Gazette de Leyde in de Poolse ban en vuile vingers van de fiscus op elke krantepagina Qcidóe (Sowtant TOEN EN NU 75 jaar Nieuws 'Vt VVeencn den 7. Augufti, 161 o. <2 fafdicn mt)on(jarlcnla< tcnfirf) tuoiiDrrlgch atti-ficn<t>p l ben 19. pafTaro/3pn tot (£;fflmrgt) 5 tujct Ijcmbrrt blnutof Boctrn Umi I Deb Brtjjlefjeiiifl B-ijf-flunitn (n't &Jotarn-gi)rliorucn/DoenDeaenbt i dDonauetnlg&e jfojttnopttrerpcn/ (tnbc mtbc allien baube ©onaccfrtjc totttoec-en-oec» g(j bupfcnt nianutn bergabettn/ani be ficlft baec ban idDoflenvjcS/enbe b'anbere fielft in Atfecmarcfien te nben. laten ootii tot $|efburg[) ecn ffijugge obtt be tonautnüaen. iffip ben i. befeb ficbben ble Jpcanft[)e <6befanttn inlgbe Cbtl-lupben metbjlebtn aenben Selftlrfitm/ ibr ^ongctftbeiilenbengbefonben alflopgl|teten deh aen ble ban SoDemcn ombe faetiten tot ten bj(. t tc bjtngben men Wtfioopt Dat De facet t bemlbbelt jllDojben. aB(fcbagben;nnbe <CofarScn bjebtcin JBojablen [lcba[[tn/©uttenboubt af-gbebjanbt/enbe tot idler. [tk0 fetttiefeer Iclotb gbcbanbclt/maet 30 n bp laa an ble ban jBojabtcn aengbetaH obet be uijjt fcon. ret neec-gtboubien tube be rc(te fnbetaliiQljt Q[]rfla< {len tubejjjn boet benebenb notfianbece bflftbltn onbect JBufquetticrfl 0111 gpebomen. jBcn berflaet bat be ^ongbe oBjabe ban <3Efiooin/ 1 ISeperen IB gbeballcn bet uitbelten dbctbenbojf/ nttnoebeenonbecaf-gbcbjanbt/ ootb WjpftaDttn ®nt'nnpffnbnnbr\ (fi'moltfbi bnftblcnb\ (enbenbe/ ombebeb)Utl? eEnbe babben b'onfr ben 6 ptpbetfboipenbe Hangel tttelCrteom-gbebjacbt/ol tDcgb-bocctnobe ban bjlc J VVtLipfjcl V©0}-Iebcn IBaenbagfl Beglmental-bleraengl gbdogeert: <0i(ltren jijnfe! cpeettt enbe op inojgbtn to, t Btglment beo tfollonnclpfi t'faincngficmonpctt UictDcl ©nfetfbeut-Jfm ft (p nutot| VVt de Grijfq "VV tlcllollno [jebh v bat tot «ïegbltoj* inbe ttrt6e jC.itiaiiB/ boatrbelBjowbuentnjr QbelijebalB teboojei J&obcflatB ban '«Tea banU>oltollno;pn| lenebbetaagen/bif ©ttbeno/Cafpand te/met bate |8jebl lengetetlteect/mal Stein/ babbel xBonnerneuc al-bad bted/benoocilateif men not" |at(ol 1 noeb rtet. fl'o varabfg LEIDEN De titel Leidse Courant bestaat al sinds 1638. Er werd een blad mee aan geduid dat flinterdun was, ongeregeld ver scheen en in de loop van de eeuwen door verschillende drukkerijen werd samenge steld. De thans jubilerende Leidse Courant kwam als dagblad voor het eerst op de markt op 1 oktober 1909, na een aanloop periode van enkele jaren te hebben door gemaakt als tweemaal per week verschij nend nieuwsblad. De krant Leidsch toen nog geschreven met ,,sch" was er speciaal voor het katholieke volksdeel van Leiden en wijde omgeving. Als neutrale krant bestond al het Leidsch Dagblad en enkele jaren later zou voor protestants- christelijke Leidenaars de Nieuwe Leid- sche Courant volgen. Deze laatste krant is inmiddels verdwenen, evenals het destijds eveneens in Leiden verschijnende blad Het Vaderland en de plaatselijke editie van Het Vrije Volk. De LC verloor haar zelfstandigheid halver wege de jaren zestig. Met het Haagse dag blad Het Binnenhof werd Westerpers bv gevormd, die later als dochteronderne ming een commercieel onderdak vond bij het Sijthoff Pers-concern. Dit concern is in Zuid-Holland de uitgever van onder meer de Haagsche Courant, de Goudse krant, het Economisch Dagblad en tal van huis- aan-huis-bladen. Het