finals „Ik zie mijn pensioen niet als het begin van een plezierige periode" COMMISSARIS MR. M. VROLIJK VERLAAT SLECHTS NODE PROVINCIEHUIS Dokter onder curatele van het protocol ?v)v i r ^vm^w V'-V v" *b ZATERDAG 19 MEI ]9 Hij heeft een hekel aan het lintjes- knippend imago van de Commissaris van de Koningin. Liever legt hij de nadruk op de talloze andere taken die hij de afgelopen twaalf jaar heeft verricht. Mr. M. (Maarten) Vrolijk gaat met ingang van 1 juni met pensioen. Niet vrolijk, want „ik vind het niet bepaald het begin van een plezierige periode". Aan de vooravond van zijn afscheid, komende donderdag, en de installatie van zijn opvolger had Koos van Wees een gesprek met hem. Het werd een gesprek over een carrière in uitsluitend Haagse vergaderzalen. DEN HAAG ..Dat representatie ve, ik heb een beetje een hekel aan dat woord gekregen. Dan doemt al tijd het bekende beeld op van lintje doorknippen en zo. Hoeveel linten denkt u dat ik in mijn leven heb doorgeknipt? Er worden nooit lin ten gebruikt. Maar inderdaad, je trekt wel eens aan een touwtje en ik heb onlangs nog een beeld mo gen onthullen. De betrekkelijkheid van dat soort handelingen staat me echter ook altijd zeer duidelijk voor ogen. De contacten met allerlei mensen die je daarbij tegenkomt, déar gaat het om". Mr. Maarten Vrolijk (64) geeft op 31 mei de voorzittershamer van Provinciale Staten, zo ongeveer het meest tastbare symbool van zijn werk als Commissaris der Konin- fin, definitief uit handen. Daarmee omt een einde aan een lange, in het oog lopende carrière, waarin politiek en journalistiek voortdu rend in elkaar overliepen, tot zijn werkzaamheden een definitieve scheiding noodzakelijk maakten. Vrolijk is een van de mensen wier dossier rijkelijk gevuld is met in terviews en biografieën die begin nen met de zinsnede „de journalis tiek leidt tot alles". In zijn geval was het misschien niet alleen de journalistiek die tot dit alles leidde, maar ook het doorzettingsvermo gen van een geboren en getogen Scheveninger, een „goede babbel", politieke interesse en de nodige ambitie in die richting de top te ha len. Vrolijk schopte het daarmee tot (kortstondig) minister van CRM in het kabinet-Cals, wethouder van Den Haag en Commissaris der Ko ningin in Zuid-Holland, om maar even bij de hoogtepunten uit zijn politieke carrière te blijven. Voor mr. Vrolijk betekende zijn werk als commissaris dus méér dan alleen maar representatieve taken vervullen. Werkbezoeken aan de Zuidhollandse gemeenten, het aan bevelen van kandidaten voor bur gemeestersvacatures en vergade ringen voorzitten van Provinciale en Gedeputeerde Staten waren en kele van die andere werkzaamhe den die hij verrichtte. Mr. M. Vrolijk: „Er worden nooit linten gebruikt, maar inderdaad, je trekt wel eens aan een touwtje", Jeremiëren Over die werkbezoeken zegt hij: „Ik ben in mijn ambtsperiode bijna drie keer de Zuidhollandse ge meenten langs geweest. Het laatste restje van de derde keer heb ik la ten zitten, want toen begon ieder een over dat afscheid te jeremiëren en toen dacht ik: nou weet ik het wel". Het opstellen van een voorkeurs lijst van kandidaten voor burge meestersvacatures noemt hij een van de meest interessante facetten, zij het niet altijd even leuk. „Het heeft ook wat bittere kanten, want je kunt er altijd maar één gelukkig maken. Dan zijn er altijd kandida ten bij van wie je zegt: nou, volgen de keer misschien. Maar dan heb je weer een ander pakket sollicitan ten en valt de weging toch net even anders uit. Dat zijn soms ver velende dingen". Vrolijk had er weinig moeite mee als de minister uiteindelijk iemand anders benoemde dan hij had aan bevolen. Hij vond het wel jammer, omdat hij bij zijn aanbeveling juist de politieke voorkeur van de ge meenteraad volgde. „Ik zei wel eens tegen een burgemeester die niet van mijn lijstje kwam: luister eens, als u uw intrede doet is het gebruikelijk iedereen te bedanken die invloed heeft gehad op de be noeming. Laat dat bedankje aan de commissaris nu maar achterwege. Voor de goede verstaander was het dan wel te achterhalen of de minis ter mijn voorkeur had gevolgd". Schrijver Voor Maarten Vrolijk begon de trein te rijden toen hij zich als lite rair bevlogen