Kerken in het Leidse: na 75 jaar een nieuwe dageraad? 75 jaar Nieuws £cidóc0oincwit „Het dieptepunt is voorbij", "Jan Bovenberg, sinds 1964 gerefor- predikant in Leiden. „Wat er nu van de kerken, consolideert |En zal in de toekomst weer kunnen in, want de behoefte aan het hervin- fan een religieuze oriëntatie is groot, ferk dat dagelijks bij mijn werk in het (nhuis: als je oprechte belangstelling r de wereld van de ander, stuit je I altijd op een verlangen naar herstel He spirituele beleving. De vraag is al- Izullen de kerken de godsdienstige fen kunnen vinden die op dat verlan- nsluiten? Daarop durf ik geen ant- pQ Va geven". dieptepunt voorbij, het dal gepas- 1 Luisterend naar dominees en pas- H m Leiden en zijn randgemeenten, in ■j Mijn- en in de Bollenstreek, vallen die *jkkingen opmerkelijk vaak. Zou het jzijn? In kringen van ondernemers is led gebruik het inzakken van de nooit anders dan zó onder woorden Al ligt de handel volkomen stil: [dieptepunt is gepasseerd". Maar op ite plaats lijkt de vergelijking met rnemers niet helemaal op te gaan en de BurJe tweede plaats zijn er, zeker in Lei pers zelf, aanwijzingen te vinden die het sme van ds. Bovenberg en zijn col- ondersteunen. De vitaliteit van een 'ige gemeenschap als die rond de Re- oogkerk in de Merenwijk, is onloo- Hetzelfde geldt voor de katho- orthodoxie rond pastoor Vreeburg e Lodewijksparochie; de protestants- lelijke orthodoxie in de Marekerk; de itigd progressieve parochie van pas- Schlatmann in Zoeterwoude en ntwoordaloen we nog maar een kleine greep. insturnet een heel eigen signatuur, vertoont ant, Pos|van deze gemeenschappen ook maar »n ademnood. elegenheid van het 75-jarig jubileum izoek bij een staal van deze gemeen- ipen, is hun rijke verscheidenheid jeloofsbeleving een tweede waarne- die frappeert. Vooral voor de katho- geldt dat de eenvormige kerk van r heeft plaats gemaakt- voor een pluriformiteit. Zich niet thuis voelend eigen parochie, blijken nogal wat lieken in het weekeinde dan ook een re kerk op te zoeken, die bij hun latie beter aansluit. Pastoor Schlat- badinerend: „Vroeger verweten we otestanten dat ze niet voor God naar irk gingen, maar voor die-en-die-do- Nu doen wij hetzelfde", lerde indruk die wordt bevestigd, is itte de grote openheid en oecumeni- gezindheid die de meeste gelovige enschappen kenmerken. In die mate et verwijt van de orthodoxie dat men lumanistisch vaarwater" is beland, wel invoelbaar wordt, lijken de orthodoxen de bezieling •hun meer progressieve geloofsgeno- i onderschatten. )ij mag worden bedacht dat wie als "mens (in de dorpen ligt het anders) 1984 nog naar de kerk gaat, welke dan ook, dat onmogelijk kan doen uit onformistische overweging dat „de nan het nu eenmaal ook doet" en dat erbij hoort" in het leven. Mensen die nóg niet uit zijn, moeten wel lezieling, een sterk persoonlijk motief en om er te blijven. of socialist ds. Bovenberg terugblikkend op de •pen drie kwart eeuw, stellen we vast situatie 75 jaar geleden precies om- Jrd was. Toen was een sterk per- jk motief onontbeerlijk voor wie de 'at meer wenste te bezoeken. Zo ie- vas of gek of socialist, wat in de an de gelovigen op hetzelfde neer- Waren er dan al onkerkelijken in „In de papieren zin van het woord elijks", weet Bovenberg, „ledereen I wel bij een kerkgenootschap inge- ven, maar bij de Nederlands Her- de Kerk was het fenomeen van de merkelijkheid wel degelijk al aanwijs- Behalve een incidentele intellectueel >or de atheïstische of agnostische le Ds. J. Bovenberg vensbeschouwing koos, waren het in jaren twintig vooral de arbeiders uit de Leidse binnenstad, ingeschreven bij de hervormde kerk, die van de schijnheilig heid van de dominee genoeg begonnen te krijgen. Een dominee immers die een fraai herenhuis aan het Rapenburg bewoonde, de textielarbeiders rustig liet verkomme ren, maar niettemin vroom