26 Ccidóc Somont GOED CONTACT IN DE STAMKROEdroc Mil (roc Hoe gemoedelijkheid verloederde tot studentje rammen DUIDELIJKE VERBONDENHEID AF EN TOE EEN HANDGEMEEN STENEN GOOIENDE MEUTES 75 jaar Nieuws IJAREN DERTIG:! ZUTPHEN Jonkheer mr. Mari- nus W.C. de Jonge, 73, gepensio neerd advocaat te Zutphen, stu deerde van 1929 tot 1935: „Van enige irritatie van de burgerij jegens ons, studenten, heb ik in mijn tijd nimmer iets gemerkt. Bekeken door een heden- Banketbakker Gerrit Hulst uit de Breestraat: „Heren, heren drinkt u de drankvoorraad toch op". VIER GENERATIES CORPSLEDEN: Universiteitsstad sinds 1575, hebben de studenten ook de afgelopen drie kwart eeuw een belangrijke bijdrage geleverd aan het leefklimaat in Lei den. Welke veranderingen hebben zich sinds de oprichting van de Leid- se Courant in het studentenleven voltrokken? We zochten een ant woord bij de familie De Jonge. Een Zeeuwse familie, in de vorige eeuw tot het jonkheerschap verheven, die al ruim vier eeuwen „vaste klant" is van de Alma Mater; sinds 1583 heeft elke generatie De Jonges telgen ge kend die hun academische vorming opdeden aan „onze" universiteit. De oudste thans nog levende De Jonge die in de Leidse collegeban ken heeft gezeten, is de Zutphenaar jhr. mr. Marinus W. C. de Jonge (73), student van 1929 tot 1935. Behalve met hem spraken we met drie andere De Jonges: jhr. mr. Willem H. de Jonge (66), de jongere broer van Marinus, even eens Zutphenaar, student van 1938 tot 1945; hun neef, de Amersfoorter jhr. mr. Jan M. de Jonge, (44) woonachtig in de Sleutelstad van 1958 tot 1965; en tenslotte de jongste telg die zijn aca demische vorming hier opdeed, de Hagenaar jhr. mr. Willem A. de Jon ge (31), zoon van de Zutphenaar Wil lem H., en student van 1974 tot 1981. Vier meesters in de rechten dus, die zich, naar de familietraditie van hen eiste, ook als lid van het Leids Stu denten Corps kranig hebben ge weerd. Nu heeft de relatie tussen Leidenaars en corpsstudenten de af gelopen jaren te lijden gehad van een reeks onplezierige incidenten. Deze zomer nog gaf de viering van het 34e lustrum van de studentenver eniging in het Van der Werffpark zo veel geluidsoverlast, dat de politie opdracht gaf het feest voortijdig te beëindigen. Tegen deze achtergrond vroegen we de verschillende genera ties De Jonges in het bijzonder hoe zij in hun tijd de betrekkingen met de Leidenaars hebben ervaren. Over de verloedering van een ge moedelijk gesprek aan de stamtafel tot stenen gooien en studentje ram men. En waarom de studietijd des ondanks „ontzettend leuk" bleef. voor zijn kandidaatsexamen rechtsgeleerdheid. De eerste biertjes ter markering van deze mijlpaal gebruikte hij bij Koos Goeree in café l'Espérance aan het Rapenburg. Links op de foto de pui van l'Espérance. Links op de bok de destijds befaamde koetsier Dirk van Egmond. Achterin de koets met duim omhoog jhr. mr, W.H. de Jonge. bril lijkt dat des te opmerkelijker omdat de armoede in die jaren dertig niet gering was. Veel krotbewoning. Grote groepen werklozen. Gezinnen die hun hoofd maar nauwelijks boven water kon den houden en afhankelijk waren van de steuncomités. Terwijl de heren studenten partij na de andere aanrichtten. Zich lallend per koets lieten vervoeren en diners bestelden die zo overdadig waren dat het invoegen van een pauze pure noodzaak was. Zes gangen voor de pauze waren geen uitzondering. Waarbij bepaald geen bescheiden wijnen werden geschonken. Sociëteit Minerva had destijds de op een na beste wijnkel- heel Nederland, ledereen vond het gewoon. Men accep teerde het contrast als iets dat onvermij delijk