CcldócSoiwcmt ZATERDAG 31 MAART 1984 irijver,regisseur,filmmaker Dimitri Frenkel Frank: CN HAAG Is er in een itiek sprake van een „talent it onnederlands is", dan kun er gif op innemen dat de eg maar journalist in vestie de grootste moeite left gehad dat talent in een ikje te persen en hem daar- i meer uit knarsetandende odzaak dan uit enthousias- b die uitheemse uitstraling eit aangemeten. Dimitri ■enkel Frank pleegt zijn no- enclatuur in die richting ngereikt te krijgen: grillig, ïelzijdig, (dus) onnederlands. i dezelfde verpakking gaat in nog wel eens een geheven ijsvingertje mee. Dat 't toch ht niet allemaal tegelijk, of Ifs maar door elkaar, kan: mans schrijven, shows ma- in, optreden, toneelschrij- ;n, regisseren, televisie-ma- ?n. mitri Frenkel Frank weigert nsequent een keurig afgepaald ïrkterrein te kiezen en gaat al ja- p steeds weer op een andere stoel ten. Die eenzame stoelendans dt over een aantal weken tot de gie van een nieuwe Nederlandse eelfilm, „De ijssalon" (waarvoor ~"j ook het scenario schreef), leidde "irtgeleden tot een nieuwe roman, lamlet's whisky", en houdt hem ^sendoor aan de werktafel voor n nieuw toneelstuk. Een gesprek zijn helderwitte woning aan een Stige Haagse gracht, e beginnen bij het boek. „Ham- I's whisky". Het verhaal van een vierd acteur-in-een-crisis, be- jkken bij het maken van een re- imespot vöor een Japans(!) merk nisky dat „Hamlet" heet. Acteur rchibald de Wit heeft net (in grijs louble breasted" pak) Shakespea- fs held op de Nederlandse plan- in met veel succes laten twijfelen £en een experimentele achter mond en wordt naar Italië uitgeno od waar kosten, moeiten, noch aaltijden gespaard worden om In de „commercial" een peper- jiur succes te maken. En waar lakespeare's „to be or not to be zijn of niet te zijn) sleutelwoor- in zijn. Zowel in het bestaan van jteur Archibald de Wit als in de plamefilm (slagzin voor de whi- (y genaamd „Hamlet": no ques- >n about it en wie dat best een irdige slagzin vindt, herinnere ch dat Frenkel Frank ook nog ins reclame heeft gedaan). De ilsslag van onze samenleving fopt stevig door in Frenkel ~Tanks boek zodat hij ons van kra- ^rs tot en met reclamebonzen, van |||ltureel snobisme tot nieuwlichte rij, monkelend en ironiserend mo llis leert. Het behoort tot het soort ^eken dat je eerder in Angelsaksi- Hhe landen aantreft dan hier. I I dichte stijl i I tenkel Frank: ,,'t Valt niet zo ge- iakkelijk te plaatsen. Kijk, bij een I pek als Mulisch' „De aanslag" is i fdereen thuis. Een serieuze oor- jigsroman. Ik weet zelf ook niet ^taar je mij zou moeten rubriceren n dat hoef ik als schrijver ook iet. 't Is in een lichte stijl geschre- [en, maar er zit voor wie dat [il ook een serieuze laag in. Vant ik neem mijn personages al- ijd even ernstig. Net zoals een ko medieschrijver zijn figuren zéér rnstig neemt". dimitri Frenkel Frank, voortdu rend lange sigaren rokend, praat op zijn karakteristieke manier, hor tend en stotend, zinnen afremmend en plotseling naar de vierde ver snelling doorgierend. Zet de con clusie vaak voor de gedachte, alsof zijn hersens tte snel gaan voor zijn spraakapparaöt. Zijn weelderig krullende, bijna geheel wit-grijze haar, geeft hem nog altijd iets jeug digs. Zijn blik houdt het midden tussen een aardige afstandelijkheid en een geïnteresseerde ironie. Een zelfde toon als je in zijn boeken te genkomt. Soms doorslaand naar het puur humoristische, soms naar het serieuze met een lichte ondertoon. Conferencier „Ik heb capaciteiten van een Van „Lieve meisjes" tot „Ljoeba's buik" heeft de kritiek hem neerge zet van „schrijvende conferencier" of hem hevig gevraagd „waar hij zelf dan wel stond". Frenkel Frank: „Het aardige van schrijven überhaupt is dat je alles kunt ge bruiken wat er ooit bij je opgeko men is. Theorieën, ook dwaze theo rieën, halve waarheden. Je kunt dat