s
„Ik draag twee petjes: van de
VARA en van de schrijver thuis
k
„Het begon als een hobby en
nu kan ik niet meer terug'
Imposante apologie
van het christendom
Reis naar het
verbazingwekkende
verleden van Pompeï
BOEKEN
QeidwOomcmt
VRIJDAG 7 SEPTEMBER 1984 PAGINA l£OI
BEKROONDE CO DE KLOET:
KORTENHOEF Vader Co
de Kloet zei tegen zijn zoon
Derk: „Ik ga een jongensboek
voor je schrijven en jij speelt
de hoofdrol". Dat was drie jaar
geleden, nadat hij het tijds
beeld van de Ramblers had ge
schreven voor het boek „Mooi
Holland?" met als ondertitel:
„De woelige jaren van de
Ramblers". Een gedegen
werkstuk, waarvoor het hoofd
afdeling gevarieerde program
ma's radio van de VARA, Co
de Kloet zich suf had gewerkt.
Documentatie haalde hij uit
alle hoeken van het land,
werkte er avond aan avond
aan en begon zo te wennen
aan dat eenzame plekje aan de
schrijftafel. „Ja, precies: een
bureaulamp met zo'n kegel
licht, stapel wit papier links,
uitgetikte vellen rechts, net zo
lang tot het af was. Nee, ik
voel me geen schrijver, nu nóg
niet, meer een ambachtsman.
Met het gevoel van een tim
merman die een stoel klaar
heeft, er tevreden naar kijkt
en denkt: zo, dat is éf. Maar
toen ik met die Ramblers
klaar was, bleef ik achter met
een leeg gevoel. Ik hoorde
toch onder die bureaulamp en
iets op de pennen te hebben.
Ik ben gaan nadenken en toen
kwam ik op het idee voor een
jongensboek en zei ik tegen
Derk: Ik ga... Nu ja, het wordt
een hele trilogie voor de jeugd,
dat zich in de oorlogsjaren af
speelt. De burgemeester van
's-Graveland komt me er dins
dag voor bekronen".
De eerste regel van dat jon
gensboek waarin zijn zoon de
hoofdrol zou gaan spelen luidt
dan ook: „Derk kon niet sla
pen". Het speelt in de jaren
'42-'43 en kreeg de titel mee
„Ontsnapt uit de polder". La
ter schreef de 52-jarige De
Kloet er „Zwarte handel in de
polder" achteraan en uitgever
Wim Hazeu van De Fontein
vond, dat De Kloet maar door
moest schrijven.
„Aan één boek had Hazeu
niks, zei hij. Er moest een
tweede boek komen en toen
dat over hetzelfde onderwerp
ging, vond hij dat ik maar
meteen een trilogie moest
schrijven. Het moet in mei
volgend jaar in de winkel lig
gen; ja natuurlijk, precies
veertig jaar na afloop van de
oorlog, daar ontkomt-ie niet
aan. In januari moet het af
zijn, het is nu begin septem
ber..." En iets hulpelozer:
„Maar ik heb nog niks-op pa
pier, geen letter". Tot De
Kloet zich herinnert dat hij er
toch wel mee bezig is geweest:
„Ik heb al wel een idee over
hoe het moet gaan. Nu het uit
werken nog. Maar is dat nou
gewoon, dat je eerst een hele
boel weerzin moet overwin
nen, voor je aan het werk
gaat? Elke avond opnieuw?"
De Kloet weet nog niet half,
hoeveel schrijvers gaan ramen
lappen, achterstallige corres
pondentie afwerken, knopen
aanzetten, voor ze zich zuch
tend achter de schrijfmachine
zetten. „Nou ja, als dat zo ge
woon is, dan zal het ook wel
gewoon zijn dat ik na twee mi
nuten weer als een gek tekeer
ga. Tot m'n hoofd en armen na
twee uur moe zijn en ik op
houd. Leeg, helemaal leeg".
