E Omwegen De Spanjaardsbrug: een provinciaal buitenbeentje Het R.K.Bejaardenkoor Leiden heft zich noodgedwongen op LEIDEN/REGIO CeidócGoutont NA TIEN JAAR ZINGEN jigf WOENSDAG 11 JULI 1984 PAGI# Ook al werd hier en daar door een bas of een tenor met smaak wat nagesmakt na een nip aan een brandewijntje met suiker, ook al staakten alten en sopranen even hun gesnap voor een slokje fris of iets sterkers, toch klonk het „Ein prosit" niet zo vrolijk als men gewenst had. Het was meer „scheiden doet lij den, afscheid doet wee". Na ruim tien jaar bestaan te heb ben luidde maandagmiddag het R.K.Bejaardenkoor Lei den zichzelf uit bij een drankje en een snackje en het ophalen van herinnerin gen en gezamenlijke ervarin gen. Dit alles geserveerd in de serene oud-Hollandse rust van het nostalgisch gestof feerde hotel-restaurant Nieuw-Minerva, in de koelte van de lounge. Het was zo; het moest wel. De samenbin dende factor, de leider van het ensemble, Jan P. Gordijn nog een paar maanden en hij is 86 hield het voor ge zien en gehoord. Op die leef tijd loopt het niet allemaal meer zo als je zou willen. Maar het was mooi geweest. Negen koorleden hadden (bij hand opsteken) nog door wil len gaan, maar dat waren er te weinig. „Meneer Gordijn weg, dan gaan wij ook", was de tendens. Ik zat er even bij. Er was een voordrachtje door een bas over het boertje Nelis „Ach, laat hem maar, dat doet hij steeds en overal", zei de voorzitter van het koor. Een ander lid declameerde een gevoelig vers bij gelegen heid van het afscheid „van onze onvergetelijke dirigent" ("Meneer Gordijn, het was steeds fijn"). Meneer Gordijn ontving het origineel en toonde zich even beduusd door zo veel roerende wel sprekendheid. Iedereen was een tijdlang stil: de regels hadden veel gevoelens los ge maakt. Dag Gordijn, dag koor. Maar ze hebben ze het graag gedaan, die dames en heren van het bejaardenkoor! Tien jaar lang eucharistievie ringen verzorgen, met als specialiteit Latijnse gezangen; zingen op ziekentriduums, bij huwelijken, jubilea 50 jaar getrouwd en van die dingen Op mijn omwegen door stad on land ^^B ^feSyjl^B kom ik graag mensen legen. U kunt mij telefonisch of schriftelijk vertellen ^«B wie u graag in deze rubriek zoii willen ^9 tegenkomen. Ik ben bereikbaar via 071 - 12 22 44 op toestel 10. door Ton Pirlrrs en ook bij rouwtjes. Nu Wilde Jan Gordijn liever dat ik aan dat laatste aspect voorbij ging, maar het was nu eenmaal zo. Wereldstukken Koorvoorzitter Cornelis Th. Toussaint (78) al die jaren bestuurslid en sinds 8 jaar president: „We zouden wel een andere dirigent kunnen krijgen, maar dan was het af gelopen met onze liturgische instelling en zongen we al leen nog maar Wien Neer- lands bloed, of Boven Gent rijst, de Driekusman of mis schien wel Aan de muur van het oude kerkhof. Nou, en dat willen wij niet. Wij zijn gewend aan de missen van Perosi, aan de Mis van Bruckner, de favoriet van meneer Gordijn, aan het Veni Jesus". Een enthousias te tenor van amper 70 viel hem bij: „Gordijn, dat was de vakman. Wereldstukken zon gen wij. Ongelooflijk, maar hij liet het Sanctus van Bruckner achtstemmig zin gen: de sopranen dubbel, de alten dubbel, en de bassen en tenoren dubbel. Hoe ie dat voor elkaar kreeg? Ik snap het nou nog niet". Voorzitter Toussaint: „Een paar jaar terug hadden we nog 48 zingende leden. Maar ja, d'r gaan er dood en er kwamen geen nieuwe meer bij. We hebben nu, bij de ont binding van het koor, onge veer 34 leden over; 8 mannen en voor de rest vrouwen, meer alten dan sopranen, want de meeste sopranen kunnen op die leeftijd de hoge noten niet meer halen. Nu houdt de dirigent op en niemand wil meer zingen. Ons jongste lid is een me vrouw van 61 en het oudste een dame van 87 jaar". „Ja ja, tussen de 70 en 90 jaar, laat het verder maar zitten hoor", kwam meneer Gordijn ertus sen. Er kraakt nog nauwe lijks