verspreidingsgebied van de Leidse Courant is tamelijk uitgestrekt. Het omvat Leiden en randgemeenten, de gehele Duin- en Bollenstreek, alsmede de Rijn- en Veenstreek. Een gebied van rond 400.000 inwoners. De kern-redactie van de Leidse Courant is gevestigd aan de Apothekersdijk 34 in Lei den. Daar werken twaalf journalisten in vaste dienst. Voorts zijn er vier fotografen en enkele tientallen medewerkers op free lance basis aan de krant verbonden. Zij verzorgen gezamenlijk het regionale nieuws. Het nieuws uit binnen- en buitenland wordt verzameld en bewerkt door de cen trale redactie in Rijswijk, waar verspreid over verschillende afdelingen ruim vijftig journalisten werken die deze rubrieken ook voor het Haagse dagblad Het Binnen hof verzorgen. vs uit 1620 Een echte in Nederland in feite nooit bestaan, litzondering vormde de tijd geduren- i Duitse bezetting tijdens de Tweede jdoorlog. Donderdag 13 september 1984 i de zestiende eeuw was de Rialtobrug in Venetië hét nieuwscentrum, ledereen die dacht een nieuwtje te hebben, probeerde het dear te verkopen aan de krant verboden. Een Weense drukker kreeg echter wel toestemming het Leidse blad over te drukken, zonder betaling ui teraard. De „Gazette de Leyde" was het meest gezaghebbende nieuwsblad van Eu ropa van twee eeuwen geleden. Dit blad werd in de Franse taal gedrukt en in alle hoofdsteden van ons werelddeel ver spreid. Iedere vorst*en iedere minister van buitenlandse zaken deed zijn best zo snel mogelijk een exemplaar te pakken te krij gen. Niet zozeer om het laatste nieuws te vernemen, maar vooral om te gniffelen over de poets die de redacteur nu weer een tegenstander zou hebben gebakken. De redacteur, Etienne Luzac, trok zich van geen enkele reputatie wat aan en stelde menige misstand aan de kaak. Alle rege ringen kregen er om beurten van langs. Aangezien de vorsten in die tijd het in hun land volledig voor het zeggen hadden, na men ze rustig een hele oplage in beslag als Luzac weer eens een politiek smerig- heidje had ontsluierd. Vandaar hun haast om die „Gazette de Leyde" als eerste te pakken te krijgen, zodat ze (indien nodig) tijdig de rest van de exemplaren konden confisqueren. Geregeld moest het blad ook z'n verontschuldigingen aanbieden en werd het tot geldboetes veroordeeld Vooral de Poolse overheid werd zo vaak door Luzac op leügens betrapt, dat men daar het blad als „staatsgevaarlijk" ging beschouwen. Zo kon het gebeuren dat een krant uit een Hollandse provinciestad door de Poolse Rijksdag in de ban werd ge daan. Persvrijheid Er heeft in Nederland van de aanvang rond 1600 af een ruim soort persvrijheid geheerst, wat echter niet betekende dat alles mocht worden gedrukt. Maar een echte censuur, zoals tal van andere landen die wel kenden, heeft hier, behalve in de bezettingsjaren, in feite nooit bestaan. Iets waar geen enkel ander land op kan bogen. Een echte (officiële) drukpersvrijheid ken de Nederland overigens pas in 1848, Bel gië al in 1831 en Frankrijk in 1881. In de Verenigde Staten was al in 1791 een de persvrijheid garanderend amendement aan de grondwet toegevoegd. In het midden van de vorige eeuw werd de zogenaamde „dagbladzegel" (belasting op krantenpapier en advertenties) ingevoerd. Het ging daarbij soms om maar liefst 45 procent van de abonnementsprijs. Deze „belasting op kennis" werd in België