allemaal in iemands mond leg gen. Dat is iets anders dan wanneer je voor jezelf een mening honderd procent wilt vastspijkeren. Ik ge bruik dingen waarover ik nadenk. Ik neem ze serieus, maar ik pro beer ze tegelijk van een ironische afstand te bezien". Zomaar een strooptocht door de pagina's van „Hamlet's whisky" levert een aan tal teksten op die het geïsoleerd ook prima doen. Over een toe schouwer langs de lijn bij een „be kakte" voetbalclub: „Vader van Riemsdijk met zijn afgezakte plus four die ideologisch werd opgehou den door zijn zegelring". Over een minister van cultuur: „Wanneer hij denkt dat toneel volksbrood is dat door TNO getest kan worden op voedzaamheid dan is hij een de biel". Over toneelvernieuwers: „Er is niets zo konformistisch als mo derne regisseurs. Ze ontdekken al lemaal het buskruit op hetzelfde moment". generaal Hoge kwalificaties „Kijk, als je nu naar iets petsoon- lijks zoekt", zegt Frenkel Frank, „in mijn boeken komt vaak voor dat je je eigen leven moet verzin nen. Dat je zelf moet bepalen wat je doet. Iets verzinnen, al is het nog zo dwaas. Zo vrij mogelijk creatief een vorm kiezen voor je leven, on afhankelijk van anderen. Niet door traditie of door de moraal van an deren geleid. Wanneer je in de knoei zit, een eigen uitweg vinden, desnoods dwars tegen alles in. Die vorm van zelfstandigheid en van creativiteit, daar geloof ik in. En dat vind je in al mijn boeken. Zo'n instelling eist vrij hoge kwalifica ties, flexibiliteit en creativiteit en die moet je dan toevallig wel heb ben. Want zonder creativiteit kun je moeilijks iets verzinnen. Het zijn eigenschappen die misschien niet in zo hevige mate voorkomen, hoe wel iedereen ze kan hebben. Ze worden gevoed door je milieu, dat je geneigd bent te volgen, en ze zijn afhankelijk van een portie geluk. Als je elke keer dat je iets verzint weer een klap op je kop krijgt, wordt 't moeilijk. Innerlijke en ui terlijke omstandigheden spelen zo als altijd een rol. Ik kan niet zeg gen: morgen begin ik een algemene school voor creativiteit en flexibili teit voor zelfontplooiing en ga ik de goeroe spelen. Dat zou een wat kin derlijke gedachte zijn". Frenkel Frank zet er typerend genoeg meteen een andere vorm tegenover, relativeert zo de succesgedachte achter die instel ling: „Op die manier kun je je le ven natuurlijk ook negatief bepa len. Een extreem voorbeeld: ie mand kan van zichzelf zeggen „Ik ben een sukkel. Ik kan niets, ik kies er voor een sukkel te zijn". Dat is ook een creatieve keuze. Ie mand die zegt: „Ik ben alleen maar geschikt om nachtportier te zijn". Ik noem maar wat. Maar dat doet- ie voluit. Prima. Beter dan nacht portier zijn en denken: eigenlijk zou ik autoverkoper willen wezen. Dat wordt kankeren, ontevreden heid en maagzweren. Een niet erg creatieve vorm van denken. Ik ben iemand die zo goed mogelijk pro beert te leven. Zo aangenaam mo gelijk. Ik heb daar natuurlijk veel geluk bij gehad. Ik bedoel, ik weet niet hoe 't zou zijn als ik morgen in vreselijke omstandigheden gestort word. Dat doet er niet toe. Ik hoef niet vorm te geven aan m'n leven voor het geval ik straks in een con centratiekamp terecht kom. Je moet iets doen met wat je nü bent, met de omstandigheden waarin je nu leeft. Meer kan er niet van je gevergd worden." Spinoza Ik vraag of hij die instelling altijd gehad heeft, of er zeg maar grote verschillen zijn tussen de eer ste Frenkel Frank die ik zag in het tv-programma „Alles naar wens", alweer eeuwen geleden, en Frenkel Frank nu. Eerst zegt hij: „Dat hoop ik wel. 