iets in dit eerbiedwaar dige woud van menselijke stemmen Perfectionist Jan P. Gordijn, met nog vlagen van virtuosi teit achter de piano, heeft al een lang leven vol vokale kunst achter de rug. Vroeger leidde hij het kerkkoor van Leimuiden, dirigeerde een KAB-orkestje van 15 man („Ons concertje, noemden we Het R.K.Bejaarden koor Leiden bij de opheffing in de zaal van het laatste mid dagfeestje. Rechts de samenbindende factor die zich te ruggetrokken heeft: dirigent Jan P. Gor dijn. dat") en was de muzikale voorman van de oude „socia le ochtenden" van de KAB. De laatste vier jaren woont hij in het bejaardencentrum Rustenborch in Oegstgeest. Daar heeft hij een koortje dat 's zondags zingt tijdens de mis „in eigen huis". Meneer Gordijn is nu een beetje op, „maar nog een enkele keer, als het werkelijk nodig mocht zijn, trommelen we de leden van dit ontbonden be jaardenkoor weer op. Maar dan is het een echt ad hoe- koor en niet meer gebon den". Financiële spaak Het was niet slechts het zich terugtrekken van meneer Gordijn heer met over wicht en autoriteit dat een einde maakte aan de zingen de en potverterende activitei ten van het R.K.Bejaarden koor Leiden. Volgens voor zitter Toussaint staken de fi nanciële beslommeringen ook een spaak in het koor- wiel: „Elke maandag, al die jaren door, repeteerden we in de Romanuszaal. Maar die huur werd ook almaar duur der. Een nieuwe dirigent zou ook niet te betalen zijn. Wij ouderen hebben best iets over voor onze hobby, voor ons plezierig en creatief sa menzijn, maar het is voor verreweg de meesten niet meer op te brengen. Daarom zetten we er maar een streep onder". De segmenten boerenmet worst en de strepen kaas in de vorm van lange frieten vonden hun vergankelijke weg. Wie „mocht" nam nog zon versnapering, schitte rend gerangschikt tussen blaadjes sla en gekartelde to maatjes. U kent dat: op het einde, bij het slinken van de voorraad, steken verscheide ne handen zich naar de laat ste brokken uit. En dan wa ren er nog de selecties op pla teau, uit de notenbar. Even spotten met de regels der ge zondheid. Het was toch een beetje feest. Nog een ogen blik met elkaar eruit zijn. Immers, in tien jaar tijd kun je als „gevorderde" nog heel wat samen beleven. Ook in „liturgische" samenhang. In de opvattingen van het „Rij ke Roomse leven" zijn dit „zouaven", die toch met hun tijd zijn meegegaan ofschoon het erfgoed der vaderen in het bloed is gebleven. Helaas geen koor in overgang, maar opgeheven. Er wordt toch weer een punt ergens achter gezet. Opa's en oma's die zich zingend terugtrekken. In hun beste pak en jurk. Fijn dat ze er waren, en nog zijn. Zwanenzang Op deze laatste middag, ter wijl buiten iedereen in de hitte van een schaarse volzo- merse dag halfnaakt langs de zonbeschermde vensters van Leidens enige „aangeklede" en door buitenlanders en an dere vreemdelingen geprezen herberg liep en verrast luis terde, zong het bejaarden- koor nog eenmaal uit be dwongen borst en uit het blo te hoofd: Regina Coeli. De zwanenzang van een uiteen vallende groep. Nog even stemmen bij de piano en da! los: „Laetare, alleluia", a cfc pella. Van A. Lotti. En ondar directie van Jan P.Gordijji die een maand of wat gelr den bij z'n gouden huwelijki'j feest pauselijk werd ondejh scheiden met het insigne vair Pro Ecclesia et Pontifice, or gespeld door deken Schlaft mann van Leiden „Ik ha0 daar nooit enig gerucht aajn willen geven", aldus mene») Gordijn, en daarom wistel- we het ook niet. Dan, tension te, „Jerusalem, de Heilig0 Stad", getoonzet door Adams: Hosanna in de hog!' en in eeuwigheid; terwijl dr voorhanden zijnde partituren nog werden uitgereikt. Weit nu, Jerusalem en Nieuw-Mrc nerva dreunden op hur1 grondvesten. En meneajj Gordijn speelde piano. Toe]) was het alras afgelopen ei.