finale
„Toen
trok ik
zijn
handen
los"
Eindelijk rust
en opluchting
k >8
r
ZATERDAG 8 SEPTEMBER 1984
JAI Maandagmiddag 18
september 1944, ergens
in de Javazee. Bij het
vallen van de avond
treft een torpedo de
„Junyo Maru", een
afgetobde Japanse
schuit op weg van
Tandjong Priok, Java,
£3j naar Padang, Sumatra.
Op het met 6.500
opvarenden, onder wie
zeker 2.500
krijgsgevangenen,
volgestampte
transportschip (in 1904
in Glasgow gebouwd,
5.065 brt metend)
Aeekt paniek uit.
\Ianuit de opengereten
fcLik van het schip
proberen de 4.000
n musha's
wangarbeiders)
ti append en schoppend
a n dek te klauteren.
De Japanners,
hardhandig bijgestaan
door Koreaanse
bewakers, sussen de
paniek met smoesjes
over een gesprongen
stoomketel. Even later
davert een tweede
torpedo door het
achterschip. Twintig
minute nljMBha sluit de
IndischeWcHan zich
Van de krap 600
overlevenden van deze
scheepsramp krepeert
het merendeel latfr bij
de aanleg van de Pakan
Baroe-spoorlijn,|een 220
kilometer lang stalen rif
dwars door Sumatra.
Uiteindelijk was dit
helse karwei hat
reisdoel van de „Junyo
politieman uit
Nijmegen, we:
onlangs niet
vrede te heb'
herinnering a
„ergens in de
erpte
;te
iger
piet de
een
avazee'"
omgekomen oo n. Nu,
veertig jaar lat r, komt
het vergeten v rdriet
boven water. E ank zij
het speurwerk
Melis is de vag
de Javazee"
teruggebracht tot 2
graden 52 minuten
zuiderbreedte en 101
graden 12 minuten
oosterlengte. Ofwel 15
zeemijlen uit de kust bij
Mokko Mokko op
West-Sumatra. Tevens
spoorde Melis de delver
op van dit massagraf: de
Britse duikboot
„Tradewind".
Onder het motto
„Vergeten Verdriet" op
deze pagina gesprekken
met de heren
C. O'Herne en
Th. Perenboom, twee
overlevenden van de
ramp met de „Junyo
Maru" en met Ed Melis,
de man die het
gruwelijke drama in zijn
volle omvang boven
water haa"
gral
VELP-HELMOND O'Herne
t snikt. Toen heb ik zijn handen
tkur losgetrokken van ons vlotvoor
mijn ogen gleed hij weg in de
Veegt over zijn betraand gezicht.
„Ik had toch geen andere keuze.
Iedereen klampte zich maar vast
aan ons vlot. Steeds kieperden we
met ons zevenen om. Als je dan
voor de twintigste keer kopje onder
gaat, moet je wel om je heen slaan.
Je raakt doodop van al dat geklau
ter. Opeens greep die jonge Javaan
zich vasttrok ons scheef. En
smeekte om er ook bij te mogen.
De hemel weet dat we dan allemaal
zouden verdrinken. Dus heb ik
hem moed ingepraat. Ik stelde hem
voor, zelf een vlot te bouwen van
planken en voorbij drijvende ran
sels. Blijkbaar was hij daarvoor
HMS „Tradewind", uit te kijken koelen. Op het dek staat ook Theo
naar een vijandelijk vrachtschip. Perenboom klaar voor het over-
Daags daarvoor heeft hij Bob Koke boord zetten van een gestorven lot
en Raymond Kaufman, twee Ame- genoot. Plotseling siddert het schip,
rikaanse spionnen, stiekem opge- Seconden een minuut? ver
haald in de baai van Telok Betong. strijken. 'Net als een Australische
Commandant Maydon heeft geen officier „silence" schreeuwt, slaat
idee wat zijn prooi aan boord heeft, de tweede torpedo in.
Zeker weer cement en spoorrails, Vaandrig Perenboom rent naar de
vermoedt hij routineus. reling. Komt niet door het gedrang
Theo Peren-
boom blijft
angstvallig aan
dek van de
„Junyo Maru".
Samen met zijn
bekaf. Geloof je in God, vroeg ik
hem. Vraag Hem dan om vergiffe
nis. Ik heb hem nog gedoopt voor
dat ik zijn vingers
De overlevende huilt.
Voor Celestin O'Herne, bijna 90, is
het verleden een wrede last.
Vooral in september klotsen de
gruwelijke beelden van de onder
gang van de „Junyo Maru" terug in
zijn dagelijkse leven. Houden hem
nachten wakkef.
