Zestig jaarna 1924 resten ons nog de
gegalvaniseerde resten der railstaven
§)e Doelenbrug: oud h wakelbruggej voor boogschutters
IN '61 VERDWEEN DE LAATSTE „GOUWE BLAUWE" UIT HET LEIDS-HAAGSE GEZICHTSVELD
-llDEN/REGIO
ficidóe(5ou/uwt
WOENSDAG 18 APRIL 1984 PAGINA 5
por de autobussen ben ik
1 |t zo bang. Waar ik me ech-
weieens bezorgd over
£fiak, dat is over de onzeker-
^ld of er wel genoeg vervoer
wachten zal zijn. Vele var-
ns maken de spoeling dun.
rhnenkort komt er nog een
r,t3uwe elektrische verbin-
*n tussen Leiden en Den
Jjag tot stand en als dan ook
n ^spoorwegen hun lijn geël-
trificeerd hebben, zullen er
le elektrische verbindingen
h. En dan nog: Leiden moet
ft slechts naar Den Haag
j>n, doch Den Haag moet
k naar Leiden komen. Ik
jap dan ook, dat de burge-
Drs>ester van Leiden alles in
de werk zal stellen om Lei-
>m }p tot een grote aantrekke-
jcheid óók voor de Hage-
èrs te maken". Deze behar-
jenswaardige, ietwat lucht-
rtige woorden werden zes-
jjaar geleden, op vrijdag 11
ƒ-„Hl 1924, gesproken door
■e /yneer W.J.Burgersdijk, di-
>e^teur van de NZHVM, de
e5Alutmoedige vervoermaat-
«^ïappij die het op die datum
iagde de eerste tram Lei-
jn-Den Haag officieel de
ils op te sturen.
It was mooi weer, die dag,
>n de Blauwe Tram aan zijn
?/J zetocht begon. De Leidse
is/j<festraat stond bol van het
IS imgestroomde publiek en
n'^derden genodigden (veel
/erimwegdirecteuren ook) be-
/Ikten de raadzaal. Er was
erewijn, een fanfarekorps
blies een vrolijk wijsje en de
eerste tramrijtuigen torsten
veel groen en verse voorjaars
bloemen. Er is niets nieuws
onder de zon: na de toespra
ken, geruststellend of vrees
achtig (vanwege die autobus
sen), formeerde het gezel
schap zich tot een lange stoet,
„opgewekt door wijn en mu
ziek", en zo ging het de rijtui
gen in.
Uitgestoomd
Langs de hele route de
stoet van opgepoetste tramwa
gens werd telkenmale staande
gehouden voor huldebetoon
door de gemeentebesturen
van Voorschoten, Veur en
Stompwijk, van Voorburg en
Den Haag werden vooral
door meneer Burgersdijk
speeches afgestoken die me
rendeels verloren gingen in
het omringende enthousiasme
der verbonden bevolkingen.
De „elektrische" kon niet
meer stuk. Zeker niet na
twaalf officiële speeches. Heel
zielig stond in Den Haag, op
de Koningskade, het
S.S.Stoomtrammetje met
„Adieu" geschreven op het
stuntelige locomotiefje. Er
was geen Hagenaar bij die nog
aan Leiden dacht. En hele
maal niet., toen de volkstrek
ker Jean Louis Pisuisse (toen
nog niet doodgeschoten) „zich
op de hem eigene manier aan
kondigde, waarna de lachsal
vo's niet van de lucht waren".
De Blauwe Tram was inge
huldigd. Tussen Leiden en
Scheveningen. De Gele Tram
stond startklaar. De N.S. be
reidden zich voor op elektrifi
catie. Zevenendertig jaar la
ter, op 9 november '61, werd
de onbezorgdheid van Bur
gersdijk aangaande de bussen
begraven. De „nieuwe" lijn
was doodgeconcurreerd door
de voegzame autobus die
overal in het offensief was.
De NZHVM sloeg een andere
richting in; doekte van Haar
lem tot Leiden, tot Zandvoort
en Volendam, van de Amster
damse Spuistraat tot Sloter-
dijk haar Boedapesters, Groe
ne Kikkers en de in volle
vaart van wagen tot wagen
met levensgevaar overwip
pende conducteurs op. Af
scheid met een directie-traan,
aangelengd door de tranen
van de mensen die de Blauwe
hadden liefgekregen. En ach,
hoevelen hebben voor die
■■IL ..HUL 1 ISR
X 'SN
a*?- i'-
prachtige Blauwe met „lage opstap", in 1961 gekiekt op de Bezuidenhoutseweg, hoek Schenkweg, in Den Haag. De rails van
- *it stukje „rijdend toneel" zijn inmiddels heilig geworden, en de wagenvoerders flink bejaard.
prachtige, majestueuse tram
op volle snelheid schud
dend van links naar rechts,
zeg maar heen en weer
niet nog steeds een warm
plaatsje in hun hart! Zeker en
gewis de leden van het Histo
risch Genootschap „De Blau
we Tram", residerend aan het
Schuitwater 1, in Zoetermeer.