bij het leven hoorde. Daar kwam bij dat de overlast beperkt bleef doordat het aantal studenten nog maar heel klein was. Er waren er bijna 2500 op een totale Leid- bevolking van 71.000 zielen. Ik denk ook dat het mede hieraan te danken is dat wij veel meer contact hadden met de Leie naars dan de naoorlogse studentengene raties. De sociëteit zochten we pas na middernacht op. Daarvoor zaten we in onze stamkroeg. Iedere student had een stamkroeg in de buurt waar hij woonde, l'Espérance bijvoorbeeld of de Spijkerbak of de Bierbengel. Het jaar waarin ik aankwam, 1929, was het jaar van de stadhuisbrand. Ik weet nog goed dat we met de burgers drukke twist gesprekken voerden over de vraag in wel ke stijl het stadhuis zou moeten worden herbouwd. En of de voorgevel gehand haafd moest blijven. Die gevel aan de Breestraat was een fel betwiste zaak. Ve len vonden het onzinnig om dergelijke ouwe troep intact te laten. Uiteindelijk zag de meerderheid er toch de monumentale waarde van in. Tot mijn vreugde, trou wens. Maar ik wil er maar mee zeggen: de studentengemeenschap vormde nog niet zo'n eiland binnen de Leidse samenleving als nu het geval is. Ook de omgang met je hospita droeg daaraan bij. Studentenhuizen bestonden er nog niet, dus je nam je intrek bij een juffrouw die, zoals dat heette, „heren hield". Ik heb jarenlang gewoond bij juf frouw Olivier aan het Rapenburg. Pietje Olivier. Een uitermate zorgzame vrouw, ongetrouwd, een jaar of veertig oud, en permanent gekleed in een zwarte jurk zon der enig model. Ze leefde van haar stu denten, maar ze leefde er ook vóór. Deed 'alles voor je. Als je thee of een spiegelei wilde, hoefde je maar te bellen en het werd gebracht. Ze hield je kamer schoon, deed je inkopen en poetste je schoenen. Altijd even nauwgezet. Een uitnemende vrouw, werkelijk. Het laatste jaar van mijn studententijd, 1935, heb ik gewoond in hotel Deurloo in Voorschoten, het huidige „Wapen van Voorschoten". Dat hotel liep niet meer zo best en vandaar dat de familie Deurloo was overgeschakeld op studenten. Je trok je daar terug, ver weg van woel en de verlokkingen van de soi wanneer de tijd was gekomen om met je studie te maken. Nu hoefden wij er lang niet zo hard trekken als de huidige studenten. Hel tact met de hoogleraren was ook soonlijker. Ik heb bijvoorbeeld r schriftelijk tentamen afgelegd. Maar het was natuurlijk ook niet zo je doctoraal louter free-wheelend ko len en daarom was een vrijwillige schap in Hotel Deurloo op het eind studie bijzonder aan te bevelen. Een ballingschap, die wel met zich bracht dat je het in de weekends extr maakte. De week was niet èf als er c terdag en zondag niet goed uitgespa worden. Borreltje-borreltje-borreltje, dineren, vervolgens weer een aantal reltjes en dan 's morgens in alle vr naar de Wassenaarseslag om te j Ja we hebben heel wat afgeborreld. een keer in het Rapenburg. Een hout< fel hadden we stormvast gedekt met flessen pils en wat schalen met b nootjes. Het geheel lieten we te w het Rapenburg-drab, dat destijds twijfeld nog aanzienlijk infectueuzer dan vandaag de dag. Watertrapp hebben we toen ons biertje gen Waanzinnig natuurlijk maar om di bijsterde gezichten op de kade kan nog steeds lachen. De goegemeenti niet geloven dat we het zouden overl Werkelijk, het was een verrukkelijke 'Rhet j de hi jaa Zenker aider. afgelo De 'ofanderd Van ake; d bi 5 toen IJAREN VEERTIG:! ZUTPHEN Jonkheer mr. Wil lem H. de Jonge, 66, advocaat te Zupthen, studeerde van 1938 tot 1945: „De confrontatie met een gemeenschap pelijke vijand leidde in de oorlogsjaren tot een duidelijke verbondenheid