olitiek
(roegeren nu
„Het is de vraag of men
over zeventig jaar nog
weet naar wie de
Prinsessekade is genoemd"
„Het lijkt wel of
tegenwoordig alles
in het café
wordt geregeld"
CcidócSoivumt
S. MENKEN NA BIJNA VEERTIG JAAR
LEIDSE POLITIEK:
1 de hand van twee voorbeelden
de socket jaar 1909 en een gesprek met
'jilenken, van 1946 tot 1972 wet-
iider, wordt de Leidse politiek van
"afgelopen drie kwart eeuw be-
De problemen zijn niet sterk
iderd, wel de wijze van bestu-
Van openheid was vroeger geen
ake, de wil van de burgemeester
toen nog wet.
:o hard
nten. Hel
i ook
eld no
c vee t.
niet zo
elend ki
b
et eind
zich
extr
f als
uitgespaP
aorreltje,
:n aantal
n alle vr
om te 2
iborreld.
Een houtf
lekt met
met
te wa
rtje gen
ar om di
kan
jemeenh
Jen overl
ikkelijke
UIT DE GEMEENTERAAD VAN 1909:
DEN We schrijven 1909: een-
ertig mannen inclusief de bur-
neester vormen de Leidse ge-
enteraad. De uit drie kiesdistric-
gekozen raad zou dat jaar vijfen-
itig maal bijeen komen, steeds
donderdagmiddag rond de klok
twee uur. Slechts in een enkel
il werd daar van afgeweken, zo-
bijvoorbeeld op die maandag in
'ertrokkejjember toen een buitengewone
jadering werd gehouden omdat
Pn Pnr toenmalige burgemeester, mr. Ni-
tas de Ridder, na een langdurige
met k kte was overleden,
W(
gemeentepolitiek was anno 1909 een
gelegenheid, die zich hoofdzakelijk
en de muren van het gemeentehuis
rok. De openbaarheid van bestuur die
toen een nog on-
end begrip. Ook dat bracht met zich
dat de Leidse gemeenteraad 75 jaar
meteen niet in de laatste plaats door
mij tenti samenstelling ver boven de burge-
ctoraal-s (0n(j Deelname aan het politieke spel
enomen; voorbehouden aan de notabelen der
i®™9J3,eente: acJvocaten, artsen, hoogleraren
ondernemers. Zo een arbeider al een
tieke carrière ambieerde, zou hij er de
niet voor hebben kunnen vrijmaken,
tijden van de vergaderingen maakten
de in loondienst werkende mens al bij
tbaat nagenoeg onmogelijk zich in het
- vlijen.
iettemin
prof. C
leuke tij raadszetels
Partijpolitiek was in die dagen een nog
nauwelijks bekend verschijnsel. Weliswaar
waren drie politieke stromingen (CHU,
ARP en liberalen) in de raad vertegen
woordigd, maar partijdiscipline bestond
nog niet. De raadsleden praatten hoofdza
kelijk met het gemeentelijk belang in
het achterhoofd voor zichzelf.
De gemiddelde leeftijd van de gemeente
raadsleden was aanzienlijk hoger dan nu
het geval is. Men trof er doorgaans geen
raadsleden aan, die jonger waren dan
veertig jaar. Een ander belangrijk maar
weinig verrassend verschil met 1984 is
dat de raad anno 1909 alleen uit heren be
stond.
Wat in 75 jaar niet veranderde, zijn de on
derwerpen die in de gemeenteraad werden
besproken: een greep uit de 25 zittingen
van de Leidse gemeenteraad in het jaar
1909.
Minerva
Deden de lustrumfeesten van Minerva in
1984 veel stof opwaaien, de lustrumfees
ten van het corps die in 1910 moesten
plaatshebben, waren 75 jaar geleden het
meest besproken onderwerp in de ge
meenteraad.
