DOEDELT
rattenvanger van Hameien en zijnverguisde collega 's
- van kleuter tot grijsaard-
21 JUf ZATERDAG21 JULI 1984"
urd 'ÏSFOORT In de hal
Rijks museum Flehite in
°ek fcfoort staat een glazen
£eejnet twee bruine ratten.
gjgen diep in slaap tegen
de Nt aan genesteld en zien
d Ze die houding even on.-
dreslig en aaibaar uit als een
cc^ie poes. Toch zijn het
kblii xemPlaren van een ras
»iete,nds de vroegste geschie-
n dit grote schade heeft toe-
neercht door te knagen aan
ja. &1 en voorraden, gewas-
e gebouwen en installaties
>k zr *n ^aatste plaats,
er I het overbrengen van
bestn, met als meest ge-
Je De Zwarte Dood, de
En
sml
yj zijn nachtdieren en zoals
5 zal|eren uit het schimmenrijk
Panp zij tot de angstige verbeel-
iakMan mensen. De rat wel het
staat symbool voor alles
k^vaad aanricht, ondermijnend
parasiteert. Het bekendste
3 waarin een rat een promi-
^rol speelt is de sage van de
'®%nger van Hameien. Deze
/®°'Msmede de bestrijding van
nee door de eeuwen heen en de
v X zinnebeeld van het kwaad
■fv de thema's van de uitge-
I en rijk geïllustreerde ten-
JflliHg ..700 Jaar rattenvangen
van Hameien
n collega's", die tot begin sep-
is te zien.
nt} verhaa^ van de rattenvan
gen Hameien maakt ieder kind
aer hoe de stad Hameien wordt
geteisterd door een rattenplaag en
een wonderlijke vreemdeling de
stad van de overlast bevrijdt door
de ratten met de muziek van zijn
fluit te betoveren en hen weg te
lókken uit de stad. Wanneer het
ondankbare stadsbestuur weigert
de rattenvanger zijn loon uit te be
talen, keert hij terug om wraak te
nemen. Deze keer lokt hij met zijn
toverfluit meer dan honderd kin
deren mee die hem de stad uit vol
gen en verdwijnen in een nabij Ha-
melen gelegen berg.
De rattenvanger van Hameien
heeft dit beroep beroemd gemaakt,
maar het betekent niet dat de rat
tenvanger in hoog aanzien stond.
Integendeel, uit zeventiende en
achttiende eeuwse prenten en
schilderijen krijgt men een indruk
van het sjofele uiterlijk van ratten
vangers, die behoorden tot de zelf
kant van de samenleving en op één
lijn werden gesteld met landlopers
en bedelaars.
Bijna niemand weet dat er al in
1653 een discussie op gang kwam
over de historische juistheid van de
sage en dat er in de loop van de
eeuwen meer dan twintig serieuze
pogingen werden gedaan, om een
verklaring te geven voor het ver
trek van de kinderen uit Hameien.
De geheimzinnige gebeurtenis zou
zich hebben afgespeeld op 26 juni
1284 (in het Duitse Hameln wordt
een feestweek gehouden ter gele
genheid van het 700-jarig bestaan
van de sage) en op grond van deze
datum is een aantal theorieën ont
wikkeld, waarvan de belangrijkste
op de expositie in Amersfoort aan
bod komen.
Eén verklaring luidt, dat de kinde
ren door de pest zijn omgekomen.
Een tweede mogelijkheid is dat zij
Dat het gefascineerd worden door
een klein onderwerp een even in
teressante als leerzame uitwerking
kan hebben, wordt geïllustreerd
door deze tentoonstelling, die is sa
mengesteld uit de particuliere col
lectie van Arie van den Berg uit
Amsterdam. Vijftien jaar geleden
begon hij bij wijze van grap ratte
en muizevallen te verzamelen, om
dat hij ze mooi van vorm vond. Dit
groeide uit tot een tomeloze belang
stelling voor alles, wat met ratten
en muizen te maken heeft. De col
lectie van Van den Berg omvat zo'n
achthonderd voorwerpen, waarvan
er in Amersfoort zo'n driehonderd
zijn uitgestald. Het indrukwekken
de resultaat van deze verzamelwoe
de, die Van den Berg combineerde
met studie van bronnen, geeft de
bezoeker een bijna compleet beeld
van de sage en de, noodzakelijker
wijze, defensieve houding van
mensen tegenover knaagdieren.
