joelbond blij met erkenning Streuer: van prooi tot jager mm Henny Rückert voor zware opgave ACCEPTEERT GESCHUIF IN DE MARGE ZATERDAG 30 JUNI 1934 „lei Radio Tour de France, le spec tacle du NOS". Vanaf gisteren klinkt deze kreet weer wekenlang door miljoenen Nederlandse huis kamers. Eén van de mensen die vanaf het wielerfront het thuis front op de hoogte houden is Hen ny Rückert (36) uit Huizen. Sinds zes jaar werkt de oud-Twentenaar bij de Wereldomroep als sportre dacteur en dit najaar wordt hij, als opvolger van Peter van Brakel die na 47 jaar met VUT gaat, chef van de sportafdeling daar. Aan Radio Tour de France werkt Henny Rückert graag mee. „Dat is echt een perfect programma met een prima stel medewerkers. Wij worden als verslaggever dan wel genoemd, maar in totaal werken er dertig mensen mee die die waarde ring net zo goed verdienen. En dan daarbij moet je je goed realiseren dat het succes van Radio Tour de France het succes van de wielren ner is. Als zij niet presteren, kun nen wij het wel vergeten". Geruime tijd had het er alle schijn van dat de Tour de France dit jaar aan de neus van Henny Rückert voorbij zou gaan. Een uiterst pijnlij ke hernia had de uitbundig besnor de radioverslaggever geveld. Pas gisteren, op de dag van de proloog, nam Henny Rückert het vliegtuig naar Frankrijk om zich bij de reeds eerder vertrokken collega 's van Radio Tour de France te voegen. Die collega's zijn Harry Jansen, Pieter Storms en Evert ten Napel, geleend van de televisie als ver vanger van de ziek gewaande Hen ny. Zijn bijdragen aan het door ruim vier miljoen mensen beluis terde „spectacle du NOS" zijn van af vandaag dagelijks op Hilversum I en de Wereldomroep te beluiste ren. Als enige van de vier zal Rückert niet kunnenplaatsnemen achter op de motor en zich moeten „be perken" tot het finish verslag en in terviews. De anderen wisselen el kaar af op de motor. Voor die for mule is bewust gekozen. Chef-sport Kees Buurman wilde niemand op zadelen met de erfenis van Theo Koomen". En meteen toen hij dit zei, kreeg Henny Rückert het er te kwaad mee. „De Tour", vertelde hij met licht omfloerste stem, „wordt nooit meer zoals ie geweest is. Toen Theo stierf, dacht ik, dat mijn va der weer doodging. Theo en ik heb ben erg veel met elkaar opgetrok ken. De helft van het jaar bracht ik samen met Theo door. de andere helft met mijn gezin. We zagen el kaar bij schaatsen (met wielrennen mijn favoriete sporten bij het wielrennen. In Sarajevo deelden we een kamer. Theo schreef een boek over wielrennen, ik over schaatsen. We lazen eikaars werk door ter correctie. Aan zijn werk viel nauwelijks iets te corrigeren. Hij schreef erg goed. maar ik heb van hem waardevolle tips gekre gen. Dat boek van hem is af. Het mijne komt in oktober uit. Theo en ik waren heel dikke maten. Er was een speciale band. Tekenend daar voor is bijvoorbeeld dat Theo's vrouw mij tijdens mijn ziekte het meest heeft gebeld. Ik vind het verstandig dat niemand tijdens de gehele Tour op de motor moet Pa- rijs-Roubaix, de eerste klassieker na Theo's dood. De Hel van het Noorden noemen ze die. Nou, voor mij was het dat ook. Ik móest op de motor. Ik moest op Theo's plek, want zo zie je die motor gewoon. Ik wilde niet. Ze hebben me er op moeten slaan". „Maar ja, het moet allemaal door gaan. Theo zou ook niet anders hebben gewild. Die was er altijd zo voor dat wij als team goed functio neerden. Daarom moeten we ons maar voor ogen houden dat het Theo's wil is om ook nu goed te functioneren. Maar, zoals gezegd, het wordt nooit meer de Tour zoals ie geweest is. Het publiek zal dat ook wel zo voelen, want Theo was ontzettend