tussen stu denten en Leienaars. Ik hoor het Gerrit Hulst, de banketbakker van de Breestraat, nog zeggen: „Heren, heren, drinkt u de drankvoorraad toch op. Of verberg hem ergens. Of geef hem weg. Maar doe er iets mee want de moffen zullen u niet onge moeid laten". Kort daarna kreeg hij gelijk. De wijnen, de cognacs, de likeuren alles roofden de moffen weg en verbrasten het in hun kan tines. Zonder er ook maar in de verste verte van te genieten uiteraard. Een wijn naar waarde genieten hadden die boeven niet geleerd. Gerrit Hulst was in de jaren dertig en veer tig, en trouwens ook daarna nog, een fa meus figuur in het wereldje van het corps. Aan zijn banketbakkerij was een lunch room verbonden, waar de echtgenotes en dochters van de hoogleraren gewend wa ren de thee te gebruiken. Volgens de over levering werd de grondslag voor de innige relatie van Gerrit Hulst met Minerva ge legd toen op een middag een groep corps leden in cortège de lunchroom was bin nengeschreden om er de jongedames het hof te maken. Kort daarop verlieten de he ren het pand aan de achterzijde met me deneming van de verzamelde dochters en achterlating van de verblufte moeders. Sindsdien kon de vriendschap tussen Ger rit Hulst en het corps niet meer stuk. Ja renlang plachten de studenten op gezette tijden in zijn woning bijeen te komen om roulette te spelen en niet om lucifer houtjes. De politie wist ervan, kwam af en toe ook wel kijken, maar stond het ooglui kend toe zolang er maar geen burgers bij betrokken waren. Het sociëteitsleven lag vanaf december 1940 volkomen stil, terwijl regulier stude ren na de rede van Cleveringa ook steeds moeilijker werd. De joodse hoogleraar Meyers was door de Duitsers geschorst. Prof. Cleveringa nam Meyers college-uur over en gaf openlijk lucht aan zijn afschuw over de maatregel. Ook ik bevond me on der zijn gehoor die 26e november. Uiter aard. Van de juridische faculteit ontbrak niemand, voor zover ik weet. Cleveringa's rede maakte enorme indruk. De moed die hij ten toon spreidde. De heldere wijze waarop hij de persoon en het werk van Meyers belichtte. Na afloop werd spon taan het Wilhelmus aangeheven en met uitzonderlijke gloed en overtuiging gezon gen. ledereen was zeer bewogen. De da gen erna Cleveringa werd prompt gear resteerd zoals hij zelf al verwacht had waren we druk in de weer de rede te[f menigvuldigen. Ik herinner r 's nachts door Leiden liep steeds weer andere ramen mede-stil ten achter de typemachine zag zitten] In 1943 ben ik uit Leiden vertrokkej had een seintje gekregen dat de i studenten gingen ronselen en ben Ij ondergedoken bij een boer in Voorf ten. Een buitengewoon hartelijke r mij echter dermate volpropte met melkse pap dat ik spoedig besloot v verkassen. Via een reeks orr ben ik uiteindelijk in '44, door de I heen, naar mijn schoonfamilie in Bredj reisd. Ondertussen had ik mijn studie, en zo kwaad als dat ging, in mijn voortgezet. Zodra ik klaar w< vak zocht ik een prof op die mij tent^ kon afnemen. Heel de doctoraal-s heb ik op deze wijze tot mij genomen;!' der ook maar één college te volgel zonder een enkel officieel tentamen L leggen. Op grond van een stapeltje if mele en beduimelde tentamen-bril heb ik in augustus 1945 niettemin|t doctoraal examen gehaald. Bij prof. f ringa. Het was een soms moeilijke, r veel opzichten toch ook erg leuke tij£ IJAREN ZESTIG:! AMERSFOORT Jonkheer mr. Jan M. de Jonge, 44, directeur bij de verzekeringsmaatschappij Centraal Beheer, studeerde van 1958 tot 1968: „Nee, ik herinner me niet dat we veel con tact hadden met de burgerij. Hooguit in de schouwburg. Het fenomeen