scholier ten doel stel de schrijver te worden. Schrijver ben je echter niet zomaar. Het werd de journalistiek. Vrolijk: „Ik denk dat het misverstand nu nau welijks meer voorkomt, maar vroe ger dachten sommige jongelui dat als je schrijver wilde worden, je naar een krant moest. Ik heb later wel eens literaire stukjes geschre ven, als de hoofdredacteur even niet oplette, maar het was toch dui delijk niet de bedoeling". Hij was een niet onverdienstelijk dichter. Een aantal dichtbundels verscheen zelfs in boekvorm, de laatste vlak na de oorlog. „Daarna heb ik er niet veel meer aan ge daan, behalve wat kindergedicht jes. Daar moet je als serieus man in de journalistiek en politiek echter ook niet te lang mee doorgaan, want dan gaan ze om je lachen. Als ik een groot kunstenaar had moe ten worden, zou dat er ongetwijfeld doorheen zijn gekomen, maar als het er niet inzit kan het er ook niet uitkomen. Je krijgt nu dat mensen geen belangstelling hebben voor het werk op zich, maar omdat Vro lijk dat gemaakt heeft. Dat vind ik niet zo boeiend". Geen schrijverschap dus voor de jonge Maarten Vrolijk, wel een aantal leerzame jaren als leerling- verslaggever bij een krant. Toen hij krachtens dienstjaren en prestaties aanspraak mocht maken op een ho gere beloning, kreeg hij het drin gende advies het eens elders te pro beren. Een collega die het weten kon vond dat hij beter kon gaan studeren. „Hij zei: je bent nog zo jong. Wij nemen alleen maar men sen met een titel aan, dus dat moet jij ook maar doen. Met het idee, met een titel kom je verder, ben ik toen rechten gaan studeren, met de nadruk op staatsrecht". Bevliegingen Het was met name die studie staats recht die zijn interesse wekte voor de politiek. Hoewel, helemaal on bekend op dat gebied was hij niet. „Ik had daarvoor ook al wat alge meen maatschappelijke bevliegin gen gehad die je politiek zou kun nen noemen. Per slot van rekening ben ik opgegroeid in de crisistijd, van mijn vriendjes waren er nogal wat zonder werk. De moeilijkhe den van die tijd kwamen van alle kanten op je af. De oorlog was na tuurlijk hangende, en de herinne ring aan '14-T8 nog levendig". Vrolijk gebruikte de oorlogsjaren voor zijn studie en voor wat hij be titelt als „maatschappelijk werk": het ronddelen van bonkaarten en dergelijke. Na de oorlog, afgestu deerd, kwam hij bij het Vrije Volk, toen nog de grootste krant van Ne derland. Vrolijks politieke carrière begon daarmee pas goed. Als verslaggever van het Vrije Volk mocht hij de vergaderingen van de PvdA-fractie in de Tweede Kamer bijwonen. Hij schreef politieke beschouwingen, en reisde het land door voor spreekbeurten, zich aldus duidelijk in de schijnwerpers plaatsend. Hij was voorzitter van het journalisten forum van de VARA-radio. Elke gelijkenis met de huidige versie daarvan berust overigens op een misverstand, zo laat hij weten. Hockey Bij de uitbreiding van de Tweede Kamer tot 150 leden, in 1956, werd hij kamerlid, later, in '62, wethou der van onderwijs, kunsten en sportzaken van Den Haag. „Het was de tweede moeilijke beslissing in m'n leven. De eerste was de journalistiek opgeven voor het ka merwerk, de tweede de Kamer weer te verlaten voor het wethou derschap. Toen ik dat echter drie weken deed had ik nog nauwelijks zin in de Kamer". Hij zat op de goede stoel. Hij had een grote belangstelling voor kunstzaken en sport. „Ik ging als knaapje van twaalf naar de hbs en binnen drie maanden had ik m'n eerste hockeyclub opgericht. Ik ben uiteindelijk gestrand in mijn derde vereniging, heb er drie opgericht. Ik heb tot m'n achtendertigste hoc key gespeeld, toen kreeg ik hernia. Toen ik de dokter, die me overi gens niet hoefde te opereren, vroeg of ik weer kon hockeyen, zei hij: natuurlijk, mijn jongen, als je maar geen onverhoedse bewegingen maakt". Vrije zaterdag Eén wapenfeit uit zijn tijd als wet houder vertelt Vrolijk nog steeds met gepaste trots: de vrije zaterdag in het onderwijs. Den Haag was de eerste gemeente die, na een overi gens moeizaam gevecht in het col lege van burgemeester en wethou ders en de raad, daartoe overging. „Later kreeg ik te horen dat het een uitstekende beslissing was ge weest, omdat de kindertjes zater dags ongewassen en ongekamd op