Roeikwartet mikt
op het hoogste
Zeilploeg
wil wel weer een medaille
Carl Lewis moet stukje
geschiedenis schrijven
m i.«m
N.
AMSTERDAM Een gouden medaille, niets meer
en niets minder. Met dat doel gaat de Nederlandse
dubbel-vier naar de Los Angeles. „Maar", zo blaast
Nico Rienks (22), lid van de Zwolse Roei- en Zeil
vereniging, iets minder hoog van de toren, „met een
bronzen plak zijn we natuurlijk ook dik tevreden".
Nico Rienks, bruin verbrand en met dikke plakken
eelt op zijn handpalmen, is optimistisch gestemd
over de kansen van het Nederlandse roeikwartet in
Los Angeles. De sterke Oostduitsers zijn niet van de
partij (hij betreurt dat ten zeerste) en medaillekan
didaten als West-Duitsland, Italië en Amerika zijn
door Rienks en zijn drie collega-roeiers in het ver
leden al verschillende keren verslagen. Maar aan
de andere kant, de Nederlandse dubbel-vier is ook
regelmatig het schip ingegaan tegen die sterke roei-
naties.
„Het wordt bijzonder spannend in
Los Angeles. Wij behoren zeker
tot de kanshebbers, maar de vorm
van de dag zal waarschijnlijk de
doorslag geven. De verschillen in
de top zijn erg klein. In Luzern
eindigden wij tijdens de Rotsee Re
gatta op de vijfde plaats, maar het
verschil met de winnaar Oost-
Duitsland was te verwaarlozen. De
Oostduitsers zijn er in Los Angeles
helaas niet bij. Dat vergroot inder
daad onze kans op een medaille,
maar echt leuk vind ik het niet. Ik
had me graag met de complete we
reldtop willen meten. Als we nu
winnen dan denk je volgens mij
toch „Ja, maar de DDR was er niet
bij", laat de 1,97 lange en 90 kilo
zware student lichamelijke opvoe
ding aan de Vrije Universiteit in
Amsterdam met iets van spijt in
zijn stem weten.
De Nederlandse roeiers zijn op 3
juli al naar Amerika vertrokken
om zich gedurende een trainings
kamp van liefst drie weken voor
te bereiden op de Olympische Spe
len. Veel trek had Nico Rienks
niet in dat trainingskamp. Het ge
zelschap is ondergebracht in de
buurt van een roeibaan ergens in
een dorpje in de bergen en veel
plezier is daar volgens de naar
Amsterdam uitgeweken Zwolle
naar niet te beleven. „In dit plaats
je staat één boerderij en er loopt
één echte sheriff rond. Dat is het
wel zo'n beetje. Vervelend dus".
Maar al zaten de Nederlandse roei
ers in Las Vegas, dan nog hadden
ze waarschijnlijk geen moment de
tijd om zich vol overgave in het
uitgaansleven te storten. Trainen,
nog eens trainen, en vroeg op
staan, dat stond het roeikwartet in
de weken voor het begin van de
Olympische Spelen te wachten.
Vooral dat vroege opstaan zit Nico
Rienks nogal dwars. „We worden
elke morgen om een uur of vier
uit bed getrommeld. Maar dat kan
gewoon niet anders. Tijdens de
Spelen moeten we 's morgens al
om vijf uur onze wedstrijden roei
en. Onmenselijk vroeg, dat geef ik
direct toe. De reden daarvan is dat
we tijdens de Spelen niet in Los
Angeles zelf maar ergens aan de
kust in actie komen. En omdat het
daar later op de dag nogal begint
te waaien en erg warm wordt,
hebben de organisatoren besloten
om de roeiers vroeg in de morgen
hun programma te laten afwer
ken. Maar als je een paar keer om
vier uur uit bed bent gestapt, dan
weet je al niet anders meer", aldus
Nico Rienks.