Het Verzoek van het Collegium van het
Leidsch Studentencorps om het gebruik
van een weiland aan den Zoeterwoud-
schen Singel en van een gedeelte van het
Plantsoen, ten behoeve van de viering der
lustrumfeesten in juni 1910" verscheen
maar liefst zes maal op de agenda van de
dertien
ie heeft
tijd niet.
sten op
insessen
irden tot
t Rapen
jorgaans
et heb
i
dan
jn studei
Bij Njor
kampioen,
rnaast hul
veel prt
s uitgeh
3 als i
3 leuk vi
imrails
vers
van zo'
400 kilo
nog een
te kri
euke tijd
i het lei
rking
p de
uitzond
e docent I
(leyn
veest mi
ib gehad, t
ik e
iar Zuid-
mertje c
rntinent
jfduizei
toch
EN Het eerste zomerse
■^kend met temperaturen van bo
de 25 graden kondigde zich be-
juli wat schoorvoetend aan toen
,(Jwethouder van volkshuisvesting,
Tesselaar, tijdens zijn ziekte-
uitriep, dat hij zich had voor
omen zijn vijfde lustrum als wet-
der in Leiden te vieren. „Ik wil
record van Menken breken en
was vijfentwintig jaar wethou-
voegde de in 1974 gekozen
«elaar daaraan toe. Hij maakte
er een kleine vergissing. „Ik was
zesentwintig jaar wethouder",
de nu 75-jarige Steef Menken,
ben in 1946 in de noodgemeen-
lad gekomen, was binnen een
irtier wethouder en heb er tot
2 gezeten". Zijn portefeuille was
die jaren nagenoeg aan net zo
g verandering onderhevig (soci-
zaken, volksgezondheid en per-
eelszaken) als de binnen de raad
ad je bel taande opvatting dat een afspie-
^yigscollege de beste manier is om
stad te besturen. Een PvdA, die
i en VVD tegen elkaar uitspeelt
uiteindelijk zelf aan het langste
te trekken, kende men nog niet.
ifllukkig niet", benadrukt Menken. Hij
i t nog steeds een toonbeeld van de op
■noenonie gestoelde denkbeelden van de
i een vaipten-democratie te zijn: „Een gemeen-
niet het parlement en dat moet je
ondf0^ n'et van maken. Je moet iedereen,
ebeuren.ir de grot® fracties, zoveel mogelijk
rcien geven, steeds weer naar gezamen-
opvattingen zoeken en die proberen
e voeren. De raad is een afspiegeling
de politieke voorkeuren in een stad,
ïollege van B en W moet dat ook zijn
l( [us zaten in Leiden confessionele, soci-
ische en liberale wethouders jarenlang
elkaar in één college",
was er ook wel eens een rimpeling in
Ind larmonieuze vijvers van die afspiege-
"Colleges. Het moet rond het jaar van
,er< watersnoodramp in Zeeland zijn ge-
T>t. De PvdA schoof als kandidaat-wet-
fer J. A. Jongeleen naar voren, herin
nert Menken zich. „Die lag niet zo goed bij
de PCG (Protestants Christelijke Groepe
ring). PvdA en PCG stemden toen niet op
eikaars kandidaten. Dat was niet zo'n
goed begin, inderdaad".
Is Tesselaar nog afhankelijk van de luimen
van het kiezersvolk in het stemhokje, Men
ken kreeg zijn raadszetel en de post als
wethouder op een presenteerblaadje aan
gereikt door iemand met twee functies, die
in die dagen blijkbaar moeiteloos te ver
enigen waren. Th. B. J. Wilmer, hoofdre
dacteur van de toenmalige Leidsche Cou
rant én tegelijkertijd fractievoorzitter van
de KVP-fractie in de gemeenteraad, riep
Menken tot het ambt. Menken zegt daar
over: „Een college van honderd kiesman
nen zocht de kandidaten uit. Via getrapte
verkiezingen kwam toen de eerste ge
meenteraad na de oorlog tot stand en ik
was met mijn zesendertig jaar een jong
broekie in die raad. Een van de kranten
omschreef me zelfs als een baby. De ge
middelde leeftijd van de raadsleden was
toen hoog, zeker als je het vergelijkt met
nu. Het was vlak na de oorlog, in de tijd
dat M.G. Verwey en de oude heer J.A.