prevelde tot een Heer die zelf nog geen dubbeltje be zat". Bij de Gereformeerde Kerken en de Roomsch-Katholieke Kerk daarentegen, en bij de hervormden op het platteland, was in die tijd van randkerkelijkheid nog geen sprake. Zeker bij gereformeerden roomschen was heel het leven van c godsdienst doortrokken. „Wat zich bijvoorbeeld weerspiegelde hun kranten", herinnert zich Leo Roozen (Petrusparochie), die op 19-jarige leeftijd tot de redactie van de Leidse Courant toe trad om er pas in 1969 als hoofdredacteur weer te vertrekken. Roozen was destijds het enige redactielid dat niet van een se minarie afkomstig was. Al zijn collega's waren voormalige priesterstudenten. In stijf gestreken jacquet bezochten ze katholieke plechtigheden van enig belang en schreven daarover lange, eerbiedige verslagen. Een bezoek van de bisschop vormde een hoogtepunt, maar ook aan de eerste plechtige mis van een jong priester, aan elk jubileum of overlijden van een pas toor werd kolommen lang aandacht ge schonken. Rondwarend in zijn herinneringen van een halve eeuw geleden, stuit Roozen veelvul dig op beelden die duidelijk maken dat in de dorpen de godsdienst ook op het openbare leven een krachtig stempel drukte: „Wanneer in een katholiek dorp als Hoogmade een priester met Ons Heer op weg was naar een zieke, knielden de voorbijgangers ootmoedig neer. Reed de priester in een koets, dan waren de kaars lantaarns opgestoken en de gordijntjes dicht. Het gezag van de pastoor was voor al op het platteland heel groot. In Hoog made was het bijvoorbeeld gebruik bij het passeren van de kerk twee keer de pet af te nemen. Eén keer voor de kerk zelf één keer voor de pastorie". „Een nieuwe pastoor werd ten plattelande binnengehaald met een in moderne ogen ongekend feestvertoon. Een open calèche, boerenruiters, een stoet van bruidjes, versierd kerkgebouw niets ging te ver om de aanhankelijkheid en gehoorzaam heid jegens de nieuwe ambtsdrager duide lijk te maken". De sfeer van de berichtgeving in de Leidse Courant was hiermee in overeenstemming. De speciaal aangewezen geestelijke die was belast met de bewaking van de katho lieke identiteit van de krant, hoefde zijn bevoegdheid dan ook nimmer te laten gel den, stelt Roozen. „Een doodenkele keer hadden we wel eens een twijfelgeval. Een advertentie bijvoorbeeld met ons inziens wat veel bloot. Gingen we ermee naar censor en zei die: „Och kom, zo'n beetje bloot plaats maar gerust hoor". Stamverband De openheid van de kerken van vandaag is adembenemend als je die vergelijkt met de verzuilde situatie in de jaren voor de oorlog. Hervormden, gereformeerden en katholieken leefden in een soort stamver band, zo lijkt het nu. Elke groepering had haar eigen maatschappelijke verbanden. Eigen scholen, eigen ziekenhuizen, eigen gezelligheidsverenigingen, een eigen poli tieke partij. Alleen aan de top was samen spraak. Succesvol strijdend voor hun emancipatie, betekenden de jaren twintig en dertig voor zowel gereformeerden als katholieken glorietijd. Godsdienstig waren ze door een diepe kloof gescheiden, maar beide ker ken kenmerkten zich door een zeer actieve beleving van het geloof, een sterk groeps bewustzijn en een grote opofferingsge zindheid voor de eigen geloofsrichting. Ds. Bovenberg: „Bij de Nederlands Her vormde Kerk, die zich beschouwde als dé grote volkskerk en vele geloofsnuances in zich toeliet, was de sfeer minder inge keerd. Veel opener, toleranter en in de ogen van niet-hervormden: slapper.. Nogal wat ingeschrevenen bij deze kerk werdén achter hun rug aangeduid als „hervormd op wielen". Zij spoedden zich uitsluitend naar de kerk, aldus het verwijt, in een kin derwagen, in een trouw- of in een lijk koets". Waar katholieken en gereformeerden af zonderlijk één in de leer waren, kenden de hervormden verschillende vleugels. In Lei den bijvoorbeeld bestond (en bestaat) een