Knaagdieren zijn cultuurvolgers;
waar de mens zich concentreert en
de grond gaat bebouwen, vinden
muis en rat een feestelijk gedekte
tafel. Knaagdieren behoren tot de
grootste groep zoogdieren, zowel in
soorten als in aantallen en jaarlijks
richten zij onmetelijke schade aan.
Meedogenloos
Dat ratten ook verspreiders zijn
van de meest gevreesde ziekte, de
pest, wist men pas aan het einde
van de vorige eeuw. De pestepide
mie die van 1347 tot 1352 Europa
teisterde, ontvolkte vele landstre
ken en kostte een kwart van de be
volking van dit werelddeel, onge
veer 25 miljoen mensen, het leven.
Maar ook zonder die kennis vond
men in de afgelopen 700 jaar vol
doende reden om rat en muis te lijf -
te gaan met gif en vallen. J
De tientallen metalen en houten -
klemmen, blokvallen, kooi vallen, -
fuikvallen, wurgvallen en zelfs fa-
milievallen, laten zien hoe de mens
al zijn iventiviteit aanwendde bij
de meedogenloze bestrijding van
muizen en ratten. Nog daargelaten
de bonte verzameling giffen die
werden ingezet.
Bezwering werd in vroeger eeuwen
eveneens een probaat middel ge
acht. In Noordwest-Duitsland ver
dreef men op de dag van Sint Pie-
ter het ongedierte met hamer en
spreuk. Bij zonsopgang ging de
heer des huizes met een houten ha
mer drie maal om het huis en klop
te tegen alle deurposten en balken
onder het uitspreken van een be
zwerende rijm. Op de tentoonstel
ling is ook een moderne variant
van een magisch middel te zien, de
brief die in 1920 werd aangetroffen
op de deurpost van een wanhopige
Amerikaanse boer met de tekst:
„Beste ratten, mijn gewassen zijn zo
gering in aantal. Ik kan het me niet
veroorloven zowel jullie als mijn
familie te onderhouden. Ik ben in
de herfst aardig voor jullie geweest.
Alsjeblieft, voor je eigen bestwil, ga
naar een van mijn buren, die meer
graan heeft dan ik".
Museum Flehite, Westsingel 5,
Amersfoort. Tot en met 2 sep
tember: „700 Jaar rattenvangen
de rattenvanger van Hameien
en zijn collega's". Openingstij
den: dinsdag tot en met vrijdag
van 10-17 uur, zaterdag en zon
dag van 14-17 uur.
Oudst bewaard gebleven afbeelding van de rattenvanger van Hameien
Augustin von Mörsberg, 1592).
bij de slag van Segemünde zijn ge- in 1212 zou hebben plaatsgevonden,
vangen genomen of gedood. De Andere vorsers zien de historische
sage wordt ook wel in verband ge- kern in een kolonistentrek naar
bracht met de kinderkruistocht, die Moravië, onder invloed van een ge
Sabine Goeman
bi) haar
zogenaamde
doedel werk.
HEDE Wat ooit ge-
op muren heette,
|je naam graffiti gekre-
is tot officiële kunst
|ren. Zal het met de doe-
zo vergaan? De eerste
[tie is er in elk geval al
Sabine Bosman uit
fede stelde hem samen
ize van afstudeerproject
Academie voor Kunst
pustrie. Ze had gehoord
en publikatie waarin de
blogische aspecten wer-
ntrafeld van de krabbels
lensen op papier plegen
en wanneer ze met hun
hten naar elders verwij-
bat bracht haar op het
dergelijke doedels te
verzamelen, los te ma-
hun natuurlijke ach-
and (agenda's, blocnotes,
3/3 tijschriften, huishoud-
9? fes, de marge van de
jj noem maar op) en te
raaAfóten tot het formaat van
/©rijen. Het was een be-
cf keuze voor de kunstzin-
van wat er uit
^^nderbewuste opborrelt
r me/erekat op een toevallig
mneiUgend stuk papier. De
srende vraag naar het
dejri van doedels liet ze,
caoe [et behorende tot haar
Helbied, voor wat hij is.
s /?aakte de tentoonstelling (af-
week 'n genoemde acade
mie vraag juist actueel. Welke
l ng heeft het doedelen? Wat
sameln van z^n^oze krabbels?
