i na
lë
Parabel van
een dictator,
een diender en
een dominee
ZATERDAG 21 APRIL 1984
»er het wel of niet
aatsen van
uisraketten is veel
schreven en
sproken. In de
>elopen weken zijn er
k uitspraken van
rkelijke instanties over
it bezit en gebruik van
[rnwapens geweest.'
:of. mr. N. E. Algra
hreef, mede naar
inleiding daarvan in de
Irm van een parabel
ter dit onderwerp. Hij
hoogleraar aan de
fidische faculteit van
Rijksuniversiteit in
irecht.
ilfhuizen werd het dorp wel ge-
femd, omdat het vlak in de buurt
j van een landgoed, waar een
itator de scepter zwaaide, die
(ntig wolfshonden hield. Eigen-
t zouden ze hondswolven ge-
pmd moeten worden, want ze
iren meer wolf dan hond. De
led^orst sprak uit hun felle ogen
ze waren in staat en bereid een-
Ier naar de keel te vliegen en te
den. De dorpelingen waren in
.n hart allemaal bang voor de
'nden, vooral omdat hun baas, de
ïr ootgrondbezitter Beer, pochte dat
9 .j niet zou aarzelen de monsters
9®Jgen zijn tegenstanders in te zet-
n. Alleen uit zelfverdediging ui-
raard. Want hoeveel Beer ook op
n kerfstok mocht hebben, hij
jnng graag de vermoorde onschuld
^.ïkele inwoners van Wolfhuizen
jiMen wel eens heel voorzichtig
demonstreerd tegen de aanwezig-
!d van de mensendoders op het
)ied van Beer, met spandoeken
zo. Maar het terrein van het on-
itelijk grote landgoed hadden ze
■Bbit durven betreden. Het was
ozefliswaar afgeschermd met een ij-
ien'en ^ek, doch het zou wel moge-
nsef zÜn geweest een betoging bij
eenh van de doorlaatposten te hou-
renh. Demonstranten zouden echter
>nt-h vee^ verder zijn gekomen,
enlnt op het landgoed wemelde het
JC}4l terreinpolitie, die alle bezoe-
/ol-N grondig visiteerde en uiterma-
hardhandig kon optreden. Je
iurr grote kans, dat je zou worden
,lisjepakt en een tijdlang opgesloten
ren hepaald niet gerieflijke cel
die Beer had laten bouwen. Bo-
rjpjidien herinnerden de dorpelin
gen i zich heel goed, dat een Aziaat,
eii met zijn gezin in een pikdonke-
vaIJ nacht op het terrein van Beer
,uw s verdwaald, zonder pardon was
n(jt (dgeschoten. Zijn vrouw en kin-
D0jen hadden hetzelfde lot onder-
nte»n. „Zelfverdediging", had Beer
vlogen, „de man kwam spione-
naIjf. De bewaker, die opdracht
;rk<^ gegeven het van de weg ge-
jjj, kte gezin dood te schieten, werd
nfal>r Beer luid geprezen wegens
lt ai plichtsbetrachting en hij had
bij i forse beloning ontvangen. Dit
,rdi edbad had wel even indruk ge-
iwe akt, maar wat wil je? Het dorp
rjp s welvarend en de mensen had-
jen i het eigenlijk veel te druk met
rtjeihzelf te verwennen, dan zich om
leren te bekommeren.
<j( Wolfhuizen wist men natuurlijk
crj ïl goed, dat Beer zich voor de be-
unsrking van zijn landgoed bedien-
j van horigen, die niet vrij waren
yie ;aan en te staan waar zij wilden,
(orf t staan een eigen mening te heb-
rjjjj 1. Daarbij stak wel heel schril
ardi vr'Je leven in de ten westen
i het landgoed liggende dorpen
Welvaart en vrijheid heersten
Je zou uiteraard verwachten,
de inwoners zichzelf voortdu-
id voorhielden, hoe bevoorrecht
M waren vergeleken bij de horigen
ek« bet Oosten. Dat zij zich ook alle-
rde al tot het uiterste zouden in-
lste nnen om niet tot de staat van
?pe 'r>je gebracht te worden. Het is
ieer iter een typisch menselijk trekje,
1 wat je hebt minder te waarde-
l e naarmate je er langer van ge-
al j t. Een veertig jaar geleden wa-
(eel i de vrije dorpen ook onvrij ge-
r dl est, maar wat onderdrukking in-
nal 'dt sprake met name de jonge
ee leratie helemaal niet meer aan.
