Henk de Bruijn:„rustend"amateur die de werkelijkli eid eigenzinnig uitbeeldt Langs Omwegen De Zijlpoortsbrug: een opgelapt uit 1675 ccidócsoimmt SCHILDEREND MET FOEFJES „DIE WEL MOGEN"... 0«erBrugge() agïï|eIDEN /regio WOENSDAG 11 APRIL 1984 PAGINA 5 ^et veel overtuigings- Uracht, ja zelfs met inscha- eling van de pers, presen- ;ert Hendrikus (Henk; „al- >en m'n grootvader noem de me Hein") Wilhelmus de Bruijn zijn fantasiegevoelig, jleurvol werk. Deze keer, *t ,,/tyogmaals, in Ons Huis, een trt Viultureel centrum in het adenïartje van Zoeterwoude •lijk Corp. Twintig waarnemin- n voten van polderse objecten Ieidiiangen daar tot 9 mei aan Tek&e wanden: dorpsgezichten, fie ^boerderijen, molens, wat r acA0eien in de wei. In water verf. of met de pen ingete- ubend, in „aangelengd" pas- il, of in welke bewerkelij- :e techniek dan ook. ienk de Bruijn (73) heeft liet slechts talent en Ta- ins, maar ook een eigen isie. Die demonstreert hij .aet het volste recht en raag ook „en plein public". n"'"a ,en amateur-schilder van zuiverste verf-water. leen zondagschilder met 'ie geen boerenland te be- teilen valt. Henk is geens- ins primitief; hij uit zich liet voor de gelegenheid. .Maar eigenzinnig dat-ie is! Een foefjesman, een „zwen- ^Helaar" met potlood, pen en j^^penseel, zoals hij zichzelf, nog kaarsrecht en opge- imd van zin, ziet. yfeenk de Bruijn was in zijn Nijeugd een Schiedammer. jLater kwam hij in Leiden ferecht. In de Breestraat trad hij op als etaleur en Smaakmaker bij een groot kledingmagazijn. Tien jaar Beleden ging hij met ver vroegd pensioen, met de Ikunstkriebels in z'n bloed. halve eeuw geleden (had hij in Rotterdam al vijf naar lang avondcursussen op |ie teken-academie gevolgd: pen decoratieve opleiding reclame-tekenaar. Daar kreeg hij zijn streken al onder de knie. „Maar in de crisisjaren was er geen reclamewerk meer te vin den; ik heb toen de kans aangegrepen om etaleur te worden. Ik had weinig tijd 1voor een persoonlijke hob by. Zaterdagsavonds werkte je tot 10 uur en de volgende zondag ging je naar de Mis, daarna dronk je koffie, ging in een stoel zitten en dan Op mijn omwegen door stad en land kom ik graag mensen tegen. U kunt mij telefonisch ol' schriftelijk vertellen wie u graag in deze rubriek zou willen tegenkomen. Ik ben bereikbaar via 071 - 12 22 44 op toestel 10. door Ton Piolers was je zo „vertrokken". Zo ging dat, nietwaar?" Exposeren Na de geforceerde pensio nering ontplooide Henk de Bruijn zijn artistieke gaven. Bij „Vroom", op 4 hoog, ex poseerde hij voor 't eerst, samen met anderen, die mochten laten zien „wat erin zat". Dat was natuur lijk geen echte expositie nog. Die kwam wat later, in „De Pomp" in Warmond, een jaar of vier geleden. „Dat was mijn eerste offi ciële tentoonstelling. Later ook nog in de Muzenhof in Leiderdorp, met affiches en de pers erbij. Als vrijetijds- schilder borduurde ik door op mijn technische kennis die ik als reclameman had opgedaan. Ik had begrip voor kleuren, beschikte over penseelbeheersing". De Bruijn, die zich geheel „vrij" ging voelen, begon zijn overvloedige tijd in te vullen met aquarelleren. „Kleine dingetjes aanvan kelijk. Maar allengs ging ik ook andere technieken ge bruiken, andere materialen. Experimenteren; dat doe ik graag". Een vrij man, zonder werk met een bepaalde verant woording. Daar kwamen de echte streken van De Bruijn op papier: penseelte keningen, na een potlood schets. En die diepte hij uit met aquareltechniek „en met foefjes, die je gebruikt: harde kleuren nat maken en laten afvloeien. Ik ben een man van meer fijne, zachte tinten; gedempte tin ten, zal