Riedel je weet wel van de frisdrank
loco-burgemeester waren en J. Bol ge
meentesecretaris".
Wankelen
gemeenteraad. Het waren toen niet zozeer
de omwonenden of de dagelijkse wande
laars in het Plantsoen, die bezwaren had
den tegen de festiviteiten van het corps,
nee, de gemeenteraad stond voor een heel
ander probleem. Voordat het weiland aan
het corps beschikbaar kon worden ge
steld, diende het opgehoogd te worden,
wat een uitgave van 6500 gulden vergde.
B en W droegen het corps een goed hart
toe en lieten de gemeenteraad na ampel
beraad weten: „Waar eindelijk bij gelegen
heden als deze de gemeente kan toonen,
dat zij het bezit van een bloeiend studen
tencorps naar waarde weet te schatten,
daar hebben wij gemeend Uwe vergade
ring te moeten voorstellen het terrein be
hoorlijk opgehoogd voor de feestviering te
moeten beschikbaar stellen". En dat
de gemeente de kosten van ophooging
van het weiland voor hare rekening moet
nemen. Er zal dan worden verkregen een
schitterend feestterrein en allen, die van
buiten zullen komen om met de studenten
feest te vieren, zullen nagenoeg de ge-
heele gemeente moeten doorkruisen om
het feestterrein te bereiken. En ook de be
woners van Zoeterwoudschen Singel en
Plantsoen, die zich door deze keuze van
het feestterrein eenig ongerief zullen moe
ten getroosten, zullen dit offer gaarne
brengen wanneer zij daardoor het hunne
bijdragen om de kans van het welslagen
der feestviering te verhoogen".
Het beloofde een prachtig feest te worden
al had het college de offerbereidheid van
de omwonenden enigszins overschat. Er
Musis Sacrum
Maar ook de gemeenteraad liep niet over
van enthousiasme om het voor die dagen
niet geringe bedrag van 6500 gulden voor
het corps uit te trekken. Het raadslid Van
Hoeken maakte zich en terecht zoals
inmiddels is gebleken bezorgd over de
financiële toekomst van de gemeente.
„De gemeente Leiden gaat onder zware
lasten gebukt. Ik zal niet zeggen dat Lei
den armlastig is ik hoop, dat het daar
voor bewaard blijve maar toch wil ik mij
verklaren voor het in acht nemen van de
grootst mogelijke spaarzaamheid bij het
doen van uitgaven", betoogde de in Lei
den welbekende houthandelaar. Op ver
zoek van de raad gingen B en W op zoek
naar een ander geschikt feestterrein dat
de gemeente geen geld zou kosten. Het in
de directe nabijheid van het houten ge
bouw van sociëteit Musis Sacrum gelegen
terrein in het plantsoen werd het meest
geschikt bevonden. Het houten gebouw
zou voor het studentenfeestje echter afge
broken moeten worden, hetgeen voor Mu
sis Sacrum niet onoverkomelijk bleek
mits dat dit gebouw dan later worde op
gebouwd en in den staat, waarin het zich
thans bevindt, worde opgeleverd". En dat
nu, vonden B en W „eenparig onaanneme
lijk" gezien de daaraan verbonden hoge
kosten.
Het welbespraakte raadslid Fockema An-
dreae (hij was hoogleraar in het oud-va
derlands recht) maakte zich zo boos over
het zijns inziens onredelijke verzoek
Musis Sacrum dat hij voorstelde de so
teit de huur op te zeggen. Toen met Musis
Sacrum geen overeenstemming kon wor
den bereikt, werd ten langen leste beslo
ten terug te keren naar het weiland aan de
Zoeterwoudse Singel. Met frisse tegenzin
zelfs binnen het college heerste ver
deeldheid zou de raad uiteindelijk ak
koord gaan met de uitgave van 6500 gul
den.