Burgemeester
Volgens Co de Kloet komen
alle burgemeesters uit hetzelf
de doosje. „Ze hebben allemaal
het doel hun stad of dorp te
promoten. Nou en omdat ik
m'n boeken in de omgeving
van Kortenhoef laat spelen,
vond de burgemeester van 's-
Graveland het nodig om me in
het zonnetje te zetten. Hij reikt
me komende dinsdag de
P.J.M. van de Walle-prijs uit,
vorig jaar door de burgemees
ter ingesteld. Het is een aan
moedigingsprijs voor culturele
prestaties die relatie vertonen
met Kortenhoef, 's-Graveland
of Ankeveen".
Co de Kloet houdt zichzelf niet
voor een literair wonderkind,
ook niet voor schrijver, litera
tor of wat dan ook in die geest.
„Nee hoor. En ik schrijf óók
geen historische romans, al
zou ik nog wel eens een
streekroman willen schrijven,
zoals die Annie of Janneke,
kom hoe heet ze ook maar
weer. In de beginjaren bij de
VARA schreef ik gedichtjes en
liedjes, ik spreek nu over de
jaren vijftig, toen ik „Tijd voor
Teenagers" maakte, een radio
programma dat toen razend
populair was. Maar m'n eerste
echte boek maakte ik met
Dick Slootweg, gebaseerd op
het gelijknamige radiopro
gramma „Ach ja, de jaren
vijftig".
Oorlogsjaren
En nu dit. Drie delen vaart en
verve, de oorlogsjaren op het
platteland, waar De Kloet ach
terelkaar over kan doorschrij
ven. „Nou ja, ik heb het alle
maal van dichtbij meegemaakt
en dat ik een speelse geest heb,
zal ik niet ontkennen. Het is
natuurlijk zo, dat als morgen
een kerel met een melkbus in
de sloot dondert, ik het voor
val veertig jaar eerder laat ge
beuren, passend in het verhaal
dat ik schrijf. Zodat ze niet
moeten komen vertellen, hee
Kloet, je hebt het over m'n opa
gehad, met die melkbus. Al is
dat soort dingen natuurlijk wel
mogelijk.
Er zijn mensen, die zich in m'n
boeken herkennen en dan
klopt dat soms ook wel, maar
vaak ook niet. Je husselt de
boel doorelkaar; wat je hebt
meegemaakt, wat je nu om je
heen ziet gebeuren en de din
gen die je verzint, maar wel
hadden kunnen gebeuren.
Hier, in de buurt van Korten
hoef. Want één ding is me
goed duidelijk geworden: je
moet je als schrijver aan de
feiten houden. Dan kan het
nooit gebeuren dat je onlogisch
wordt, of dat je op bladzijde
vijfentachtig tegenspreekt, wat
je op bladzijde drie hebt be
weerd".
Detective
De stijl van De Kloet heeft
niet de literaire kanten van de
erkende hedendaagse literato
ren die ons land rijk is. „Maar
ik heb ook niet het gevoel dat
ik schrijver ben. Ik verzin
maar wat, maar zo dat kinde
ren het leuk vinden om het te
lezen. Ik wil ook nog voor jon
gere kinderen schrijven en
een streekroman, maar ook
een detective. Of preciezer, ik
wil bewijzen dat ik elk genre
aankan; het is die uitdaging.
Ik heb het toch eerder gehad,
ook toen ik met groot-lef tegen
Derk zei dat ik een jongens
boek voor hem ging schrijven.
Ik wist toch helemaal niet of
ik het kon? Maar ik wilde wel
proberen, of ik het bewijs kon
leveren dót ik het kon".
Co de Kloet is plattelander en
dat is ook tot zijn werk door
gedrongen. Meneer de domi-
nee speelt een belangrijke rol,
„maar niet zo'n héél christelij
ke. Er komt in het tweede deel
een winkelier voor, die niet
Verhalen bij di
natuurplaten
van Koekkoek
Co de Kloet: schrijver en plattelander én een bekroonde.
weet of hij ook op zondag gra
tis voedsel zonder bon mag
uitreiken. Hij gaat voor raad
naar de dominee en die zegt
dan vaderlijk, nou kom, je
moet niet zó christelijk doen,
dat je er on-christelijk van
wordt, begrijp je?"
