finale terugkeer van „nobele vis" ïn riool van Europa CULTUUR ZATERDAG 1 SEPTEMBER 1984 Binnenkort moet ik weer voor een paar dagen op en neer naar Nederland. Het boodschappen - briefje ligt al wekenlang op de huiskamertafel. Het is intussen aangegroeid tot een vrijwel volle dige inventaris van het unieke Nederlandse cultuurgoed. Het lijstje begint met: Hema-zooltjes. fietsbanden, gestampte muisjes, maggiblokjes. keukenstroop, on derslopen. De schaarste aan deze en de ove rige artikelen op mijn briefje, be zorgt ons hier in Washington vaak benarde tijden. Met „ons" bedoel ik de paar honderd land genoten die in en rond de Ameri- j kaanse hoofdstad de Nederlandse kolonie vormen. Tesamen zijn wij de smachtende gemeenschap, die in patriottische solidariteit de toe voer van oer-Hollandse prod uk- ten naar de oostkust van de Nieu- I we Wereld op peil probeert te houden. Van genoemde plakzooltjes bij- voorbeeld, waardoor je met be hulp van velpon dubbel zo lang met je schoeisel doet. kan ik straks bij terugkeer uit Neder land rustig een flinke voorraad meenemen. In kringen van spaarzame landslui alhier lopen die rubber lapjes als een trein. En wat die fietsbanden betreft, fiets banden kun je in de VS natuur- lijk ook wel krijgen, maar geen j die passen op het gemoffelde Fongers-herenrijwiel dat destijds j mee naar Washington is verhuisd I en waarop ik mij op hoge snel- I heid nagestaard door verbaas- de Amerikaanse ogen over de heuvels van de Washingtonse ag- lomera tie pleeg te reppen, edereen die voor vakantie of za ken even terug naar de geboorte- 1 grond in het oude Europa moet, krijgt van hier gevestigde vólks genoten liefdesbriefjes mee vol hartstochtelijk begeerde produk - ten uit het teer beminde lage landje. Die onverwoestbare liefde voor het Hollands fabrikaat gaat trouwens bij de vrouw net zo goed als bij de man voorname lijk door de maag. Het zijn dus vooral de eetbare juwelen uit Ne derland die onweerstaanbaar hun weg vinden naar de smaakpapil len van de Henken, Jannen, An- ja's en Corry's die om welke re den dan ook een tijdelijk bestaan in Washington leiden. Er is geen moment waarop de drop van zachte zoete tot har- de zoute en de stroopwafels niet onderweg hierheen zijn. Ze komen zo niet mét dan maar zon der goedvinden van de Ameri kaanse douane, die trouwens vooral inzake voedingswaar on gemeen hardvochtig is. Maar nood breekt wet. Als u dit leest, stuwen nijdig stampende scheepsmotoren er gens op de Atlantische Oceaan een paar reusachtige Goudse ka zen illegaal onze kant op. De gou den wielen liggen verstopt, diep in de verhuiscontainer van Marij ke en Maarten Molenaer, die voor een paar jaar naar de VS worden uitgezonden. Met die melkstolsels zullen ze ogenblik kelijk nieuwe Nederlandse vrien den in den vreemde maken: Op ditzelfde ogenblik ook liggen rau we haringen en gerookte makre len op tienduizend meter hoogte zachtjes te geuren in de koffer ruimte van een op Schiphol rich ting VS vertrokken Boeing 747. Het zijn de Nederlandse journa listen, diplomaten en internatior nale ambtenaren die met grote vindingrijkheid de al dan niet smokkel-routes openhouden. Tol de meest gangbare waren beho ren uiteraard ook de jenever en de Bee ren burger. Maar er komen hier op onze gemeenschapsfees tjes eveneens lieden aandragen met rookworsten, sambal oelek, tompoezen en Haagse hopjes, al lemaal kersvers uit Nederland. En als een van ons een lading King pepermunt heeft aangekre gen, dan verspreidt ook dat nieuws zich even snel als de king zelve door Nederlands roddelend Washington. Uiteraard gaat het bij alle andere geaccrediteerde nationaliteiten op soortgelijke wijze. De Chinezen schijnen doorlopend verse vogel nestjes aangevlogen te krijgen, en de