populair. Zijn naam stond net zo vaak op het asfalt ge schreven als die van de bekendste wielrenners". NOLLY SPEIJERS uitslagen bij het Algemeen Neder lands Persbureau (ANP) af te leve ren. Daar kregen wij steeds te ho ren dat sjoelen geen sport was en dat het voor hen hetzelfde was als paalzitten. Daar hebben wij ons toen erg kwaad over gemaakt. Maar dat hielp natuurlijk niets. Er zijn enkele grote plaatsen in Neder land, waaronder Den Haag, waar nog geen vereniging is. Het is ook zaak daér de sjoelsport te propage ren". Volgens Henk Imanse is sjoelen één van de oudste sporten in Ne derland. Voor de komst van de te- levisiebeschikte bijna elk gezin wel over een sjoelbak. „In de kleine plaatsen is het ^joelen altijd in trek gebleven. Hier in de buurt zijn ver enigingen in Haarlem, Lisse, Aals meer en Hillegom. De clubs maken voor de kampioenschappen eerst een selectie in eigen kring. De bes ten gaan naar de gewestelijke kam pioenschappen en dan stromen de sterksten door naar de Nederlandse titelstrijd", aldus Henk Imanse. Voor velen blijft echter de vraag, zelfs na de aansluiting bij de NSF, of sjoelen nu wel een sport is? Of na de sjoelers nu ook nret de kla verjassers en de spelers van het be kende spel „mens-erger-je-niet" aansluiting gaan vragen bij de NSF Henk Imanse: „Schaken en dam men worden ook als een sport be schouwd, dan is sjoelen dat ook. Want ook bij sjoelen moet je wel degelijk je hoofd gebruiken. Als de klaverjassers aansluiting zouden krijgen bij de NSF, dan zou ik daar echt geen bezwaar tegen hebben". ARTHUR VAN RIJSWIJK BROEK Vorige was er grote vreugde Ugemene Nederlandse pd. Na enkele jaren m erkenning, kreeg •nd aansluiting bij de indse Sport Federatie [Penningmeester Henk uit het Noordholland- broek: „Eindelijk zul- als sport nu voor vol aangezien. Met het moet men in de toe- ekening gaan houden, en echte sport. Daar ien van overtuigd en ort gelukkig ook de SjOE afgelopen. Maar zeker één nle week komt de bak op ta- |aat de familie Imanse er eienaan. Voor Henk Imanse hen onmogelijke zaak van tw Gerda te winnen. Dat is ainder, want ze is oud-kam- i fan Nederland. De familie eds lid van de sjoelvereni- ierbroek. Een club met den en een behoorlijke ait. I „De meeste verenigingen p het ogenblik een wacht- b< i. bij de sjoelsport komt 1 ruimte te kort. In Lisser- bben wij ons onderkomen j^orpshuis. Eens per veertien linnen wij daar terecht. De leden staan dan van half acht tot half twaalf aan de bak. Het gaat daar allemaal erg gezellig aan toe. Maar één keer per veertien dagen sjoelen, is natuurlijk niet genoeg om aan de top te kunnen meedoen. De toppers in onze sport zitten in Groningen. Piet Groenendijk uit Ter Apel is onze Nederlandse kam pioen. Die man is enkele uren per dag in training en doet bovendien iets aan zijn conditie. Dat laatste is wel degelijk nodig om goed voor de dag te kunnen komen. Als je geen goede conditie hebt, kan je ook niet de nodige concentratie opbrengen om een hoge score te bereiken. Groenendijk werd kampioen met 2839 punten". De Algemene Nederlandse Sjoel- bond, die in april 1977 werd opge richt, heeft zo'n 5.000 leden. Maar er zijn in Nederland veel meer mensen die aan sjoelen doen. Vol gens penningmeester Imanse zijn er een hoop „wilde" verenigingen. Maar nu de sjoelbond is aangeslo ten bij de NSF, is de verwachting dat deze clubs snel aansluiting zul len zoeken bij de sjoelbond. Paalzitten Henk Imanse: „Wij gaan er als sportorganisatie alles aan doen een goede landelijke bekendheid te krijgen. Ook hopen wij dat de pers de nodige aandacht gaat besteden aan onze Nederlandse kampioen schappen, die jaarlijks in Barneveld