Agrarische dorpen maakten zich los van „Leije" 33 £oidóe6ou/ta/nt Vrijdagse veemarkt verdween uit centrum Vraag naar melk verdrong kazende boer Groente veiling Leiden bleef over Groente kwekers kozen voor 75 jaar Nieuws Bollen streek behield centrum functie DEN Voor de omliggende agrarische „Leije" van oudsher een echte Jktstad geweest. Wekelijks trokken i en buitenlui met paard en wagen, I de kaasbrik, op de fiets of lopend r de „mart" om hun waren aan te bie- i of inkopen te doen. Grote schuiten goederen, maar ook met kooplustig Bliek voeren af en aan. Voor veel inko- moest men wel naar de stad, plaatse- winkels ontbraken veelal. Was men 1 huis gebonden dan was er altijd nog marskramer die met zijn waren langs 'am. Tijd kostte nog geen geld. De laat- drie kwart eeuw werd de band losser, dorpen werden gaandeweg zelfstandi- het platteland werd minder afhanke- i Leiden. g het platteland rond Leiden er om- eeks het verschijnen van de eerste Bidsche Courant" uit? Men vond er dor- i, vaak bestaande uit niet meer dan één aat, met een gering aantal inwoners die eet dan wel indirect van de land- en ïbouw leefden. Tussen de dorpen uitge- ekte weilanden, met hier en daar een en een afgelegen boerderij. Al met kaal landschap waarop de eerste leikassen verrezen. Het begin van de irgierekeningen. imitief werkomstandigheden op de tuinders- drijven waren uiterst primitief. Met een- ers werd getracht het oogstseizoen wat vervroegen. Met name in de zomer wer- door het hele gezin lange dagen ge- akt. Door het ontbreken van adequate itrijdingsmiddelen waren misoogsten i uitzondering. De bemesting van het I beperkte zich tot het uit de sloot ha- kroos. De opbrengsten aan peu- doperwten, snijbonen en augurken even wisselvallig als het weer. Winters werd er doorgaans niet veel diend. Wel bood de inmakerij, bijvoor- ild het inzouten van augurken, wat mo- ijkheden. vindingen van technische aard drongen gzaam tot het platteland door. Zo voor- I de „Stedelijke Electriciteitsfabriek" in de periode van 1909 tot 1913 de meeste omliggende dorpen van stroom. In die tijd werd ook de afstand tussen de stad en de dorpen kleiner: in 1912 reed bijvoorbeeld het eerste stoomtreintje tussen Leiden, langs onder meer Rijpwetering en Roelof- arendsveen, naar Haarlem en Aalsmeer. Deze ontwikkeling bood de afzet van pro- dukten nieuwe mogelijkheden. Voor de handel van groenten, bloemen en bollen werden plaatselijk veilingen opgericht. Een begin van de verzelfstandiging van de dor pen. Tot die tijd was men afhankelijk van rondreizende opkopers of rechtstreekse verkoop in de steden. De marktprijs was daardoor nogal eens aan schommelingen onderhevig. Florissant Wat de afzet van de land- en tuinbouwpro- dukten betreft zag de toekomst er aan het begin van deze eeuw florissant uit. Van een melkplas of boterberg was nog geen sprake, en aan het grote publiek werd langzaamaan duidelijk gemaakt „vaker een bloemetje mee naar huis te nemen". Door de groei van de bevolking, gecon centreerd in grote en middelgrote steden in de buurt, raakte men de produkten vrij gemakkelijk kwijt. Diezelfde groei van de bevolking had op hpt platteland echter ook problemen tot gevolg. Kinderrijke gezinnen waren er de oorzaak van dat grote boerderijen en tuin- dersbedrijven soms versnipperd werden tot percelen waar een gezin nog nauwe lijks van kon rondkomen. De bloemen- en bollenteelt bood nieuwe mogelijkheden. In het jaarverslag van de Leidse Kamer van Koophandel over 1911 wordt voor het eerst buiten de stadsgren zen gekeken. Nadat eerdere jaarverslagen zich hadden beperkt tot de Leidse handel