Grieken hun kletsnatte feta. V begrijpt dat individuen op zich zelf de bevoorrading nooit feil loos op gang zouden kunnen hou den. De instellingen waar zij werkzaam zijn, vormen derhalve onontbeerlijke knooppunten. Omdat ik natuurlijk mijn eigen navelstreng naar de heerlijke Hollandse snoep trom mei niet wil doorsnijden, moet hier mijn jour nalistieke informatieplicht op houden. Wel kan ik nog kwijt, dat de Ne derlanders hier in zoverre uniek zijn dat hun begeerte nogal eens een kleine escapade maakt naar de Belgische buren. Ik ken een Nederlandse collega in Washing ton dié van plan is een interview te gaan maken met de Belgische ambassadeur in Amerika, met de ware bedoeling om aan het einde van het ongetwijfeld boeiende ge sprek over de Amerikaans-Belgi sche verhoudingen langs de neus weg te informeren of via Belgisch diplomatieke kring misschien de hand te leggen zou zijn op een palinkje in het groen en een fles Gueuze Lambiek uit Payotten- land. Zelf zit ik te broeden op» een uit een oogpunt van milieu- -hygiëne verantwoorde metho de om straks op de terugweg een zak verse Zeeuwse mosselen de VS binnen de smokkelen. MARC DE KONINCK TIEL Visserslatijn in de overtreffende trap? Dat was de overheersende reactie ten burele van het streekblad, toen daar de melding binnen kwam. Een zalm in de Waal Dood weliswaar, omdat hij bij het binnenzwemmen van de Rijnmond te veel gif had op geslurpt en dus o ironie ter hoogte van de tolbrug be neden Tiel het loodje had moeten leggen. Maar toch Een geintje, dachten ze ten burele. De man van het tele foontje heeft het beest zeker op de afslag gekocht en daar beneden aan de dijk neerge legd. Streekbladen worden in de volksmond per definitie het Sufferdje genoemd; ze denken zeker dat wij daar in tuinen. Zo rotsvast was het ongeloof. De Waal moest immers, sinds er in 1948 de laatste zalm gevangen was, geacht worden dood te zijn als een pier. „Je ziet geeneens een water vliegje meer", voegden de mensen elkaar toch hoofdschuddernd toe op de dijk Niks aan te doen. Ge beurd is gebeurd. Men had maar te berusten. En berusten hebben ze geleerd, daar in het Land van Maas en Waal. Hoe schilderachtig de wielen verstilde waterpoelen waarin populier en els zich spiege len de landouwen ook stofferen, het blijven restanten van de ramp zalige overstromingen, die hier hebben huisgehouden. Om nog te zwijgen van de winter l944-'45, toen de streek een niemandsland was tussen de Duitse legers benoor den de Waal en de geallieerde be vrijders ten zuiden van de Maas een speelbal onder voortdurend, moordend spervuur. Nee, de rivier was dood. Daar hielp geen moe- dertielief aan. Totdat Willem Hol de ambtenarij vaarwel zei, de oude, uitgestorven stiel van beroepsvisser opvatte en het ongelijk van de hoofdschudders bewees. Nu heeft een restaurant langs de Waal in Druten wekelijks weer verse zalm op het menu en niemand die het hoofd schudt. Sterker: Willem Hol treft in zijn viskuil of zijn fuiken regelmatig prik aan en forel. Houting zelfs, een vjs die tachtig jaar uit de Waal verdwenen is geweest. Een meer val onlangs. Twee Chinese zilver karpers „en die waren echt niet uit het aquafium van Artis ont snapt". Een zeekreeft „heel bij zonder; kijk, hier heb ik het attest van het Rijksinstituut voor Visse- rijonderzoek". Snoekbaars „Man, de stand is nooit zo goed geweest. Mijn vader, ook een riviervisser, heeft er misschien nog geen vijftig gevangen in zijn hele leven. Ik haal er per jaar een veelvoud van. Ik ken iemand, die heeft er mei ^en spinnertje op een dag 33 uitge daald. Het is een vloedgolf". De enige Wanneer Willem Hol niet met zijn oude, gerestaureerde schokker er gens tussen Herwijnen en Ochten zijn vangstgebied op de rivier zit, is hij te