„Immers, wanneer wij er niet voor zorgen,
dat de studenten een behoorlijk feestter
rein hebben, zou het wel eens kunnen blij
ken dat wij in den toekomst de gemeente
een groter nadeel berokkenen dan de
6500 gulden die wij nu moeten uitgeven;
het zou wel eens kunnen blijken dat wij
dan de kip met de gouden eieren zouden
geslacht hebben of beter niet behoorlijk
verzorgd hadden", verwoordde de heer
Fokker de gevoelens van de gemeente
raad. Het corps had zijn feestterrein.
P.J.-kade
Aandacht voor een discussie in de raad
waarvan we heden ten dage nog met het
gevolg worden geconfronteerd: de naams
verandering van de Paardensteeg. Tot 13
mei 1909 heette de huidige Prinsessekade
de „Paardensteeg". Door een herinrich
ting was de steeg herschapen in een
verkeersweg" en vatten B en W
wethouder mee te maken kreeg, waren
een direct gevolg van die oorlog.
„De eerste jaren na de oorlog waren be
stuurlijk moeilijk. We vergeten wel eens
dat er ook toen jarenlang een massale
werkloosheid was; er was nog steeds
sprake van distributie van schaarse goe
deren; de gezondheidstoestand van de be
volking was niet best; de zuivering van het
ambtenarenapparaat eiste veel aandacht;
de Leidse textiel ging wankelen en dat al
les gaf nogal wat spanningen. Ik ben nog
voorzitter van de huurcommissie geweest.
Je werd dan wel geconfronteerd met de
enorme problemen waarmee inwonen ge
paard kon gaan. Personeelszaken was
toen een heel belangrijk onderdeel van de
portefeuille. Ik kreeg te maken met de me
dezeggenschap, de invloed van de vak
bonden op het personeelsbeleid, terwijl
vanuit de gemeenteraad die invloed van
de bonden juist werd tegengewerkt. Maar
ik heb het altijd met plezier gedaan. Wordt
er trouwens tegenwoordig nog wel eens
gelachen in de gemeenteraad? Vroeger
wel, er waren er bijHet eerste half uur
van onze fractievergadering werd zo nu en
dan besteed aan het tappen van 'mop
pen".
en in de jaren daarna niet: „Er zaten ook
arbeiders in. We vergaderden weliswaar
's middags, maar ze kregen daar heus wel
vrij voor".
Menken zag in al die jaren veel veranderen
in de stad. De Langegracht werd gedempt
en de Mare onderging hetzelfde lot,- al
haalde dat voorstel het in de gemeente
raad maar op het nippertje. „Nu willen ze
de Stille en de Lange Mare weer opengra
ven. Dat begrijp ik niet, dan kan het ver
keer geen kant meer op. Dat is toch de
sastreus voor de middenstand", aldus
Menken. Ook de doorbraak van de Hooi
gracht naar het Levendaal werd een feit en
Zuid-West werd volgebouwd. Als in de tijd
van Menken de politiek zich boog over
bouwplannen of de verkoop van onroe
rend goed, dan was er in elk geval één on
derwerp waar niet over gediscussieerd be
hoefde te worden: de grondpolitiek. „Ook
de PvdA deed daar niet moeilijk over. Als
iemand grond wilde kopen, kon dat. Erf
pacht is natuurlijk ook een enorme rem
voor het bedrijfsleven en de particuliere
woningbouw".
Conflicten
De record-wethouder haalt herinneringen
op aan een ander politiek gevoelig onder
werp uit „zijn" tijd: de woningbouw. Want
niet alleen de invloed van de vakbonden
op het gemeentelijk personeelsbeleid of
de vraag of er al dan niet een gracht ge
dempt zou moeten worden, deed de ge
moederen zo nu en dan hoog oplopen. Bij
het conflict rond nieuwe huizen ging het
niet zozeer om de vraag of er nieuwbouw
gepleegd zou moeten worden in een van
de polders of juist in de open gaten in de
binnenstad. De discussie spitste zich toe
op de financiering van de woningbouw.