en nijverheid, constateert men in dat jaar „dat de bloementeelt, speciaal voor de groothandel, een uitnemend middel van bestaan kan worden genoemd". In 1919 is het zakelijk verkeer op het platteland zo danig uitgebreid dat besloten wordt tot een uitbreiding van het werkterrein: de Kamer van Koophandel en Fabrieken in Rijnland wordt opgericht. De Beestenmarkt aan het begin van deze eeuw. Gezien vanaf de Blauwpoortsbrug (foto boven) en de Turfmarkt (foto onder) Wat van de marktstad Leiden overgeble ven is, zijn vooral de straatnamen. De Vis markt, de Aalmarkt, Turfmarkt, de Kaas markt, de Botermarkt, Bloemenmarkt, Boommarkt, Houtmarkt en Garenmarkt zijn daar voorbeelden van. Nogal wat van de produkten zijn nog terug te vinden op de markt van woensdag en zaterdag. Veel markten verdwenen, de handel in vooral koeien en schapen handhaafde zich. Nadat de veemarkt zich de vorige eeuw op de Beestenmarkt (nu parkeerterrein) had gevestigd en rond 1934 doorschoof naar de Nieuwe Beestenmarkt en Lammer markt, verhuisde de veestapel in 1969 naar de Groenoordhal. De tijd dat de Leid se binnenstad op vrijdag bevolkt werd door boeren en buitenlui was definitief voorbij. Eenmaal verhuisd naar de buiten kant van de stad, werkte de Leidse vee markt zich op tot de op één na grootste van Nederland. De nu 79-jarige M. Weima, van 1950 tot 1970 directeur van de markt en havendienst, maakte de laatste jaren van de veemarkt in de binnenstad van na bij mee. Hij zag ook de sfeer rond de markt veranderen. Weima: „Vooral de doorbraak van de auto heeft vergaande gevolgen gehad. Tot die tijd trok de boer elke week een dag uit voor de markt, 's Ochtends vroeg soms met één of twee koeien achter de fiets of die tijd echt vrije met kaas en andere produkten op de wa- I „Boeren en handelaren waren in die tijd gen richting Leiden. Eerst naar de kaas- I echt vrije mensen, voor een transactie markt en zodra de koop hier gesloten was I nam men de tijd. Vooral koeien,' maar ook naar de veemarkt". veel schapen en varkens veranderden op Ook binnen de veehouderij stond de tijd niet stil. Rond de eeuwwisseling kwam de fabrieksmatige verwerking van melk van de grond en werden verschillende melkfa brieken opgericht. De prijs die voor de melk geboden werd, gaf de boer meer ze kerheid. De vrijdagse kaasmarkt, in 1910 te klein om de 100 tot 150 kaasbrikken te bergen, leed onder deze ontwikkeling en zou uiteindelijk verdwijnen. Ook de boter markt legde het loodje. Bodegraven profi teerde van de nieuwe tijd door de kaas handel naar zich toe te trekken en sinds het midden van de jaren zestig doen de kazende boeren uit Alkemade, Hoogmade, Hazerswoude en Zoeterwoude hun pro dukten dan ook in Bodegraven van de hand. Een van hen is de voorzitter van de Vereniging van Boeren Leidse Kaasma kers, Th. Warmerdam. Vertelt hij: „In het begin van deze eeuw werd nog van grote afstand kaas naar Lei den aangevoerd. Boeren uit Delfland, Rijn land en de Bollenstreek brachten wekelijks met kaasbrikken hun produkten naar de Leidse waag. Totdat het voor boeren on aantrekkelijk was geworden zich met bo ter- en kaasmaken bezig te houden". Na een korte opleving vlak na de laatste wereldoorlog bereikte de kaasproduktie in 1959 een dieptepunt: slechts negen boe ren maakten nog de bruin-rood „geverf- de" Leidse komijnekaas, te herkennen aan het indrukstempel (twee gekruiste sleu tels). De teruglopende produktie van zowel de volvette als de magere Leidse kaas had verschillende oorzaken. Warmerdam: „Door de groeiende bevol king verdween steeds meer melk naar de fabriek. Weer andere boeren kozen voor de