iiecet tekenin6en en schilderijen
comi l'jders aan een psychose
ezin ftredderde geest ontladen, is
i zeè gestudeerd. Hooggeleerde
zjis zijn gewijd aan de werken
_r^esteszieke kunstenaars als
zijn satanische katten,
Van Gogh met het geteisterde tar
weveld waarin hij zichzelf later
dood zou schieten, en Munch met
zijn vampier-achtige vrouwen wier
haar de halzen van mannen als een
wurgkoord omstrengelt. Boekdelen
zijn volgeschreven over de manda
la's van de beroemde psychiater
Jung de magische cirkels die
(zijn eigen woorden) „getekend
worden in situaties waarvoor ver
warring en radeloosheid kenmer
kend zijn". Jungs leermeester
Freud gewaagde in dit verband
van „een wereld vol fantasieën, ge
schapen omdat de innerlijke be
hoeften te explosief zijn om in het
werkelijke leven vervuld te kun
nen worden".
Ministers doedelen
niet
Maar de aandacht voor de doedels
van Jan en alleman is te verwaar
lozen. Terwijl toch nagenoeg ieder
een doedelt en daarmee onbewust
een stukje bloot legt van zijn ziel.
Sabine Bosman had voor haar ten
toonstelling ook een aantal minis
ters om doedels gevraagd. Ze ving
bot. Ministers doedelen niet, werd
haar - te verstaan gegeven. Ze ge
looft er geen sikkepit van. Die mi
nisters schamen zich ervoor, denkt
ze eerder. „Als ik ze op de televisie
zie, maak je mij niet wijs dat ze
constant serieuze aantekeningen
aan het maken zijn. Daar zit vast
en zeker een of andere doedel tus
sendoor". En zo is het, kan de bode
van de Tweede Kamer weten die
belast is met het legen van de par
lementaire prullenmanden.
Als iedereen, van kleuter tot grijs
aard, doedelt, wat kan daar dan
achter steken? Een goede vraag
voor de psychologe drs. Trudy
Maaskant, want die houdt zich op
het ogenblik bezig met een onder
zoek naar de „taal van tekenin
gen". Ze heeft het zo genoemd
„omdat het lekker allitereert".
Maar eigenlijk gaat het haar om de
taal van al het beeldende. „Ik on
derzoek de vraag: wat drukt de
mens in het beeldende uit? En
vooral: wanneer gebeurt het? Als
de taal te kort schiet bijvoorbeeld.
Als de taal er nog niet is. Of als er
zoiets individueels aan de gang is
dat taal er wat aan af zou doen.
Beelden drukken uit wat nog niet
of niet meer verbaal uitgedrukt
kan worden. Neem kinderen. Die
tekenen meer dan ze praten. Uit
wat ze zeggen, blijkt niet dat ze al
enig besef hebben van het verstrij
ken van de tijd. Maar in hun teke
ningen staat de zon wel degelijk
links, in het midden, rechts. Er zijn
dus meer dimensies die kinderen
uit kunnen drukken, dat valt af te
leiden uit wat ze vertellen. En
daarbij gaat het helemaal niet om
geheime dingen. Ze vinden teke
nen gewoon leuk. Er komt meer
motoriek aan te pas dan aan pra
ten. Met een potlood kun je lekker
tikken. Vervolgens merk je dat het
nog een spoor nalaat ook. Een
enorme ontdekking die het kind
uitnodigt ermee te gaan experi
menteren".
Begripsverruiming
Er blijken in de psychologie nogal
wat theorieën over het beeldende
te bestaan. De ene wil dat mensen
in tekeningen problemen stellen of
juist oplossen, de andere dat men
sen in tekeningen iets laten zien
waar ze zich overigens niet van be
wust zijn. Of mengvormen van bei
de. „Ik wil kijken of er algemene
principes uit te halen zijn. En het
gaat mij om begripsverruiming,
want er zitten ontzettend veel kan
ten aan. Die wil ik leren kennen en
vervolgens hoop ik dat men er iets
praktisch mee zal doen. In het on
derwijs bijvoorbeeld waar tot op
ministerieel niveau toe een discus
sie gaande is over de vraag of je
leerlingen moet vormen in techni
sche vaardigheden op vormge-
vingsgebied dan wel tot een zelf
gekozen gebruik van eigen bedoe
lingen en middelen. En op het ter
rein van de psychotherapie zullen
de uitkomsten van mijn onderzoek
straks toepasbaar kunnen zijn".
