Terug naar Neuengamme met zijn 55.000 doden 'SIJTHOFFPERS BINNENLAND/BUITENLAND CcidócSoiucmt VRIJDAG 4 MEI 1984 PAGINA 11 Met twee voormalige gevangenen gingen we vorige maand terug naar de hel: het concentratiekamp Neuengamme bij Hamburg. Of liever: terug naar de schamele resten van die moordplaats, waar tussen 1938 en 1945 rond 55.000 mensen omkwamen. Ben Gerritsen (68) uit Deventer en Yme Feitsma (77) uit Zwolle kwamen er levend uit, anders dan zo'n ze venduizend Nederlanders die er doodgeknuppeld, gehangen of kapot gemergeld werden. De twee vrienden overleefden een martelgang van vier jaren, zij het voor altijd geschonden. Het verslag van een pelgrimstocht. EUENGAMME Aanvan- ilijk heeft de terugkeer naar helleplek veel weg van een irgeloos uitstapje voor vier ;ren. In de gestaag voortdie- lende auto keuvelen de bei- ex-gevangenen met de foto- aaf en mij over de koetjes en kalfjes in de zonnige oordduitse laagvlakte. Ben erritsen deelt pepermuntjes t en Yme Feitsma maakt ;elvuldig woordgrapjes. De :enruimte in de auto stemt ?m tot tevredenheid. „Beter in in de oorlog. Toen we in trein naar de camping euengamme werden afge- >erd moesten we op één been zo stijf stonden we op kaar geperst. De heren reis- iders wilden zoveel mogelijk ensen in staat stellen mee te mieten". Ih iraj jullit uUtinnkn. jmfim 6otl, wilmromul1 Omt luin a nul ujrool. fomm m jtn w hil m ilóom luirdxnL J I/; imm tm rliqluijJgg# I t umi m Oti.mtlmttopitl, hoer' Idetm. /kct.viiki.jiiult\ htlvtiiimikiul klier n m lm mt j mi vrnltrwtrktn. t Ik mul étnktn hebben. Dat was op 10 januari 1943, in het Revier, een zie kenbarak van Neuengamme. Daar lagen ze naast elkaar. Ben met natte pleuris en Yme aan het eind van z'n Latijn. „Ik had de brutaliteit om na het appèl in mekaar te zakken. Afgevoerd naar het lijkenhuis je, waar je normaal gesproken niet meer levend uitkwam. Maar Winko, een Joegoslavi sche arts, wiens röntgenappa- raat ik ooit gerepareerd had, wist me eruit te smokkelen. En weet je wat vriend Bé zei toen ik naast hem kwam te liggen? „Wat hoest-ie dreuge, ie haalt de avond niet meer". Ja, een heel opwekkende knaap, die Bé". Sindsdien spreken de beide vrienden elkaar aan met „Dreuge hoest" en „Natte hoest". De vele vernederingen en mis handelingen die hun lijdens weg markeerden, komen ter sprake. Een van degenen die op Berend inramde heette Ko- talla, de beul van Amersfoort, een van de drie van Breda. Yme werd tijdens verhoren in Scheveningen systematisch ge marteld: gummislang op nat achterwerk, brandende sigaret op het hoofd uitgedrukt, voor twee dagen bewusteloos gesla gen. „Maar ze hebben geen woord uit me gekregen", is zijn trots. NN op de rug Ter dood veroordeeld, met de letters NN (Nacht und Nebel) op hun rug geverfd, kwamen ze in concentratiekamp Neuengamme terecht, dertig kilometer ten zuidoosten van Hamburg, waar de nazi's tien duizenden voornamelijk poli tieke gevangenen uit meer dan twintig landen slavenar beid lieten verrichten en lie ten kreperen. „Arbeit macht frei" §tond er boven de poort. „Grappige jongens, die Duit sers", merkt Yme droog op. Voor hem zal de oorlog nooit afgelopen zijn. „Je kunt het niet van je afschuiven, je blijft er mee bezig. Ik ben nog altijd op zoek naar die Akenaar, een of andere Scharführer. Ik heb er bij gestaan toen hij in de bunker een stuk of twintig Russen elkaar liet ophan gen Jazeker, de een moest de ander ophangen. Alleen bij de laatste trapte hijzelf de stoel onder de man weg. Ik was daar om een schakelaar