ik maar zeggen. Er zijn dagen dat 't niet lukt; dagen dat 't wel lukt, vol gens mijn inzicht". Of hij herstelt het geknakte ideaal met aqua, water. Dan spoelt Henk de Bruijn, en wast af. Onder de kraan. Zijn werk stukken, bedoel ik. „Dat doe ik veel, dat wassen in mijn ondertinten. Gewassen aquarel. Zo kom je tot een geheel". Zo werkt Henk met water verf, zo vecht hij met de materie. „Durf hoort er ook bij, natuurlijk. Je moet er weieens „wat" aan doen hè?" Dat gebruik van aller lei ingrepen en zienswijzen noemt hij „misschien een soort „zwendel" met jezelf; met een dekkend verf- kleurtje erover heen, dat 't dan wewl doet. Mag best hoor, waarom niet? 't Maakt het werk als zodanig Amateur-artiest Henk de Bruijn, poserend met zijn conterfeitsel van de Barrepoldermolen sinds jaren de molen van de natio nale brouwerij... interessanter. Thuis boven heb ik een kamer om speci fieke schilderproblemen op te lossen. Beneden, in de huiskamer, kan ik ook te recht; voor de routine-af werking. Gezellig bij de ra dio, die mijn vrouw de hele dag heeft aanstaan. "Maar we maken dit zoveel moge lijk samen door. Dan moet ik, echter, wel uitkijken met de spetters; uitkijken dat je je busje met water niet omgooit. Anders barst de bui los. Mijn vrouw is ook gepensioneerd, netzo- goed als ik. Dat is redelijk, dacht ik". Amateurschilder Henk de Bruijn is helemaal „weg" van de scène's binnen de „driehoek" Zoeterwoude- Benthuizen-stukje Hazers- woude-richting Zoeter- meer-even langs Stompwijk (daar komt de hele familie vandaan)-en zo weer op Leiden aan. Daar bevinden zich de boerderijen die z'n hart gestolen hebben, de molens waar-ie niet van af kan blijven. „Dan trek ik door die streek, over sloot jes, dwars door boerderijen, over hekjes: „Gelieve het hek te sluiten, anders bre ken de koeien los". Zo'n prachtig gebied is bijna ver dwenen, weg, afgelopen. Daar waar zich nu „new town" Zoetermeer verheft. Maar Henks hartslag wordt nog steeds gevoed door de Geerpolder, de Meerpolder en de Zoeterwoudse Aa, de Weipoort: „Ongelooflijk mooi. De mensen moeten daar veel meer in gaan en de auto aan de kant zetten. Het is zo mooi allemaal, maar zo verpest ook door het harde rijden en al die herrie. Men ziet die schoon heid vaak niet meer". Leiden -fan tasie Henk de Bruijn vindt het allemaal maar schitterend, en hij legt die indrukken vast in streken. Na deze ex positie, achter al dan niet ontspiegeld glas in Ons Huis, is, volgens de nog kloeke meester Henk de Bruijn, als een bedaarde, ietwat trotse en vergrijsde „Tijl Uilenspiegel": „dit chapiter nu afgelopen". „Straks ga ik wellicht iets aan portret- en figuurteke nen doen. Of fantaseren over Leiden Dan zal waarschijnlijk opnieuw de artistieke aap uit Henks mouw komen. Dan laat hij „de lelijke dingen" gewoon weg en dekt hij de gaten met iets moois. Henk de Bruijn, in zijn werkzaam le ven gevormd door het mo- dieuse; door het aanprijzen van combinaties, trouvail les, trendsetters, gerijpt door de stille klacht over het samengaan van heren en dameskleding. Enfin, Henk de Bruijn bedient zich van lieverlee van „foefjes die wel mogen". Als het in z'n kraam te pas komt laat De Bruijn, afge zien van de werkelijke toe stand, gevels naar voren springen, als dat zo zou uit komen. Dat is „geen kunst, als ik dat mooi vind. Een paarse wand; ook al heeft die boerderij helemaal geen paarse wand. Ik laat ook groen of hekjes weg, als daardoor de structuur van een boerderij beter tot z'n recht zou komen". Henk is in staat een Breestraat „pit toresk" vast te leggen zon der een stadhuis, als hij daar een hekel aan zou hebben. Fantaseren