school kwamen, als de ouders lek ker aan het uitslapen waren. Die dachten: laat de meester er maar voor zorgen". Vrolijks politieke carrière stopte niet bij het wethouderschap van Den Haag. Hij werd minister van CRM in het kabinet-Cals. Erg lang kon minister Maarten Vrolijk niet van zijn positie genie ten. De Nacht van Schmelzer, „mijn onaangenaamste ervaring in de politiek", zorgde voor een val van het kabinet-Cals. Na anderhalf jaar ministerschap was hij weer ge woon kamerlid, tot zijn grote te leurstelling. „Ik had voor het mi nisterschap mijn hoogst interessan te werk in Den Haag opgegeven. Dat vond ik toen een uiterst moei lijke beslissing. Dan geeft een zo snelle terugkeer in de Tweede Ka mer een nogal katterig gevoel". Commissaris van de Koningin in Zuid-Holland was de eerste functie van Vrolijk waarnaar hij moest sol liciteren. Voor zijn vorige banen was hij altijd gevraagd. „Ik wist he lemaal niet hoe je een sollicitatie brief schreef. Ik heb geloof ik wel aan iemand gevraagd: hoe doe je dat nou eigenlijk? Sindsdien heb ik ontzettend veel sollicitatiebrieven in mijn handen gehad. Ik acht me zelf nu wel deskundig". Minder Twaalf jaar heeft Vrolijk die werk zaamheden verricht. Rijkelijk lang, vindt hij zelf. Nu wacht hem zijn pensioen. Hij wordt 65. Hij is niet bepaald vrolijk bij dat vooruitzicht. „Je vijfenzestigste vind ik geen be gin van een plezierige periode. Er zijn een hoop mensen die dan ver schrikkelijk kwaad worden en zeg gen, man, je hebt nog zoveel te goed. Nou dat zal dan wel, maar ik vind het een duidelijk mindere pe riode". Hij zegt het niet omdat hij het in veel zaken nu aan anderen moet overlaten. „Daarmee heb ik me ge heel verzoend. Als ik kijk naar mijn eigen kinderen denk ik: tot voor kort was je niet geneigd veel aan hen over te laten, maar nu wordt het tijd dat je dat wel d;n De generatie van nu moet het rr%t eens doen". q] Een van de consequenties van )u bereiken van zijn pensioen is ,n hij zijn ambtswoning in WassenL moet verlaten. Echt jammer vi^ hij het niet. „Ik kom uit een om^ ving, ook qua politieke instelliL die zich daar niet zo op zijn genlr, voelt. Ik voel me daar zelf t beetje een fremdkórper. Mijn l4 ste werkbezoek heb ik aan Was») naar gebracht. Ik vond toen-g, agenda waarop stond dat comity saris „J. Vrolijk" de opening t, verrichten. Ik heb toen ook gezeft u ziet, tot het laatste toe blijft gc den: hij was en bleef een vreemjj ling". a Vrolijk trekt terug naar de Ity Niet naar Scheveningen, waarl geboren en getogen is, een waarop hij niet nalaat de nadrufy leggen, maar naar nabij Kijkdi^ Dat heeft het voordeel te kumt, genieten van een stukje badplajj zonder de daarmee in Schevei^ gen gepaard gaande (parkeer)jt blemen. Het zal wel wennen z[. Zijn hele arbeidzame leven brajj hij door binnen de beperktheid hooguit drie vierkante kilome! Den Haag: de krantenredacties, j, Binnenhof, het Haagse stadhuis!, het provinciehuis. 5 Is Vrolijk, enigszins peinzend de tl' komst inblikkend: „Ik heb me i gerealiseerd dat ik daar dan nietj, tijd meer in verkeer. Dat asfalt j dat stadscentrum hoort net zol me als die oude verbondenheid 4 strand en duinen. In die zin bent een Scheveninger die zich ook genaar noemt". KOOS VAN WH Foto: MILAN KONVALINl In 1957 werd kroonprinsje Charles in een Londens ziekenhuis van zijn amandelen afgeholpen. Dat was een rampjaar voor de Britse jeugd. Tonsil- lectomie werd plotseling een uiterst chique, zelfs koninklijk goedgekeurde operatie waaraan bijna de hele bloem der Engelse natie ten offer viel. De beroemde tekenaar Giles tekende voor de Sunday Express een grimmi ge stoet moeders die hun kroost naar de KNO-kliniek sleurden. Zei het ene slachtoffertje tegen de ander: „Ze wist niet dat ik een amandel in mijn kop had tot prins Charles van de week in de krant stond". Zo gek zijn wij Nederlanders ge lukkig niet (tenminste niet op die manier). Toch gebeurt een simpele operatie als een tonsillectomie hier J. Paalman den. In 1973 werden in Zuid- land bij 7 op de 1.000 kinderen de amandelen verwijderd en in Utrecht bij liefst 13 van de 1.000. Waren de Utrechtse kindertjes on gezonder? Dat laat zich moeilijk in denken. Waarschijnlijker is dat de Utrechtse artsen een ruimere