te ver wisselen. Ik heb nog nooit zo snel gewerkt. Als zo'n meneer eenmaal de smaak te pakken heeft Ondanks veel navraag, veertig jaar lang, heeft hij de man nog niet kunnen opsporen. Verbe ten: „Maar ik breng hem aan, als het zwijn nog niet dood is. Ik heb er meer aangebracht". Ten bewijze verhaalt hij van een ontmoeting met een patse rige Duitser op vakantie in Ti- rol. „Die kerel nam het haze- pad, maar ik heb z'n naam en adres doorgegeven aan Wie- senthal. Ja zeg, ik laat m'n va kantie niet bederven". Ben jaagt op een andere ma nier op fascisten. Niet zozeer de individuen zelf als wel hun ang voor Hamburg zitten we t over de oren in de oorlog, me verhaalt van zijn verzets lieden. Als buitendienst-in- lecteur van de IJsselcentrale ad hij in die dagen bijvoor- ïeld vrije toegang („met een onderausweis") tot de vlieg- elden Twenthe en ook Leeu- arden („Daar overblufte ik gewoon met m'n Ausweis ie natuurlijk niet voor Fries- ind gold"). Hij wist van deze jiilitaire bases de plattegron- en in handen te krijgen, die p microfilm naar Londen ge tuurd werden. Daarmee was jn werk nog niet af, want als lerwoed zendamateur („Al ler voor de oorlog stoeide ik [et die apparaten en nog leeds") seinde hij vanuit zijn kvolse woning de Duitse posi es en versterkingen over aar een contactman van de Ingelse Home Service. Het prokkelen van militair be- ingrijke gegevens, levensge vaarlijk speurwerk, deed hij b zijn motorfiets, een voor- prlogse Royal Enfield die op ejatte vliegtuigbenzine liep. LÉn gelukkig net iets harder Jan die dingen van de Duit- |brs, die me verscheidene ke en hebben achtervolgd"). boor infiltraties van een Duit- e spionne, die hij na de oorlog ielf ontmaskerde, werd Yme tepakt. Hij belandde in 1941 in Icheveningen, de eerste ge vangenschap in een reeks van eventien gevangenissen en ioncentratiekampen. rat Yme op de motor klaar peelde deed fietsenmaker Ben ({erritsen in zekere zin op zijn ^cefiets. Als aankomend pro- .fessional onderhield hij op zijn ;Bgelijkse trainingsritten con- jeten met de leden van de il legale Waarheidsgroep. Door (erraad viel ook hij in 1941 in unden van de Duitsers. Ben tegon zijn ellendige tocht door e cellen en kampen in Arn- jtm. Zijn vader, voormalig ipmmunistisch raadslid in De alen ter, was al veel eerder ge- liakt. „Die heeft het niet over- f|efd. Doodgeschoten. Hij was -b'n grote voorbeeld, kun je ;feggen. Vanaf 1933 al was ons 5luis een opvangcentrum voor -luchtende emigranten uit cpzi-Duitsland. M'n vader aelp ze verder op weg. Maar -je aanvoerlijn was geïnfil- .reerd door een verrader, zo- ijat het voor de Duitsers direct ia de bezetting een koud njunstje was om 'm op te rol- Jn". [moties lit het gistend vat der herin nering wellen emoties op. De ptorit verliest aan zorgeloos heid. Er vallen stiltes. Voor pt eerst sinds tijden bezwijkt "Ten voor een aangeboden siga- et. Hij rookt op één long, de ndere werd weggesneden in fcn ziekenhuis, na vier jaar uren in sanatoria vanaf 1945. vindt je vrouw dat wel ped?", plaagt Yme in een po ng de spanning te breken, (•ten monkelt wat en inhaleert retig. net gevoel voor understate ment verhaalt Yme hoe de lide heren elkaar ontmoet >o BUSKE EN WISKE Temidden van Duitse scholieren vertelt Ben Gerritsen van zijn kampervaringen. gedragingen vormen het object van zijn hartstocht. Waar ook in Europa het fascisme de kop opsteekt. Ben is erbij om het de grond in te stampen. Tien tallen, zo niet honderden na oorlogse manifestaties en de monstraties telden hem