Vaak huilt hij als een kind, niet te
troosten.
Ook die uitputtende middag golven
de emoties huizenhoog door zijn be
jaardenflat in Velp. Zeker als ons
gesprek hem terugdwingt aan
boord van het rampschip. Eigenlijk,
zo leid ik af uit zijn lange aanloop
naar „18 september 1944", durft hij
amper weer die boot op.
O'Herne, de op 5 februari 1895 in
Semarang geboren zoon van een
ijsfabrikant, is een tot landstormer
gedrilde ingenieur als Japan in
1942 Nederlands-Indië inpikt. Al
gauw wordt hij chauffeur van
KNIL-generaal Cox. Na de capitu
latie verdwijnt de 47-jarige werk
tuigbouwkundige achter het prik
keldraad van Jappen-kampen zoals
„Cimahi" en „Makassar". Een el
lendige tijd met te weinig eten, veel
slaag, te veel doden. Maar O'Herne
blijkt een taaie toean.
September 1944 moet ook kamp
„Makassar", even buiten Batavia,
op transport naar Tjandjong Priok.
Vanuit deze haven vertrekt menig
Japans schip, tjokvol met krijgsge
vangenen en spoorwegmateriaal
naar vervloekte oorden als Birma
en Midden-Sumatra. Gevaarlijke
zeereizen, want bijna overal loeren
geallieerde duikboten.
Aan de kade ligt de „Junyo Maru"
ofwel „Snelle Havik", een potsier
lijke naam voor zo'n roestig kreng,
(rfj Eerst moeten de vierduizend ro-
musha's aan boord. Over déze uit
kampongs op Java gelokte „econo
mische soldaten" gaat een hard
nekkig verhaal dat het door ziekte
en ondervoeding uitgemergelde
stakkers zijn.
O'Herne weet beter.
„Het merendeel liep er moriter bij
alsof de ramadan, je weet wel de
vastentijd van de islamieten, net
ten einde was. Nieuwe broekjes,
witte overhemden. Stuk voor stuk
jonge, gezonde kerels. Van de Jap
kun je veel zeggen, maar voor ziek
tes was ie als de dood. In de kam
pen moesten wij geregeld op een#
glasplaatje poepen. Wie ziek bleek,'
bijvoorbeeld dysenterie, mocht ab
soluut niet op transport. Natuurlijk
is die fobie uitgebuit. Zeker door
krijgsgevangen met aambeien.
Want die knepen ze dan tot bloe
dens toe uit op dat genummerde
plaatje".
kameraad
Thijs Nanlohi,
commandant
van een hon
derdtal ook op
transport ge
stelde KNI-
L-Ambonne-
zen, kruipt de
vaandrig ach
ter het kolen
hok.
Veertig jaar la
ter. in een Rij
tjeswoning aan
de rand van
Helmond, laat
ik hem, een
van de weinige
overlevenden,
een foto zien
van de „Snelle
Havik". Het is
voor het eerst
sinds de ramp
dag dat hij zijn
„doemschip"
terugziet. Alsof
ik hem een
langgezochte
vakantiekiek
geef, zo verrast
reageert de nu
gepensioneerde
luchtmachtko
lonel. Zijn
vrouw en zoon
hangen over
zijn schouder.
„Kijk, daar op
het achterdék
was mijn
plek", roept
En trekt lijk
bleek weg.
Even later:
„Waarom ik
het verdomde
om in die be
dompte ruimen
te gaan Toen
ik van Flores
naar Batavia
werd ver
scheept, zag ik
hoe de Jap uit
duikboten
dicht langs de
kust bleef va
ren. Op de
„Junyo Maru"
bespeurde ik
eenzelfde
angst. Zelfs Ja
panners die
geen dienst
hadden, hiel
den hun
zwemvest
heen. „Ineens
besefte ik dat
ik eerst uit
mijn kleren
moest. Schoe
nen uit, been
windsels af.
Alleen mijn
onderbroek
hield ik aan.
Vlakbij zag ik
aalmoezenier
Vloet, maar die
overboord
springen. Maak
dat je wegkomt
jongen, mijn
taak ligt nu
hier, hoor ik
hem nog zeg
gen".
Vooral in de maand september is
de herinnering aan de ramp met de
„Junyo Maru" een kwelling voor C.
O'Herne.
pro-
Bij inscheping tiet Theo Perenboom
duizenden anderen voor gaan. Zo
kon hij bovendeks blijven.