< ging iedereen naar huir Maar niet zonder schade aal- het hart. „Wereldstukker, meneer, zongen we", zei hfy enthousiaste koorlid nog eeri l maal tegen mij; „we zijn allqe maal oud en ik ben net 70. IL hoop, dat u dat nog in uljj overwegingen wilt meenebc men. Hoe moeten we nu ncpl zien te fonkelen?" Pl Bruggen, we maken er allemaal gebruik van. Zeker in een waterrij ke stad als Leiden zijn het onmis bare schakels in het wegennet. Veel aandacht is er nooit aan de Leidse bruggen besteed. De stilte rond de Leidse bruggen is met de presentatie van het Bruggenboek (waarvan de herdruk momenteel te koop is) al gedeeltelijk 'ver stoord'. Het Gemeentearchief aan de Boisotkade hoopt dit jaar de tentoonstelling „De Leidse brug gen" te houden. Als inleiding op deze expositie verschijnt in deze krant een serie artikelen over Leidse bruggen. Het zijn geen tech nische verhandelingen, maar histo rische verhalen waarin een brug als leidraad dient. De gegevens zijn verzameld door een werk groep van historisch geïnteresseer den, die veel van de geschiedenis van de Leidse bruggen heeft uitge zocht. Samensteller is de begelei der van deze werkgroep, de heer P.J.M. de Baar van het Gemeente archief. Kees van Herpen tekent voor de eindredactie. De reproduk- ties zijn van fotograaf Wim van Noort. Vandaag verschijnt het veertigste artiklel in deze serie. Voor de brug van deze week moeten we naar de rand van de gemeente Leiden. Eigen lijk is de Spanjaardsbrug over de Zijl tussen de Lage Rijndijk in Leiden en de Van der Valk Bouwmanweg in Leiderdorp een buitenbeen tje. Niet alleen omdat hij voor de helft Leiderdorps is, maar ook omdat hij eigen dom is van de provincie Zuid-Holland en zo'n merk waardige geschiedenis heeft. Hij werd namelijk eeuwen lang voor eenderde door het Hoogheemraadschap van Rijnland en voor tweederde door de stad Leiden onder houden. De Zijl is een al heel oud wa ter. In de tijden dat hier Ba tavieren en de woeste Frie zen van Koning Radboud door de moerassen struinden, lag het veengebied ten noor den van de Oude Rijn heel wat hoger dan tegenwoordig. De Zijl" moet een van de ri viertjes zijn geweest die het water uit die moerassige veengebieden afvoerde naar de Oude Rijn. Het water stroomde dus van noord naar zuid. Toen rond het jaar 1000 de veengebieden werden ont gonnen, begon daar de grond door inklinking sterk te da len. De Rijn raakte bij Kat wijk verstopt en het water begon een nieuwe uitweg te zoeken naar Spaarndam en Halfweg op het IJ. De Zijl ging daarbij als een van de voornaamste verbindingen fungeren; het water stroomde nu van zuid naar noord. Vanwege het grote belang van de afwatering van de ambachten (gemeenten) ten zuiden van de Rijn namen deze het onderhoud van een sluis in de Lage Rijndijk op zich. Naar die sluis (in het middel- nederlands en thans nog in de noordelijke provincies „zijl" genoemd) heette het water Zijl. Hoe lang die sluis daar heeft gelegen, is niet be kend. Er zal al snel een mo gelijkheid zijn geweest om over die sluis te komen en nadat de sluis was verdwe nen bleven die 24 ambachten ten zuiden van de Rijn de brug daar ter plaatse onder houden. Maar alleen het on derhoud van een brug waar de meeste van die ambachten helemaal geen belang meer bij hadden, was vanzelfspre kend niet erg populair. Van uit het scheepvaartbelang ge zien had de stad Leiden veel meer aandacht voor de brug, die toen steeds Zijlbrug werd genoemd. Graaf Wellicht nadat de 24 am bachten zich niet erg toe schietelijk hadden betoond, Foto door J. Goedeljee van de Spanjaardsbrug, gezien van de Van der Valk Bouwmanweg, vóór 1891. wendde het stadsbestuur zich tot de graaf van Holland, toen Willem VI, de vader van Jacoba van Beyeren, en deze besliste op 8 augustus 1407 na zijn Raad om advies te hebben gevraagd dat de stad de Zijlbrug zou mogen verhogen en verwijden mits het Hoogheemraadschap van Rijnland ook accoord zou gaan. Rijnland deed dat en garandeerde dat