onder de deelnemers. En nog steeds is hij present met zijn geteis terde lijf. In Deventer licht hij als lid van het anti-fascistisch comité scholieren voor. En als bestuurder van de „Amicale Internationale de Neuengam me" heeft hij krachtig meege holpen („zeg maar gevochten") om de resten van het vroegere concentratiekamp te redden en tot monument te verheffen. Heftig zegt hij: „Het fascisme loert altijd en overal. Het is nu eenmaal een uitwas van het kapitalistische stelsel. Dat moet voortdurend bestreden worden". Muselmann We naderen de vroegere „camping" over de Heerweg. „Hier hebben duizenden ge vangenen gelopen, vanaf het station", gebaart Yme zonder een spoor van ironie. Het tweetal valt stil als we bij het monument staan, een torenho ge, rechthoekige zuil met aan de voet een stervende „Musel mann" in brons, gemaakt door een Frans kunstenaar, een me degevangene. Met het scheld woord „Muselmann" duidden de nazi's de uitgemergelde kampbewoners aan, die ner gens meer voor deugden be halve voor het crematorium. We lezen de gedenkplaat in de muur (van de 106.000 gevange nen kwamen er 55.000 om) en kunnen het niet bevatten. In het verderop gelegen, zwartgeverfde en in kil beton gebouwde documentatiecen trum stevent Yme direct af op een stuk prikkeldraadomhei ning. Bewogen brengt hij uit: „Daar staat m'n werk. Exact zoals het was. Het hele kamp was hiermee afgezet. Een groot deel ervan heb ik moe ten aanleggen. De elektrische bedrading dus. Elke avond moest ik de hoogspanning con troleren. Ik hoor nog die SS- bewaker flemen: „Fass 'mal an, will sehen was passiert". De schoft". De documentatie is overweldi gend. De vele foto's en attribu ten geven een gruwzaam beeld van het kampleven. We zijn de enige bezoekers, maar het is ook bijna sluitingstijd. „Er komen hier toch wel zo n hon derd mensen per dag gemid deld", schat de vrouw in het beheerderskantoortje. „Veel schoolklassen uit Hamburg". Prima zaak, oordeelt Ben, die haar het hoe en wat van ons bezoek uitlegt. Zichtbaar on der de indruk schotelt ze ons een kopje thee voor. Ben paft er aardig op los. Je had geluk in Neuengamme als je een vak verstond, maakt het vrienden paar duidelijk. Als Elektriker zwierf Yme over het hele DE LIEVE LILLEHAM amammamÉÈÊÊ Yme Feitsma (links) en Ben Gerritsen bij het kunstwerk van de Muselmann, dat door een medegevangene bij Neuengamme is gemaakt. kamp, waar hij bij vriend en vijand faam verwierf als „Tau- sendkünstler". Ben stond van 's morgens zes tot 's avonds zes aan de bankschroef, waar hij zo goed en kwaad als dat ging („vaak kwaad, want ik heb er heel wat laten misluk ken") onderdelen maakte voor lanceerinrichtingen in Duitse duikboten. „In de werkplaats had ik uitzicht op het Klinker- werk, de kleigroeve waar elke dag een dikke duizend gevan genen werden afgebeuld. Daar kwam je terecht als je geen vak kende. Bis zum Verrec- ken. Of als je Rus was, want aan die mensen hadden de SS'ers gruwelijk de pest. Ik heb er wat zien doodknuppe len. Per dag twintig tot veertig doden. Exact om half zes ging de wagen met doden voorbij onze barak, getrokken door medegevangenen. Ben, is de rolwagen al voorbij? Hoe vaak ze me dat niet gevraagd heb ben. Je had natuurlijk geen horloge". Geluidloos huilen We mogen nog even rondkij ken voordat we naar ons hotel in Hamburg vertrekken. In gewijde handeling schrijft het tweetal zijn namen en stam- nummers in het gastenboek, Ben nummer 9745, Yme num mer 17307. Een paar meter verderop, bij twee gestapelde houten