meer lucratieve bollenteelt. Tenslotte werd er veel weidegrond opgeslokt door Hoewel minder op de voorgrond tredend dan de veemarkt heeft ook de Leidse groenteveiling door de jaren heen getoond bestaansrecht te hebben. De meeste groenteveilingen rondom Leiden kozen in de jaren vijftig door een groeiende aan voer tenslotte voor de bloemen en plan ten. Overblijvende groentekwekers waren aangewezen op de veiling in Leiden. Hoewel er, behalve de veiling, niet veel meer van is terug te vinden, is er in het verleden ook in Leiden volop groenten ge kweekt. Tot omstreeks 1950 vond men aan de rand van de stad, bijvoorbeeld op Roomburg, het Waardeiland en langs de Haagweg nog grote tuinders. Tegenwoor dig wordt er, volgens de voorzitter van de Leidse groenteveiling, B. van Vliet, alleen nog maar „getuind" op volkstuincom plexen. Tevreden stelt hij vast dat de Leid se groenteveiling zich desondanks heeft weten te handhaven. Van Vliet: „Tot 1930 speelde handel in groenten zich hoofdzakelijk af op de Boommarkt en de Apothekersdijk. Met boten brachten de tuinders hun groenten 's ochtends vroeg naar de markt. Op de Apothekersdijk werden de goederen over geladen in de wagens van de handelaren. Verkeersopstoppingen waren ook hier de meente. Bij de verhuizing besloten de tuin ders van twee markten, de Boommarkt en de Houtmarkt, tot de oprichting van een gezamenlijke coöperatieve veiling. Van Vliet: „Het was crisistijd, de grond de markt na handjeklap van eigenaar. Dat ging meestal gepaard met veel koffie en borrels. Cafés rond de Beestenmarkt draaiden goed op die wekelijkse markt. Kon de verkoop van een koe nog wel eens op vijf gulden afspringen, in het stamcafé werd niet op geld gekeken. Aan het eind van de middag trok men, vaak niet geheel helder meer, met of zonder handel weer op huis aan". „De introductie van de auto en daarmee de komst van de veehandelaar maakten het „wekelijkse uitje" van de boer overbo dig. Met vrachtwagens wordt het vee nu opgehaald. De boeren komen nog slechts af en toe, bijvoorbeeld met een paasvee- tentoonstelling, naar de markt om zich te oriënteren wat er zoal te koop is". De verkeerschaos die door de voortduren de uitbreiding van het autopark werd ver oorzaakt maakte het handhaven van de markt in de binnenstad tenslotte onmoge lijk. Weima: „De veewagens konden geen kant uit. De beslissing te verhuizen is een paar keer uitgesteld. Het bleef een enorme uitgave zo'n hal met overkapping, die maar twee dagen voor de veemarkt ge bruikt zou gaan worden. Achteraf is het een juist besluit geweest. Na de sluiting van de Rotterdamse veemarkt in 1973 ko zen, zoals ik verwachtte, de meeste han delaren voor Leiden". de woningbouw en de recreatie, een pro ces dat ook nu nog doorgaat". Hoewel de kaaspers nog door opa War merdam werd aangeschaft is het werk toch wat gemoderniseerd. Mevrouw War merdam, die dagelijks vijf uur aan de kaas- en boterbereiding besteedt: „Tot '66 werden de komijnen hier nog met de voeten door de wrongel gekneed. In dat jaar werd besloten tot de aankoop van een nieuwe dubbelwandige tobbe, waar door ook de temperatuur van de melk makkelijker te regelen valt. Een weipomp zorgt er voor dat ik minder hoef te sjoü- De kwaliteit van de boeren-Leidse wordt door de vereniging nauwkeurig in de gaten gehouden. Zo wordt van 1 januari tot 1 april de produktie stopgezet, omdat de melk dan van mindere kwaliteit is. Verder is er nog de jaarlijkse kaaskeuring in Oud Ade, waar een jury de kazen beoordeelt. De toekomst voor de Leidse kaas ziet boer Warmerdam niet somber in. „Rond Leiden vind je momenteel zo'n vijftig