Leiden niet automatisch in de toekomst steeds het onderhoud zou moeten bekostigen. Toch bleef de situatie vanuit Leids oogpunt niet ideaal. In 1486 moest Rijnland bevelen dat de brug zou worden ver nieuwd, toen met drie ope ningen; Leiden betaalde hier van tweederde en de am bachten middels hun tussen persoon Rijnland de rest. Rond 1524 was vernieuwing opnieuw noodzakelijk. Er ontbrandde weer een heftig gevecht over wie dit zou gaan betalen. Leiden was bij na bankroet (het had surse ance van betaling) en met de meeste ambachten was het al niet veel beter. In 1529 werd een zeer uitgebreid bestek gemaakt, maar dat leidde nog tot weinig resultaat. In 1534 stond de brug op het punt van instorten en eindelijk werd op 11 april 1534 de im passe doorbroken: de oude verdeelsleutel Leiden twee derde, Rijnland eenderde bleef gehandhaafd en beslo ten werd dat Leiden een be stek zou maken (het oude uit 1529 was waarschijnlijk door Leiden afgekeurd), terwijl Rijnland, na controle van het bestek, de aanbesteding zou regelen. Deze brug heeft de periode van het beleg en ontzet niet overleefd. Aan weerszijden van de brug stonden kaste len, Steneveld aan de west kant en Zijlhof aan de oost kant, en in de taktiek van de verschroeide aarde besloot het stadsbestuur op 30 januari 1574 om ze af te breken en het oostelijk bruggehoofd van de Zijlbrug te verwijderen. Aan de westkant van de brug had een huis gestaan waarin de tol van de Heren van Wassenaer (de burggraven van Leiden en ambachtsher en van Leiderdorp) werd geïnd. Dit was platgeslagen en op last van Willem van Oranje en de Staten van Hol land werd er een schans te gen de Spanjaarden gemaakt. Vandaar de naam Span jaardsbrug. De vijand had van Leiderdorp een compleet legerkamp gemaakt. Nadat de Spanjaarden hun hielen hadden gelicht, zag Leiden zijn kans schoon om een doorn in het oog te verwijde ren. Vroeger lagen er steeds bier schepen in de buurt van de brug, en soms zodanig dat an dere schepen haast niet meer konden passeren. In 1576 onteigende de stad een paar stukken land aan de noord kant van de Oude Rijn pal buiten de toenmalige Zijl poort van de stad. Daar werd een haventje gegraven, het begin van de thans nog be staande Haven. Meteen daar op verbood het stadsbestuur dat er nog bierschepen bij de Zijlbrug mochten liggen. Om dit meer kracht bij te zetten, bevestigde Rijnland dit ver bod en bedreigde de overtre ders met de fikse boete van 25. Veel hielp het wellicht niet, want in oktober 1580 werd het verbod herhaald. Inkomsten Juist vanwege de verdeel sleutel, waarvan een pijnlijk nauwkeurige administratie werd bijgehouden, zou pre cies kunnen worden nage gaan hoeveel in de loop der eeuwen aan deze brug is ver spijkerd. Helemaal zuiver is dat niet, want de stad en Rijnland boekten ook inkom sten uit de Spanjaardsbrug: zo werd deze in 1619 voor een aantal jaren voor 18 per jaar verpacht. De pachter mocht van ieder schip dat met een staande mast pas seerde een halve stuiver ei sen en 's nachts dubbel tarief. Bovendien exploiteerde de pachter een herberg bij de brug, zodat hij de kost wel kon vinden. Nadat de brug in 1607 was vernieuwd, volgde op 18 mei 1641 de aanbesteding voor 1698 aar> Bruyri Jansz. van Hoogewaert om de brug ge heel te vervangen, inclusief het houtwerk. De Lage Rijn dijk was niet veel meer dan een zandpad en toen er een trekvaart langs de Rijn naar Utrecht werd gelegd, nam men ook dit deel maar mee. Na uiteraard het nodige ge touwtrek met het ambachts bestuur van Leiderdorp werd op 5 november 1662 een con tract gesloten dat behelsde dat Leiden al het onderhoud van de Lage Rijndijk op zich nam, hem van de Zijlpoort tot aan de Spanjaardsbrug zou bestraten en er bomen langs planten. Leiderdorp zou als afkoopsom ƒ76-10-0 betalen.' Overigens bleek bij het bestraten dat de straat niet 510 roeden (bijna twee kilometer) lang