in 1848 afgeschaft en in Nederland 115 jaar geleden, in 1869. De afschaffing was zeker de verdienste van het „Anti-Dagbladzegel- Verbond" (1867-1869). Daarnaast had ook de in Brussel werkzame Nederlandse jour nalist Maurits Hendrik van Lee zich bijzon der verdienstelijk gemaakt voor het mobi liseren van de publieke opinie tegen „de vuile vingers van de fiscus op elke krante pagina". Hij ontving als blijk van waarde ring daarvoor een gouden, zilveren en bronzen exemplaar van een speciaal te zij ner ere geslagen medaille. Buitenland Het overstapje naar het buitenland is al een beetje gemaakt. In good old England kon de pers verdeeld worden in de popu laire pers („the press the public wants") en de kwaliteitspers („the press the public should read"). Een voorbeeld van de laat ste is „The Times". Overigens bevatte de voorpagina van deze krant bijna 182 jaar lang slechts kfeine (society)advertenties („Lord Sinclair is voornemens in het huwe lijk te treden met Lady Foxtrot"). Het was voor de conservatieve Engelse lezers dan ook een grote schok („shocking"), toen hun eerbiedwaardige krant op 3 mei 1966 voor het eerst met nieuwsberich ten en zelfs een foto op de voorpagina verscheen. „The New York Times" (voor het eerst ver schenen in 1851) bevatte „all the news that's fit to print" (alle nieuws dat gedrukt kan worden). Het Engelse blad „The Guar dian" is gezaghebbend geworden door C. P. Scott (1846-1932), van wie bekend is de uitspraak „Comment is free, but facts are sacred" (commentaar is vrij, maar fei- ten zijn heilig). Lenin bestempelde de „Pravda" (eerste uitgave 1912 in St. Pe tersburg) als „de hoeksteen voor de over winning van het communisme". Baksteen Omstreeks 1840 was het nog een volstrekt doodgewone zaak dat het struikelen van een paard of een minder gunstige wind richting er de oorzaak van was dat het nieuws een halve of hele dag langer on derweg bleef dan strikt nodig was. Het wa ren de jaren dat de postwagen, de trek schuit en de beurtschipper het nieuws en het nieuwsblad van plaats tot plaats brachten. De snelheid om iets in de krant te krijgen werd uitermate vergroot nadat de tele graaf en de telefoon als nieuwe hulpmid delen de redacties van de dagbladen kwa men „versterken". Postduif, trein, koerier, dit alles verbleekte bij de rapheid waar mee telefoon en telegraaf werkten. Toch kon niet iedereen even snel aan deze mo dernisering wennen. Het Amsterdamse persbureau Vaz Dias bleef vooralsnog de voorkeur geven aan vervoer per spoor. De kopij werd over het algemeen twee of drie keer per dag als expresgoed per spoor verzonden. Om het postmonopolie te om zeilen werden de brieven met een bak steen verzwaard, zodat ze pakjes werden. Bij deze postontduiking was niet de be sparing aan porti, maar de snelheid van vervoer in het geding. Binding Een binding is er altijd geweest en zal er immer blijven. Al vanaf het moment dat de eerste loop- of nieuwsmaren en vliegende bladen (met als nieuws de onthoofding in 1619 van Van Oldebarneveldt „door den courantier zelve bijgewoond") van de handpersen rolden, via het werken met de eerste echte persen, het lood- en het foto grafisch zetten tot aan de beeldschermen en computers van vandaag-de-dag toe. Nederland is altijd een krantenland ge weest. En zal het altijd blijven. EN Nieuws is altijd al een handels- el geweest. In