stamkroeg kenden we niet. Als je je wilde vermaken ging je naar de sociëteit; vanaf elf uur 's avonds. De verhouding met niet-stude- rende leeftijdgenoten was ook niet recht hartelijk. Studenten werden beschouwd als opscheppers en er onstond wel eens een handgemeen. Het was bijvoorbeeld niet verstandig als corps-student in je een tje een dancing binnen te gaan. Aan die slechte relatie zal niet vreemd zijn geweest dat wij ook wel achter hun meis jes aanzaten. Op 3 oktober was het de ge woonte, tegen alle reglementen van de so ciëteit in, meisjes uit de burgerij naar bin nen te loodsen. Jongedames van zeven tien, achttien, negentien jaar'die het wel spannend vonden om Minerva eens van binnen te zien. Er werd dan gedanst en pret gemaakt. De traditie wilde dat de so ciëteitscommissie het feest uiteindelijk af sloot door de brandspuit te grijpen en ie dereen eruit te spuiten. Een en ander zat de vriendjes van die meisjes natuurlijk niet lekker. Het hospitatijdperk liep zo in het begin van de jaren zestig duidelijk op zijn eind en ook die ingang naar de burgerij slibde dus dicht. Zelf heb ik nog op het nippertje zo'n echte hospita mogen meemaken: de on vergetelijke en in mijn tijd al aardig be daagde juffrouw Hannaert van het Ge recht. „Juffrouw Hannaert, wilt u twee kopjes koffie zetten?" Dat gebeurde dan. Wel gingen we zelf naar beneden om de koffie te halen. Meneer Hannaert heeft nog een tijd lang de schoenen van zijn ka merbewoners gepoetst. Maar op den duur vonden we dat toch te gênant en hebben we het karweitje van hem overgenomen. Tekenend voor de veranderingen die zich sinds de oorlog in het studentenleven had den voltrokken is ook dat het in onze tijd heel gewoon was geworden er naast je werk bijbaantjes op na te houden. Geluks vogels werkten wel als reisleider of maak ten een reisje als bordenwasser op de Holland Amerika Lijn. Zelf heb ik veel sjouwwerk gedaan bij meelfabriek De Sleutels. Op gezette tijden belden ze me op: „Ja, de harde grieslijn draait weer. Je kunt komen. En neem maar dertig man mee". Die wierf ik dan op de sociël vrijwel iedereen kon wel een paar til extra gebruiken. Diners met dertien gen zoals mijn oom Minus die heeft gemaakt kenden we in onze tijd niet chique bal gingen we daarentegen de weg. Graag geziene gasten op partij waren in mijn tijd de prinsessen trix en Margriet. Die studeerden tof Leiden en woonden aan het Rapen Hun omgang met ons was doorgaans ongedwongen. Al was de relatie nui weer niet zo vrij dat je maar gewoon ij op de thee kon gaan als je daar zin in Je kwam in mijn tijd so wie so niet m] lijk op een meisjeskamer. Maar op partijtje waren de prinsessen heel derbaar. Met prinses Margriet heb gedanst, ja. Met prinses Beatrix i maar die is ook twee jaar ouder dan Erg veel plezier heb ik in mijn stude tijd beleefd aan het roeien. Bij Njor 1963 ben ik nog Nederlands kampioi^p,. de „achten" geworden. Daarnaast h 7, natuurlijk ook op de sociëteit veel prekend maakt. Veel practical jokes uitgeh Een traditionele grap die we als oui jaars toch elke keer weer erg leuk vo weth was de leestafel via de tramrails Breestraat naar het Rapenburg ver en herri daar in het water donderen leestafel had een oppervlakte van zo' omei gen bij twee meter en woog 400 kilo der voor de eerstejaars was het nog een klus om hem weer aan de kant te kri Ja, het was een ontzettend leuke tijd of ui JAREN ZEVENTIG:! DEN HAAG Jonkheer mr. Wil lem A. de Jonge, 31, advocaat te Den Haag, studeerde van 1974 tot 1981: „Toen ik aankwam in '74 zat er op de deur van Minerva nog een gewoon, vriendelijk slot. Bij mijn vertrek was