Maar over doedelen moet het gaan.
Toen de expositie in Enschede drs.
Trudy Maaskant met de neus op dit
fenomeen drukte, is ze de vaklite
ratuur door gaan snuffelen. Met
bar weinig vrucht, zo bleek, het
geen dit interview een licht impro
viserend karakter zal geven. Een
verkennend karakter ook, want er
bestaat wetenschappelijk nauwe
lijks iets om op terug te vallen. Het
zal er niet toe doen. Drs. Trudy
Maaskant ontpopt zich als een zie-
levorser die monter het ongebaan
de pad betreedt. „Ik denk", begint
ze iris van de lever, „dat de doedel
van alle beeldende uitingsvormen
nog de minst opzettelijke is, de
minst bedoelde. Er zit geen doel bij.
Je poogt er niets mee te bereiken,
zelfs niet een leuke tekening. Of de
doedel juist daardoor een spiegel
van de ziel is? Kom nou. Dat klinkt
me veel te loodzwaar. Je kunt ge
woon heel nuchter zeggen: iemand
die doedelt, laat zijn handen gaan".
En dat kan heel prettig zijn.
„Waarom wordt er uitgerekend tij
dens vergaderingen zoveel gedoe
deld? Misschien om een zeker
evenwicht te krijgen. Want je kunt
niet om de haverklap van de ver
gadertafel opstaan. Een kopje thee
halen, even naar de wc, daarmee is
het wel bekeken. Maar mensen be
wegen nii eenmaal graag. Dus gaan
ze doedelen, want doedelen is be
wegen. En het laat iets na, dat is
ook leuk. Je zou met je vingers
kunnen gaan zitten spelen, maar
dat zie je mensen toch zelden doen.
Doedelen is misschien te vergelij
ken met het draadjes trekken van
kauwgum wat kinderen doen. Of
een beetje met breien; ook een be
zigheid waarmee je gedachteloos
bezig kunt zijn. Lucifers doen het
prima. In stukjes breken. Een pa
troontje leggen. Of dat gefrutsel
met bierviltjes. Het dient geen en
kel nut, maar je bent toch bezig. Je
beweegt".
Geen enkel nut
Een patroontje. Het blijkt een sleu
telwoord bij het ontraadselen van
de mysterieuze activiteit die doede
len is en die de Belgische schrijver
Francois de la Feraille als volgt de
finieert: „Iets doen watje niet bezig
houdt om bezig te kunnen zijn met
iets waarvoor je niets hoeft te
doen". Een diepe. „Doedelen dient
geen enkel nut", herhaalt Trudy
Maaskant, „maar je bent wel bezig
met visuele organisatie, met het
maken van een vorm waar je oog
op een of andere manier behagen
in schept. Je oog zegt: zo is het
goed. Die behoefte aan visuele or
ganisatie is er omdat het de ogen
zijn waarmee je contact met de we
reld maakt. Bij kleine kinderen is
het zo dat ze moeten leren boekjes
kijken. Hun speelgoedeend zien ze
heel goed, maar voordat ze in een
boekje een eend* aan kunnen wij
zen, duurt weken en soms maan
den. Het is een vorm van organise
ren".
De behoefte aan organiseren zit er
bij de mens diep in, net als de be
hoefte aan bewegen. „We zijn ge
wend dingen waarvan we denken
dat ze bij elkaar horen, ook bij el
kaar te zetten. De mens wil graag
ordenen, vooral datgene wat op een
bepaald moment of in een gegeven
situatie belangrijk voor hem is. We
willen ergens betekenis aan kun
nen verlenen, want wat geen bete
kenis heeft, is griezelig, bedrei
gend. We organiseren dingen graag
zo dat we er een zin in kunnen ont
dekken, onze eigen zin, ons eigen
belang, onze eigen behoeften". Dit
gegeven zijnde, valt dus uit de vi
suele organisatie waarvan doedels
getuigen, mogelijk toch iets af te
leiden over de onderliggende ziele-
roerselen. Trudy Maaskant althans
erkent: „Ik maak tijdens telefoon
gesprekken die me tegenstaan alle
maal haaietandjes. Dan ben ik geïr
riteerd. En wanneer ik me bij een
gesprek gevangen voel of in een
hoek gedrukt dan maak ik vier
kantjes. Of golven. Misschien om
dat ik nog wel eens de neiging heb
te twijfelen of een zaak van twee
kanten te bekijken".