't Zou erg vervelend zijn als 't hetzelfde zou zijn als toen". En later: „In '64 schreef ik mijn to neelstuk „Spinoza". Dat is al een stuk over iemand die slaagt om de wereld op een eigen manier te zien, om te handelen tegen alles in. Dan kun je zeggen: dat was toen dus al hetzelfde. Dat zou best zo kunnen zijn. Maar een schrijver heeft niet zo vreselijk veel behoefte aan zelfa nalyse. Schrijven komt uit andere bronnen. Je bouwt niet iets analy tisch op. Je gaat niet zitten van: en nu ga ik aantonen datZo werkt 't niet. Die dingen komen automa tisch. Een schrijver hoort te weten dat er altijd nog andere lagen onder zijn werk zitten. Iemand zei eens: „In jouw boeken komen altijd van die vrouwen voor, die niks zeggen. Stille wezens waar die hoofdper soon ontzettend dol op is. Die ko men niet uit de verf". Ja, denk ik dan, misschien omdat ik als schrij ver altijd verbaal bezig ben. En waarschijnlijk herken ik in die vrouwen een ander soort kracht. Maar je kunt net zo goed zeggen: die vrouwen zijn geen vrouwen, maar een teken van een ander soort leven. Of: je moet ze zien als symbool van de moeder, het zoeken van zekerheid, rust en bescher ming. Zo zijn er nog duizend moge lijkheden. En misschien kloppen ze ook nog wel. Maar die analyse helpt een schrijver niet. Integen deel, een schrijver moet de vrijheid hebben om te dromen, om dingen te verzinnen. Symbolen duiden is werk voor de psychiaters, maar de dood voor schrijvers". „Ik merk dat critici niets van mij begrijpen. Ze willen niets met mijn boeken te maken hebben. Voor hen vallen ze in een leeg gat. Literatuur is 't niet, vinden ze, 't is oppervlak kig. En als 't niet oppervlakkig is, is 't toch té oppervlakkig. Nu is die Nederlandse literatuurkritiek een vrij smal gebied geworden. Een be paalde groep schrijvers, die over el kaar schrijft en erg serieus met el kaar bezig is. In Nederland telt ook de ernst waarmee je je aan iets wijdt. Een schrijver moet alleen maar schrijven, aan een oeuvre bouwen en niet echt veel geld ver dienen. Doet-ie dat wel, dan wordt 't verdacht. Maarten 't Hart kan nog nèt. Ik ben altijd iemand ge weest die van de hak op de tak springt. Ik heb veel verschillende dingen gedaan, veel geld verdiend. Ik heb veel lichte dingen gedaan. Dingen die niet mogen. Je mag geen showprogramma maken, je mag geen film maken met André van Duin. Ik heb niet die diepe Ne derlandse ernst die bij een schrijver hoort". Generaalachtig We zijn bij hokje twee: Film. Fren kel Frank heeft filmen ooit een ri dicuul, gek vak genoemd. „Dat is 't ook" zegt hij nu. „Al houdt dat ge-' voel op zodra je aan het werk gaat. 't Is vooral ridicuul omdat er zo vreselijk veel geld mee gemoeid is terwijl de uitkomst absoluut onze ker is. Maar ik houd ervan. Zo'n „Boezemvriend" was enorm inte ressant om te doen. Ik heb toevallig generaalachtige capaciteiten. Ik ben een goeie organisator. En als je aan je bureau zit, worden zulke fa cetten niet gevraagd. Ik kan slecht relaxen. Ik heb m'n leven lang vre selijk hard gewerkt. Ik kan m'n da gen slecht vullen als ik niet met veel dingen tegelijk bezig ben. Ik ben nu met de voorbereidingen voor een nieuwe film bezig, maar ik begin toch elke dag met twee pa gina's aan een toneelstuk te schrij ven dat ik begonnen ben. Dat heb ik dringend nodig. Vroeger werkte ik op vier blocnotes. Ik begon met reclame, ging dan over op „Hadi- massa", werkte aan een toneelstuk en aan een roman". Over die nieuwe film: „Dat wordt „De IJssalon", naar een idee van producent Roeland Kerbosch, geba seerd op een historisch gegeven. Het wordt een ernstige film. Die ijssalon werd gedreven door twee joodse mannen, in de Van Wou- straat. Een mooi geval uit begin van de oorlog, toen men nog niet precies wist hoe erg 't zou worden. Er wordt nog tegen NSB'ers ge knokt, het heeft nog iets van Wild West. De harde hand heeft nog niet toegeslagen. Bruno Ganz en Gerard Thoolen gaan de hoofdrollen spe len. Het is historisch, maar ik g£ m'n eigen gang met de feiten". Succes secundair Hokje nummer drie: Frenkel Frank is sinds enkele jaren een van onze meest gespeelde toneelschrij vers, zo niet dé meest gespeelde. Zijn