TOCH BLIJ
Ondanks dat lange trainingskamp
is Nico Rienks toch blij dat hij in
Henri van der Aat
KIEL Henri van der Aat, Ne
derlands jongste (27) bondscoach,
heeft de vijftien drukste maanden
van zijn nog prille leven achter de
rug. In maart 1983 begon de Am
sterdammer, door het KNWV op
dat moment nog niet eens officieel
aangesteld als coach van de natio
nale zeilploeg, aan de voorberei
ding op de Olympische Spelen. In
Kiel, bij het afsluitende evene
ment (de 102e Kieler Woche) van
de aanloop naar de belangrijkste
regatta van elke vier jaar, rondde
Van der Aat het eerste en voor
naamste deel van zijn omvangrijke
taak af.
Inmiddels is Van der Aat al gerui
me tijd in de Verenigde Staten met
een zeilteam dat in vijf (Windgli-
der, 470, Star, en Finn) van de ze
ven olympische klassen is verte
genwoordigd. In de Soling en Fly
ing Dutchman kent Nederland op
de grote oceaan bij Long Beach
geen afvaardiging. „Mijn ploeg is
klaar voor de Spelen", oordeelde
Van der Aat reeds in Kiel. „Zelfs
puntjes hoeven niet meer op de i.
de dubbel-vier samen met Steven
van Groningen, Frans Gobel en
Mare Emke een gooi mag doen
naar een olympische medaille. Hij
had daar nooit rekening mee ge
houden toen hij pas vier jaar gele
den voor de eerste keer in een
wedstrijdboot ging zitten. Hij
denkt overigens nog wel eens met
weemoed terug aan die tijd. „In
het begin genoot ik veel meer van
het roeien dan nu. Ik zat altijd op
het Zwartewater bij Zwolle en
vermaakte me daar kostelijk. Een
paar honderd meter roeien, je lek
ker laten uitglijden en maar naar
de natuur kijken. Prachtig. Maar
op een gegeven moment ging ik
steeds harder roeien en had ik van
niemand iets te duchten. Ik had
dus echt aanleg en nu mag ik zelfs
in dubbel-vier aan de Spelen mee
doen. Dat had ik nooit verwacht.
Toch mis ik het Zwartewater wel.
Hier op de Bosbaan kun je alleen
maar baantjes roeien. Stomverve
lend eigenlijk".
GRAAG SKIFFEUR
Dat neemt echter niet weg dat
Nico Rienks voorlopig nog niet
van plan is om een punt achter
zijn roeicarrière te zetten. In zijn
achterhoofd speelt nog steeds de
gedachte om een keer als skiffeur
aan de Spelen mee te doen. Mis
schien is het in Seoel in '88 al zo
ver, maar anders moet het er in
1992 mogelijk in Amsterdam maar
een keer van komen. Rienks is
dan 30 jaar en zeker niet te oud
om in solonummer optimaal te
presteren. „Jongens van 30 jaar en
ouder maken nu volledig de dienst
uit in de skiff. Maar misschien
haal ik Amsterdam wel niet, want
als ik geen zin meer in roeien heb
dan stop ik onherroepelijk. Na
mijn studie moet ik ook naar een
baan uitkijken en het blijft dan
nog maar de vraag of ik voldoende
tijd voor het roeien vr^ij kan ma
ken. Maar die skiff blijft trekken.
Je zit dan alleen in de boot, bent
van niemand afhankelijk en kunt
trainen wanneer je zelf wilt. Met
een dubbel-vier kun je alleen
maar wat beginnen als de andere
drie jongens er ook zijn. Dat is wel
eens een probleem. Maar de sfeer
is op dit moment in ieder geval
uitstekend. Dat is ook beslist nood
zakelijk, want anders kunnen we
het tijdens de Spelen wel vergeten.
En dat zou natuurlijk jammer zijn.
Nu we Los Angeles hebben ge
haald streven we allemaal hetzelf
de doel na. Inderdaad, een gouden
medaille!"