Het doedelen begint vaak op
school. Vooral agenda's en de mul-
.tiblokken met de gaatjes waarom
heen zich zo lekker bloemetjes la
ten tekenen, vormen een geliefd
doelwit. „Ik denk dat het ermee te
maken heeft dat pubers zich weer
even net zo vrij voelen als kinde
ren, voordat ze afbeeldingen begin
nen te maken van de werkelijk
heid. In onze vaktaal noemen we
dat de prerepresentatieve periode.
Hij duurt tot een jaar of drie, drie
en een half. Kinderen tekenen dan
al lang. Ze vullen alle hoekjes van
een vlak, ze proberen kleurtjes uit,
ze experimenteren en al doende
vinden ze de cirkel uit. Dat is een
verschrikkelijk belangrijk moment,
want onder zo'n cirkel kun je twee
streepjes zetten en dan heb je een
mens. Of vier, dan heb je een beest.
Of streepjes eromheen, dan heb ie
de zon. Dan krijgen ze ineens de
wereld te pakken. Ze voelen zich
een soort Godje hartstikke
machtig. Ze kunnen uitdrukken
wat ze zich herinneren, wat er in
ze leeft. Geweldig".
Een bevrijding
Tegen de tijd dat een kind zeven
wordt, neemt deze verrukking af.
Dan moeten de tekeningen echt er
gens op gaan lijken, komt er mis
schien al een beetje perspectief bij.
„En tegen het tiende, elfde levens
jaar begint het ze opeens lelijk te
gen te vallen wat ze kunnen. Die
rottige tekenles, hoor je zé roepen.
En dan beginnen ze weer te doede
len. Hoera. Een bevrijding. Of alle
mensen vervolgens blijven doede
len? Niet allemaal, denk ik. Dat
kan ik veilig zeggen. Want doede
len is primair bewegen, je handen
iets laten doen. Als iemand echt
goed met zijn mond beweegt, kan
ik me voorstellen dat hij er minder
behoefte aan heeft met de handen
te gaan bewegen. Maar daar is ver
der weinig van bekend. Wel weten
we dat het doedelen niet met het
voortschrijden van de jaren op**!
houdt. Tachtigjarigen doedelen
ook".
De mandala's, magische cirkels van
Jung zitten boordevol symboliek.
Trudy Maaskant weigert echter
een vergelijking met doedels te
trekken. „Mensen die mandala's te-
kenen, doen dat met een bedoeling,
en het kenmerk van de doedel is -
nu juist dat je er niet bij denkt Het
zou best kunnen, hoor, dat er in
doedels ook symboliek zit. Maar als
je probeert de betekenis daarvan te
achterhalen en in brede kring be
kendheid te geven, gaat de lol eraf.
Dan voelen de mensen zich niet -
vrij meer in hun doedelen, want de -
autoriteiten hebben er iets over ge- 1
zegd".
Toch brengt ze aan het slot van het
gesprek een doedel ter sprake die
de nodige denkstof geeft. „Dat was
iemand die altijd maar een bosje
margrietjes tekende. Ze wist niet
waarom. Totdat ze het op een dag
ineens wel wist. Haar moeder was
jong gestorven en die had ze als
kind op haar sterfbed een bosje
margrieten gegeven. Ik denk dat
die dood een heel aangrijpende ge
beurtenis is geweest Het kan bij
kinderen allerlei angsten losma
ken, zo van: moeder is doodgegaan
omdat ik koekjes heb gestolen.
Kennelijk was die vrouw nooit he
lemaal klaar gekomen met de dood
van haar moeder. Er moest nog iets
verwerkt worden en de doedel van
het bosje margrieten was het
draadje dat haar met de moeder en
het sterven van de moeder ver
bond. Toen ze zich dat realiseerde,
had ze die draad met de herinne
ring niet meer nodig. Ze had nog
iets met zichzelf af te rekenen ge
had en daar was ze nu klaar mee.
Ze heeft nooit meer bosjes margrie
ten getekend".
PIET SNOEREN
wiekste ronselaar (lees: rattenvan
ger), die in dienst stond van bis
schop Bruno van Schaumberg
(1205-1275).
(illustratie uit de Reisechronik van