a c accepteerden vrijheid als iets
nte izelfsprekends, een cadeau
h o arvoor je zelfs geen dankje be-
rec ifde te zeggen, laat staan dat je je
voor zou moeten inzetten om het
a behouden. Daarmee speelden zij
ing eraard de dictator in de kaart.
larom zou hij niet mogen nemen,
ie li arop men in het gebied ten wes-
jlle» van zijn landgoed toch geen
hu Is meer stelde?
te
jve
recht van de sterkste
dat nu allemaal maar zo, zal
in zich afvragen. Is in een be-
aafde wereld toelaatbaar, dat
ije mensen in angst moeten leven
'dat een dictator honden op zijn
rein heeft opgesteld? Maar jr.,
formeel was er weinig aan te doen.
Aannemelijk was, dat de honden
alleen op uitdrukkelijk bevel van
Beer mensen zouden aanvallen. En
Beer had verklaard, dat hij nooit
als eerste van het dierlijk geweld
gebruik zou maken. Sommige dor
pelingen vernederden zich, mis
schien wel uit pure angst, zó diep,
dat zij Beer prezen om deze verkla-
rihg. „Zie eens, hoe goed hij het
met ons voor heeft", zo zeiden ze.
„Wat is het woord van een Beer
waard?", zo vroegen anderen zich
af. In het verleden had hij nogal
eens gegeven beloften gebroken.
Hij geloofde in God noch gebod en
had om aan de macht te kunnen
blijven, reeds talrijke tegenstanders
uit de weg geruimd. Bovendien,
wat zou er gebeuren als het impe
rium van Beer in moeilijkheden
zou raken? Of wanneer er een
machtsstrijd om zijn opvolging zou
ontbranden? En was de welvaart
van het Westen op zichzelf al niet
voldoende bedreiging voor Beers
imperium? Zijn horigen wisten ui
teraard van het veel betere leven
aan gene zijde van de westgrens
van het landgoed, ondanks alle leu
gens die Beer hun daarover dag en
nacht voorschotelde. Het merk
waardige verschijnsel deed zich
voor, dat de horigen die dicht bij
het westelijke hek moesten wonen,
dankbaarder waren voor het be
staan van de vrije dorpen, dan de
mensen uit die vrije dorpen zelf.
Want juist dat bestaan van het vrije
Westen maakte het voor Beer
noodzakelijk zich nog enigszins in
te tomen. Naarmate horigen dich
ter bij de westgrens woonden, ge
noten zij meer vrijheid. Nu ja, die
vrijheid was natuurlijk zeer betrek
kelijk. Zogenaamd om zijn land
goed af te schermen tegen de slech
te invloeden van het Westen, had
Beer een onneembare muur rond
zijn landgoed laten bouwen. Als die
muur echter naar de verkeerde
kant zou omvallen, zou dat voor
degenen die er achter woonden ook
het laatste restje hoop op een bete
re, een vrijere toekomst ontnemen.
Vreesachtige politieman
Een benauwend verantwoordelijke
taak had vooral de diender Groen,
de enige politieman in Wolfhuizen.
Zijn woning werd slechts door een
smalle strook grond van het land
goed van Beer gescheiden, zodat de
honden in een vloek en een zucht
hem thuis zouden kunnen aanval
len. Nu was Groen een principieel
mens, een meelevend lid van de
kerk. Hij was bovendien een gelo
vig, maar toch ook wel wat bang
uitgevallen man. Een conflict was
niets voor hem.