O'Herne
beert overeind
te blijven in
een aanzwel
lend inferno
van gesis, vuile
lucht en een
beestachtig ge
vecht onder
het luik. Ie
mand roept iets
over een ge
sprongen
stoompijp. De
paniek ebt
weg. O'Herne,
niet voor niets
werktuigbouw
kundige, vreest
echter het erg
ste. En klautert
alvast naar bo-
Als de tweede
torpedo explo
deert, schiet
O'Herne uit
zijn kleren.
Zelfs zijn ro
zenkrans legt
hij af. Ook hij
botst tegen pa
ter Vloet. De
uit Oploo af
komstige car-
meliet kan en
wil niet zwem
men. O'Herne,
nu een hoogbe
jaarde, huilt:
„Ik gaf hem
nog een bantal,
een kussen, ge
vuld met ka
pok. Een soort
reddingsboei.
Maar hij wei
gerde. Hij gaf
mij en anderen
een kruis, ver
leende ons de
generale abso
lutie. Mijn god,
wat een held".
Aalmoezenier
Xaverius Vloet
is een van de
•1.278 Neder
landers die
•deze scheeps
ramp niet
Geen idee
O'Herne zit wél benedendeks, pal Theo Perenboom zwemt voor zijn
naast de machinekamer. „Maar ge- leven. Bang dat hij toch nog door
lukkig vlak onder een luik. Want het zinkende schip in de diepte
dan kreeg je nog een zuchtje frisse wordt gezogen.
lucht en als eerste wat eten".
Zaterdagmiddag 16 september.
Rond half twee kiest de „Junyo
Maru" kreunend zee. Twee korvet
ten escorteren hem.
Verderop in de Straat van Soenda
krijgt luitenant Lynch Maydon op
dracht met zijn Britse onderzeeër,
toe kijkt hij om. En ziet hoe
de wand van de „Junyo Maru"
overwoekerd raakt met een witte
kluwen van zich aan elkaar vast
klampende romusha's.
De derde vaardag, 18 september
1944. Iets na vijven. Het ranzige
avondeten is mondjesmaat uitge
deeld. Het vliegtuigje dat overdag Dan krijgt hij een pallet te pakken,
boven de „Snelle Havik waakt Klautert erop. Uit angst er af te
voor naderbij sluipende duikboten, vallen, bindt hij zich vast aan het
verdwijnt naar de strip bij Beng- wrakhout. Nog dezelfde nacht
wordt hij opgepikt door het korvet
dat zijn rampschip escorteerde.
Eenmaal in Padang wordt hij, uit
geput, in de gevangenis gesmeten.
Daags daarop wacht een nieuwe
nachtmerrie, die een jaar zal jduren:
de afbeulende aanleg van de Pakan
Baroe.
Waanzin
Ook O'Herne krijgt een plank te
pakken. En voelt zich de koning te
rijk. Even later weer een plank,
dan een ransel met bindtouw.
„Die nacht zal ik nooit vergeten.
De zee fosforiseerde goddelijk
mooi. Met zeven andere Nederlan
ders, van wie er een met een ge
broken heup, visten we steeds meer
planken op. Net zolang totdat we
droog op het vlot konden zitten".
Dan breekt zijn nachtmerrie los.
Van die jonge Javaan, diens sme
ken. Het losmaken van de ver
krampte handen. De diepe kras op
O'Herne's ziel.
Overleven is vaak niet meer dan
het recht van de minst uitgeputten.
De ochtend na de ramp slaat de
waanzin toe. Drenkelingen verlie
zen hun verstand. Roepen ineens
taxis aan. Of gaan wandelen in een
lommerrijke laan. Krankzinnige ta
ferelen.
Ook op het vlot van O'Herne roept
een vaandrig dat hij zich moet mel
den bij Van Dullem.
„We hebben hem in het gezicht ge
slagen. Geschreeuwd dat Van Dul
lem, wie dat ook wezen mag, er
niet was. Net toen we even zaten te
dommelen, heeft hij zich toch van
het vlot laten glijden".
De ene na de andere schipbreuke
ling wordt in een vliegende storm
van het vlot geslagen. Twee blijven
„Joop Polak en ik".
Op de tweede dag na de ondergang
worden Polak en O'Herne door de
Japanners opgepikt. Het „onthaal"
aan boord met nog dik dertig ande
re overlevenden is verre van barm
hartig. „We moesten allemaal on
der de draaiplaat van een kanon
schuilen. En mochten geen kik ge
ven. Twee Engelsen die om water
bleven smeken werden zonder par
don terug in zee gegooid. Pas diep
in de nacht, toen alles rustig was,
heb ik in de kombuis mijn eerste
slok thee gekregen. Net champag
ne Ook O'Herne wordt „als
een varken in de stront" in Padang
meteen opgesloten. Hem wacht
eveneens de nachtmerrie van de
Pakan Baroe.