vrijzinnig georiënteerde upper-ten rond de theologische faculteit van de universiteit, terwijl het „gewone" kerkvolk in de stad dichter bij de orthodoxie stond. Het gemis aan groepsbewustzijn bij de Leidse hervormden kwam onder meer tot uitdrukking in het beheer van hun finan ciën. Enerzijds waren ze nauwelijks in staat tot een doeltreffend onderhoud van de enorme historische kerkgebouwen als Pieters- of Hooglandse kerk, terwijl ander zijds de diaconale stichtingen die de vele Leidse hofjes onderhielden, bulkten van het dode geld. „Wij gereformeerden begrepen (en begrij pen) die scheiding tussen kerk en diaconie niet", aldus Bovenberg. „De middelen waarover de gereformeerde kerk beschik te, kwamen vanouds ten goede aan heel de kerk. De gereformeerden waren dan ook in staat midden in de crisis van de ja ren dertig de voor toenmalige begrippen zeer luxe Zuiderkerk aan de Lammen- schansweg te openen". De onderlinge solidariteit van de gerefor meerden was trouwens toch indrukwek kend. Zich bewegend in de lagere midden klasse van de samenleving, duldden ze niet dat geloofsgenoten aan echte armoe de ten prooi vielen. Een faillissement in ei gen kring werd, als het enigszins kon, ver meden. In eigen beleving de meest recht streekse erfgenamen van het evangelie, was men dat elkaar eenvoudigweg ver schuldigd. Brief uit de hemel Een wijkpredikant in die tijd kon tijdens de catechisatie aan de kinderen vragen: als Jezus nu eens vanuit de hemel een brief aan de christenen zou sturen, hoe zou dan het adres luiden? Alle kinderen wisten het antwoord: de Gereformeerde Kerken. Het triomfalisme in deze kring deed niet onder voor dat van de katholieken. In de oorlogsjaren leek de afstand tussen de verschillende zuilen kleiner te worden. Vooral in noodsituaties. In concentratie kampen, verzetsgroepen en tijdens de hongerwinter in de grote steden. „God geeft je de kracht erdoor te komen", zo spoorde men elkaar aan en dan deed het er niet meer toe of het een gereformeerde, een hervormde of een katholieke God was. Vrij snel na de bevrijding was de geza menlijke beleving weer verdwenen en kroop iedereen terug in zijn oude zuil. Te kenend hiervoor was bijvoorbeeld het lot van de vlak na de oorlog opgerichte pro testantse oecumenische jeugdbeweging „Jeugd en Evangelie", waarvan de belang rijkste kernen zich in Amsterdam en Lei den bevonden. Ds. Bovenberg, destijds sympathisant van deze beweging: „Jeugd en Evangelie was een trefpunt voor pro testantse jongeren uit de bovenlaag van de samenleving. Hun oogmerk was in ge spreksgroepen en tijdens gezamenlijke weekeinden tot een binnen-protestantse oecumene te komen. De officiële kerken moesten er echter niets van hebben. Vooral bij gereformeerde predikanten stuitte deze vernieuwingsgezinde jeugd op grote weerstand en zo tegen de jaren zes tig'is de beweging geruisloos weer ver dwenen". Rond die tijd begint de ontkerkelijking in Leiden zelf al aardig merkbaar te worden. Althans bij de katholieke en hervormde kerken in de stad. Op het platteland en bij de gereformeerden volgt de afbrokkeling later. Ds. Bovenberg: „Bij ons, gereformeerden, heeft de sociale controle de afkalving nog heel lang tegengehouden. Toen ik in 1964 naar de Bevrijdingskerk in Leiden Zuid- West werd beroepen, trof ik de gerefor meerde gemeente nog ongehavend aan. Wel begon toen het bezoek aan de mid dagdiensten al wat af te nemen, maar van gemeenteleden die ook bij de ochtend e kwart eeuw godsdienst in Leidse regio. Verslaggever em Scheer maakte in het leumjaar een rondgang ir de kerken in het Leidse. ar komen we vandaan en ar gaan we heen? De weer- van gesprekken met on- anderen de dekens J. M. latmann van Leiden en van Zoelen van Alkema de gereformeerd predikant J. Bovenberg te Leiden en heer L. Roozen, ex-hoofd acteur van de Leidse Cou- Donderdag 13 september 1984 Grote klap In