Neutraliteit had hem eigenlijk veel
beter gelegen, maar zo'n halve
eeuw geleden was hij daarmee ui
terst bedrogen uitgekomen. Een
wrede bezetter had talloze dorpsbe
woners weggevoerd en gedood.
Daarom konhij het niet voor zijn
geweten verantwoorden, zoals vele
van de andere dorpelingen, de kop
in het zand te steken. Die waren al
lang blij, zolang Beer hen persoon
lijk maar met rust liet. Sommige
dorpelingen hadden zelfs Beers
landgoed bezocht en meenden dat
er met Beer wel viel te praten. Wat
hij allemaal op het landgoed uit
spookte, zou hun een zorg zijn. Niet
al te luid Beers spionnen zaten
overal scholden zij wel op Beer,
omdat hii aan het andere uiterste
van zijn landgoed een ander land
goed op slinkse wijze had ingepikt
en daar nu de scepter zwaaide. Iets
tegen Beer ondernemen durfde
niemand in het dorp. Voor Groen
lag het echter niet zo eenvoudig.
Hij had een verantwoordelijke
taak. Er waren levens aan hem toe
vertrouwd. Hij moest op zijn eentje
de mensen van het dorp zien te be
schermen tegen een mogelijke
agressie van Beer.
Bondgenootschap „De
Eendracht"
Na de wrede bezetting van het
dorp een veertigtal jaren geleden,
had Groen een hechte afspraak ge
maakt met de politiemannen uit de
andere, ook aan de westkant van
Beers landgoed liggende dorpen. Ze
hadden elkaar plechtig beloofd, ie
dere wrede dictator gezamenlijk de
voet dwars te zullen zetten. Plech
tig sloten de dorpen met elkaar een
verbond, dat ze „De Eendracht"
noemden. Zij zouden altijd vere
nigd en gezamenlijk optreden. Nie
mand zou op eigen houtje mogen
opereren of, wat uiteraard meer
voor de hand lag, mogen capitule
ren, want alleen hun eendracht
maakte macht. Nu moest die macht
natuurlijk niet overschat worden.
De mankracht die „het Westen" op
de been kon brengen, viel volko
men in het niet bij de manschappen
en het materieel waarover Beer be
schikte, zelfs als je rekening hield
met de extra manschappen, die
Beer nodig had om zijn horigen on
der de duim te houden. Toch was
de situatie niet hopeloos, want het
Westen kon natuurlijk met veel
minder mankracht volstaan, omdat
het nu eenmaal er in de verste ver
te niet over piekerde andere dor
pen te veroveren. En een verdedi
ger behoeft uiteraard niet zoveel
mankracht te hebben als een ver
overaar.
Beer wil meer macht
Als men lette op de geweldige
overmacht die Beer al bezat, was
het ronduit beangstigend, dat hij
het bovendien nodig had gevonden,
honden aan te schaffen en op de
dorpelingen af te richten. Cynisch
had hij al eens meegedeeld, dat drie
van zijn honden speciaal voor een
aanval op Wolfhuizen getraind
werden. Wat stak daar achter? Wil
de Beer louter door dreiging met
geweld proberen het dorp in zijn
macht te krijgen? Rekende hij erop
dat door maar genoeg tuig op te
stellen, de dorpelingen wel naar
zijn pijpen zouden willen dansen?
Dat hij ze tot zijn horigen zou kun
nen maken, door alleen maar op
zijn geweldige overmacht te wij
zen? Of was hij werkelijk van plan
de ten westen van zijn landgoed
liggende dorpen binnen te vallen
met zijn horde mannen, voorbereid
door een aanval met de honden?
De politiemannen in de bedreigde
dorpen wisten het niet. Zij hadden
Beer al direct toen hij met de aan
schaf van de honden begon, ge
vraagd daarmee te stoppen. Hij
pochte graag tegenover bezoekers
uit Wolfhuizen, dat het voor hem
een kleine moeite was Wolfhuizen
in één keer van de kaart te vegen.
Of was het geen pochen? Had hij
inderdaad dergelijke voornemens?