de toegang ver grendeld met een reeks zware kettingen. Die toename van de agressie jegens ons heeft mij erg gefrappeerd. Aan het eind van de jaren zeventig schrok je niet meer als je op een dode muur de kreet ontwaar de „Dood aan de Bal". Er werden ook geregeld studentjes in el kaar geslagen. Nu wil ik de verantwoorde lijkheid daarvoor niet eenzijdig bij de Leid se bevolking leggen. Wij borrelende blau we blazers gaven zelf ook wel aanleiding. Niet doordat wij als eersten met de hand jes gingen wapperen, maar soms wel door onze verbale agressie. Op de sociëteit word je getraind in het uiten van agressie via de mond. Daarbij is het de bedoeling dat je de handen in de zak houdt. Wie met woorden niet zo goed uit de weg kan, brengt zijn vuisten wél in stelling en ver koopt een dreun. Vooral de geweldsexplosies op 3 oktober feesten zijn mij bijgebleven. De stenen gooiende meutes die het op de ruiten van Minerva hadden gemunt en de politie te paard die charges uitvoerde. Uiterst on plezierig. De enorme toename van het aantal stu denten heeft er ongetwijfeld mee te ma- de ben lad i rtier 2 ge: ken. Het Leiden van de jaren tachtig wordt na de zomervakantie overspoeld door een naamloze golf van in totaal zo'n 17.000 jongens en meisjes. Dat betekent dat voor de duur van het studiejaar een op de zes inwoners student is. Intussen blijven de contacten met niet-studenten doorgaans toch heel schaars. Ook het kringetje waarvan ik deel uit maakte stond heel geïsoleerd in de Leidse samenleving. Ik kende een vechtjas bij wie ik conditietraining volgde, ik gaf bijles aan de dochter van de snackbar-exploitant maar andere Leidse kennissen had ik toch niet. Nou ja, de werkster misschien die het studentenhuis schoonmaakte. Een hospita in de klassieke zin van het- woord heb ik nooit meegemaakt. Ik heb gewoond aan de Maredijk en aan het Ra penburg. Het huis aan de Maredijk, num mer 19-c, vond ik het leukst. Alle bewo ners waren lid van het corps, maar zonder zich als echte brulboeien te gedragen. We brachten ook zeker niet al onze vrije tijd op de sociëteit door. Deden een hoop din gen die met het corps niets te maken had den. Heel het huis hing vol briefjes waarop je je kon opgeven voor gezamenlijke acti viteiten. We aten ook vaak samen, 's Zo mers op het platje werd er veelvuldig ge barbecued. Er hing een heel saamhorige sfeer, die bijvoorbeeld ook hierin tot uiting kwam dat we tijdens multiple-choiceni tamens bij vraag 19 steevast antwoijz; invulden, ons huisnummer. be I; B?s ec' Vooral de eerste twee jaar had je lijk wat multiple-choice-tentamens. pelijk als je de omvang van het lei rechtenstudenten in aanmerking Mondelinge tentamens zijn op de faculteit helemaal een hoge uitzonr geworden. Het contact met de docenlJ navenant afgenomen. Prof. Kleyn en Giltay Veth zijn de enigen geweest mfl ik ooit persoonlijk contact heb gehad t de overige docenten is er vermoi niemand die mij op straat als een vt studenten zou hebben herkend. Toch heb ik zelf nooit geleden ondi0^ massaliteit van het studiegebeuren. corps heeft daarin een belangrijke speeld. Dank zij de sociëteit bouwde heel snel een vriendenkring op en f mee heb ik die ruim zes jaar dat ik hel studeerd toch altijd enorm veel pre maakt. In mijn derde jaar ben ik een f zes maanden op vakantie naar Zuid- rika geweest. Ik had mijn kamertje c verhuurd en ben heel dat continent getrokken. Voor nog geen vijfduizei den! Ach, je bent als student toch als een vogel? Ik vond het een vr leuke tijd". vc selac er e :ak€ eels2 laani O it elk ,er( "ater

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 46