op 180 bakken worden gehouden. Het is ons tot nu toe niet gelukt de Bondspenningmeester Henk Imanse zelf In actie achter de sjoelbak. scherm door de weersomstandighe den. We moesten banden verwisse len. De helm af natuurlijk en toen kwam er water in en al die fratsen meer. Dan is het afgelopen. Maar dat had ergens anders ook kunnen gebeuren". Rolf Biland Een geruststellende gedachte voor Streuer is misschien het feit, dat de gedoodverfde favoriet Rolf Biland al twee keer is uitgevallen. Streuer is nu in de positie terechtgekomen dat hij van jagende de gejaagde is geworden. „Dat is misschien wel zo", beaamt Streuer. „Maar we worden er echt niet anders van. We doen juist nu misschien wel ex tra ons best". „Wat Biland betreft, ik denk dat wanneer het er per wedstrijd op aankomt, we gelijkwaardig zijn. De ene keer zal hij winnen, de andere keer wij. Maar er spelen voor ons op dit moment natuurlijk twee din gen: Biland en de wereldtitel. En dan is de wereldtitel toch het be langrijkste. Als het gemakkelijk gaat wil ik hem wel pakken, maar anders niet. Ik vermoed wel dat Bi land in de afgelopen winter de TSEN ONDERGESCHIKT AAN WERELDTITEL ZIJSPANCROSS sparen. Dat wil ik gewoon niet. Be sparen in deze sport is achteruit gaan. Als je op een derde plaats rijdt, ben je sneller geneigd het een beetje goedkoper te doen. Dan kom je precies rond. Maar als je op de eerste of tweede plaats staat, dan moet je er een paar centen meer in steken om te proberen eerste te worden of te blijven. Wie weet ver dien ik dit jaar wel redelijk. Maar daar kan ik nog niets van zeggen. Het hangt er van af of we de rest van de wedstrijden ook kunnen uitrijden". Wat dat betreft kan Assen een graadmeter zijn. Want juist op het hem vertrouwde circuit neeft Streuer nog nooit voor aanspreken de resultaten kunnen zorgen. „Drie jaar geleden kwam ik in de sloot terecht", herinnert hij zich. „Het iaar daarop werden we vierde en het afgelopen jaar zijn we uitgeval len. Ik wil wel graag winnen in As sen, maar ik calculeer toch wel dermate dat ik de zaak niet ga overschatten om voor eigen pu bliek zo goed mogelijk te voor schijn te komen. Ik denk dat het toeval is waarom we in Assen nog zo weinig succes hebben gehad. In het jaar dat we vierde werden had den we problemen met het gelaats voorbereiding een beetje heeft ver waarloosd. Hij heeft er waarschijn lijk te weinig aan gedaan, want hij was ook nog bezig met de formule 2. In het verleden trainde hij altijd enorm veel voor het seizoen. Wij konden dat nooit. Dit jaar heeft hij ook niet getraind en toen kwam de aap uit de mouw. De voorsprong die hij altijd aan het begin had, die heeft hij niet meer". Het is uiteraard duidelijk dat Streuer momenteel een topper is in de zijspanklasse. Op dergelijke mo menten wordt er nog niet aan stop pen gedacht. Ook bij Streuer liggen dergelijke gedachten nog ver weg. Een duidelijke lijn in dat opzicht heeft hij niet uitgestippeld: „Ik denk er nog niet aan momenteel. Ik stop pas wanneer de prestaties minder worden. Dat ligt aan jezelf. Zoiets voel je echt wel aan. Als het dan te gek wordt, moet je er on middellijk mee kappen. Het kan nog twee jaar duren, maar bij wijze van spreken ook wel vijf jaar. En als het dan op een keer afgelopen is wil ik proberen iets voor mezelf op te zetten. In elk geval iets op het technisch vlak. Wie weet, mis schien wel in de motorsport". AREND WILTING c al tsi In 1975 schafte Jo der Kaap een zijspan- Jptie aan. Er was echter ebbleem. Van der Kaap ■teen bestuurder hebben. ei)og viel op Egbert tö, toen nog scholier, nvel al deel uitmakend f Asser „motorsportscè- ipreuer sleutelde op dat nat