Spionageactiviteiten van Beers
schepen in de wateren van de ten
noorden van Wolfhuizen gelegen
dorpen wezen in die richting.
Tegenactie
Goede raad was duur. Op welke
wijze zou men deze geweldenaar
tegemoet moeten treden? Een soci
alistisch politieman, Rood, was ver
antwoordelijk voor een dorp dat
pal aan het landgoed grensde. Hij
voelde zich het meest bedreigd en
kwam met een plan waar aanvan
kelijk wel wat in leek te zitten. Het
ging uit van de veronderstelling,
dat het Beer er alleen maar om
ging door vertoon van macht de
mensen voor hem te laten knielen.
Dat was hem al eens eerder gelukt
bij het dorpje Fin en het lag voor
de hand, dat hij dat recept ook op
andere dorpen zou toepassen. Beer
zag het immers als zijn taak, de
hele wereld onder zijn macht te
brengen. Hij had een grondwet
voor zichzelf opgesteld, waarin hij
onder ede op zich genomen had de
bevolking van de gehele wereld zo
nodig tegen haar eigen wil te „be
vrijden". Dat gebruik van het
woord „bevrijden" was een van die
cynische grapjes van Beer. Alle ter
men, die het Westen dierbaar wa
ren, zoals vrede, vrijheid, democra
tie nam hij over om er een eigen
tegengestelde inhoud aan te geven.
Wie weet, zouden sommige dorpen
uit het Westen daarin trappen.
Het plan van De Eendracht had
louter ten doel, Beer te bewegen
zijn honden van de hand te doen.
Het kreeg het karakter van een
dubbelbesluit: „Wij ondernemen
pas iets, als er geen vredelievende
boodschap van Beer komt". Daar
om werd besloten heel lang met ac
tie te wachten en alle voorbereidin
gen zo openlijk mogelijk te nemen,
zodat Beer kon zien, dat het me
nens was. Het plan tot plaatsing
zou direct van tafel verdwijnen, zo
dra Beer ook maar enige toegeef
lijkheid ging vertonen. Om het te
laten werken, moest het ook erg
demonstratief gebeuren. Zie ie wel
Beer, we nemen eendrachtelijk je
dreiging serieus. Je krijgt ons niet
zomaar onder je knoet. Een groot
bezwaar van het plan was, dat
daarvoor een eigenlijk onbehoorlijk
pressiemiddel moest worden ge
bruikt: gifgas. Rond het landgoed
zouden op enkele plaatsen demon
stratief flessen gas worden opge
steld, die geopend zouden worden,
als Beer met zijn honden en man
schappen zou aanvallen. Eigenlijk
was het strategisch gezien een bij
zonder slecht plan, want als je
openlijk tot plaatsing van de fles
sen overging, zou Beer uiteraard
ook weten waar ze stonden en ze
gemakkelijk onschadelijk kunnen
maken. Het was echter vooral be
doeld als een symbolisch gebaar
naar Beer: „We laten ons nog niet
kisten". De symboliek school er
vooral ook in, dat velen na de Eer
ste Wereldoorlog bang waren ge
weest voor een gasoorlog. „De
Tweede Wereldoorlog wordt een
vreselijke gasoorlog", zo voorspel
den destijds pacifisten. Dergelijke,
vreselijke wapens mag Wolfhuizen,
toen nog neutraal, niet bezitten.
Andere, niet neutrale doch geal
lieerde dorpen dachten er anders
over en het merkwaardige was, dat
de bedreiging met vergelding voor
Hitier voldoende reden was om
nimmer gas te gebruiken.
Veel meer dan symbolische waarde
bleken de gasflessen al spoedig niet
te hebben. De wapens zouden se
lectief zijn en alleen de honden on
schadelijk maken. Proefnemingen
ermee mislukten meestal. Merk
waardig was dan ook, dat de vre-
desacties zich juist tegen deze rela
tief onschuldige wapens richtten.