vinden in Beneden Leeuwen. Bij de telefonische af spraak voor het ii straatnaam en huisnummer meld. „Over de tolbrug beneden naar links, dan weer links en met een naar rechts en daar ergens naar Hol de Visser vragen, dan we ten ze het wel". Het klopt. Een huis van witte planken die ruiken naar verse verf. „Ik ben aan het schilde ren, want het is volle maan en dan vang je bijna niks. O ja, de stand van de maan speelt een rol. Wan neer hij over een dag of drie weer donker begint te worden, heeft het pas zin erop uit te gaan". Dan worden weken van tachtig, negentig uur gemaakt, zal later blijken. „Vroeger, in de jaren der tig, zaten er wel driehonderd schokkers tussen hier en de Duitse grens. Ik schat dat toen een man netje of duizend met de riviervisse rij zijn brood verdiende. Nu ben ik de enige". Dat is niet helemaal waar. De 17- jarige zoon, die iedereen in het dijkdorp kent als Wimke, heeft zonder aarzeling besloten het kiel zog van zijn vader te volgen. Voor hem is een tweede schokker opge duikeld en nu stropen ze getweeën de Waal af wanneer Wimke ten minste 's avonds niet naar de brei- school moet, waar hij viskuilen leert maken, netten van dertien bij acht meter met om de meter veer tig, vijftig minderingen; geen ma chine die het mensenhanden na doet. „Kent u niet iemand bij dat pro gramma Van Gewest tot Gewest op de televisie Dat zou toch een prachtig onderwerp voor die jon gens zijn Wimke Hol, de jongste beroepsvisser van Nederland". Riool van Europa De tip is bij deze doorgegeven. Maar dé zalm Want daar moest het over gaan. Over de wonder baarlijke terugkeer van deze „no bele vis, onder de zoetwaterschep selen het meest geroemd om zijn voortreffelijke smaak". Wat heeft hij weer te zoeken in het riool van Europa Hetgeen gaat volgen, wordt het verhaal over het neusje van de zalm. Letterlijk dan. Spreekwoordelijk doelt de term op het gedeelte van het dier, dat vlak onder de bek ligt, puntig van vorm is (vergelijk de neus van een schoen) en tegelijk met de nekmoot wordt afgesneden. Dit deel houdt men gemeenlijk voor het lekkerste stuk van de zalm. Vandaar in over drachtelijke zin: iets uitmuntends, iets aparts. De echte neus van de zalm zit el ders en hij zit er niet voor niets. Wanneer Willem Hol het plotselin ge wegblijven na 1948 van de pure trekvis probeert te verklaren, doet hij dat eerst nog met een grap. „Misschien hadden ze een hekel aan Duitsland gekregen"; wrange verwijzing naar die verschrikkelij ke oorlogsnacht, toen Duitse solda ten in roeiboten de Waal oversta ken en het niemandsland van Be neden Leeuwen teisterden door 42 huizen aan de dijk plat te branden. Dan professioneel: „De zalm paait in de bergen van Zuid-Duitsland of nog hoger, in Zwitserland. Om daar te komen, moet hij de Waal en de Rijn door. Toen het water slecht werd, roken die vissen dat. Ze draaiden zich in de mondingen van de grote rivieren keurig om en gin gen terug naar zee om elders, in Neusje van de zalm ruikt de Rijn weer Willem Hol (met zoon Wimke), de enige nog die met de riviervisserij zijn brood verdient. Schotland of Noorwegen, hun heil te joeken". Mysterie De zalm rook de rivier Zeker wel. Maar om het te begrijpen is enige uitleg over het gedrag van deze trekvissen geboden. In het voorjaar beginnen ze vanuit zee tegen de ri vieren op te tornen om zich in de kleine beken van de bovenstromen voort te planten. Ze leggen daartoe in het ondiepe kiezelbed zelf paai- velden aan, waarop het wijfje 10 tot 20.000 eieren deponeert. De uitge komen jongen brengen hun jeugd door als beekforel, maar trekken na één tot vijf jaar naar zee. Daar vreten ze zich vol tot ze een lengte hebben bereikt van soms anderhal ve meter en sprongen kunnen ma ken van wel drie meter hoog. Al