Alleen Boudewijn Binkhorst had
wat snelheidsproblemen met zijn
Star. Daar moest nog even hard
aan gewerkt worden. Aan de an
dere combinaties hoefde ik niets
meer te doen. Alles wat we in de
hand hadden, is gedaan aan die
teams. Aan conditie, techniek,
kracht, tactiek en materiaal is vijf
tien maanden lang geschaafd. Nu
wordt het afwachten. Het resultaat
heb je per slot van rekening nooit
in de hand, dat heeft nu eenmaal
met tegenstanders te maken".
De resultaten van de Nederlandse
zeilers zijn onder het bewind van
Van der Aat met sprongen vooruit
gegaan. In vier klassen heeft Ne
derland nu zeilers, die tot de we
reldtop behoren. „Van Stephan
van den Berg was dat bekend. Die
is niet voor niets al vijf keer we
reldkampioen in de Windglider-
-klasse. Neeleman, in de Finn, en
Willy van Bladel en Huub Lam-
briex, in de Tornado, hebben ook
bij internationale kampioenschap
pen op het ereschavot gestaan. Al
leen hadden ze nog nooit een be
langrijke internationale serie ge-
Dat is dit jaar eindelijk
gebeurd. Neeleman won Palamos,
Van Bladel/Lambriex in Hyeres.
De progressie van John Stavenui-
ter en Guido van Alkemade in de
470-categorie heeft me echter het
meest verbaasd. Bij het wereld
kampioenschap werden ze vijfde,
bij het Europees kampioenschap
tweede".
GEEN PLAK MEER
Stavenuiter en Van Alkemade
vormen de vierde combinatie in
het rijtje van serieuze Nederlandse
kandidaten voor een zeilmedaille
in Long Beach. Sinds 1948 werd
door Nederlandse zeilers geen plak
meer veroverd bij een olympische
regatta. Van der Aat verwacht
niet, dat zijn favorieten ten onder
zullen gaan aan de mentale druk
bij de races in Long Beach. „Ook
aan dat facet van de sport hebben
we gewerkt in de voorbereiding.
In de eerste fase, vorig seizoen,
was die afgestemd op kwalificatie
voor de Spelen. In vijf klassen is
dat, voor het eerst zonder enige
discussie met het NOC, gelukt. In
de FD en Soling zijn de gevolgen
van een te late start met nieuw ge
vormde teams merkbaar geweest.
Voor de FD had ik vóór dit sei
zoen mijn hand nog in het vuur
willen steken, maar Peter Volle-
bregt kwam uiteindelijk 0,9 van
een punt tekort. In de tweede fase
van de voorbereiding had ik ei
genlijk ook geen tijd meer voor
ploegen, die zich nog moesten
kwalificeren. Met Van den Berg,
Neeleman, Van Bladel/Lambriex
en Stavenuiter/Van Alkemade
was ik druk bezig met de daad
werkelijke preparatie voor de Spe
len. Elke zeiler heeft een op de
persoon toegemeten programma
moeten afwerken. De een heeft nu
eenmaal baat bij veel wedstrijden,
de ander moet juist kracht spa
ren", analyseert Van der Aat.
NOG NIET HARD
Zijn werkgever, het Koninklijk
Nederlands Watersport Verbond
(KNWV), heeft de waardering
voor de arbeid van de bondscoach
nog niet hard gemaakt. Bij goede
resultaten rekende Van der Aat op
meer salaris en zekerheid voor de
toekomst. Van der Aat verdient in
320 dagen echter nog steeds min
der dan zijn voorganger Ben de
Roos in 160 dagen. („Ik begon zon
der salaris, dus ze dachten, die
heeft werk nodig").