Vergeleken bij de monsters, die el
ders opgesteld stonden, waren dit
maar vlieggemeppers. Maar het is
nu eenmaal een menselijk trekje,
als hij wreed wakker wordt gebeld
door brandalarm, dat hij zijn eerste
agressie richt tegen het alarm en
niet tegen de brand. Buiten de
waard gerekend.
Het plan had echter nog een zwak
ke kant, waaraan het verbond he
lemaal niet had gedacht. Wanneer
je in een open, vrije samenleving
gaat zeggen, dat je ter afwering van
agressie flessen met gifgas gaat
plaatsen, dan kun je verwachten,
dat de buurt dat niet leuk vindt. De
mensen werden daardoor recht
streeks geconfronteerd met het
dreigende geweld, dat hun overi
gens al lang boven het hoofd hing.
Ook de Wolfhuizers werden hard
handig wakker geschud en zagen
in, wat er tijdens hun slaap was ge
beurd. Zij gingen ageren tegen de
plaatsing, hoewel een plaatsing van
38 gasflessen in feite maar een
druppel was in het moeras van
reeds aanwezige „geweldsmidde
len". Maar een druppel kan na
tuurlijk een emmer doen overlopen
en kleine wapens hebben het na
deel, dat je eerder geneigd bent er
gebruik van te maken. De waard
van het dorp begon een felle actie
tegen de plaatsing. Hij vond, dat
het goede doel de middelen niet
vermocht te heiligen. Gas was een
verschrikkelijk, een verboden wa
pen en dat zou je zelfs niet mogen
gebruiken om er mee te dreigen. Er
waren al voldoende wapens om de
mensheid enkele malen uit te roei
en. De heilloze spiraal van: de ene
partij plaatst nieuwe wapens, de
andere vervolgens nog weer zwaar
dere wapens, moest nu maar eens
doorbroken worden. „Laten wij in
Wolfhuizen nu het verstandigst
zijn", zo betoogde hij, „en daaraan
niet meedoen. Wij plaatsen niet en
rekenen erop, dat Beer zijn honden
ook wel weg doet. Moet je maar
eens uitrekenen, wat het onder
houd van al die honden, die louter
vers vlees mogen eten, hem wel
niet kost. Hij zal blij genoeg zijn, als
hij ze kan wegdoen". Anderen vie
len hem bij en zeiden: „We moeten
meer vertrouwen in onze mede
mensen hebben, ook al zijn dat toe
vallig dictators". Deze woorden
sloegen aan bij de Wolfhuizers.
Massaal gingen zij demonstreren
tegen het gifgas onder de pakkende
leuze: „Elkaar niet vergassen, doch
vergasten".
Gewetensconflict
Groen had het er maar moeilijk
mee. Uiteraard wilde hij loyaal zijn
belofte jegens de andere bondgeno
ten van De Eendracht nakomen.
Samen uit, samen thuis, maar voor
al ook „samen sterk". Met onenig
heid in de gelederen speelden zij
alleen maar Beer in de kaart. Aan
de andere kant was hij het ook vol
komen met de betogers eens, dat
gifgas een verschrikkelijk middels
is. Hij respecteerde de gedachten,
die de anti-plaatsing-beweging
droeg, alhoewel daar natuurlijk ook
onzuivere geluiden werden ge
hoord. Al te gemakkelijk werden
de voorstanders van het „dubbelbe
sluit" afgeschilderd als navolgelin-
gen van Hitier, terwijl het besluit
juist was genomen om te voorko
men dat een tweede Hitier de baas
over de dorpen zou spelen. Groen
ondervond dat af en toe aan den
lijve. Zijn huis werd met haken
kruisen beschilderd, zijn kinderen
werden voor SS'er-jonkies uitge
scholden. Binnen het dorp polari
seerde men steeds meer: er ontston
den twee kampen, die eigenlijk al
niet meer naar elkaar wilden luis
teren. Groen kreeg het steeds
moeilijker. Was hij wel op de goede
weg? Moest hij maar niet liever de
vrede en veiligheid van de inwo
ners opofferen in plaats van met
zulke verschikkelijke wapens te
dreigen? Maar dan dacht hij weer
aan de talrijke slachtoffers, die
Beer ongetwijfeld zou maken, als
hij het voor het zeggen zou hebben.