de jaren rond 1500- verzamelden Venetiaanse schrijvers |al op de beroemde Rialtobrug en ie- en die dacht een nieuwtje (liefst over prlog tussen Venetië en Sultan Soli- te hebben, ging daar naar toe om jan de meest biedende te verkopen Itië moet de wieg der geschreven ten zijn geweest. e middeleeuwen hielden vorsten en fcs er nieuwsgaarders op na, mensen In de stad geruchten verzamelden en I zo snel mogelijk aan hun meesters vertelden. Jie tijd (omstreeks 1700-1750) waren jffiehuizen in elke stad. Dagelijks kwa- daar reizigers om tegen vergoeding nieuwtjes te verhandelen. Wereld- |aard was omstreeks 1720 het koffie kan Felix de Klopper in Leiden. Die t het nieuws en verkocht het aanvan- aan binnen- en buitenlandse journa- J. Later heeft hij zelf het privilege ge- gd en gekregen om een krant te mo- Jjitgeven. De boekdrukkunst heeft het verschijnen van kranten mogelijk gemaakt. Natuurlijk waren er voor deze uitvinding ook al cou ranten. maar die waren vaak met de hand geschreven en soms op dezelfde wijze ver menigvuldigd. Toen die eerste kranten wa ren verschenen, kwamen ook gelijk de eerste reacties. Zo liet de keurvorst van Saksen in 1637 een vlugschrift versprei den, waarin hij sterk afkeurde dat zelfs handwerkslieden en boeren zo nieuwsgie rig en onbescheiden waren geworden om naar kranten te grijpen. „Gazette de Leyde" 'We gaan een flink eind in de geschiedenis terug en schrijven het jaar 1775. De beul van het gerechtshof in de stad Warschau verbrandt op last van de Poolse Rijksdag op alle vier hoeken van de stad een exem plaar van de „Gazette de Leyde", een Ne derlandse krant in de Franse taal. De krant mocht niet meer worden ingevoerd. Ook in Oostenrijk werd de invoer van deze Een oude gravure van een zetter, zoals die vroeger werkte. Na de komst van de telefoon en de telegraaf was het gedaan met de belangrijkheid van de nieuwskoeriers. Weinig maatschappelijk a „Een journalist was in die dagen een man met lange beenen en goede longen, die als koerier fungeerde, meestentijds tus- schen twee elkaar in alle kalmte be oorlogende mogendheden, van meer of minder groot formaat". Dit is een beeld dat „men" had in de jaren rond 1828 van de journalist, de courantier, de pers- of penneridder, de inktkoelie, de persmus kiet, of hoe men het schrijvende deel van de krant dan ook maar noemde en noemt. Bijbaantjes Het was eeuwenlang voor de journalist moeilijk rond te komen van het salaris dat hij met zijn hoofdbezigheid verdiende. Daardoor kon het ook gebeuren dat medio vorige eeuw een van onze collega's er niet voor terugschrok zijn geringe inkomsten te vermeerderen door middel van chantage. Andere journalisten hadden bijbaantjes: badmeester in een badhuis, op de open bare markt staan, agent van een maat schappij tot exploitatie van turfstrooisel, enzovoort. Pas op 1 september 1948 werd de eerste cao voor dagbladjournalisten van kracht. Uit een enquête in 1958 blijkt dat de Ne derlandse bevolking de journalist plaatste op de 21e plaats van 57 geselecteerde be roepen. De journalist stond tussen de on derwijzer bij het gewoon lager onderwijs en de technisch tekenaar. Tien jaar later bleek uit een onderzoek dat journalisten zichzelf hoger op de maatschappelijke lad der plaatsten, bijvoorbeeld op de plaats van de leraar bij het voorbereidend weten schappelijk onderwijs. „Ons