medi sche indicatie hanteerden dan hun Zuidhollandse collega's. Een medische indicatie betekent zoveel als een met medische argu menten omklede reden om al dan niet tot behandeling of onderzoek over te gaan. Hoe sterk een medi sche indicatie van arts tot arts of van jaar tot jaar kan verschillen, blijkt pas goed als je alle behande lingen of onderzoeken op een sta tistische hoop gooit. Dan blijkt bij voorbeeld ineens dat het aantal keizersnedes tussen 1974 en 1980 met 70 procent is toegenomen. In diezelfde tijd verdubbelde het aan tal baarmoederoperaties. Ook kun je dan grote verschillen in hande len tussen artsen constateren: een plattelandsarts bijvoorbeeld ver wijst stukken minder naar de spe cialist door dan zijn stadse collega. De ene huisarts schrijft tot vijf keer meer medicijnen voor dan de an der. Enzovoort, enzoverder. Dure beslissingen Waarom die verschillen bestaan is niet altijd met een medische reden te verklaren. Integendeel. Boze tongen beweren zelfs dat de voor naamste reden waarom het aantal medische verrichtingen is toegeno men, een kwestie is van werkgele genheid. Hoe meer artsen er zijn, hoe groter het aantal van de medi sche verrichtingen. Hoe dan ook, men is steeds meer belangstelling gaan krijgen voor de manier waar op artsen hun vaak dure beslissin gen nemen. Een produkt van die belangstelling is de protocollaire geneeskunde. Het vak, laat ik dat maar gelijk zeggen, staat nog in zijn kinder schoenen. Protocollaire geneeskun de komt er op neer dat voor elke denkbare afwijking een protocol wordt gemaakt, een soort spoor boekje waarin precies staat be schreven welk onderzoek bij welk symptoom nuttig is en welke be handeling daarop kan volgen. Nog belangrijker dan wat in het proto col staat is wat er niet in staat: de onderzoeken die in een bepaald stadium geen nut hebben, de be handelingen die niets of weinig uit halen. Een belangrijk hulpmiddel van de protocollaire geneeskunde is de beslisboom. Dat is een soort doolhof met aan het begin de klacht van de patiënt. De uitgang vindt de dokter door steeds vragen met ja of nee te beantwoorden. Dus: heeft de patiënt koorts? Ja- Nee. Plast hij veel of juist heel weinig? Moet hij braken, ja dan nee? Enzovoort. Stap voor logische stap neemt de dokter op die manier zijn beslissingen. Wijkt hij van het protocol af dan kan het niet anders of hij moet dat voor zichzelf goed beargumenteren. Weerbarstiger Het ei van Columbus, eenvoudiger kan het al niet. Helaas is de prak tijk weerbarstiger dan de theorie. Het is buitengewoon moeilijk de gangbare medische wijsheid in een beslisboom te stoppen. Bovendien laat een bepaalde patiënt zich niet zo gemakkelijk in een schema voe gen. Gelukkig niet, haast ik mij er aan toe te voegen. Toch heeft pro tocollaire geneeskunde de toe komst. Om een, heel simpele reden: het geld is op en overdadige medi sche beslissingen kosten geld. Van daar dat met name de ziekenfond sen buitengewoon geïnteresseerd zijn in goed controleerbare metho den van medische behandeling. Ze denken zich daarmee een hoop geld te kunnen besparen. Hoezeer tot chagrijn van patiënt en ziekenfonds de geneeskunde zich zelf voorbij kan hollen werd on langs aardig geïllustreerd in een Medi* „Praktijkperikel" van Contact. Een oudere patiënt heeft plotseli last van krachtverlies in de rechj lichaamshelft en ook het praj gaat moeilijker. „De verontruste.] milie slaat alarm en even later j treedt De Geneeskunde het vertn in de persoon van de eenvoud dorpsdokter". Zijn diagnose: hl senbloeding, hij meent zelfs te y ten dat de arteria cerebri media] boosdoener is. Hoewel de dor dokter wel eens twijfelt aan het j om een dergelijke patiënt te la opnemen, stuurt hij hem toch Die ligt dan acht weken in het kenhuis, wordt behandeld door neuroloog, een internist, een va chirurg en een cardioloog en dergaat even tellen 17 ond zoeken. Voor een van die ond zoeken was zelfs 100 kilometer a bulance-vervoer noodzakelijk. tiënt blijft desondanks toch in ven", aldus de dorpsdokter, verlaat het ziekenhuis onder de agnose: uitgebreide circulatiesto nis in het rechtermedia gebie Dat was dus precies de diagn waarmee de patiënt was in stuurd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 16