„Er waren raadsleden die woningwetbouw
afkeurden, omdat in de vrije sector alles
vanzelf in orde zou komen. De overheid
zou zich niet in zo verregaande mate mei
de volkshuisvesting mogen bemoeien. De.
meningen daarover liepen dwars door de
fracties heen".
Min of meer opvallende verschillen
overeenkomsten in de sfeer op het stad
huis en in de manier waarop toen en i
politiek in Leiden werd bedreven, weel
Menken tamelijk moeiteloos te noem
„De chef van de huishoudelijke dienst
droeg een lange slipjas, de raadsleden tu
toyeerden elkaar toen ook al in de wandel
gangen, maar een woord als „lullig"
mocht je niet bezigen. De commissiever
gaderingen waren besloten, de pers en de
burgers hadden nauwelijks toegang tot het
gemeentelijk apparaat. Dat kwam pas
de jaren zestig met Lelieveldt (de eerste
voorlichter die door de gemeente werd
aangesteld en in voorlichterskringen lan
delijke bekendheid kreeg door zijn pogin
gen de openbaarheid te vergroten), al
moest in het begin alles wat naar buiten
ging eerst via het college van B en W. En
de invloed van de burgemeester natuurlijk.
F. H. van Kinschot en G. C. van der Willi
gen hadden veel meer in de melk te brok
kelen dan C. Goekoop nu. Ze hadden veel
meer invloed op de besluiten van het col
lege. De burgemeester was toen nog voor
zitter van het psychiatrisch ziekenhuis En
degeest en van de Leidse Duinwater Maat
schappij. Er waren tien a vijftien gemeen
tebedrijven. Ik heb A. J. Vis (voorganger
van burgemeester Goekoop en nu secre
taris-generaal op het ministerie van bin
nenlandse zaken) ook nog wel eens horen
klagen dat hij niets mocht".
Het diner ter
gelegenheid van
het afscheid van
raadslid Fockema
Andreae.
het plan op de naam te wijzigen in „de
Ridderkade", naar burgemeester De Rid
der. Toen op 30 april 1909 prinses Juliana
werd geboren, werd echter een nieuwe
naam voorgesteld: „Prinsessekade". Maar
zou iemand 75 jaar later nog weten naar
welke prinses deze Prinsessekade was ge
noemd? Dat vroeg het gemeenteraadslid
Roem zich ook af: „Ik juich het van harte
toe, dat deze kade Prinsessekade zal wor
den genoemd. Het is echter zeer de vraag,
of men over zestig a zeventig jaar, en laten
wij hopen nog eerder, nog weet naar wie
de kade genoemd is. ik zou daarom de
kade den naam willen geven van Juliana-
kade". Burgemeester De Ridder stelde
zich een beetje onwillig op; hij maakte
maar al te duidelijk dat hij er niet veel voor
voelde: „Wij hebben met het oogenblik te
rekenen, en nu is er één prinses. Er blijkt
dus geen andere bedoeling dan de kade
te doen heeten naar de eenige prinses, die
pas geboren is. Er is dus geen reden te
spreken van Prinses Julianakade en van
Julianakade nog minder", aldus de ietwat
merkwaardige stellingname van de toen
malige burgemeester.
Maar de oppositie hield dapper vol.
Roems: „Als nu, wat wij hopen, over enige
jaren een prinses geboren wordt(Inter
ruptie: „Of een prins")Of nog liever
een prins, dan weten wij niet meer, naar
wie de kade heet". De burgemeester was
echter niet te vermurwen. Julianakade was
hem te oneerbiedig en Prinses Julianaka
de zou volgens De Ridder tot allerlei onge
wenste afkortingen leiden: „Als men moet
spreken van Prinses Julianakade wordt al
spoedig wat weggelaten. Dan zat er in de
wandeling misschien wel P.J.-kade van ge
maakt worden.