Als het alleen om zijn persoonlijke
vrijheid of zelfs leven ging, dan zou
hij wellicht ook wel mee actie wil
len voeren. Maar aan hem waren
de levens van zovele weerlozen
toevertrouwd en die mocht hij niet
uitleveren aan Beer.
Kerk zwijgt
De kerk van Wolfhuizen wist ook
eigenlijk geen raad met het pro
bleem. De strijd over de plaatsing
werd binnen de kerkmuren voort
gezet. Uit vrees voor een scheuring
durfde de kerkeraad geen klare
wijn te schenken. Van die kant
kreeg Groen dan ook nauwelijks
steun. Hij had zijn moeilijkheden al
een paar keer aan de plaatselijke
dominee Zwart uiteengezet, maar
die had hem min of meer in de kou
laten staan. De kerkeraad had zich
enkele jaren voordat het dubbelbe
sluit genomen werd, wel eens met
het bewapeningsvraagstuk bezigge
houden en was toen tot de „open
deur"-uitspraak gekomen. „Dat een
huiveringwekkende bewapenings
wedloop niet tot de vrede dient".
Daaraan was toen de oproep toege
voegd dat de kerk zeer duidelijk
heeft te getuigen van de geestelijke
weerbaarheid, waaruit de gelovige
mens vanuit het evangelie mag en
kan leven. Juist met die uitspraak
in het achterhoofd was Groen met
zijn collega's van De Eendracht
gaan overleggen, op welke wijze zij
de wapenwedloop-spiraal zouden
kunnen doorbreken. In het Westen
had men het reeds geprobeerd met
eenzijdige vermindering, door de
vreselijkste wapens met 20 procent
te verminderen, maar Beer was
doorgegaan met zijn wapenver
meerdering. Plaatsing leek nog de
enige weg, die Beer tot afremming
zou kunnen brengen.
Kerk spreekt
Doch de kerkeraad bleef zich niet
in algemene uitspraken hullen.
Ruim twee maanden voordat de
gasflessen zouden worden ge
plaatst, besloot de kerkeraad Groen
„te manen af te zien van elke nieu
we stap op de weg naar een gasoor
log, waaronder het plaatsen van
gasflessen". Hij kreeg een brief,
waarin onder meer stond „dat wa
penen die een massale vernietiging
van een gehele bevolking met één
handbeweging kunnen bewerken,
een macht vormen die „uit den
boze" is. Zowel het vertrouwen op
deze macht als het dreigen ermee
achten wij in strijd met de weg ge
wezen door Christus". Gelet op de
ernst van het probleem deed het
welhaast hypocriet aan, dat de ker
keraad overwoog, dat de gelden
voor de gasflessen beter voor de
hongerlijders in de Derde Wereld
konden worden gebruikt.
De brief deed Groen meer piin dan
alle laster en haat, die hij de laatste
tijd van de zelfk4nt van de vredes-
acties had ondervonden. Hij had
gemeend in samenwerking met
bondgenoten een weg gevonden te
hebben de bewapening terug te
dringen en de vrede te bevorderen.