ka zende boeren. Produkten van de boerderij worden weer gewaardeerd. In de winkel vragen de consumenten er naar en ze zijn ook bereid voor de kwaliteit te betalen. Niet voor niets is de boeren-Leidse de duurste kaas van Nederland". kon goedkoop worden aangekocht. Dat was ook wel nodig, want het was barre ar moede, er werd erg veel doorgedraaid. Nog geen twintig jaar later waren de tuin- dersbedrijven buiten de singels van Leiden verdwenen. De tuinders werden door de gemeente uitgekocht en op de plaats van de bedrijven werden huizen gebouwd". De verliezen aan omzet werden opgevan gen door de aanvoer van produkten van omliggende dorpen. „In dorpen als Roelof- arendsveen, Ter Aar en Rijnsburg, waar van oudsher veel groenten gekweekt wer den, kozen steeds meer tuinders voor de bloementeelt. Het gevolg was dat er plaat selijk geen groenten meer geveild werden. Vorig jaar nog werd de veiling in Haarlem opgedoekt. Onze leden zitten dan ook ver spreid over een steeds groter gebied, van Benthuizen tot in de Haarlemmermeer". Over de toekomst van de groentenveiling is Van Vliet, die binnenkort na 32 jaar de voorzittershamer neerlegt, zonder meer optimistisch. „De veiling heeft bewezen bestaansrecht te hebben, we hebben altijd vrij contstant gedraaid. Vooral de goede ligging ten opzichte van belangrijke ver keerswegen heeft daartoe bijgedragen. Wat oppervlakte betreft zou de veiling wel eens het grootste bedrijf van Leiden kun nen zijn". Zoals al eerder gemeld lagen de nieuwe mogelijkheden in de loop van deze eeuw vooral op het gebied van de bollen- en bloementeelt. De gang van zaken in Rijns burg is een voorbeeld van deze ontwikke ling. Daar gingen aan het eind van de vori ge eeuw steeds meer boeren ertoe over eerst groenten, maar al snel daarna bloe men te kweken. Het is de periode dat het beroep van kweker, handelaar en verko per nog in één persoon verenigd is. Niet zelden hield een bloemenkweker ook nog een hoek groenten aan. Veiling Flora zag alles aan zich voorbij trekken. N. Hemmes, stafmedewerker bij de veiling, memoreert hoe het allemaal begon. „Handelen in bloemen gebeurde in Rijns burg al rond de eeuwwisseling, ledereen, ook de bakker en de kruidenier, had ach ter zijn huis een hoekje tulpen als bijver dienste. Schulden maken door te investe ren in kassenbouw, zoals elders veel ge beurde, daar hield men hier niet van. Men ventte liever met bloemen". „De bloemenhandel kwam vooral in de cri sisjaren op gang. Op de veiling draaiden de groenten door. Met T-fordjes, volge stouwd met onder meer tulpen, pioenen, duizendschoon, margrieten en violieren Oft N. Hemmes: „Op den duur moest men wel kiezen, of bloe- l#IVvlllvl I mist blijven of met de vrachtauto er op uit". trok men er op uit. Er waren er ook die 's nachts met de boot via de Vliet naar Rotterdam vertrokken om daar op tijd op de markt te staan". „Na de oorlog ontdekte men pas goed dat er in de bloemenhandel een goede boter ham te verdienen viel. Voor veel kwekers was het nog steeds een bijverdienste. Op den duur moesten ze wel kiezen, of bloe mist blijven of met een vrachtauto er op BÉ sl Waar de bloemenexporteurs pas de laat ste jaren de Verenigde Staten als afzetge bied ontdekten, waren de bollenexpor- teurs uit Sassenheim, Lisse en Hillegom hen ruim een eeuw voor. De aard van het produkt maakte transport nou eenmaal eerder mogelijk. Al in 1849 stak ene Van der Schoot de Grote Oceaan over om op eigen houtje bollen aan de man te bren gen. De huidige voorzitter van de Bond van Bloembollenhandelaren, B. van Wave- ren, weet te melden dat Nederland in 1909 al 18 miljoen kilogram