Ook een contract tot de Spelen
van Seoel (1988) heeft de jeugdige
bondscoach nog niet onder de neus
gekregen. „Ik heb aanbiedingen
lopen uit Australië, de Verenigde
Staten en Zweden. Mijn grootste
wens is echter het in Nederland
begonnen werk af te maken. Vorig
jaar ben ik bij toeval begonnen
met een opzet voor zes in plaats
van twee jaar. Ik heb kernploegen
van verschillende niveaus en leef
tijden gecreëerd. Met name met
het oog op Seoel. Als Los Angeles
mislukt, valt mij gezien de korte
tijd van voorbereiding niets te ver
wijten. Voor Seoel kan ik de zaken
echter goed aanpakken".
LOS ANGELES Met opzienbarende inspanningen heeft Carl Le
wis zich bij voorbaat opgeworpen als koning van de komende Olym
pische Spelen. Het sprint- en springfenomeen heeft de grenzen van
perfectie nog niet bereikt, maar hij moet zich onderhand knap een
zaam voelen, onbereikbaar verheven boven tijdgenoten. In Los An
geles wordt hij geacht een monumentaal stuk atletiekgeschiedenis te
evenaren: vier gouden medailles, zoals Jesse Owens die in 1936 ver
gaarde. Ook herbergen zijn benen het vermogen het legendarische
verspringrecord van Bob Beamon (8.90 meter) minimaal eenmaal te
overtreffen.
Maar hoe moet het verder met
Frederick Carlton Lewis indien hij
op 23-jarige leeftijd daadwerkelijk
waarmaakt wat hij in zich heeft?
Dat is in feite het enige probleem
dat de atleet in zijn zorgeloze le
ven bezighoudt. „Als alles dit jaar
perfect gaat, als ik laten we zeggen
9.10 spring, 9.90 en 19.5 loop en ik
win vier gouden medailles, wat
dan? Als het dan volgend jaar
minder gaat, zou dat niet meer be
vredigend zijn. Ik hou van voor
uitgang. Ik heb me elk jaar, op
elk evenement verbeterd." Een te
rugval is beangstigend. Het is de
enige angst die ik heb".
Carl Lewis had een ideale voe
dingsbodem om zich tot topatleet
te ontwikkelen. Het gehele leven
van de familie Lewis draait om
sport. Moeder Evelyn Lawler
denloopster uit. Vader Bill was
verspringer, liep de 400 meter hor
den in 49.9 en was aanvoerder van
de footballploeg op zijn universi
teit. Carol, de jonge zuster van
Carlton, werd vorig jaar tijdens de
wereldkampioenschappen derde
bij het verspringen. Broer Cleve
was ooit de eerste zwarte profvoet
baller bij New York Cosmos..
Slechts broer Mack ontbrak de
ambitie om zich sportief waar te
maken.
PER ONGELUK
Last van een kinderoppas heeft
Carl Lewis nooit gehad. De meeste
vrije tijd brachten zijn ouders (bei
den coaches op een high school)
door op de baan van de plaatselij
ke atletiekvereniging in Willing-
boro, New Jersey, waar dan ook
peuter Carl rondkroop. Hij was
amper zeven toen Bob Beamon in
Mexico per ongeluk uitschoot naar
8.90 meter. In die tijd voor Lewis'
begrippen de lengte van twee Ca
dillacs en dus bovenmenselijk ver.
Drie jaar later liep hij al half se
rieus, pas daarna ontdekte hij zijn
verspringmogelijkheden. Als voor
treffelijk atleet ontmoette hij in
1979 op de universiteit in Houston
zijn huidige coach Tom Tellez.
Sinds die tijd geldt Carl Lewis als
verbazingwekkend.
„Drie tot vier jaar geleden had ik
nooit gedacht in de positie te ko
men, waarin ik nu verkeer. Ik
voelde dat ik een succesvol atleet
zou kunnen zijn, maar nooit van
het kaliber dat ik nu ben. Maar nu
ik eenmaal dit niveau heb bereikt,
voel ik dat ik zelfs beter kan wor
den".