Een weg, waarop kritiek mogelijk
was, maar die hij en zijn collega's
als de enige uitweg zagen uit de be
staande impasse. Nu werd hij door
de kerkeraad er nota bene op ge
wezen dat bepaalde wapens zo ver
schrikkelijk zijn, hetgeen nu iuist
zijn uitgangspunt voor al zijn han
delen was geweest. Daartegenover
stond, dat er door de raad met geen
woord werd gerept over de proble-
men. die aanleiding hadden gege- -
ven tot het, ook door Groen zeer
betreurde, maar toch noodzakelijk
geachte besluit tot plaatsing. „Jullie
hebben gemakkelijk preken" was
Groen geneigd te zeggen. Je neemt
geen enkele verantwoordelijkheid,
zegt zelfs niet hoe het dan wel
moet, doch veroordeelt louter en
alleen de weg, die wij uit de vrese
lijke impasse mogelijk achten. Een
weg, die juist zou leiden tot het
doel, dat ook de kerkeraad zei te
willen nastreven. Ja, het was zelfs
zo erg, dat hij indirect werd ge
doodverfd als een voorstander van
gasoorlog. Want in de Kerk-
brief stond een oproep van de scri
ba voor mensen die een platform
zouden willen vormen voor een ge
sprek. Tegenstanders van gifgas
hadden zich al gemeld, aldus het
bericht, helaas lieten de voorstan
ders het (nog) afweten. Alsof het
verschil van mening liep tussen
voor- en tegenstanders van derge
lijke barbaarse middelen! Wat een
gruwelijke miskenning van zijn
plannen, waarmee de raad toch zo
precies op de hoogte was. Hij werd
door zijn kerk in een hoek gedrukt,
waar hij helemaal niet wilde staan
en hem werden dingen aangewre
ven, die hij nu juist wilde bestrij
den. Die verloochening van zijn
goede bedoelingen vond hij het al
lerergste.
Plaatsing werd zinloos
Uiteindelijk werden de gasflessen
in Wolfhuizen niet geplaatst. Een
aanvankelijk uitstel leidde op den
duur tot afstel. Plaatsing had im
mers geen enkele zin meer, nu dit
afweermiddel tegen Beer onvol
doende draagvlak in de bevolking
bleek te hebben. Alleen een een
drachtig, gezamenlijk optrekken
zou indruk op Beer kunnen maken.
Van een plaatsing tegen de zin van
de helft van de bevolking ging
geen enkele dreiging uit. Beer kon
gerust zijn gang gaan. Zelfs als ze
geplaatst zouden worden, dan had
Beer er wel op kunnen rekenen,
dat de flessen door vredelievende
saboteurs toch onklaar zouden wor
den gemaakt. Het dubbelbesluit
was door goedbedoelde acties van
de vredesgroepen doorkruist. Een
weg om tot wederzijdse wapenver
mindering te komen was, een iro
nie van het lot, door vredesacties
afgesneden. De Eendracht was
weer terug bij AF. Of eigenlijk ver
terug achter AF. Van het samen
optrekken was bij deze eerste
krachtproef weinig terechtgeko
men. Bovendien was duidelijk
weer eens de zwakte van de demo
cratische samenleving aangetoond,
wanneer het erop aan komt tegen
een gemeenschappelijke bedreiging
één front te maken.
Voor Wolfhuizen leverden de ac
ties en kerkelijke uitspraken een
zwaar negatief saldo op. De vredes
bewegingen vielen snel al ruziënd
uiteen, zodra zij geen gezamenlijke
programmapunten meer hadden
om tegen te kunnen zijn. Een stro
ming predikte de totale weerloos
heid met uittreding uit De Een
dracht. Anderen wilden lid blijven,
doch slechts conventionele wapens
gebruiken, een derde groep wilde
althans voorlopig nog wel beperkte
atoomtaken aanvaarden. Tot een
positief resultaat, een gezamenlijk
opbouwen van een hechte, onver
stoorbare vrede, bleken zij, even
min als wie dan ook, in staat.
De kerk van Wolfhuizen herstelde
zich niet weer van de door de ker
kelijke uitspraak ontstane polarisa
tie. De tegenstellingen tussen hen,
die wilden dat de kerk alleen Gods
Woord zou moeten verkondigen en
slechts richtlijnen zou mogen geven
voor de praktische uitwerking er
van, en anderen, die vonden dat de
kerk óók een zeer concrete bood
schap heeft en zich zou moeten uit
spreken over actuele problemen op
economisch, politiek en juridisch
gebied namen steeds meer toe. Na
de vredesacties was de vrede bin
nen de kerk ver te zoeken.
De enige die in zijn vuistje kon la
chen was Beer.
PROF. MR. N. E. ALGRA