bollen exporteerde. Vorig jaar bedroeg de export 130 miljoen kilogram. Ook voor de bollenstreek moet de toe komst er aan het begin van deze eeuw rooskleurig hebben uitgezien. Bestaande handelsbetrekkingen werden uitgebreid en de opbrengsten waren goed. Van Waveren: „Er is in die tijd volop aan de weg getimmerd. Zo werd in 1910 de al lereerste Flora-tentoonstelling in Haarlem georganiseerd. Men wilde laten zien wat Nederland te bieden had. Grote bollenex- porteurs hadden toen zelfs al handelskan toren in Leningrad. Verder werd er ook volop geïnvesteerd. De bekende schuren voor het drogen van bollen dateren uit die tijd. Ook de grote herenhuizen getuigen van een zekere welvaart". De crisis in de jaren dertig en de gevolgen van de beide wereldoorlogen zorgden voor uit. Toen in de jaren zestig de handel bin nen de EG meer kansen kreeg groeide het aantal bloemenwagens explosief. Vooral in Duitsland, maar ook in België, Luxemburg, Frankrijk en Engeland komt men vanaf die tijd tot in de kleinste stadjes bloemenau- to's uit deze streek tegen. De laatste jaren is vooral, mede door de goede samenwer king met de KLM, ook de VS als groei markt aangeboord", aldus Hemmes. Wat de toekomst voor de Nederlandse bloemisterij betreft is Hemmes optimis tisch. Wat Nederland vóór heeft op andere landen, zowel binnen als buiten de EG, is dat het hele jaar voor een gespreid bloe- menpakket gezorgd kan worden. Niet slechts zomerbloemen zoals vroeger, maar sinds de jaren vijftig ook op grote schaal anjers, rozen en jaarrond chrysanten. Maar niet alleen het gespreide bloemen- pakket geeft Nederland een voorsprong. Hemmes: „We hebben ook nog ons unie ke veilingsysteem. Buitenlanders komen vaak kijken en proberen dan een en ander te imiteren. Meestal komt hier niets van terecht door de geringe medewerking van leverende bloemisten. Vergeten wordt dat de coöperatieve veilingen in Nederland zo'n 70 jaar ervaring hebben. Men heeft hier geleerd het belang van een goede sa menwerking in te zien". een onderbreking van de gestadige groei I roen moeiteloos de lijn van voor '40 weer van de export. Er moest volop worden ge-1 oppakken. saneerd om een eind te maken aan de I Van Waveren: „De betrekkingen met het overproduktie. Na de laatste oorlog kon I buitenland waren vrij snel hersteld. Ook de monopoliepositie bleef gehandhaafd,- de voorsprong die wij hadden was voor andere landen niet in te halen. In vergelij king met een land als Japan bleek Neder land een veel betere organisatie te bezit ten. Wij hebben door de jaren heen ge toond een betrouwbare handelspartner te zijn". Met de uitbreiding van de export, werd ook het produktie-areaal aanzienlijk ver groot. Aan de tijd dat er alleen in de streek tussen Leiden en Haarlem bollen werden gekweekt kwam in de jaren vijftig een einde. Het aandeel van de oude bol lenstreek in de totale bollenproduktie be draagt tegenwoordig nog maar zo'n kleine 20 procent. Naast het produktie-areaal werd ook het assortiment uitgebreid. Van Waveren: „De houdbaarheid van de bol werd verbeterd en het groeiseizoen werd verlengd. Deze ontwikkeling maakte het onder meer mo gelijk dat de grote exporteurs zich gingen toeleggen op de zogenaamde „droogver- koop": levering aan grootwinkelbedrijven en postorderbedrijven. Voor dat doel wer den grote hallen neergezet, waar de bollen via de lopende band in kleurrijke doosjes verdwijnen. Deze bedrijven zijn met name in de oude bollenstreek te vinden, want al is de produktie daar relatief gezien afge nomen, de centrumfunctie bleef behou den".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 53