Het is voorbij, allang. Ook al
proberen sommigen af en toe
met enige vertwijfeling in
hun ziel hoop te zaaien in ons
ontvankelijk gemoed. Dan is
er weer sprake van „mis
schien komt de tram terug".
Niks daarvan, natuurlijk. On
haalbare zaak. Niet te exploi
teren. Al is ze nog zo populair.
Het is afgelopen, althans in
deze contreien. Tussen
Utrecht en Nieuwegein lukte
het zowaar, met een sneltram.
Maar dat is bij lange na geen
„gouwe Blauwe", die histo
risch is geworden en bijgezet
in de catacomben van vurige
hobbyisten die in de schuil
kerken van hun hechte geloof
in een schoon verleden de ri
ten van een toegewijde lief
hebberij in stand en elkaar op
de been houden.
Rail- aanbieding
Nu heeft dit geprezen Histo
risch Genootschap „De Blau
we Tram" een aanbieding aan
te prijzen. Bij gelegenheid van
de herdenking van de eerste
Blauwe Tramlijn Leiden-
Scheveningen. Het is, name
lijk, bijna een jaar geleden,
dat de laatste NZH-tramrails
uit het wegdek van de Haagse
Bezuidenhoutseweg bij het
Centraal Station gesloopt wer
den. Meer dan twintig jaar na
de opheffing van de lijn lagen
die rails daar nog. Noem het
eerbied, noem het laksheid,
noem het een uitvloeisel van
Op mijn omwegen door stad en land
kom ik graag mensen tegen. ,U kunt
mij telefonisch of schriftelijk vertellen
wie u graag in deze rubriek zou willen
tegenkomen. Ik ben bereikbaar via 071
- 12 22 44 op toestel 10.
een te lage prioriteit, noem
het een „la-maar-zitten".
Maar twee decennia lang la
gen daar nog de relieken van
een verloren elektrische ver
binding: kostelijke railstaven
van een hoog nostalgisch ge
halte. „Hier reed de tram",
dachten velen, als zij dat stuk
je Haagse weg passeerden.
Welnu, het Genootschap heeft
daar brood in gezien. De rails
werden in de zomer van '83
verwijderd en het Genoot
schap wist die laatste resten te
verwerven.
Het ging als met de overblijfs
elen, de relieken, van een hei
lige (die door de oude, gelovi
ge, opportunisten verdeeld
werden in lapjes van het
overkleed, scherfjes van de
botten, plukjes haar, wellicht
stukjes nagel, wat al niet). Het
Genootschap dat de Blauwe
Tram vereert, liet, gans uitge
kookt, een deel van de rails
„voor belangstellenden in
handzame stukken van 3 kg.
zagen en tegen kostprijs aan
bieden". Een werkgroep heeft
inmiddels, in haar vrije tijd,
de rails van 't roest ontdaan.
En, o wonder, duidelijk zicht
baar nog zijn de door tram-
wielen uitgesleten plekken.
Hier past slechts ingetogen
heid. In elk stuk rail, dat een
galvanische bewerking heeft
ondergaan, is het „karakteris
tieke NZH-monogram in ova
le omlijsting gegraveerd en
een volgnummer geslagen.
Een bijgevoegd certificaat van
echtheid geeft een beschrij
ving van het historische stuk
rail". Het is onthutsend origi
neel; geen rail te veel. Wie
beslag kan leggen op een laat
ste stuk NZH-rail van de
Blauwe zal zijn of haar geluk
niet op kunnen, na betaling
van 60 gulden, op postreke
ningnummer 412 327 t.n.v.
G.J.Groenveld, Zoetermeer,
onder vermelding van „NZH-
rail". Thuisbezorging (binnen
de regio) kost 5 gulden extra,
buiten die regio 10 gulden.
Dan heb je nog onbewerkte
stukken Blauwe Tramrails; op
speciaal verzoek leverbaar a
raison van 45 gulden het stuk,
exclusief bezorgkosten. Het
zijn de laatste relikwieën van
een hoogwaardig voorbij tijd
perk. U mag zich dus haasten.