De Kloet weet waar hij het
over heeft; als voormalig wet
houder van zijn partij Dorps
belangen die akelig belangrijk
aan het worden is, met kop
stukken van alle omroepen die
zich binnen de partij uiterst
broederlijk tonen. En'hij weet
van vroeger. „Toen mensen
vijf kilometer ver liepen om
naar de kerk te komen. Nee,
fietsen mocht niet. omdat er in
de bijbel geen fiets voorkomt.
Nu, daar heb je tegenwoordig
zo'n last niet van, maar als ik
morgen iemand tegenkom die
ik in een nieuw boek kan ge
bruiken..." De ogen van De
Kloet stralen een dreigend
licht: ze moeten oppassen, die
rakkers van Kortenhoef. Maar
aan de andere kant: „Nescio
heeft in het café aan de over
kant zijn „Uitvreter" geschre
ven, en verderop staat het
kerkje van Kortenhoef waar
Nescio over schreef. Het is
hier schilderachtig mooi en
bovendien, er gebeurt nog
eens iets. Daar zit zeker één
streekroman in".
FRITS BROMBERG
Er was vroeger geen schoo
kind die de natuurplaten
Marinus Adrianus Koekkoe
(1875-1944) niet kende. E
sfeervolle platen hingen
heel wat klaslokalen en
mensen zullen ze nu nog g<
makkelijk voor de geest kur
nen halen. Sfeervolle plate
waren het, waarbij je heerlij
kon wegdromen.
De platen zijn als leermiddi
verleden tijd geworden e
vervangen door diaseries, v
deobanden en wat dies
zij. Wie de platen van Koek
koek nog eens wil terugzie
en meteen een heel aardi
kinderboek in zijn bezit
krijgen kan de aanschaf
de onlangs bij Sijthoff versch<
nen paperback „Het verdrie
van de Kieviet", met a"
dertitel „Jeugdverhalen bij d
natuurplaten van Koekkoek
overwegen. Daarin is de hel
reeks natuurplaten van Koek
koek opgenomen: twaalf tafe
reien met voorstellingen u
ons land en twaalf met diere
uit afgelegen streken. Die
Walda en Will Boezema
schreven bij elke plaat ee
aardig kort verhaal, bestem
voor de jeugd. Een nostalgisc
boek dus voor de schoolgene
ratie van toen, een ontdekkin
wellicht voor die van vandaag
LEO HENN
Dick Walda en Will Boezi
man: Het verdriet van d
kieviet (Jeugdverhalen b
de natuurplaten van Koel
koek); uitgeverij: Sijthof
paperback, 207 bladzijdet 1
prijs: 19,95.
HAP
ken
derl;
vier
als
onge
en 2
het t
Opv,
te
stras
de o
beur
en r
En
woo:
mee:
de i
zien:
dren
snel
over
Zegt
hoof<
vloec
kunc
lang
,verk
Lee;
De Italiaanse schrijver Gian
Paolo Ceserani en zijn landge
noot Piero Ventura, illustrator,
zijn in Nederland bepaald
geen onbekenden. Dit tweetal
verwierf grote faam met een
serie kostelijke, zeer educatie
ve jeugdboeken over ontdek
kingsreizen: „Met Columbus
naar Amerika", „Met Livings
tone door Afrika", „Met Marco
Polo naar China" en „Wie ont
dekten de Noordpool". Al deze
boeken werden uitgegeven
door Lemniscaat, die nu ook
een nieuw werk van deze suc
cesvolle Italianen op de markt
heeft gebracht: „Pompeï aan
de voet van de vulkaan".
Ditmaal voeren de makers van
het boek hun lezers niet mee
naar onbekende verten, maar
naar het verbazingwekkende
verleden. Zij brengen de ge
schiedenis van de Romeinse
stad Pompeï door prachtige
gedetailleerde tekeningen (in
kleur) en de goed gedocumen
teerde tekst op onnavolgbare
wijze tot leven.