In het jaar van de eerste wereld
kampioenschappen atletiek de
monstreerde Lewis reeds een uit
zonderlijk machtsvertoon, al lever
de het hem slechts één wereldre
cord op. Met speels gemak ver
gaarde hij drie wereldtitels. De
vierde, op de 200 meter, liet hij uit
vrees voor overbelasting en blessu
res wegens koud weer schieten.
Wereldrecordhouder Calvin Smith
werd op de 100 meter vernederd,
bij het verspringen stopte hij al bij
de derde van de beschikbare zes
sprongen en op de 4 x 100 meter
sleurde hij als slotloper Amerika
naar een wereldrecord: 37.86. Voor
Lewis werd 8.8 seconden gemeten!
Kwalitatief waren zijn drie Ameri
kaanse titels, drie maanden eerder
in Indianapolis behaald, van een
hoger gehalte. Na Bill Willmer
(1878) en Malcolm Ford (1885 en
1886) was hij de derde Amerikaan
die dat kunststukje binnen twee
dagen uithaalde. Het leverde hem
bovendien twee wereldrecords op
zeeniveau op: 8.79 ver (in dezelfde
serie ook 8.71) en 19.75 op de 200
meter, slechts 0.03 boven het echte
record van Mennea dat hij miste
omdat hij ver voor de finish al in
hield. Voor de volledigheid: ziin
9.97 (Modesto, 1983) is slechts 0.04
langzamer dan het hoogterecord
dat Calvin Smith vorig jaar op de
100 meter vestigde.
METZORG
Carl Lewis meed bewust de wed
strijden in Colorado Springs, waar
Evelyn Ashford en Calvin Smith
vorig jaar de grenzen op de 100
meter verlegden. Sinds 1981, toen
hij door overbelasting geblesseerd
raakte en tijdens de World Cup in
Rome afging, kiest hij zijn wed
strijden met zorg. Na elk groot
evenement trekt de Amerikaan
zich twee weken terug om zijn
prestaties te analyseren. Hij zegt
niet bewust uit te zijn op wereldre
cords, al leverde een dergelijk no
vum vorig jaar in Helsinki een
vreugde-uitbarsting op die geen
toeschouwer onberoerd liet. „Ik
stel nooit een record als doel. Ik
kan verder dan 30 feet (9.15 meter;
red.) op zeeniveau springen, dus ik
ben geduldig genoeg om te wach
ten. Als ik een wereldrecord ves
tig, doe ik dat op zeeniveau, in
plaats van het te overhaasten door
het op grote hoogte te doen".
Verspringen is veruit Lewis' favo
riete onderdeel. Hij bereikt in de
zandbak constant een ongeëve
naard hoog niveau en is los van de
Beamon-sprong de beste versprin
ger aller tijden. Waar Beamon een
onverklaarbare uitschieter produ
ceerde, heeft Lewis al een brede
basis van topkwaliteit gelegd. Bea
mon kwam na zijn sprong in de
toekomst nog tot een topper van
slechts 8.33 meter. De Oostduitser
Dombrowski (8.54) en de Ameri
kaan Myricks (8.52) passeerden
ook de achteneenhalve meter, al
zijn het voor hen vooralsnog een
malige belevenissen geweest. Le
wis stelt dergelijke afstanden als
minimum-eis en maakte die al
tientallen malen waar. Zijn doel:
constantheid ontwikkelen. „Ik wil
elke wedstrijd binnen een afstand
van tien centimeter van mijn beste
sprong komen".
ALLE FACETTEN
„Ik weet al hoe ik de perfecte
sprong naar 30 feet zal ervaren,
omdat ik alle facetten al eens
exact goed heb uitgevoerd. Ik had
voortreffelijke afsprongen en
voortreffelijke aanlopen, maar tot
op heden heb ik nooit alle elemen
ten samen in een ideale sprong ge
had".
