Polen is niet ingeslapen AFFAEL 1 Snale Liskend architect ZATERDAG 24 MAART 1984 „DE ONZEN" PRATEN NIET MET „DE ANDEREN" Het laatste bloemenkruis dat in Warschau is overgebleven. Er wordt niet meer gedemonstreerd. kRSCHAU Het eerste t opvalt is de schutting, inderden meters houten inken onttrekken de onge- er 100.000 vierkante meter i het Plein der Victorie aan ogen van de voorbijgan- ■s. De taxichauffeur die me i het vliegveld naar hotel ctoria gebracht heeft („in- in u in dollars betaalt is ie genoeg") grinnikt: „Die bben daar nog werk tot het r 2000". n minuten later kan ik vanach- de ruiten van mijn hotelkamer ravage zien die men op dit plein ft aangericht. De grote plavui- waarop in de zomer van 1979 n een half miljoen Polen devoot r de paus luisterden zijn nu [gehaald. Het bloemenkruis dat herinnering aan het eerste be lt van de Poolse paus aan zijn erland en ter nagedachtenis i kardinaal Wyszynski hier drie lang heeft gelegen en waarbij nd aan avond oudere en jongere en voor het vaderland kwamen den en patriottische liederen gen, is in 1982 weggehaald. Het n, symbool van de zoveelste ilse wedergeboorte, is nu nog :hts een eindeloze afgeschutte dvlakte. Waarom ze die plavui- hebben weggehaald? Een ken- antwoordt laconiek: „om de utting te kunnen bouwen". Er is >lk geval vijf vorstloze werkda- 11 lang geen arbeider op het ter- i te zien. m igatief symbool a et Plein der Victorie lijkt een ne ef symbool van de natie gewor- er te zijn. Het monument voor de ekende soldaat, aan de oostzijde het plein, staat er weliswaar Maar sinds december 1981 it* ben de militairen de sympathie gjloren. Waar voor de oorlogstoe- na id duizenden Warschauers zich ;n de plechtige aflossing van de 0 ht vol trots kwamen vergapen e „hun" jongens, drentelen nu vi slechts loslopende toeristen d. tB ld dit monument wordt een tra- ba ie duidelijk. Voor de Poolse li gers zijn de militairen, hier in vei op wacht, elders in de stad k arzaam in groepjes van drie cl n voorop, beide anderen links [ii rechts een pas achter de eer- it niet meer „hun" jongens. E)k al behoren ze nog niet tot „de leren". Ze houden „de anderen" 1 iter aan de macht en daarvoor is 2 ien excuus te bedenken. Of toch? iDejinderen" en „wij" dat is ïiomenteel het enig geldige schema nMen. „Wij" zijn degenen die in staan, voor vlees, voor sinaas- i pen, voor een ijskast, een stof- nger, voor schoenen indien het 1ME Raffaël (Raffaello tfizio da Urbino, zoals hij wluit heet) is een van de Rotste schilders aller tijden, yjt mag in dit Raffaël-jaar _Bt nog eens gezegd worden, "jar de schilder had ook an- je kwaliteiten en deze wor- Ti onder het geweld van zijn Speelwerk doorgaans verge- A Volgens de kunstcritici Js Raffaël ook „een bijzon- dï begaafd architect, die een ?s|vende stempel heeft ge- kfkt op de bouwkunst na el*» Jliet conservatori-museum op het Jneinse Capitool is een tentoon- al ergens voorradig is. „Wij", dat zijn degenen die een versleten wildieren jas, bovendien nog twee maten te klein, ruilen met een buurman die koffie heeft. „Wij" hebben allebei een pakket uit West-Duitsland, uit Canada ont vangen. En wat te groot is of te klein, wat we niet kunnen of niet willen gebruiken, dat ruilen „wij" onder elkaar. Zoals „wij" ook sa men onze wodka drinken als we het kunnen krijgen en ons bier tje, en elkaar vertellen, dat de on derwijzer in de vijfde klas van de buurtschool tegen de domme en stelling ingericht die uitsluitend aandacht besteedt aan die vergeten en miskende talenten van de grote schilder. Het is de moeite waard deze te signaleren, niet alleen om dat de tentoonstelling, „Raffaello Architetto", tot eind mei duurt (en dus de kans dat ook mensen van buiten Italië haar komen zien gro ter is), maar vooral omdat nog nooit eerder zo uitvoerig de schijn werpers op dit aspect van Raffaël zijn gericht. Genie Raffaël leefde van 1483 tot 1520, slechts 37 jaar dus. Een klein leven voor zo'n groot genie. En wie weet hoeveel meer galerijen en musea luie Janek gezegd heeft: „Als jij zo doorgaat word je nog eens premier van Polen". „Wij" vinden de on derwijzer een prima kerel (een „pa triot", want hij durft toch maar, waar de kinderen van „de ande ren" bij zijn) en „wij" laten „onze" kinderen niet spelen ze willen trouwens zelf niet met die van „de anderen", de vaders die bij de militie zijn of die bij de staatsveilig heidsdienst werken of die een baan hebben als gevangenbewaarder. „De anderen" dat zijn zij die iets met de regering te maken hebben, met de macht. hij met zijn werk zou hebben ge vuld, als hij die „hevige en voort durende griepaanval" van 6 april 1520 (zijn verjaardag nota bene) met laten we zeggen nog eens twin- tig jaar had overleefd. Raffaël wordt in één adem genoemd (en vergeleken) met Leonardo da Vin ei, Bernini en Michelangelo, zijn grote „concurrenten" in die tijd. Maar zij leefden stukken langer dan de madonna-specialist uit Ur bino en zij hadden dus veel meer