bij Jan Ubels. Streuer ei»en goudvink te zijn. In gehaalden Streuer en |r Kaap hun eerste Ne- titel. Op dit mo- ns Streuer al vijf keer /ikal kampioen geweest, ei) werd het duo vierde om de wereldtitel. gaf Van der Kaap er de Hij werd opgevolgd door Schnieders. Dat was even wat ook bleek uit de acht- in de Grand-Prix-eind- 'ajat jaar. Het jaar daarop Jt duo vierde, terwijl het af- d'seizoen slechts Rolf Biland j Waltisperg sterker waren, „streven Streuer en Schnie- .e allerhoogste na: de wereld zot op dit moment met veel nNa drie wedstrijden (Oos- ciWest-Duitsland en Frank en Streuer en Schnieders op at twee overwinningen en fle plaats. Ze weten vandaag 3jh op zich gericht in de ei- urtuin, de TT van Assen. el in 1975 als hobby begon, is ^eid tot een beroep. Want Coureur Egbert Streuer heeft ojperk van het hobbyisme al jjnter zich. De Asser coureur in het stadium van Sinds dit jaar zijn beroep. In voor garen werkte hij nog bij de rs. Werk in de technische Maar de semi-prof is full- „Het kan ook niet zegt Streuer. „Zeker niet prestatie wilt leveren die neveren. En dat is wereld- worden". 1 ffindje f> die niet zonder risico is. 2 een hebben anderen zich 'rle ten doel gesteld, maar in J'king met bijvoorbeeld de ?(i.erklasse is de zijspanklasse fer dan een stiefkindje. De Ijnstallen leggen hun cou- ofde watten om tot optimale 1 is te komen. Alles wordt 1: reizen,, monteurs, materi- rtde zijspannen moet de cou- hter nog een duizendpoot moet het allemaal zelf re- gelen en het dan uiteindelijk ook nog zien te rooien. Streuer ligt een tipje van de sluier op: „Het geld van de sponsor ben je zo kwijt. Als je een zijspan aan schaft, ben je zelfs al meer kwijt. Dan heb je al niet genoeg meer. Of je er vervolgens van kan leven hangt van de prestaties af. Was ik bijvoorbeeld de eerste twee wed strijden uitgevallen, dan was het al afgelopen geweest met de verdien sten. Dan had ik de rest zo onge veer moeten winnen om uit te ko men. Wij krijgen namelijk alleen prijzengeld tijdens de Grand-Prix's. Wij hebben geen invitatie-wedstrij den zoals in Raalte, waar de cou reurs startgeld krijgen. Mensen als Van Duimen moeten daar de cen ten pakken. Als wij vierde worden bij een Grand-Prix verdienen we al niets meer. Het loont pas als we bij de eerste drie rijden. In de andere gevallen ben je het geld al kwijt aan de onkosten". „Voordat wij goed en wel van huis zijn is er al een paar duizend gul den weg", rekent de bebaarde As senaar voor. „Je slaat voor een week eten in. Dat is al vierhonderd gulden. Dan moet er gasolie ko men. Daar ben je ook zo weer ze venhonderd of achthonderd gulden aan kwijt. Als we naar Engeland gaan komt er nog vijftienhonderd gulden voor de bootreis bij. Dan ben je aan de rit alleen al een dik ke tweeduizend gulden kwijt. We moeten nog naar Zweden. Daar zit ook een bootreis aan vast. In Frankrijk heb je met tol te maken. Weer zeshonderd gulden weg, heen en terug. Het blok moet elke keer gereviseerd worden. Dan gooi je er nog eens tweeduizend gulden te genaan". In de sloot Maar Streuer wil wereldkampioen worden. Er moet dus iets extra's worden geleverd. Niet alleen qua prestatie, maar ook qua investe ring. Streuer: „We zitten nu in de situatie dat we er nog meer in moe ten steken, want het spant er na tuurlijk om. We hebben nu een blok dat drie wedstrijden oud is. Daar kan ik nog een paar trainin gen mee rijden en dan kan ik het in de sloot gooien. Dat is helemaal doormidden gescheurd. Daarmee zijn bijna alle verdiensten al weer weg". „Het is wel heel erg moeilijk, maar ik kan nu niet zeggen dat ik ga be-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 19