Als u uw geloof niet wilt ver
liezen. Wie weet verkoopt
over zestig jaar een toegewij
de club de laatste stukjes
schroot en banden van de al
lerlaatste autobus. Maar daar
kunt u, voorlopig, nog niet op
intekenen.
werk bracht, is exact boekge
houden van alle afgeleverde
steen. Dat was nodig omdat
hij per 1000 afgeleverde ste
nen 5 stuivers ontving. Helaas
specificeerde hij niet hoeveel
stenen hij precies naar de
Doelenbrug heeft gevaren;
aan de Hoogstraat en Doelen
brug samen werden in totaal
416.000 hartsteen en 68.000
straatklinkers vermetseld. En
denk maar niet dat dit niet
precies klopt, want men was
zeer precies in dit soort zaken.
Zo werd Gerrit Louven op 30
juni 1668 ƒ362 betaald voor
leverantie van 45 rist en 2 lad
Rijnse leien a 8 gulden per
rist (rijst, een bepaalde hoe
veelheid) en kreeg Aert An-
driesz. bijna 7 gulden voor het
natellen van deze leien. In
onze ogen lijkt het onzin ie
mand een paar weken alleen
maar leien te laten tellen,
maar meestal werden deze
dan tevens gecontroleerd op
verborgen scheuren door erop
te tikken. Ook bij het tellen
van stenen werden de slechte
of al te kromme stenen met
een uitgesorteerd.
Wangen
De nieuwe Doelenbrug kreeg
nog wel ouderwetse „wan
gen" of „zonnewachters", dus
hoge gemetselde borstwerin
gen in plaats van leuningen.
De bovenkant daarvan was
meestal van natuursteen, en
stadsmeestersteenhouwer Pie-
ter Pietersz. de Neyn, die al
het werk voor de Doelenbrug,
Visbrug en St. Jansbrug c.a.
leverde, zal ook hier wel na
tuurstenen dekplaten hebben
geleverd. Deze De Neyn (ge
boren 1597 en in 1639 overle
den in Leiden) was overigens
ook een bekend kunstschil
der. Op 31 mei 1668 besloot
het stadsbestuur dat de wan
gen van de Doelbrugge zou
den worden afgenomen en in
plaats daarvan ijzeren leunin
gen in blauwe (natuurstenen)
dekstukken worden aange
bracht.
Dit werd op 25 augustus door
Jacob van Ondertooren voor
88 aangenomen. Voor 30
september moest hij 24 hele
en 22 halve gietijzeren stijlen
op de brug zetten. Deze moes
ten worden glad gevijld, zodat
de naden en oneffenheden
verdwenen. De gaten waar
door de ronde ijzeren regels
onder en boven door de stijlen
gingen, mocht hij niet hak
ken, maar ze moesten worden
geboord. De gaten voor de
klinkbouten moesten worden
„gedrild" en minimaal een
halve duim wijd zijn. Hij
diende in totaal 258 voet (81
meter) regels te leveren met
knoppen aan het eind, die op
alle stijlen, zowel onder als
boven, moesten worden ge
klonken met nagels van een
halve duim dik.
Men zou denken er met deze
toch wel uitvoerige techni
sche uiteenzetting helemaal te
zijn, maar dat pakt anders uit
als men ziet dat Van Onder
tooren niet 88, maar 152
ontving. Uit een door Willem
van der Helm geschreven en
met een speld aan het bestek
van Van Ondertooren vastge-
stoken briefje (de speld is wel
een beetje geroest, maar niet
zo erg als de afschuwelijke
paperclips van tegenwoordig)
blijkt dat er 14 hele en 14 hal
ve stijlen extra met een hoe
veelheid „stukken" en regels
waren geplaatst. Van Onder
tooren had daarvoor 71 ge
ëist, maar Van der Helm had
dat tot 66 teruggebracht.
Merkwaardig is dan echter
dat hij in een krabbeltje in de
marge 88 en 64 optelt en de
uitkomst (152) in guldens op
20 oktober is uitbetaald. Zelfs
een nauwkeurig figuur als
stadssecretaris Jan van Groe-
nendijck is dit blijkbaar niet
opgevallen toen hij op 3 no
vember de nota „geprobeert"
(gecontroleerd) heeft. Overi
gens konden die 28 extra stij
len er best af: op 30 juni van
dat jaar had Gerard de Leeuw
te Amsterdam voor ƒ2000
maar liefst 19.032 pond ijzeren
leuingstijlen geleverd.
Poppen
Deze stijlen („poppen" zoals
ze nu worden genoemd) zijn
van zo goede kwaliteit dat de
aannemer die op 20 maart
1981 aannam de brug te ver
nieuwen ze opnieuw heeft ge
bruikt (alleen de hele stijlen,
de halve zijn bij haast alle
bruggen al lang verdwenen).