kribben (origineel, af komstig uit kamp Sachsenhau- sen), gaat Ben op een bank zit ten. Hij huilt geluidloos. „Bij de opening van dit centrum kon ik er al niet tegen", ver klaart hij ontredderd. Yme heeft ogenschijnlijk nergens last van. Hij verhaalt van de zorg, waarmee de nazi's hem omringden. Elke dag een paar sneetjes brood en een liter wa tersoep. „Het was een prima slankheidskuur van die jon gens. Aan het eind woog ik nog vijfenzeventig pond. Te genwoordig honderdzestig. Alsof dat zo goed voor me is". De kribben zijn nog geen me ter breed. „Toch sliepen we er op 't laatst met drie man in. Twee hoofden naast mekaar. De derde man lag dan met z'n tenen in je neus te pulken. Omkeren deed je tegelijk, an ders ging het niet". Buiten bij de gedenkplaat tref fen we een Duitse leraar. Hij zoekt nog altijd mensen die z'n omgekomen broer in Neuen gamme hebben meegemaakt. Of die Herren hem soms her kennen, vraagt hij, een foto to nend. Ben en Yme schudden het hoofd. „Leider". Ben be gint over de neo-nazi's in Duitsland en Yme vertelt een grappig voorval uit het kamp. „Sie können noch lachen", roept de leraar verbaasd. „Deswegen sind wir durch ge- kommen", verklaart Yme. Bij het afscheid zegt de Duitser: „Ik ben blij met deze ontmoe ting". Yme buiten gehoorafs tand: „Je ziet, er zijn ook nog wel goeie Duitsers". De volgende morgen aan het hotelontbijt. Ben heeft goed geslapen. Yme nauwelijks. „Hij heeft de helft van m'n slaapmiddelen ingepikt en ronkte meteen. Ik spookte om twee uur nog op. Die hele camping kwam weer boven", vertelt Yme. We rijden naar de overblijfselen van het kamp, vijfhonderd meter van het monument. Alleen de twee stenen barakken, door de ge vangenen zelf gebouwd, staan er nog. Ernaast prijkt een fors, vierkant bouwwerk met hoge witte muren, afgezet met rol len prikkeldraad en bekroond met een uitkijkpost. Het blijkt een jeugdgevangenis. Yme wiist op een omrasterd voet balveld, kennelijk de speel plaats van de jeugdige crimi nelen en zegt: „Dit was onze appèlplaats vroeger. We zullen hier wat afgebibberd hebben. De doden moest je 's morgens meenemen. Want de telling moest kloppen. Anders bleef je staan. Ik heb hier een keer ze sendertig uur gestaan. Twee arbeiders van de steenfabriek waren zoek. Ze hadden zich verstopt, maar ze zijn door honden opgespoord en uit el kaar getrokken. Ze werden la ter op de appèlplaats gelegd. Dan klopte het weer. Aardige mensen, die moffen". Hangpartijen Ben herinnert zich: „Hier ke ken we ook altijd naar de hangpartijen. De keuze van de slachtoffers was willekeurig. Voor een grote bek konden ze je al hangen. Die angst die je had als je de poort binnen liep. Dat je eruit geroepen werd. Niet te beschrijven Ik kon die vertoningen nooit aanzien. Ik vroeg altijd: jongens, hangt- ie? Als ze meteen hun nek braken was het binnen een minuut afgelopen. Maar som migen hingen wel twintig mi nuten te spartelen. En dan schalde het commando: „Ein Lied!" Je moest dan zinggen met z'n allen: „Für uns geht die Sonne nicht unter". Hij probeert het nog eens, maar de tweede regel al blijft in z'n keel steken. Wijzend op de bo men rondom, waarvan het eerste groen al door de takken schemert, als teken van on stuitbaar nieuw leven, zegt hij: „Veertig jaar terug stond hier geen struik, het was één grote kale vlakte. En regenen, altijd maar regenen". We lopen verderop naar de plek waar de bunker heeft ge staan. Wie daarin eenmaal op handen en voeten rondkroop (staan kon je er niet) hoefde weinig illusies meer te