de katholieke parochies van Leiden en de randgemeenten viel de grote klap van de ontkerkelijking, zoals in alle stedelijke gebieden van Nederland, in het midden van de jaren zestig. Pastoor Schlatmann van de Meerburg-parochie in Zoeterwoude beaamt dat de achtergrond zoals door collega Bovenberg geschetst ook voor de ontkerkelijking van de katholieken opgaat, maar hij voegt er nog een element aan toe. „In katholieke kring is heel belangrijk geweest", aldus Schlatmann, die sinds 1967 in het Leidse werkzaam is, „de ont dekking door de gelovigen van hun eigen verantwoordelijkheid. Hierin ongetwijfeld geïnspireerd door het Tweede Vaticaans Concilie, is het vooral bisschop Bekkers geweest die op de erkenning van de mon digheid van de leken de nadruk heeft ge legd. Hem ging het er daarbij vooral om dat in de problemen rond gezinsplanning het eigen geweten uiteindelijk de laatste toetssteen is. Mgr. Bekkers, hierover spre kend met het volle gewicht van zijn bis schopsambt en via het toen nog buitenge woon imponerende medium „televisie", bleek een gevoelen te verwoorden dat on der de oppervlakte in brede kring leefde. Zijn oproep sloeg zozeer aan dat er een sneeuwbal-effect ontstond. Steeds meer terreinen werden gerekend tot het veld van de eigen verantwoordelijkheid en dat leidde bij steeds meer mensen tot de be vinding dat men op de keper beschouwd in tal van opzichten anders tegen het leven aankeek dan de kerk voorschreef. Velen ontmaskerden de kerk als boeman en domhouder. Vele anderen haalden onver schillig de schouders op en bleven gewoon weg". De ontwikkelingen op het platteland, in de Rijn- en de Bollenstreek, verschilden zoals al aangeduid van die in Leiden zelf. Drs. H. F. van Zoelen, deken van Alkemade: „Mijn dekenaat wordt gevormd door een reeks dorpsgemeenschappen waarin het sociaal verband nog heel hecht is. De kerk en het kerkse leefklimaat hebben dank zij dit hechte verband langer kunnen overleven. In het algemeen kun je zeggen dat in het dekenaat Alkemade de na-oorlogse ge schiedenis zich ongeveer tien jaar later voltrekt dan in het stedelijke Leiden. Vin den verschijnselen als samenwonen, echt scheiding en abortus rond 1970 onder de katholieken in Leiden zelf ingang, in dor pen als Hoogmade, Roelofarendsveen of Rijpwetering gebeurt dat pas rond 1980. In het dekenaat Alkemade staat 80 pro cent van de bevolking ingeschreven als katholiek. Van hen gaat nog steeds zo'n 35 procent geregeld naar de kerk. Terwijl in Leiden zelf van alle katholieken nog maar zo'n 16 procent praktiserend is". Traditioneel In tegenstelling tot veel van zijn collega's denkt Van Zoelen dat in zijn dekenaat de ontkerkelijking nog wel even zal doorgaan. De kerkgang ligt hier nog heel sterk veran kerd in het traditionele cultuurpatroon. Het katholiek-zijn komt niet zozeer voort uit actieve betrokkenheid bij de geloofsin houd als wel uit de traditionele samenle vingsvormen. Je bent lid van de kerk zoals je ook Hoogmadenaar of Ripper bent. „Voor de leer van de kerk hebben we bij ons in Alkemade niet zo verschrikkelijk veel belangstelling", zegt Van Zoelen. „Discussies over de paus, over pauselijke uitspraken, over bisschopsbenoemingen kennen wij nauwelijks. De mensen kiezen niet voor of tegen bepaalde stromingen. Ze gaan naar de kerk vanuit de, niet uitge sproken, behoefte om het „samen zijn", het „bij elkaar horen" te vieren. Vooral op kerkelijke hoogtijdagen als Kerstmis en Pasen en wanneer zich persoonlijke hoog tepunten voordoen als doop, vormsel, hu welijk. Dan gaat men in Alkemade massaal naar de kerk, zoals trouwens ook het ge val is bij een begrafenis". Tegen deze achtergrond meent Van Zoe len dat in zijn gebied het dieptepunt in de ontkerkelijking nog moet komen. „Maar ijs en weder dienende zal ik over tien jaar hetzelfde verhaal kunnen vertellen als de ken Schlatmann van het dekenaat