Verdriet gesmoord
O'Herne en Perenboom, samen met
een handvol anderen teruggekeerd
uit dezelfde hel, hebben hun leven
heel verschillend weer opgepakt.
Theo Perenboom stortte zich in het
reorganiseren van militaire vlieg-
bases zoals Eindhoven en Volkel.
Tot voor kort weigerde hij de zwar
te bladzijden op te zoeken. „Koes
ter alleen de goede herinneringen",
is zijn lijfspreuk.
Maar toen Ed Melis hem onlangs
informeerde over de herdenking
van de „Junyo Maru" luchtte de
oud-kolonel met één woord zijn
hart: „Eindelijk".
Celestin O'Herne zit nog barstens
vol littekens. Goed, na de oorlog
heeft hij nog 22 jaar gewerkt bij het
Algemeen Octrooi en Merkenbu
reau in Den Haag. Maar over de
Nederlandse zorg voor de uit Jap
penkampen teruggekeerde landge
noten kan hij zich nog altijd onge
remd opwinden.
„Met jullie verhalen over honger
winter, houten fietsbanden en soep
van bloembollen, daér hebben jul
lie ons verdriet mee willen smo
ren". Zoekt in een kast na^r een
blikje vol knopen en sluitspelden.
Vist daaruit een medaille.
Zijn oorlogskruis met ster. Gekre
gen omdat hij ooit een generaal
heeft rondgereden.
Commandant
duikboot
tot vlak
voor dood
onwetend
Tot vlak voor zijn dood in
juli 1971 wist Lynch May
don, commandant van de
Britse duikboot HMS „Tra
dewind" niet welke ramp
hij veroorzaakte op 18
september 1944 door tor
pedo's af te vuren op de
„Junyo Maru". Dat blijkt
uit de briefwisseling die hij
een kwart eeuw later voer
de met overlevenden. Ook
de bemanningsleden heb
ben al die jaren geen flauw
vermoeden gehad van de
omvang van de ramp.
Een veelzeggend citaat uit
een van Maydons brieven:
„Wat was de lading van
het schip Had het geal
lieerde krijgsgevangenen
aan boord Vaak waren
we bevreesd dat we eigen
mensen naar de kelder
joegen. But you could not
stop to ask".
Begin 1970 kreeg Maydon
de kille cijfers onder ogen:
5.800 doden.
Een jaar later stierf hij.
door Hans Toonen
Herdenking
Nijmegen en
Indonesië
Dinsdag 18 september
worden de ruim 5.000
slachtoffers herdacht van
de ramp met de „Junyo
Maru". In Nederland ko
men honderden genodig
den, nabestaanden en tien
tallen overlevenden bijeen
voor een eerste en tevens
laatste herdenkingsdienst
in de St. Stevenskerk in
Nijmegen. Aanvang half
vier. Toespraken worden
gehouden door o.a. profes
sor N. Beets (overlevende
van de Birma-spoorweg),
en prof. J. Bastiaans (be
kend om zijn hulp aan
overlevenden van concen
tratiekampen).
Op diezelfde dag brengi
een handvol overleven
den, bijgestaan door een
vertegenwoordiging van
de Stichting Herdenking
Junyo Maru-Sumatra, een
postuum eerbetoon door
het werpen van drie kran
sen op de plek in de Indi
sche Oceaan waar veertig
jaar geleden de „Junyo
Maru' werd getorpedeerd.
Daags na de officiële ont
vangst op de Nederlandse
ambassade in Jakarta zal
de delegatie, in samenwer
king met de Nederlandse
Oorlogsgravenstichting,
een plaquette onthullen op
de erebegraafplaats te Ci
mahi, nabij Bandung.
Ed Melis (links), de men die hel drama boven water tilde en wim
van Wamel, het tweetal achter de herdenking van de scheepsramp
op 18 september 1944.
BEUNINGEN Waar precies is
mijn oom verdronken op die 18e
september 1944 Meer wil Ed Me
lis eigenlijk niet weten. Zijn brief
je naar de informatiedienst van
het Rode Kruis werkt, achteraf
gezien, als een koevoet onder een
vergeten luik.
Dodencijfers duiken op. Sommige
zijn te rond: 4.400 tot 6.200. En
verdienen terecht het beroepsma
tig wantrouwen van de 52-jarige
politierechercheur. Schoolschrif
ten, waarin overlevenden en/of
hun nabestaanden hun littekens
optekenden, ploffen op zijn deur
mat. Uit de Japanse archieven
krijgt hij zowaar een foto van het
doemschip los. Zelfs de delver van
het massagraf, de Britse duikboot
„Tradewind", tilt hij boven water.