Eerst wordt in woord en beeld
verteld hoe de onder de lava
bedekte stad in de afgelopen
eeuwen aan de vergetelheid is
ontrukt. Vervolgens nemen de
makers van het boek de lezer
mee naar het Pompeï, zoals
het er in het begin van de
jaartelling uiitzag. Alle facet
ten van het leven in deze Ro
meinse stad komen aan bod:
het badleven, de spelen in het
amfi-theater, het leven op de
markt, het leven van de win
keliers en handwerklieden en
zovoorts. Tenslotte is de lezer
getuige van de ondergang van
de stad en zijn bewoners, wan
neer de Vesuvius, de vulkaan
aan de voet waarvan Pompeï
lag, plotseling tot een hevige
uitbarsting komt. Pompeï
wordt onder as en lava bedol
ven, evenals Herculanum, dat
er in de buurt lag. De bewo
ners-van Herculanum slaan op
de vlucht en redden zo het
vege lijf, maar de stedelingen
van Pompeï vluchtten hun
huizen binnen en kwamen na
genoeg allen om.
Dit buitengewoon boeiende en
informatieve boek dat ook
voor volwassen beslist de
Hoe komt iemand er toe een klein
vermogen uit te geven aan een com
puter, reiskosten, legesfotocopieën
en nog wat „bijkomende" zaken,
teneinde een boek te produceren,
waarin alle Nederlandse acteurs en
actrices van de laatste honderd jaar
staan vermeld. En dan niet alleen
met hun naam, maar zeer kompleet
met opleidingen, gezelschappen
waar ze gewerkt hebben, produkties
waarin ze „gestaan" hebben, films
waarin ze een rol vervulden, boe
ken die ze geschreven hebben, pri-
vé-relaties die ze (gehad) hebben ei
kinderen die ze hebben gekregen.
Piet Hein Honing (27) uit Diepen
veen is de man die dit karwei aan
gedurfd heeft en die nu kan zeggen
„Het is volbracht". Over ruim eei
maand komt zijn boek uit
„ACTEURSVERZAMELAAR" PIET HEIN HONING:
sedu
kun<
door
Stud
dat 1
hebb
Het forum
moeite waard is leent zich
niet alleen bij uitstek als leer
zaam leesboek, maar kan ook
op scholen uitstekende dien
sten bewijzen.
Ceserani/Ventura: POMPEÏ
aan de voet van de vulkaan;'
uitgeverij: Lemniscaat; na
verteld door L.M. Niskos; 47
bladzijden; gebonden; prijs:
LEO HENNY ƒ19,90.
AUGUSTINUS' „STAD VAN GOD"
Het eerste decennium van de
vijfde eeuw was voor de wes
telijke helft van het Romeinse
rijk een rampzalige tijd. Aller
lei Germaanse stammen die
men tot dan toe binnen het
rijk of aan zijn grenzen, min of
meer in bedwang had weten te
houden, begonnen dreigend
naar Zuid- en West-Europa op
te trekken. In 401 trok Alarik
met zijn Westgoten plunde
rend door Noord-Italië en be
legerde hij Aquileia en Milaan.
Om Italië te verdedigen had
de keizerlijke veldheer elders
troepen weggehaald en de ge
volgen daarvan bleven niet
lang uit: eind 406 trokken gro
te scharen Vandalen, Alanen,
Sueben en wat zich aan loslo
pend volk nog bij hen had
aangesloten over de Rijn en
begonnen in Gallië huis te
houden, waar tot overmaat
van ramp ook nog een door de
legers in Britannië op het
schild geheven tegerikeizer op
trad.
Bovendien verscheen de enke
le jaren tevoren weggemanoe-
vreerde Alarik opnieuw in
Italië en bleek daar niet meer
te verslaan of te verwijderen.