over een thema. Improviseren, met variaties. Sfeerproeven rond dingen die je niet ziet of hooguit vermoedt. Henk de Bruijn een beetje in galerie-stemming, duidt ze aan, vrijblijvend: „Anders kopen ze zo'n tekening of schilderij maar niet. Hele maal niet erg..." Bruggen, we maken er allemaal ge bruik van. Zeker in een waterrijke stad als Leiden zijn het onmisbare schakels in het wegennet. Veel aan dacht is er nooit aan de Leidse brug gen besteed. Toch zijn er een hoop interessante vragen te stellen. Waarom bijvoorbeeld heet de Bos- telbrug Bostelbrug? Wanneer en door wie is deze brug gebouwd? De stilte rond de Leidse bruggen is met de presentatie van het uitverkochte Bruggenboek al gedeeltelijk 'ver stoord'. Dit jaar hoopt het Gemeen tearchief aan de Boisotkade de ten toonstelling „De Leidse bruggen" te houden. Dan verschijnt naar alle waarschijnlijkheid ook de herdruk van het Bruggenboek. Als inleiding op de expositie ver schijnt in deze krant een serie arti kelen over Leidse bruggen. Het zijn geen technische verhandelingen, maar historische verhalen waarin een Leidse brug als leidraad dient. De gegevens zijn verzameld door een werkgroep van historisch geïn teresseerden, die veel van de ge schiedenis van de Leidse bruggen heeft uitgezocht. Samensteller is de begeleider van de werkgroep, de heer P. J. M. de Baar van het Ge meentearchief. Kees van Herpen te kent voor de eindredactie. De repro- dukties zijn van fotograaf Wim van Noort. Vandaag verschijnt het zeve nentwintigste artikel in deze serie. Hopelijk heeft het souper Taat-van raadsleden mr. F. raait Was (de latere burge- ieeii« meester van Leiden) en n indr. P.J. Kaiser op 8 april Ivies 1886 toch nog gesmaakt. J™JIn de raadsvergadering fers-van ^ie middag hadden zij zeer nadrukkelijk aan het kortste eind getrok ken in de discussie met burgemeester De Laat de Kanter. Deze burgemees ter was bepaald geen ge makkelijke man en zijn wijze van optreden en discussiëren zal niet ie- nkei\ dereen hebben kunnen bekoren. Ook op 8 april j 1886 toonde hij zich weer eens ongenaakbaar. Waar de discussie over ging? film0p 16 maart 1885 had W H- ajm Neuteboom aangenomen het verrichten van enige werk zaamheden aan de Zijlpoorts brug (over de Herensingel). Dit wérk moest uiterlijk op 2 mei 1885 voltooid zijn, op straffe van een boete van 5 per dag overschrijding. Nu was in het bestek voorge schreven dat gegolfde ijzeren platen van 10 duim golfwijdte en 8 duim golfhoogte gebruikt moesten worden. Deze waren door Neuteboom via allerlei tussenpersonen besteld bij een fabriek in Birmingham. Daar de normale levertijd zeker vier weken bedroeg, werd eerst zeer laat navraag gedaan waarom die platen steeds maar niet geleverd werden; het bleek dat in de fabriek een wals gebroken was, zodat de fabricage was vertraagd. Met deze oorzaak als excuus vroeg Neuteboom verminde ring of kwijtschelding van de boete. In de raadsvergadering van 24 december was hier over nog geen beslissing ge vallen en op 8 april 1886 kwam de zaak opnieuw aan de orde. Het punt was of gol- fijzer van dit type al dan niet courant was en snel geleverd had kunnen worden. Ge meentearchitect Knuttel had hierover inlichtingen inge wonnen bij de heren Stokvis Zonen in Rotterdam en de Gebr. Van der Vliet in Am sterdam, zowel vóór de aanbe steding als na de indiening van het verzoek van Neute boom. Hij had beide keren vernomen dat dit artikel vrij snel leverbaar was. Raadslid Kaiser had dezelfde leveran ciers als particulier benaderd en concludeerde daarentegen dat het artikel incourant was. Daarom stelde hij, dat Neute boom niet