuit Leiden een ganse natie van limonade- en vruch- tenprodukten. Essences moesten het aro ma verhogen. Tieleman Dros. Een naam, die in alle gezinnen in sneltreinvaart werd uitgesproken. De „king" der conserven, in 1877 belichaamd door C. C. Tieleman en C. en D. C. Dros: het beste produkt vol gens de beste en wetenschappelijk meest verantwoorde methode. Een memorabele conservenfabriek: T D. Destijds kam pioen op het gebied van geconserveerde groenten, jams, vruchtesappen, soepen en vleeswaren. Ook Leiden. De Nederland sche Rotogravure, in 1913 gegrondvest op de plek waar ruim drie eeuwen eerder Rembrandt in de Weddesteeg ter wereld kwam. Een drukkerij, die volkomen ge trouwe reprodukties kon maken naar praktisch elk origineel: diepdruk; een om wenteling in het grafische bedrijf, een nieuwe Nederlandse industrie die in Lei den gestalte kreeg. Besluiten we dit hoogst onvolledige over zicht de illustere rij is immers veel lan ger van bedrijven die in het begin van onze twintigste eeuw meegeholpen heb ben aan Leiden een klinkende naam, een wereldnaam zelfs, te geven, met het signa leren van een der oudste Leidse activitei ten: de veemarkt. Al in 1406 wordt zij, in een keur op enige markten, genoemd. De magere varkens en hun vette soortgeno ten zijn de eerste die vermeld worden. De vette varkens lagen met gebonden poten, al of niet op stro gebed, onaandoenlijk op straat, vanaf de Korenbeursbrug tot de Karnemelksbrug. Eeuwenlang, tot in de negentiende eeuw toe Wie toen de Hooglandse kerk nog niet eens gebouwd was zijn vee los rond liet lopen werd beboet (duizend stenen, te leveren aan de stad „ten behoeve van de vesten") en los lopende varkens die, op zoek naar voed sel, de grond openwroetten en daardoor gevaar voor de mensen (en beschadiging van de versterkingen) veroorzaakten, wer den verbeurd verklaard. De ene helft van het varken ging naar de schout, de andere puntmachine voor dubbele sperziebonen (bij Tieleman Dros). naar het St.-Catharinagasthuis. De Leidse veemarkt is tot 1969, toen de Groenoordhal de handel adequaat ging opvangen, een echt open markt en een lust voor het rondkijkend oog geweest. Je hoeft nog niet zo oud te zijn om je de Lammermarkt met „overkapping" te kun nen herinneren. Rond 1900 leverde de vol koebeesten en ander rundvee en veehan delaren (die in de etablissementen rondom hun al dan niet verdiende neut kwamen halen) staande Beestenmarkt waar we nu ons „luxe" vervoer parkeren nog steeds een prachtig „plaatje" op. Tafere len, die nu zouden thuishoren in een open luchtmuseum. Geen trucks en grote vee wagens die de dieren vervoerden, de lam meren liepen in kudde over de Blauw- poortsbrug. De Leidse veemarkt heeft har de tijden, rond epidemieën van mond- en klauwzeer, gekend, maar zo tegen 1906 sloeg de markt voor biggen en varkens nog goed aan. Tijdens de Eerste Wereld oorlog duikelden de prijzen. Het kwam in 1917 voor, dat particulieren voor een ap pel en een ei een biggetje kochten en on der hilariteit van het publiek met de dier tjes aan een touw naar huis gingen. Schitterende tonelen, nadat de markt van vette varkens zich hersteld had, in de ja ren twintig. Ook de schapen kwamen in toenemende mate op Leiden aan. Soms meer dan duizend per dag. Dan was het op de route zo druk, dat er wel eens een ruit werd ingedrukt. En veel binnenstadbe woners konden amper hun huis bereiken „wegens het aangevoerde en gestalde Dat waren me nog eens dagen. Het was allemaal „schilderachtig", een jaar of ze ventig geleden. Waarschijnlijk vaak té schilderachtig. „Das gibt's nur einmal, das kommt nicht wieder". Veel van de Leidse industrieën, fabrieken, bedrijven, hebben het in de maalstroom, in de zich opschroe vende economische spiraal, niet kunnen redden. Het vechten tegen de klippen op liep niet zelden uit op capitulatie aan een sterkere factor. Geen wollen dekens meer, eens Leidens oersterke handelsmerk; van hetzelfde laken geen enkel pak meer; geen conserven, noch caramels; geen zeep, geen koffie, geen kabels en ankers, amper boten, en stokerijen pardon, branderij en ho maar. Er zijn echter altijd weer wegen die ingeslagen kunnen worden, en die al ingeslagen zijn. Leiden van 1910, 1920, is historie geworden, maar het he den geeft, op tal van plaatsen, weer nieu we moed. En de toekomst? Nou, daar leest u elders wel over. Leiden blijft zonder enige twijfel „in the running", in de vaart; binnen Hollends randstad!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 57