Met regelrechte dreigingen te
gen Rome, ja zelfs met belege
ringen van de stad wist hij
grote sommen geld en diep
vernederende concessies af te
dwingen: hij werd daardoor al
leen nog maar onhandelbaar
der en na veel geïntrigeer en
geharrewar trok hij tenslotte
op 24 augustus 410 het uitge
hongerde en ook nog door
ziekte geteisterde Rome bin
nen, waar zijn Goten drie da
gen lang plunderden, brand
stichtten, verkrachtten en
zelfs hoewel hun aanvoer
der dit niet had gewild een
groot aantal burghers ver
moordden. Alarik, die een
Ariaans christen was, wist al
leen gedaan te krijgen dat zijn
soldaten het asielrecht van
kerken en gewijde plaatsen
respecteerden.
Deze vernedering en ontluiste
ring van de prachtige oude
stad bracht overal in het rijk
een diepe verslagenheid te-
Met deze woorden leidt Ge
rard Wijdeveld zijn nieuwe
vertaling van Augustinus"„De
Civitate Dei" (De Stad van
God) in. Het is volgens hem in
deze situatie dat Augustinus in
412 zijn belangrijkste boek be
gon te schrijven. Hij deed dat
op verzoek van zijn vriend en
geloofsgenoot Marcellinus, een
hoge ambtenaar van de Ro
meinse staat. Deze maakte zich
ernstig zorgen over de steeds
toenemende aanvallen die in
vloedrijke heidense kringen,
in Rome en elders, op het
Christendom deden, dat door
hen verantwoordelijk werd
gesteld voor de catastrofaal ge
worden aftakeling van het Ro
meinse rijk.
De vierde eeuw had, in de
loop van nog geen tachtig jaar,
de godsdienstige situatie in het
Romeinse rijk grondig, zien
veranderen. De op de heidense
cultus gebaseerde staat die
juist in het begin van die eeuw
nog een van zijn verwoedste
pogingen tegen de christenen
had ontketend, was een staat
geworden die de christelijke
godsdienst eerst tolereerde,
weldra protegeerde en tenslot
te die bescherming bekroonde
met een verbod op de openba
re heidense eredienst. Dat be
tekende veel nieuwe, mis
schien niet altijd even onvoor
waardelijke christenen.
Daarenboven waren er ook
aanhangers van de oude ere
dienst die zich aan de nieuwe
tijden niet zo vlot gewonnen
gaven. Tot degenen die het
christendom niet wilden aan
vaarden en het bestreden, be
hoorden invloedrijke persoon
lijkheden en groepen die het
christendom als staatsgevaar
lijk beschouwden.
Augustinus schreef met „De
Stad van God"' niet alleen het
gevraagde antwoord in deze
verwarrende situatie, een
apologie van het christendom,
het werd de uitvoerigste en
meest diepgaande studie die
ons waarschijnlijk door de An
tieke wereld is nagelaten.
Daarenboven bracht hij ons,
na er veertien jaar aan ge
werkt te hebben, een grandi
oos overzicht van de geschie
denis van het mensdom, van
het begin tot het einde, met
voorgeschiedenis en toekomst
verwachtingen. „De Stad van
God" beschrijft de geschiede
nis als de dramatische strijd
tussen twee gemeenschappen,
twee steden: de stad van God
en zijn getrouwen enerzijds en
die van de van God afvallig
geworden engelen en mensen
anderzijds.
Van de vijfde eeuw af heeft
deze veelomvattende synthese
van apologie en geschiedenist-
heologie een even talrijk als
veelsoortig lezerspubliek ge
had.
Het is een boek dat niet weg te
denken is uit de Europese ge
schiedenis. Maar afgezien van
de betekenis, als bron voor wie
de geschiedenis van Europa
wil begrijpen, is De Civitate
Dei nog altijd een actueel boek
dat veel lezers ook persoonlijk
zal aanspreken.