dus toegerust, keren ze, geslachts rijp geworden, naar de beken van hun geboorte, diep in de bergen, te rug en zetten daar de cyclus voort. Zo'n terugtocht uit de onmetelijk heid van de Atlantische Oceaan kan 2.000 tot 4.500 kilometer lang zijn. Hoe vinden ze de weg naar uitgerekend hun eigen kraamka mer Mysterie. Ze volgen de zee stromen, zegt de een. Ze oriënteren zich, net als bijen, op de zon door middel van gepolariseerd licht, denkt de ander. Ze zouden zelfs het licht van de sterren gebruiken, op pert een derde. Ofwel, ze zouden een speciaal geheugen voor richting en bezitten. Maar hoe ze, eenmaal in de kustwateren aangekomen, hun weg naar de bovenloop van de rivieren vinden, is beter bekend. Elke rivier en zelfs elke zijrivier blijkt zijn eigen karakteristieke geur te hebben die hoe zwak ook door de vis herkend kan wor den. Men heeft dit proefondervin delijk bewezen door zalmen in een bovenloop weg te vangen en ze weer los te laten beneden de sa menvloeiing van een aantal zijri vieren. Bij een deel van de dieren had men de neusgaten dichtgestopt en die speelden het inderdaad niet klaar om hun eigen rivier terug te vinden, terwijl de rest daartoe wel ln staat bleek. In blinde drift Dank zij zijn lokgeur was de Rijn ooit de rijkste zalmrivier van Euro pa. Als betoverd door een onzicht bare Lorelei dromden de vissen te gen de sterke stroom op, sprongen over de onwaarschijnlijkste obsta kels heen, teneinde in blinde drift hun paaiplek te vinden. Zo groot was de aanvoer op, de visafslagen van voor de achttiende eeuw, dat de consument er de neus voor op trok. „Kattekost" noemde men de zalm. Dienstmeiden wilden slechts een betrekking aanvaarden als ze de heilige verzekering kregen, dat ze geen zalm zouden hoeven eten. En ook de hele vorige eeuw puilde de Rijn nog uit. Vijftigduizend stuks per jaar werden er aangele verd op de dagelijkse markt in Kralingse Veer. Er was een spe ciaal verdrag het zogenaamde zalmtractaat tussen Nederland, Duitsland en Zwitserland nodig om de vangst te regelen. Drie eeuwen lang verdiende het voorgeslacht, waaruit Wim Hol ge boortig is, de kost aan deze over daad. Toen kwam er de klad in, maar eerlijk is eerlijk: dat gebeurde lang voordat de grote naoorlogse vervuiling toesloeg en niet louter de industrie was er debet aan, al krijgt die tegenwoordig van alles de schuld. De aftocht van de zalm was het gevolg van een veel inge wikkelder samenspel tussen mens en natuur. Toen de rivieren steeds meer werden rechtgetrokken ten behoeve van de scheepvaart, ver dwenen de plekken waar de trek vissen in wat rustiger water op adem konden komen tijdens het optornen tegen de stroom. Met de aanleg van stuwen, dammen en sluizen werd bovendien een groot gedeelte van het achterliggende paaigebied afgesloten. Men pro beerde de vis weliswaar een handje te helpen door hem zalmtrappen (nevenstroompjes langs de obsta kels heen) en zalmliften ter be schikking te stellen of zelfs door hem in tankwagens naar boven te brengen, maar het werd nooit meer zoals het was. Carbol Toch herinnert Willem Hol zich hoe zijn vader in 194"? nog 82 zal men wist te verschalken. „Nou, daar kon je een auto van kopen. De zwaarste was 36 pond en als je na gaat dat ze 35 gulden per pond de den, weet je het wel zo'n beetje. Er werden hier speciaal lange houten manden voor gevlochten en daarin gingen ze overdekt met gras, want er was nog geen ijs naar de afslag van Woudrichem of Kraling se Veer, waar ze werden opgekocht door de grote hotels. Verse zalm uit de Waal, die had zo kort na de oor log en de hongerwinter een grote naam. Maar in 1948 was het ineens afgelopen. Mijn vader kwam thuis en ik hoor het hem nog zeggen: „Het is gedaan, ze smaken niet meer". Ze zaten er