met 100,-- boete opgescheept zou mogen wor den. De burgemeester bleef erbij dat de aannemer hoe dan ook in gebreke was geble ven. Het was hem niet goed mogelijk met de tegenstrijdige gegevens de hele gang van za ken te verklaren. Er waren zeer veel tussenpersonen ge weest en de aannemer had een brief overlegd waarvan zowel het briefhoofd met da tering als de ondertekening ontbraken. Een groot deel van de discussie ging daar dan ook over. Een zeer scherpzinnig raadslid als de advocaat Was deed daarin volop mee. Zijn reconstructie van de gang van zaken werd door de burge meester echter fel aangeval len en gedeeltelijk weerlegd. Uiteindelijk bleken in de stemming 19 raadsleden tegen 5 er voor om de boete volledig te handhaven. Balans De Zijlpoortsbrug is ook later nog vaak een „moeilijk geval" geweest. Zo bijvoorbeeld in 1919. In 1918 was de balans van de ophaalbrug gebroken, zodat de gemeenteraad op 21 november van dat jaar een krediet van ƒ8500 beschik baar stelde voor herstel. Op 14 juni 1919 wendde het college van B. en W. zich tot de ge meenteraad met het nederig verzoek daar nog eens 4520 bovenop te doen wegens de forse overschrijding van de begroting. De directeur van Gemeentewerken, ir. G.L. Driessen, had hierover gerap porteerd. In hoofdzaak was het een gevolg van de moei lijkheden die bij de aankoop van het benodigde hout on dervonden waren. Daarbij moest het bestaande ijzerwerk grotendeels worden ver nieuwd om inwateren van het hout te vermijden. Dit laatste had zelfs de adviseur van Ge meentewerken, ir. De Graaf, aanvankelijk niet nodig ge acht. Omdat de brug zeker weer een tiental jaren dienst zou moeten doen, was het bo vendien nodig gebleken ook andere onderdelen te ver nieuwen of te verzwaren. Door de verzwaring van het ophaalbare deel moest ook het ijzeren ballastgewicht van de ophaalbrug vergroot worden. Kortom er waren redenen ge noeg waarom de begroting zo Bijna de helft bleek onge schikt voor menselijke con sumptie en de andere helft was bepaald niet appetijtelijk, terwijl door de wapenstilstand ook weer andere levensmid- aanzienlijk overschreden was. De gemeenteraad kon op 19 juni niet anders besluiten dan het gevraagde extra krediet toe te staan. Bruine bonen Ofschoon dat verder niet blijkt, zal de angst voor de grote financiële gevolgen wel eens om het hart geslagen zijn bij de heren raadsleden (eerst op 2 september 1919 deden twee getrouwde dames hun intrede in de raadszaal). Het jaar 1919 was bepaald niet voorspoedig. De nasleep van de wereldoorlog blijkt uit heel wat besluiten van de raad. Zo werd op 28 augustus inge stemd met het rapport van de Cultuurcommissie. Deze was in 1918 ingesteld voor het be heer van de gemeentelijke teelt van bruine bonen en had daartoe een krediet van f 60.000 gekregen. In een uit voerig rapport werd verant woording afgelegd van wat er met dat geld was gedaan, en waarom er zelfs nog f 18.824,62 tekort was. Op wens van de gemeenteraad om wat tegen de ernstige voedselnood te doen, werd 100 hectare weiland voor één jaar gehuurd. De landerijen, meest in de buurt van Woer den en Waddinxveen gelegen, werden in het voorjaar van 1918 ingezaaid met bruine bo nen, omdat deze minder aan de strenge distributieregels onderworpen waren. De Cul tuurcommissie liet de eige naars van het land de bonen verzorgen. Na eerst een zeer droge zomer te hebben getrot seerd (door de lage ligging van de landerijen viel de schade nog wel mee) kwam er een najaar dat rampzalig nat was. De bonen werden veel te laat geoogst en moesten na maandenlange opslag zelfs naar Rotterdam worden ver voerd om daar op