Het behoort tot de grote ver
dienste van Gerard Wijdeveld
dit belangrijke, niet van moei
lijkheden gespeende, veelei
sende werk van Augustinus
opnieuw voor de hedendaagse
lezer toegankelijk te hebben
gemaakt. Inderdaad: terwijl
van Augustinus' „Belijdenis
sen" in deze eeuw reeds vijf
edities in het Nederlands ver
schenen, heeft dit meester
werk van de Noordafrikaanse
bisschop al langer dan een
eeuw op zelfs maar een enkele
volledige vertaling moeten
wachten. Deze pijnlijk leemte
wordt nu eindelijk gevuld.
STEFAAN VAN CALSTER
Aurelius Augustinus: De
Stad van God, vertaald en
ingeleid door Gerard Wijde
veld. Uitgave Ambo/Polak
en Van Gennep. 1295 blz.
Prijs 125,-.
DIEPENVEEN „De enige
Nederlandse acteur die zeer
nauwgezet heeft geadmini
streerd wat hij heeft gedaan,
was Ko van Dijk. Hij deed dat
summier, maar kompleet. Zo
hield hij bij in welke stukken
hij welke rollen speelde, wie
er nog meer in het stuk „za
ten", wie de regisseur was, in
welke rollen vervangers moes
ten optreden enz".
Piet Hein Honing vroeg zich
tien jaar geleden af, wie nu ei
genlijk wie is in het Neder
landse toneel, cabaret en re
vue. Een naslagwerk bestond
er nauwelijk. Bij z'n naspeu
ringen stuitte hij alleen op het
verouderde Lexikon van Cof-
feng.
„Het is eigenlijk als een spelle
tje begonnen. Ik was zeventien
jaar en had veel belangstelling
voor toneel. Al heel vroeg ging
ik in bibliotheken op zoek
naar gegevens over toneel".
Het geintje werd steeds serieu
zer. Hij ging naar het Neder
lands Theater Instituut (toen
nog Toneelmuseum); werd er
kind aan huis; spitte er rigou
reus alles door. Hij kopieerde
voor een vermogen program
ma's, recensies, interviews,
tijdschrijften.
Computer
Een paar jaar geleden schafte
hij een tekstverwerker en een
zetcomputer aan. Zijn acteurs
bestand groeide uiteindelijk
uit tot een tableau de la troupe
van 3200 acteurs en actrices.
Van al die spelers geeft zijn
boek in alfabetische volgorde
de „staat van dienst" en nog
heel wat meer ook.
Piet Hein Honing: „Ik heb me
beperkt tot de periode van nu
tot honderd jaar geleden, om
dat gegevens van vóór 1900
bijzonder moeilijk te achterha
len zijn. Programma's uit die
Piet Hein Honing.
tijd vermelden bijvoorbeeld
dat een bepaalde rol door „de
Heer die en die" werd ge
speeld. Pas na de eeuwwisse
ling is het gebruik geworden
dat acteurs met vóór- en ach
ternaam in programma's wer
den vermeld. Tussen de we
reldoorlogen is er een poos be
hoorlijk aantekening gehou
den van wat iedereen deed in
het theater".
Volledige naamsgegevens had
hij nodig om bij de bevolkings
registers de personalia van
mensen uit te vissen. Ook
heeft hij veel gehad aan een
reeks goede film- en theater
tijdschriften die ons land heeft
gekend, zoals Cinema en
Theater, Het Toneel, Toneelre
vue, Het Masker en De Kunst.
Behalve kind aan huis bij het
Theater Instituut, werd hij ook
vaste klant bij de Universi
teitsbibliotheek van Amster
dam en de koninklijke biblio
theek in Den Haag. Hij be
zocht een groot aantal voorna
melijk oudere acteurs en actri
ces thuis. Samen met deze
mensen bladerde hij hun plak
boeken door.
Piet Hein: „Een schat aan ge
gevens heeft me dat opgele
verd, nog afgezien van de vele
plezierige ontmoetingen die ik
heb gehad. Ja, je kan wel zeg
gen dat ik bijna alles heb gele
zen wat met het Nederlandse
theater te maken heeft".