aanvankelijk nog wel en ze zagen er hetzelfde uit, maar je kon ze niet meer eten. Ze smaakten naar carbol. Als je op de dijk stond, kon je de carbol rui ken. Achter de neus werd het hele maal scherp. En het water had wel zeven kleuren achter elkaar. Hele maal dood. Zelfs de watervliegen verdwenen". Daarmee stierf ook de riviervisse rij. De gezellige bedrijvigheid op de dijk maakte plaats voor gelaten rust. De driehonderd schokkers werden omgebouwd voor de ple- ziervaart of rotten weg. De duizend vissers „De een werd parlevinker en de ander kocht een olieboot", schokschoudert Willem Hol. „Er zijn er nogal wat gaan boeren. Er kwamen er bij Staatsbosbeheer te recht of in het baggerwerk. Wat moesten ze En ze gingen dood. Van die oude garde is er bij mijn weten nog maar eentje in leven. Ikzelf. Ik ben in de zeevishandel gegaan en heb op een zandschuit gezeten. Daarna ben ik in dienst gekomen van het ministerie van landbouw en visserij. Daar heb ik dertien jaar lang visserij-onderzoek gedaan. Die jongens op het ministe rie waren niet dom hoor, maar ze hadden al hun wijsheid uit de boe ken. Ik was de enige die wist, hoe een vis eruit zag. Ik kwam uit de praktijk. Ik moest ze vertellen dat een snoek kan bijten of dat een pa ling uit je handen kan kronkelen". Tussen de bedrijven door bleef Willem Hol voor de sport nog wel eens met fuiken in de weer. „En verdraaid, ik merkte dat het water in de Waal beter werd. De paling smaakte opeens. Eerst kreeg je. an derhalf uur nadat je hem gegeten had, nog last van oprispingen, dan kwam er zuiver carbol uit je maag naar boven, maar dat hield op. En ik zag andere vis verschijnen. Snoek, snoekbaars, baars, voorn, brasem, puiloog. Ik dacht: de tijd wórdt rijp om het beroep van je der, van je voorgeslacht, ovei nemen. Iedereen zei dat ik hart stikke gek was. Mijn vrouw heeft er acht nachten niet van geslapen. Maar ik redeneerde, dat ik liever duizend gulden in de maand op m'n eigen verdiende, dan tweedui zend bij de minister. In Zwolle wist ik toevallig een oude, afgetuigde schokker te liggen. Bij een werfje kon ik vier originele lieren op de kop tikken. Een visser van vroeger hier in de buurt had nog een kuil hangen. En zo ben ik langzaam voor mezelf begonnen. Als ee en enige op heel de rivier". Paling en pootvis werden zijn vi naamste bron van inkomsten. Maar toen hij tot zijn stomme verbazing de eerste zalm in zijn netten kreeg, bloeide zijn vissershart pas echt open. „Ik ben er op gaan letten, want ze brengen natuurlijk aardig geld op. Vorig jaar ving ik er zes tien, de zwaarste vijftien pond. En dit jaar zit ik al op acht. Of de Rijn weer een zalmrivier wordt In elk geval zie ik het de goede kant uit gaan. De vis kan natuurlijk moei lijk binnenkomen nu het Haring vliet, de Grevelingen en het Volke rak zijn afgesloten. De enige vrije toegang is eigenlijk bij Pernis, via de Waterweg. Maar die zal de zalm in toenemende mate weten te den. Daar ben ik zeker van. Vissen hebben nou eenmaal dat instinct. Ze trekken toch altijd weer dezelf de rivier op. Mits de kwaliteit a het water zo goed blijft als hij nc Een zuurstofgehalte van 9 milli gram per liter echt heel goed. De zuiveringsinstallaties die er overal gekomen zijn, werpen hun vruch ten af. Er zit alleen nog wat PCB in het water, maar dat wordt ook minder. Het zout Daar heeft de tuinbouw last van, maar de niet. Zalm is zout water gewend. Ik vind het mooi, dat de zalm er v is, al wilde eerst niemand het gelo ven. Ik acht het een goed teken. Als ik thuis kom en kan roepen: ik had vanmorgen een zalmpje, dan ben ik daar best een beetje groots op. Dan denk ik: er is gelukkig weer iets van het oude terug". PIET VAN DIEMEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 14