publiek kent noch het wezen, noch „ledereen" werd vroeger journalist: volks menners, chanteurs, pornografen, pries ters, kermisreizigers, een enkele medicus, advocaten, noem maar op. Journalisten hebben wellicht daardoor door de eeuwen heen weinig maatschappelijk aanzien ge noten. Honderden jaren lang genoot een journalist een respect van hetzelfde allooi als de gevoelens van bewondering die men kan koesteren voor de gentleman in- en uitbreker. de taak, noch de kracht der echte dag bladpers. En deze onkunde heeft het voor oordeel tegen joernalisten en joernalistiek in de hand gewerkt. De joernalist bleef een soort fantas'tischen persoon, met een ka len jas en sterk verdacht van jenever-spiri- tisme, die in een klein, donker en vochtig achterkamertje bezig is voor eenige dub beltjes „de koerant te schrijven", schreef in 1861 een „geachte steller" in de Arn- hemsche Courant. Koning Willem de Eerste had in 1831 het nodige respect voor de journalist en zijn gereedschap: „Een goede pen is dikwijls evenveel waard als een halve armee", was zijn uitspraak in dat jaar tot een hoofdre dacteur die persoonlijk zijn diensten aan kwam bieden als militair. Maar ook een journalist heeft een „ande re" kant. Philip Pinkhof in zijn boek: „Het is een vergissing te denken dat de verslag gever steeds de koele, feiten-noterende journalist is. Ook hij kan door de gebeur tenissen die hij moet verslaan zo worden aangegrepen, dat hij moeite heeft een be hoorlijk relaas samen te stellen". De jacht op de primeur Philip Pinkhof is de auteur van het in 1955 verschenen boek „De jacht op de pri meur". Pinkhof begon in 1905 zijn journa listieke loopbaan als reporter van' het dag blad „De Telegraaf". Hij genoot bekend heid onder het pseudoniem Rido, onder welke naam hij onder meer liedjes schreef voor zijn legendarische vrouw Heintje Da vids. In het boek zijn Pinkhofs boeiendste herin neringen aan een vijftigjarige loopbaan in dienst van „De koningin der aarde", de pers, gebundeld. „Het weetgrage publiek krijgt hier een verrassende kijk op het enorme, geheimzinnige krantenbedrijf", al dus de flap van het boek. Bij doorlezing wordt duidelijk dat een vergelijking van nu met 1905 en zelfs 1955 vrijwel niet meer mogelijk is. Denk alleen maar aan de tech nische ontwikkelingen bij de krant (beeld schermen) en de komst van radio en tele- Jagen op primeurs wordt voor de journa list een tweede natuur", vond Pinkhof al tijdens zijn loopbaan, toen hij tevens con stateerde dat „de tijden zijn veranderd", want: „Het jagen achter primeurs is voor de middelmatige reporter vervangen door het bezoeken van zogenaamde pers-con ferenties". Als „anti-dotum tegen het initi atief-dodend gif der persconferenties" verhaalt hij in het boek hoe het negeren van zo'n conferentie hem een „opzienba rende primeur" opleverde. „Elke gemeen te, onderneming en ministerie heeft een perschef, een mooie titel voor een veelal onbetekenende functie", vond hij. Een raad die hij in z'n boek geeft aan an dere jounalisten: „De werkelijk belangrijke figuren op deze wereld zijn doorgaans de welwillendheid zelve en onthouden zich te genover krantenmensen van koude drukte en gewichtigdoenerij. Wees niet bang hen te benaderen, maar overleg zorgvuldig hoe je hun de minste last veroorzaakt".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 25