kunstmati ge wijze te worden gedroogd, delen verkrijgbaar raakten. Kortom, de gemeentelijke bruine bonenteelt is geen suc ces geweest. Met zo'n slecht produkt worden bovendien Bartjes gekweekt - misschien zijn er nu nog wel Leidenaren die geen bruine bonen lusten,, omdat ze in er 1919 maar al te veel van hebben moeten eten! Houten poort De Herensingel is bij de stads- vergroting van 1644 gegraven. In de lage wal ernaast werd een houten Zijlpoort ge bouwd. In 1645 legde Jan Gerritsz. Sichel of Sikkelz. uit Oegstgeest hier een houten brug met ophaalbaar gedeelte voor 600. De poort deed dienst tot 1667, toen naar een ontwerp van Willem van der Helm de huidige poort ge bouwd werd. De brug schijnt toen niet onder handen geno men te zijn. Dat werd anders toen in 1672 de oorlog uitbrak met Frankrijk, Engeland, Munster en Keulen. Toen de Fransen al aan de waterlinie stonden en daar met de groot ste moeite tegengehouden werden (een dorp als Bode graven werd daarvan het slachtoffer: het werd volledig platgebrand), ging men in Leiden ook wat aan de verde diging doen. De oostkant van de stad was zeker niet het sterkste gedeelte en vooral de wal tussen de Zijlpoort en He renpoort was ten enenmale onvoldoende. Daarom werd de Herensingel verbreed en de wal aanzienlijk verhoogd. De verbreding had uiteraard gevolgen voor de Zijlpoorts brug en toen het oorlogsge vaar afgewend was, volgde op 7 september 1675 de aanbeste ding voor het maken van een stenen brug met elf bogen, waarvan twee met ophaalbaar gedeelte. Pieter van der Lin den was de aannemer van het metselwerk, dat hij zó goed gemaakt heeft, dat het tot in onze tijd het zware verkeer heeft kunnen verdragen. Er is dan ook goed onder het met selwerk geheid. Wanneer de ophaalbruggen van de brug verdwenen zijn, kon nog niet achterhaald worden. In 1818 werd een al gemeen besluit genomen om alle bruggen over de stadssin gels, met uitzondering van de Morspoortbrug en de Koe- poortsbrug, vast te maken (voor zover dat al niet gereali seerd was). Aan onderhouds kosten zou dat schelen, terwijl bij vernieuwing van een brug de kosten zeker wel ƒ500 la ger zou zijn - in de armoedige tijd na de Franse overheer sing een heel bedrag. Na de hiervoor al vermelde grote beurt in 1885 werd in 1913 weer aan de brug ge werkt. Door de opening van de spoorlijn van de Herensin gel naar de Haarlemmermeer was er behoefte ontstaan aan een haven in de Herensingel, waar bijvoorbeeld ook kolen- schuiten gelost zouden kun nen worden. Daarom werd de brug toch weer beweegbaar gemaakt. .Daar werd echter weinig vreugde aan beleefd. Door een breuk van de balans op 19 mei 1918 moest tot aan zienlijke reparatie worden overgegaan, zoals eerder al beschreven. Ook in 1923 moest de bovenbouw weer versterkt worden. De brug bleef echter zwak en de hou ten bovenbouw werd daarom in 1930 vervangen door een ij zeren, terwijl de hele brug aanzienlijk verbreed werd. Dit is toen vrij grondig ge daan, want sedertdien zijn geen grote ingrepen meer no dig geweest. Dat wil niet zeg gen dat de brug ook nu nog in blakende toestand verkeert; een grondige beurt zou geen luxe zijn. Maar Leiden heeft zoveel bruggen, en er zijn er nog veel te veel die in een slechtere staat verkeren. Voorlopig zullen we het dus maar met deze fraaie en oude brug moeten doen. Daterend uit 1675 is dit een van de oud ste nog bestaande bruggen en om die reden alleen al is het wel terecht, dat hij op de mo numentenlijst is gezet. Het fraaie stadsgezicht ter plaatse zal dus tot in lengte van da gen behouden kunnen blij ven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 5