was, maar slechts 493 roeden en 8 voet. Na enig gepingel werd op 26 mei 1665 de afkoopsom op 73-12-0 bepaald. Inmiddels was op 1 maart 1664 aan Jasper van Vliet voor ƒ2770 het vernieuwen van de bovenbouw van de brug aanbesteed. Toen Rijn land in 1699 toestemming verleende om de Lage Rijn dijk verder te mogen bestra ten, had dat wellicht gevol gen voor de brug: op 17 april 1699 werd aan Moyses Gijben voor 788 een grote reparatie aanbesteed. Ook in 1722 werd het nodige verspijkerd en zo ging dat de hele eeuw door. Soms in gedeelten: in 1792 vernieuwde A. Prijn de oostkant voor ƒ1153 en in 1799 deden Gerrit Plomp en Adrianus van Dijk dat voor 2944 aan de westkant. In 1824 werd het vernieuwen van de valbrug over de Zijl aanbesteed aan aannemer A. Molkenboer uit Aarlander- veen, die voor het werk tus sen 1 mei en 15 juni 1825 niet meer dan ƒ4120 wilde heb ben. Problemen In 1855 werd de brug weer eens vernieuwd; uitvoerder hiervan was Paulus Kaptein den Bouwmeester, een Lei- derdorpse aannemer die er 5256 voor vroeg. Met de ba lans kreeg men wellicht al snel problemen, want op 20 juni 1864 nam ijzergieterij D.A. Schretlen voor 592 aan een nieuwe te leveren, nu ui teraard van het heel wat duurzamere en sterkere giet ijzer. Toch voldeed het me chanisme niet goed. In zijn memoires schrijft de Lage Rijndijker J. Megchelse (overleden 1938) dat het heel wat om het lijf had voor de brug open was, omdat die met een staaldraad en katrol len moest worden opgedraaid en er meerdere malen aanva ringen plaatsvonden als er weer eens een Friese of Drentse schipper met volle zeilen uit de stad kwam aan varen. Men gebruikte toen nog geen toeters om kenbaar te maken wat men wilde. Het is logisch dat het Leidsch Dagblad van 21 juli 1891, na dat de fa. Seret en Barneveld te Leiden (de opvolger van Schretlen) de brug met ge bruikmaking van de in 1864 vervangen balans geheel vernieuwd had, het bericht van de Leiderdorpse corres pondent opnam: „Eindelijk zijn wij verlost van de plaag, welke ons de verbouwing van de Spanjaardsbrug heeft bezorgd, nl. de overhaal over de Zijl". Men kon inderdaad goede verwachtingen van d(ni nieuwe brug koesteren, maa datzelfde bericht zet daar a^ vraagtekens bij: „De brug ij. gereedgekomen, althans, ve*ju len meenen zulks. Er loopei echter zonderlinge geruchtei a' nu wij zoover zijn en die onfa wel eens wederom de overoi haal kunnen bezorgen. Nu déa. brug af is, blijkt zij te zwak U 0( zijn en moet ze op verschil \c lende plaatsen versterkt wor e den. Dat zij zou worden afge n keurd, omdat de constructs '4 niet goed was, is ten eenen male onwaar. Een feit is ech ter dat dezen morgen de brug|i« voor schepen werd opgehaak en... de brugwachter haai*1' niet meer dicht kon krijgen!' Dat dit tot boetes leidde diC|0 weer aanleiding waren om dein Gemeenteraad van Leiden eian bij te slepen, spreekt haasei} vanzelf: op 5 mei 1892 debat ;d teerde de Raad urenlanger, over een verslag over dtfal deugdelijkheid van de brug,<|n Al op 26 augustus 1897 moest*9 de Raad een krediet var 1" 400.- toekennen om de on- iS; der- en bovendekken te her >r< stellen. Met de ingewikkelde E verdeelsleutel is het logisch dat Rijnland, dat al helemaal j geen belang meer had bij deunt brug, uiteraard na heel watei gepraat en geschrijf, op 9 no- E vember 1900 haar aandeel in 2;> de brug overdroeg aan de ge-u meente, die de brug in 1922 ig op haar beurt weer over- -11 droeg aan de provincie. De Spanjaardsburg, sedert 1891 een dubbele ophaalbrug, was|YE in 1919 deel gaan uitmaken >rr van de provinciale scheep-Jn vaartverbinding Zijl-Rijn- en Schiekanaal, maar bleek niet g erg geschikt. Daarom ver- ló nieuwde de provincie hem in en 1934 als de enkele ophaal- gj brug die we nu nog kennen. ÏA Sedertdien is alleen groot on- ;ij( derhoud nodig gebleken. en 110

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 4