hebben. Afgezien van de mishandelin gen volgde vaak al snel de hongerdood. Om de gestraften niet direct de geur te laten missen, plaatste de SS meer malen een dampend pannetje met eten buiten op het onbe reikbare rooster. „De deur stond bol van de lijken", zegt Ben, op een bord wijzend, waarop keurig netjes vermeld staat dat op deze plek in de herfst van '42 welgeteld 448 Russen door Cyclon B-gas uit de weg zijn geruimd. „Dat was van die professor Hirth, die hufter die in opdracht van IG- Farben proeven nam met dat gas. Dat heeft-ie ook gedaan in kamp Natzweiler, waar ik in '44 terechtgekomen ben. Om dat wij Hollanders tot de Ger manen gerekend werden, ben ik toen net de dans ontspron gen. Russen, zigeuners, homo's hadden voorrang". We staan Stil bij de ingelegde keienvloer waar het cremato rium gestaan heeft. Ben: „Als je daar werkte had je een lui- zeleven. Eten en warmte ge noeg. Ze sliepen er ook. Maar na zes weken werd je opge hangen. Gegarandeerd. Nie mand mocht het navertellen. Zo geraffineerd zat het sy steem in mekaar". Yme: „Ik heb in die bunker wel dingen gerepareerd. Soms moest ik meehelpen. Dat maakte voor die SS'ers toch geen verschil. Ik heb die lucht altijd geroken. Als ik ergens een barbecue ruik ben ik weg. Precies dezelfde lucht. Totaal van de kaart. Ik ben door m'n schoonzoon een keer uitgeno digd voor zo'n barbecue. Ik heb gebeld dat ik wel de vol gende dag kwam. M'n jongste dochter wist waarom". Nooit over gesproken Opeens blijkt Ben verdwenen. Hij staat verderop temidden van een groep scholieren en getuigt vurig van zijn niet af latende strijd tegen het opko mend fascisme. De kinderen, een klas van een ambachts school uit Hamburg, hangen aan zijn lippen. Yme troont mij mee en fluistert om zich heen spiedend: „Wat ik je nu ga vertellen, daar heb ik nooit met iemand over gespro ken Hij slikt moeizaam, wacht even en zegt dan: „Ik heb hier gezien, dat ze dijbe nen van mensen hadden uitge sneden". Bedoelt hij dat ze aan kannibalisme deden? „Alles wees erop", is het korte ant woord. Even later, als hij zich zelf weer onder controle heeft, zegt hij: „Iemand die dit niet meegemaakt heeft, beseft niet wat dit geweest is". De klinkerfabriek even buiten het kamp staat er nog. Ook de helling (die Rampe) waartegen de gevangenen hun met klei gevulde kiepwagens (onder stokslagen) moesten opduwen, is er nog. De rails liggen te verroesten. Ben gaat ertussen staan en zegt: „Er was een ket tingsysteem om de lorries om hoog te trekken, maar om de gevangenen te sarren, schakel de de SS vaak de elektriciteit uit". De fabriek, gelegen aan een dood stuk van de Elbe, is al weer jaren gedeeltelijk in ge bruik als scheepswerf en als winterbergplaats voor luxe jachten. Het Wirtschafswun- der verdrong het schuldcom plex. „Maar ze moeten hier wel ver dwijnen", weet Ben te vertel len. „De gemeente Hamburg heeft pas geleden drie miljoen mark uitgetrokken om van de (ADVERTENTIE) fabriek een monument te ma ken. Dank zij de SPD-meer- derheid in de gemeenteraad. Wel wat laat, maar het gebeurt dan toch". Yme, die al die tijd opvallend stil is geweest, pakt een elze- tak beet en zegt: „Wat is de natuur toch mooi hè"? In het documentatiecentrum stuiten we opnieuw op een schoolklas, verzameld rond een houten martelwerktuig, waarop gestraften met hun blote achterste naar boven werden vastgezet. „Vijfen twintig slagen auf dem Ars. Daar waren ze vlot mee. Maar het liefst richtten ze iets hoger en sloegen ze je de nieren ka pot", schampert Ben. „Ik