Wethouder Van der Lip trachtte het con-
flictje te sussen door er op te wijzen dat
wanneer er nog meer prinsessen zouden
worden geboren het „Juliana" nog al
tijd aan de Prinsessekade toegevoegd zou
kunnen worden. Waarop hij de gehele
raad over zich heen kreeg omdat een
tweede naamsverandering voor te veel
verwarring zou zorgen. Het is er dan ook
nooit van gekomen. Nu is duidelijk dat De
Ridder het bij het rechte eind heeft gehad:
Juliana bleef enig kind en er was dus geen
enkele aanleiding de Prinsessekade van
een nadere toevoeging te voorzien. Hoé-
wel men zich met recht kan afvragen wie
anno 1984 weet, dat de naam Prinsesse
kade een huldeblijk is aan onze voormali
ge koningin.
Het eerste college van B en W
na de oorlog. Dit college
kwam voort uit de
noodgemeenteraad, die via
getrapte verkiezingen tot
stand was gekomen. De
foto werd gemaakt in de
zomer van 1946 in wat nog
steeds de kamer van het
Leidse college is. Van links
naar rechts: wethouder
J. C. van Schaik(PvdA),
burgemeester F. H. van
Kinschot,
gemeentesecretaris J. Bol,
wethouder S. Menken
(KVP), wethouder J. A.
Riedel (PvdA) en wethouder
A. J. Jongeleen (PvdA). Dat
de PvdA zo sterk
vertegenwoordigd was in
dit college had te makén
met de grote invloed van
het voormalig verzet op het
gemeentebestuur.
Niet alleen Vis klaagde overigens over de
manier waarop in Leiden de taak van de
burgemeester tot het minimum is beperkt,
ook Goekoop heeft zich wel eens laten
ontvallen dat hij er geen bezwaar tegen
zou hebben wanneer zijn dagtaak wat ver
zwaard zou worden.
Saamhorigheid
Het keerpunt ligt voor Menken aan het be
gin van de jaren zeventig als een nieuwe
generatie politici opstaat. Cees Waal bij
voorbeeld. „Dat was een hondsbrutale
vent. Nee, op de opmerking van Waal dat
ik meer een weddehouder dan een wet
houder was, ga ik niet in". De naam van
die andere socialist, die van Financiën is
hij even kwijt. „Oh ja. Hans van Dam".
„In 1970 kregen we in Leiden zes wethou
ders. Rumoerige figuren als Van Dam en
Waal kwamen toen in de raad. De sfeer
werd geleidelijk anders. Ik vind dat je nu
veel meer stokpaardjes ziet. Er wordt nu
alleen nog maar gekeken naar partijpoli
tieke doeleinden en dat is geen positieve
ontwikkeling. Ik geloof dat er in de raad
geen gevoel voor saamhorigheid meer be
staat om het beste voor de stad te doen
dat je kunt doen".
Menken meent dat er vroeger wel eens te
weinig fractiediscipline was, maar de ma
nier waarop de stad nu vanuit het stadhuis
wordt bestierd, komt hem ook weinig ge
lukkig voor. „Ik herinner me een begro
tingsvergadering in de jaren vijftig waarbij
twintig van de vijfendertig raadsleden het
woord voerden. Dat was wel een beetje te
veel van het goede. Een fout van deze tijd
is echter de manier waarop de besluiten
tot stand komen. Alles wordt van tevoren
geregeld. Zo'n gestructureerd overleg tus
sen fractievoorzitters en wethouders als
blijkbaar nu bestaat, kenden wij niet. Het
zwaartepunt lag bij het college van
B en W en daar hoort het ook. Er be
stond niet zo'n invloedrijk informeel circuit
en er waren geen afdelingsvoorzitters, die
overal bij betrokken werden. Het gebeur
de vroeger geregeld dat voorstellen van
het college het in een commissie niet haal
den, maar dat achtten wij niet zo bezwaar
lijk. De Leidse politiek begint zo nu en dan
een beetje op dorpspolitiek te lijken, alsof
op zondag na de hoogmis in het café even
alles wordt geregeld".