En het werkt, want bijna even
snel als zijn computer hoest hij
de naam van Joan Remmelts
op, als ik vaag vraag hoe die
acteur toch ook al weer heet,
die zo'n merkwaardige slissen
de stem heeft en die samen
met Ank van der Moer in de
thriller Moordkuil speelde. Als
toegift lepelt hij nog de regis
seur van het stuk op (Lo van
Hensbergen) en een paar an
dere spelers; Henk van Ulsen
bijvoorbeeld.
Hoe heeft hij de oorlog behan
deld?
„Ik heb een naslagwerk willen
maken, zonder me waarde
oordelen te permitteren en
zonder politieke stellingname.
Maar uit vermeldingen bij ac
teurs en actrices over het al
dan niet doorwerken tijdens
de oorlog is bijvoorbeeld af te
lezen dat ze zich bij de Kul
tuurkamer hebben gemeld. En
als iemand een nationaal-soci-
alistisch gezelschap leidde, is
dat wel in zijn staat van dienst
opgenomen. Ook is vermeld
welke prijzen en onderschei
dingen spelers hebben
Ten behoeve van „kruispeilin
gen" is achter in het boek een
lijst van gezelschappen opge
nomen met verwijzingen naar
de spelers die bij dié gezel
schappen hebben „gediend".
Ook is een lijst met schuilna
men gemaakt".
Een tijdlang heeft Piet Hein in
de vrees geleefd, dat mogelijk
iemand anders hem vóór zou
zijn met een soortgelijk lexi
kon. Maar naarmate de werk
zaamheden vorderden en hij
steeds betere contacten in ver
leden en heden van het Nt
derlandse theater kreeg, ki
hij gerustgesteld vaststelh
dat hij bezig was een
produkt te maken. Een pri
dukt waarvoor hij in bibliothi
ken en archieven, bij geze
schappen en onder individue
toneelspelers en regisseurs,
schouwburgen, op krante-
tijdschriftenredacties en bij
dio en tv, een goede ma:
verwacht.
Aanslagen
Het boek gaat binnenkort
drukkerij Sono in Heino op
pers. Piet Hein levert de drul
kerij kant en klaar zetsel, ze
gezet op zijn op de tekstve
werkende computer aangesli
ten zetcomputer. Elf miljoe
aanslagen (op het toetsenboi
van zijn computer) heeft
daartoe moeten „plegen".
Varr 2000 van 3200 opgenome
spelers is ook een portret-fo
opgenomen. De persoonsgeg
vens zijn zeer uitgebreid. B
halve gegevens over hun
(er was een periode dat het g
woon was dat acteurs
veertig tot vijftig rollen p
jaar speelden), heeft Piet He
Honing ook gegevens
privéleven van de spelei
voorzover dat van belang
(is) voor hun werk. Zo
meldt hij huwelijken
kinderen die daaruit zijn geb prij;
ren, voor zover ze later ook 1 ligt
het toneel terecht kwamen.
Eén van de boeiendste ervjwel
ringen vindt hij zelf het fe iets
dat zijn naspeuringen „spoo ]age
geh
loos verdwenen'
actrices hebben opgelever<
Piet Hein: „Voornamelijk
dwenen vrouwelijke act
Zijn op die manier boven
ter gekomen. Vrouwen verï
ten het toneel vaak in verbar
met huwelijk en kinderq;
krijgen. Ook zijn nogal wa
teurs naar het buitenland
trokken. Acteurs bijvoorbee
die op
derlands-Indië daar bleven"
Slechts een enkeling heeft ni tijd
mee willen werken. Piet Hei
„Te tellen op de vingers
één hand. Ze staan trouwe
wèl in het boek, maar dan
gegevens die ik uit ande
bronnen dan van henzelf he
De oudst vermelde actrice
Annie Heuff (96), die ot
gens al zestig jaar geen to
meer speelt. En de jongste
melding betreft Danny
Munk (14), die zich nu
niet zo verdomd alleen hoe
te voelen tussen 3200 ande slag
toneelspelers.
GE Tl
L
d
Het
zorg
geld
dijk
ongi
e voei
Ook
pi.
Var
iBer
,het