stuk „Spiegels" (voor twee ac teurs, indertijd voor Toneelgroep Centrum geschreven) beleefde overal opvoeringen. Zojuist heeft hij bericht gehad dat het Schausr pielhaus Zürich een theater met een grote uitstraling binnen de Duitstalige toneelwereld zijn stuk „Spinoza" gaat spelen. Auto matisch leidt dat naar het tref woord Succes. „Anders dan wat men vaak denkt, is succes voor mij een secundaire zaak. Het is leuk succes te hebben, fantastisch om veel geld te verdienen, maar primair belangrijk is iets maken dat mijzelf bevalt. Het proces van 't maken, 't schrijven, 't regisseren. Het enige dat ik kan doen is iets zo goed mogelijk maken en dan voor alle betrokkenen innig hopen dat 't een succes wordt. Je kunt niet 's- ochtends om negen uur aan je bu reau gaan zitten en denken: nu ga ik succes zitten te hebben. Wat moet je er verder mee? Als je 's a- vonds een succesvolle première hebt gehad, val je toch in een gat. Moet je dan gaan rondwandelen in de stad van „ik heb succes"? Je moet in dit vak succes hebben om dat je anders niet gevraagd wordt. Ik heb nu 't geluk gehad dat ik twee films heb gemaakt, die allebei succesvol waren. Ik sta nu bekend als betrouwbaar regisseur. Dat soort succes moet je wel hebben, want als je de ene sof na de andere maakt houdt 't op". We hebben dan inmiddels hokje vier gehad: het re gisseurschap. De fotograaf is geko men om Frenkel Frank visueel vast te leggen („Kan m'n haar Mag ik een sigaar opsteken?"). Hij blijkt kneedbaar, drapeert zich over de grond met hond en boek, poseert bij de piano waar zijn derde vrouw, Yolanda Beek, met hem („Viool, daar ben ik mee opge groeid, mijn vader was Stehgei ger") hun eerste muzikale duetjes op hoopt te spelen. Over de verschillen tussen al die hokjes. „Films maken is zwoegen. Plannen maken is niks, negentig procent inspiratie, tien procent transpiratie. Maar dan komt 't fil drapeert zich over de grond met hond en boek. men zelf en dan draaien die per centages hoe langer hoe meer om. Eigen domheid Schrijven vraagt absolute gecon centreerde creativiteit. En 't heeft gigantische voordelen. Je bent he lemaal alleen, je hoeft alleen maar tegen je eigen domheid te knokken. Maar met boeken schrijven verdien je niks. Al werk ik niet alleen voor geld. Toneel betaalt veel beter. Een succesvol blijspel schrijven, dat tweehonderd keer in een seizoen gaat, dat is leuk. Acteurs die het land door reizen om voor jou geld te verdienen. Nog leuker is als zo'n stuk in het buitenland gaat. Dan heb je een fabriekje lopen en het geld komt vanzelf binnen. Dan ben je pas kapitalist. Want dat is kapita lisme, zelf niets doen en toch geld binnenkrijgen. Maar schrijven blijft 't mooist. Je produktiekosten zijn nihil. Papier en een potje inkt. Je hebt een ongelimiteerd budget. Vijfduizend man, viegtuigen naar Beiroet, steden verwoesten, de we reld laten ondergaan, alles kan, je schrijft 't maar op. Maar om met een paar mensen op het toneel de spanning twee uur vast te houden, terwijl die mensen alleen maar kunnen praten in een kamer of op een rots van papier-maché, dat is wat anders". „Boeken schrijven is dan toch een soort side-line in m'n leven. Als je me vraagt wat ik op m'n grafsteen wil hebben, weet ik 't niet. Eigen lijk zou ik er een heleboel op wil len. Maar mag er maar één ding op, en ik moet kiezen tussen schrijver, filmmaker of regisseur, dan denk ik dat ik er op zou zetten: „Iemand die graag dingen maakt". Want astrologisch gezien ben ik een ram, die graag dingen begint, ideeën be denkt. Het leukste is het verzinnen van openingszetten. Dat is het ech te spelen. Bij het uitvoeren stuit je op moeilijkheden. Al is het natuur lijk prachtig met een camera er gens op een lege vlakte te staan en wanhopig te roepen: „Waar zijn de paarden!?". BERT JANSMA

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 13