Maar bovenal dondert er een berg
brieven op de speurder.
Blijkbaar een even smartelijke als
slopende speurtocht. Want nu,
aan de vooravond van de groot
scheepse herdenking van de ramp
met de „Junyo Maru", staat Ed
Melis zelf even op tilt. In de scha
duw van zijn Beuningse bungalow
overziet hij, samen met zijn colle
ga en stichtingssecretaris Wim
van Wamel, de losgepeuterde
pleisters van overlevenden en na
bestaanden. „Weet je wat ons het
meest aangrijpt Brieven van, ui
teraard nu volwassenen, die als
kind hun vader nooit hebben ge
kend. Als een spons zuigen ze elk
detail op over de laatste reis van
hun vader. Wie stond er naast
mijn vader Hoe en waar precies
gebeurde het?".
scherven. Volgens hem omdat hij
nooit het verlies van zijn met de
„Junyo Maru" omgekomen vader
heeft kunnen verwerken. „Wat
doe je dan met zo'n huilende
man Die vertel ik dat het leven
niet ophoudt bij zo'n ramp. Blijf
toch niet in de draaikolk zitten".
Net als Ed Melis wist het gros van
de nabestaanden tot voor kort
niet waar precies en onder welke
omstandigheden hun dierbare
man, broer of vader is omgeko
men. Ergens in de Javazee. Bo
vendien topografisch fout Ga er
maar aan staan. Maar Ed Melis,
vasthoudend als een bergbeklim
mer, speurt naarstig verder. In
binnen- en buitenland. Langzaam
doemt de ramp met de „Junyo
Maru" op. Steeds meer stukjes
vallen op hun plaats. Meestal niet
zonder pijn.
Complete dodenlijst
Ed Melis: „Al vrij snel beschikte
ik over een vrijwel complete do
denlijst van de „Junyo Maru".
Een kostbaar bezit, dat zeker.
Want zo'n overzicht neemt veel
onzekerheid weg bij nabestaan
den, geeft eindelijk opheldering
Emotie overheerst
Ed Melis tikt op een van de elf
ordners. „Meer dan duizend brie
ven zitten hierin. Merendeels van
nabestaanden die om meer infor
matie verzoeken. Uiteraard zijn er
ook brieven van overlevenden,
dankbaar voor ons initiatief om
voor het eerst na veertig jaar ein
delijk een ogenblik stil te staan bij
hun verdriet".
Binnen een jaar dik duizend brie
ven. En nog altijd rinkelt de tele
foon. Wim van Wamel, rustige
ogen, zachte stem: „Zeker vier per
avond. Klopt, de emotie over
heerst bij degene die belt. Je stelt
één vraag en dan beginnen ze te
huilen. Hoe wij dat opvangen
Door vooral goed te luisteren, in
teresse te tonen. Laat ze uitpraten,
ook al duurt het telefoontje een
halve avond. Want dan komt er
Van Wamel geeft een voorbeeld.
Een nabestaande, midden vijfti
ger, belt. Zijn huwelijk is aan
Het karwei zit er bijna op. De
herdenkingsdienst in .Nijmegen
betekent voor Ed Melis en Wim
van Wamel natuurlijk meer dan
een krans met linten, het volks
lied, toespraken en de vlag half
stok. „De aanwezigheid van zo
veel autoriteiten, van ambassa
deurs tot wethouders, beschouw
ik als een eerherstel aan alle oor
logsslachtoffers uit het voormalig
Nederlands-Indië. Eindelijk is er
een brug geslagen tussen deze te
lang vergetenen en hen die de
„Slag om Arnhem" nooit kunnen
vergeten".
Gruwelijk
Honderden nabestaanden weten
nu waar en hoe hun dierbare is
omgekomen op die 18e september
1944, 15 zeemijlen uit de kust van
Mokko Mokko op West-Sumatra.
Sommigen zijn inmiddels zelfs op
bezoek geweest bij een overleven
de die hun man-vader-broer heeft
gekend. De doden zijn gevonden.
Maar wat weet Ed Melis nu van
zijn oom
„Eigenlijk niet meer dan dat hij
ook aan boord was. Waar precies
weet ik niet. Hopelijk onder het
schip, waar de torpedo explodeer
de. Zeker nu ik alle gruwelijke ta
ferelen ken, hoop ik dat mijn oom
een snelle dood is gestorven".