heb wel 'ns drie strafmel- dingen gehad en dat beteken de ophanging, maar daar ben ik door een gelukkig toeval aan ontsnapt. Of was het geen toeval? Ze hebben me wel eens mijn rechteroog uit de kas ge slagen met een gummiknup- pel. Dat was in een ander kamp. Maar dat is weer goed gekomen, zoals je ziet. Ik hoor alleen niet meer zo best". Bevrijding Op de terugweg naar huis wordt de bevrijding (door de Amerikanen) nog eens dunne tjes opgevoerd. Voor Berend kwam die ongelooflijke dag („We lachten en huilden uit duizenden kelen") op 28 april 1945 in het concentratiekamp Dachau en voor Yme („Ik kreeg een Lucky Strike van een Amerikaan) op 30 april in het bijkamp Dachau-Allach. „Het wachten op transport naar huis duurde me te lang. We hebben drie aftandse bus sen georganiseerd, waarvan ik er zelf een bestuurde en we zijn naar huis gereden. Op de bussen een groot spandoek „Dachau-Holland" met een roodwitblauwe strik. Ik was gekleed in een gestolen SS- uniform". Het werd nog een heel avontuur, dat pas na drie dagen eindigde toen hij de bus voor zijn Zwolse woning par keerde. Onbeschrijflijk weer zien. De grammofoonplaat, die hij onderweg van een Duitser jatte, heeft hij nog vaak ge draaid: „Horst du mein heimli- ches Rufen". Yme: „Ik heb het overleefd zonder de na-oorlogse kamp kolder te krijgen, hoe moeilijk ik het soms ook heb". Bij het afscheid zegt hij: „Be dankt, het was voor mij een pelgrimstocht". HOMME KROL 10 dagen met Uw krant naar OOSTENRIJK - TIROL vertrek maandag EQB 28meia.s. VvVl1 In het noordwesten van Tirol ligt het prachtige zestig kilometer lange LECHTAL. Hier vindt de rivier de Lech in sierlijke bochten een weg door de bijna ongerepte natuur. Vanuit de gast vrije dorpen in het dal kan men heerlijke wandelingen ondernemen door bergweiden en dennenbossen langs watervallen en bergbeekjes. U verblijft dichtbij het karakteristieke plaatsje HOLZGAU waar de beschilderde gevels van de huizen en het kunstige houtsnijwerk u zullen boeien. Er zijn schilderingen bij uit de 18e en 19e eeuw. een periode waarin de welgestelde handelaren uit dit plaatsje hun huizen uitbundig verfraaiden. Tijdens uw verblijf in het Lechtal zullen middag- en dagtochten worden ondernomen. Zoals o.m. naar Lech, de hoofdplaats van het Tannenberggebied waar onze koninklijke familie de wintervakanties door brengt. Eveneens dagtochten naar de Bodensee en naar het vorstendom Liechtenstein en een indruk wekkende passentocht. Ons verblijfshotel Is TANNENHOF een geheel nieuw herbouwd vriendelijk familiehotel met vele mogelijk heden. Voor de gasten is er een leeszaal, een zaal voor geweerschieten, biljart, tafeltennis, t.v. en een lig- weide. In de eetzaal wordt 's ochtends het ontbijtbuffet geserveerd en 's avonds het diner. De heen- en terugreis worden in twee dagen met overnachting gemaakt. m mam De prijs voor deze zeer fraaie vakantietrip bedraagt slechts J w 51 w per persoon op basis van een 2-persoonskamer met douche en toilet en halfpension. Inclusief de ex cursies en het afscheidsdiner op de terugreis. Toeslag eenpersoonskamer 60.- per persoon. Gecombineerde reisverzekering 20.- per persoon 5.- poliskosten. Annuleringsverzekering 3 1/2% van de reissom 6.- poliskosten. Inlichtingen en boekingen: telefo nisch onder nr 070-190882 van maandag t/m vrijdag van 9 tot 13 uur (of persoonlijk in onze vestiging Spui straat 71, Den Haag op de hoek van het Spul. POSTBUS 16050 2500 AA a-GRAVENHAGE TEl 070-190882

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 11