De 119 meter leuningregels
moesten echter geheel wor
den vernieuwd. Toen wethou
der Waal de volledig her
bouwde Doelenbrug op 24 mei
1982 in gebruik nam, zal hem
het verschil tussen oud en
nieuw van de fris wit geschil
derde leuningen wel niet zijn
opgevallen. Wanneer ook de
stenen wat meer verweerd
zijn, dan zal het niemand
meer opvallen dat de brug is
vernieuwd. En dat is het doel
van iedere goede restauratie.
kt
jJtt Rapenburg dankt zijn
rjaaie aanblik in niet geringe
late aan een tweetal impo-
inte bruggen met drie bogen:
^5 Nonnenbrug bij de Univer-
teit en de Doelenbrug tussen
ioutstraat en Doelensteeg,
'oor dat fraaie stadsgezicht
fidden ook vroegere genera
ls oog: zo meldde stadsbe-
(hrijver Jan Jansz. Orlers al
1 1641, sprekende over de
ruggen over het Steen-
;huur. Rapenburg en andere
rachten, „De Doelbrugge, de-
lelcke in den jaere 1637 seer
en?hoon met drie boghen van
vieen gebout is". En Orlers
'gbn het weten, want 'als lid
erèn het stadsbestuur zal hij de
ït«'uw van de brug wel eens in
genschouw hebben genomen
,vti kon hij een vergelijking
diaken met de oude houten
Drug die er voordien had gele-
P bn. Het verschil zal zeker ie
dereen zijn opgevallen; de
'ai|buten brug was smal en vrij
sejbog, zodat hij wel eens
kwakelbruggetje" werd ge-
—pemd. Een kwakel is immers
fen hoge steile brug.
(1 de middeleeuwen waren
de meeste bruggen van hout.
Waar dat wenselijk was en de
inwoners die de financiële
lasten moesten dragen dit
kondén en wilden, werden ze
door stenen bruggen vervan
gen. Toch bleef het grootste
gedeelte van de bruggen nog
lang van hout; eerst in de loop
van de zestiende eeuw begon
het aantal stenen bruggen dat
van de houten te overvleuge
len. Het is opmerkelijk dat de
Doelenbrug zó lang een hou
ten brug is gebleven, maar
mogelijk voorzag de brede
stenen Nonnenbrug de be
hoefte aan een goede over
steek van het Rapenburg. Dit
wil niet zeggen dat de Doe
lenbrug maar weinig werd ge
bruikt. Het was de kortste
verbinding tussen het stads
centrum rond het Stadhuis en
de Doelen.
Doelen
De Doelen, zowel de Voorste
of St. Jorisdoelen, waar men
met voetbogen schoot, als de
Achterste of St. Sebastiaans-
doelen, waar men met hand-
Bruggen, we maken er allemaal bruggen. Het zijn geen technische
gebruik van. Zeker in een water
rijke stad als Leiden zijn het on
misbare schakels in het wegennet.
verhandelingen, maar historische
verhalen waarin een Leidse brug
als leidraad dient. De gegevens
Veel aandacht is er nooit aan de zijn verzameld door een werk-
Leidse bruggen besteed. De stilte groep van historisch geïnteresseer-
rond de Leidse bruggen is met de den, die veel van de geschiedenis
presentatie van het uitverkochte van de Leidse bruggen heeft uitge-
maar in herdruk zijnde Bruggen- zocht. Samensteller is de begelei-
boek al gedeeltelijk 'verstoord', der van de werkgroep, de heer P. J.
Het Gemeentearchief aan de Boi- M. de Baar van het Gemeentear-
sotkade hoopt dit jaar de tentoon- chief. Kees van Herpen tekent
stelling „De Leidse bruggen" te voor de eindredactie. De reproduk-
houden. Als inleiding op deze ex- ties zijn van fotograaf Wim van
positie verschijnt in deze krant Noort. Vandaag verschijnt het ach-
een serie artikelen over Leidse tentwintigste artikel in deze serie.
bogen (zoals wij die nu nog
kennen) schoot, waren in 1389
van een terrein aan het eind
van de St. Jorissteeg tussen
Levendaal, Korevaarstraat en
Geregracht verplaatst naar
het terrein aan het eind van
de Doelensteeg. Het huidige
Doelenterrein is echter groter
dan in de periode 1389-1820,
omdat het stuk tussen de ver
lengde Doelensteeg en het Pa
terstraatje er toen nog niet
bijhoorde. De Leidse burgers,
die verplicht waren zorg te
dragen voor de verdediging
van hun stad, gingen hier oe
fenen. Zij waren verplicht
vrij vaak op te draven, zodat
de brug over het Rapenburg
frequent moet zijn gebruikt.