De sprongen van Lewis kenmer
ken zich door het merkwaardige
spartelen van armen en benen in
de lucht. „De meeste verspringers
zweven prachtig door de lucht,
maar komen bijna loodrecht naar
beneden. Ik ga laag boven de
grond bijna recht vooruit wanneer
ik de plank verlaat. Ik tol naar vo
ren en moet daarom vechten om
mijn evenwicht te bewaren, an
ders val ik plat op mijn gezicht. De
landing is nog niet geheel goed,
maar dat komt mettertijd. Ik zet
mijn handen gewoon naast me
neer, maar ik moet er langer mee
doorwerken tot ik het zand raak".
Mits hij geconcentreerd aan de
start verschijnt, meent Lewis niet
te kunnen verliezen in een ver-
springwedstrijd. Anders is dat op
de sprintonderdelen, waarop de
concurrentie in Amerika moor
dend is. Zijn mogelijkheden op de
twee kortere afstanden zijn wat
Lewis betreft nog niet uitgeput.
Technisch liep hij beide afstanden
voor zijn gevoel al perfect, een toe
nemende kracht zal hem tot we
reldrecords moeten brengen. Op
de 100 meter onder 9.90, „al weet
ik niet of dat 9.81 of 9.89 zal wor
den". De dubbele afstand zou hij
in 19.5 of beter willen voltooien.
De huidige wereldtoppers zijn 9.93
en 19.72.
De taxaties van het grote talent lij
ken gezien zijn zeldzame gaven
geen grootspraak, al wordt hem
door sommigen arrogantie verwe
ten. De boycot van de Russen leg
de hij schouderophalend naast zich
neer. „Ik heb er nog nooit een
voor mij zien lopen, dus het maakt
mij niets uit". Ook heerst de me
ning dat Lewis' prestaties zonder
het gebruik van dope niet zijn te
realiseren. Enige maanden na de
wereldkampioenschappen onder
wierp hij zich vrijwillig aan een
controle, om dat soort geruchten te
ontzenuwen.
Toch heeft Lewis een enorme po
pulariteit, juist door zijn vriende
lijkheid en zijn enorme wil om te
winnen. „Ik heb altijd vooropge
steld dat ik een aardig iemand wil
zijn. Mijn eerste prioriteit is, dat
anderen goed over mij als mens
denken. Ik weet wat verliezen of
winnen sommige mensen kan aan
doen. Ik wil dat de mensen over
mij zeggen: hé wat een aardige
jongen, en hij kan nog hardlopen
ook".
Jaarlijks neemt Lewis deel aan de
Arco Jesse Owens Games, een at-
letiekfeest voor de jeugd, hij doet
liefdadigheidsetentjes met Bob
Hope en hij zet zich in voor de
slachtoffertjes van multiple sclero
se (verhardingen in het centraal
zenuwcentrum). Zijn goede om
gang met kinderen noemt hij de
overeenkomst die hij heeft met
Jesse Owens, niet zijn sportieve
prestaties. „We zijn beiden goed in
staat jonge mensen te bereiken,
hetgeen komt door onze oprecht
heid".
VIER KEER
Lewis ontmoette de man die als
zijn voorganger wordt aangeduid
vier keer, maar hij heeft Owens
nooit zo goed leren kennen als hij
zou willen. „De keren dat ik hem
ontmoette waren we niet in de ge
legenheid om rustig met elkaar te
praten. Maar Owens gaf me zelf
vertrouwen. Ik respecteer hem
zeer omdat hij streed in een veel
omvattend evenement. Ondanks
het feit dat de meeste mensen
dachten dat hij dingen wilde die
niet konden, voelde hij dat inner
lijke vertrouwen, net als ik nu
heb. Ik zal hem echter nooit kun
nen overtreffen, want we leefden
in verschillende tijden".
Bob Beamon is wel een goede be
kende van het atletiekfenomeen.
„Bob respecteert mijn pogingen
zijn wereldrecord te breken. Ik
leer hem beter kennen naarmate
ik zijn record nader. Hij stimuleert
me zelfs om het te overtreffen.
Anderen zijn door de afstand van
8.90 meter ontmoedigd, ik wordt
er door uitgedaagd".