Leiden nu doet". En Schlatmann is optimistisch. „Er is een heel ander type kerk aan het ontstaan dan we vroeger altijd gekend hebben", zegt hij. „Voor die grote eenvormige kerk van voor de jaren zestig is in de plaats geko men een scala van kleinschalige gemeen schappen die, juist door de grote betrok kenheid van de leden, onderling vaak ver schillen van kleur. In mijn dekenaat zie je enerzijds parochies die de nadruk leggen op de bevestigende, vertroostende dimen sie van het geloof en anderzijds parochies die de nadruk leggen op maatschappelijke betrokkenheid. De Lodewijksparochie van pastoor Vreeburg is een voorbeeld van het eerste type. De Regenboogkerk in de Me renwijk en de Studentenecclesia in de Hooglandse kerk hebben een duidelijk prikkelende, uitdagende signatuur. Maar inzet, engagement van een grote, actieve kern vind je zowel aan progressieve als aan behoudende kant. In heel veel paro chies zie je nieuwe, verrassende figuren opduiken. Nieuwe ontdekkers. Bij de or thodoxie gaat het om herontdekking of een hernieuwde beklemtoning van het tra ditionele erfgoed van de kerk. Aan pro gressieve zijde tref je vooral mensen aan die wat aan opinie-vorming willen doen. Fi guren die de kerk dienstbaar willen maken aan heel het maatschappelijk gebeuren". Invalspoort Nog steeds hebben de kerken bij grote groepen mensen een invalspoort. In Zoe terwoude komen er elke zondag zo'n 700 mensen naar de kerk. Waar anders bereik je in één klap 700 mensen? Allerhande maatschappelijke groeperingen zijn dit de laatste jaren aan het ontdekken. En vra gen de parochies en gemeenten aandacht te besteden aan zulke uiteenlopende pro blemen als kruisraketten en woonwagen bewoners, racisme en werkloosheid. Ook dat is een signaal van nieuwe belangstel ling voor de kerk. „Kijk verder eens naar een fenomeen als de pastorale school", voegt Schlatmann er aan toe. „Een lokaal vormingsinstituut waar een vrij stugge vorming wordt gege ven in kerkgeschiedenis, theologie en bij belkennis maar dat niettemin grote be langstelling trekt. Er is een nieuwe genera tie leken-kader in opkomst en daar ver wacht ik veel van". Ds. Bovenberg: „De jongeren van nu. die opgroeien met kernraketten en zure regen, merken dat een oriëntatie op geestelijke waarden een voorwaarde is om te overle ven. Bij velen tref je, als je even doorprikt, een diep verlangen naar spiritualiteit aan. Jongeren die zich bij Bhagwan en al die andere nieuwe religieuze bewegingen aan sluiten, vormen naar mijn overtuiging niet meer dan het topje van de ijsberg. Als ker ken hebben we de plicht die jongeren een, laat ik zeggen, meer evenwichtig alterna tief aan te bieden. We moeten er op in springen. De vraag is er". diensten wegbleven, was nog geen sprake. Die tendens zette pas in aan het begin van de jaren zeventig. Toch denk ik dat in ver kapte vorm de secularisatie zich ook bij ons al vanaf het einde van de oorlog heeft ingevreten. Daarmee bedoel ik de ver schuiving van een spirituele naar een ma teriële, op geld en goederen gerichte le vensoriëntatie. Na vijftien jaar economi sche crisis en oorlogsgeweld was vanaf 1945 het algemeen gevoelen in Nederland: en nü moeten we aanpakken, nü moeten we zorgen dat de kassa rinkelt en we wat kunnen kopen voor ons loon. Welvaart voor ons allen en voor mijzelf in het bij zonder dat werd het motto en daarop richtte zich ons aller inspanning. Omdat het nu eenmaal moeilijk is twee meesters te dienen, werd tegelijkertijd het spirituele blikveld steeds vager. Dat de weerslag hiervan op de kerkgang zich bij ons veel later voordeed dan bij de hervormden, en ook later dan bij de katholieken, is het ge volg van onze veel sterkere sociale contro le. Wij hielden de godsdienstige vormen en gewoonten nog het langst in stand, maar onderhuids doofde ook bij ons het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 45