In de loop der eeuwen zal hij
dan ook meerdere malen zijn
vervangen. Dit lot van alle
houten bruggen trof hem ook
weer rond 1580. In een in-
spectieverslag van 1578 werd
gerapporteerd dat het kwa
kelbruggetje bij de Doelen
steeg diende te worden ver
vangen door een nieuwe hou
ten of stenen brug. Denkelijk
heeft die vernieuwing niet
op het Rapenburg met de Doelenbrug rond de eeuwwisseling. De hoge bomen zijn aan
iepziekte ten offer gevallen.
lang op zich laten wachten.
Het is echter geen simpel
werkje om te vinden wanneer
er aan die brug is gewerkt.
Zelfs heel veel arbeid kan
niet alle gegevens aan het
licht brengen. Niet alleen is er
materiaal verloren gegaan,
vooral door vocht, muizen en
vernietigingsambtenaren,
maar soms zijn de gegevens zó
vaag dat het haast ondoenlijk
is daaruit conclusies te trek
ken.
Zo ook met de gegevens over
de vernieuwing van de wal-
muren van het Rapenburg in
1609-1610. Zelfs zorgvuldige
nalezing van alle stukken
over deze zaak kon niet aan
het licht brengen of de Doe
lenbrug, net als de Nonnen
brug, toen volledig is ver
nieuwd. In de altijd heel karig
gespecificeerde rekeningen
van de stadstimmerman blijkt
niet dat er vele weken aan de
Doelenbrug is gewerkt. Al
leen op 29 mei en meerdere
keren in september 1610 de
clareerde timmerman Jan Ot-
tensz. van Seyst kosten voor
werkzaamheden aan de brug.
Vermoedelijk betrof dit
slechts de aansluiting van de
bestaande brug op de nieuw
gebouwde walmuren, maar
wat er nu precies is gedaan,
komt onvoldoende uit de verf.
De houten brug heeft het tot
1637 uitgehouden. Over de
vernieuwing in dat jaar zou
den we ook nog wel beter in
gelicht willen zijn, maar om
dat al het werk door de stad
werd verricht, is er bijvoor
beeld geen bestek gemaakt of
althans bewaard gebleven.
Stadspcrsoneel
Het werk werd door het stad-
spersoneel verricht, zodat
over de heiwerkzaamheden,
waarover toch altijd al relatief
weinig is vastgelegd, niets
kon worden achterhaald.
Overigens moet de term
„stadspersoneel" hier iets
worden genuanceerd. De Doe
lenbrug is namelijk gebouwd
door de bouwondernemer
Passchier van Dalen met zijn
metselaarsploeg, die echter
niet als aannemer optrad,
maar in daguren werkte.
Stadsmetselaar Hendrick Cor-
De
Doelenbrug
voor de
restauratie.
Foto W.
Valentgoed,
1965.
nelisz. van Bilderbeeck zat tot
over zijn oren in het werk
aan de Visbrug-Hoogstraat-St.
Jansbrug, zodat tot deze nood
maatregel moest worden
overgegaan. Er werd een
bouwput gegraven die gedu
rende 8,5 week werd droogge-
houden; de kleerbleker, die
hiervoor zijn pompmolen af
stond, kreeg op 27 september
daarvoor negen gulden uitbe
taald.
Op 8 augustus 1637 werd stad
stimmerman Van Noort be
taald voor het maken van de
formelen (de houten bogen
waarop het metselwerk de
juiste ronding krijgt). Een
week eerder was Van Dalen
met het metselen begonnen
en hij ontving hiervoor per
week bedragen die rond de 50
gulden lagen (het aan de
Hoogstraat werkende stad
spersoneel kreeg per week
zo'n 95 gulden betaald, zodat
deze ploeg heel wat groter
moet zijn geweest). Toen hij
op 10 oktober 1637 zijn laatste
betaling opstreek, had hij in
totaal van de stad 583-1-8
(583 gulden, 1 stuiver en 8
penningen; er gingen 16 pen
ningen in een stuiver en 20
stuivers in een gulden) ont
vangen. Daarvoor had hij dan
ook de nodige stenen vermet
seld; zelfs de plating (wal-
muur) aan de oostzijde van
het Rapenburg moest over
enige lengte worden ver
hoogd.
Door schipper Frederick
Dircksz., de „steenvoerder"
die de „hartsteen" (een van
de beste steensoorten uit die
tijd) afhaalde bij de steenbak
kerijen langs de Oude Rijn en
ze zo dicht mogelijk bij het