tijd om oeuvre te creëren en na te laten. Leonardo werd 67, Bernini, 82, en Michelangelo 89 Raffaëls carrière als architect be gon zeven jaren voor zijn dood. In die tijd was in Italië de combinatie schilder-architect heel gewoon. Ook in Raffaëls geval kun je eigen lijk niet zeggen wanneer de schil der ophoudt en de architect begint. Lang voordat Raffaël gebouwen gaat ontwerpen en andere tastbare vormen van architectuur zal bedrij ven, geeft hij in zijn schilderwer ken al blijk van zijn architectoni sche talenten. Kijk de „Sposalizio" en vooral de fresco's in de naar' hem genoemde „stanze" van het Vaticaan. De gebouwen, de tempels en huizen die hij meeschildert val len op door de aandacht waarmee hij die heeft uitgevoerd. De tempel erachter lijkt nog belangrijker voor de schilder dan de maagd die er voor staat. Stapje verder In die schilderstukken verraadt Raffaël al de stijl die hij later als architect of bouwmeester zal hante ren en nooit meer zal afleggen: het verlangen om in zijn architectoni sche creaties (geschilderd of niet) alle monumentale grootsheid van het oude Romeinse Rijk weer tot leven te wekken. Velen in zijn tijd zwoeren bij het „antieke", het klas sieke. Daar was het per slot van re kening ook de Renaissance voor, eind vijftiende en begin zestiende eeuw. Maar Raffaël ging nog een stapje verder en wenste slechts de imperiale vormen van vroeger te reproduceren of liever te re-creë- ren. Alles moest indrukwekkend, groots, ruim en open zijn. Raffaël heeft zich dus maar zeven jaar van zijn korte bestaan aan de „echte" bouwkunst kunnen wijden, terwijl hij ondertussen gewoon doorging met schilderen en decore ren. Veel heeft hij dan ook niet kunnen voortbrengen, opdat het verre nageslacht zich hem als een groot architect zou gaan herinne ren. In zijn tijd en na zijn dood was dat anders, want getuigenissen uit die periode wijzen op zijn roem als schilder en als bouwmeester. Raf faël moet wel een heel grote in de architectuur geweest zijn, want na nauwelijks twee jaar „praktische ervaring" benoemde de paus hem al tot bouwmeester nummer één van de Sint-Pieter, het grootste prestige-object van de christélijke wereld. Zover hadden maar heel koepel van de Chigi-kapel aan het Piazza del Popoio. tekenwerk van concurrerende ar chitecten ging de opdracht naar Raffaël. Hij zag in de villa de kans om zijn eigen dromen te verwezen lijken. De Villa Madama zou het meest imperiale bouwwerk moeten worden sinds het Imperium. In het museo op het kapitool is nu een Villa Madama (schaal een op 36) gebouwd om te laten zien wat Raf faël voor ogen stond. Het is een uniek complex geworden met veel galerijen, enorm brede trappen, een amfitheater, hoven en hofjes, en een streng ogende gevel. Maar opnieuw heeft de dood belet dat Raffaëls wensen en tekeningen volledig werden gerespecteerd: zo veel architecten en kardinalen gin gen zich na hem met de bouw van de Madama bemoeien, dat het re sultaat een melange is geworden van stijlen en voorkeuren, boven dien aanzienlijk gehinderd door de af en toe wat moeilijke financiële situatie van de opdrachtgevers. De tentoonstelling „Raffaëllo Ar chitetto" is een van de laatste eve nementen van het Raffaël-jaar, dat op 6 april (zijn geboorte- en zijn sterfdag) onherroepelijk eindigt. CEES MANDERS Over de partij praat vrijwel nie mand meer in Polen. Zij bestaat nog wel, de Poolse Verenigde Ar beiders Partij, maar ondanks haar 2,2 miljoen leden bijna 1 miljoen minder dan vijf jaar geleden is zij niet meer dan een schim in het openbare leven. En je kunt gerust partiilid zijn („dat is een privé- zaak zegt een kennis met een toe speling op de wijze waarop door gaans de godsdienst in socialistische landen wordt bejegend), zonder dat je je plaats onder „de onzen" ver liest. „Wij" en „zij" is geen kwestie van partij, kerk of geloof. Het enige waar het om gaat is: „zij" hebben de macht en „wij" moeten buigen of barsten. Buigen lijkt vooralsnog het verstandigst. Barsten kan altijd nog. Vicieuze cirkel In de straten van Warschau doet maar weinig aan barsten denken. Anders dan in andere Oosteuropese hoofdsteden ontbreken hier nog steeds de transparanten met socia listische aansporingen om flink aan de slag te gaan en een nieuwe maatschappij op te bouwen. De eni ge rode vlag siert het gebouw van het Centrale Comité en een foto van partijleider Jaruzelski zoekt men tevergeefs. Het stadsbeeld wordt veeleer bepaald door man nen en vrouwen op zoek naar een rij, want waar een rij staat is iets te koop, ook al is de begeerde waar doorgaans uitverkocht tegen de tijd dat je aan de beurt bent. Schaarste is nog steeds het sleutel woord van de Poolse economie, ook al is er nu wat meer te krijgen dan een half jaar geleden. De schaarste blijft echter de oorzaak van de eco nomische misère. „Wanneer „zij" er niet voor zorgen dat ik kan ko pen wat ik wil zonder dat ik er uren lang voor in de rij hoef te staan, dan gebruik ik „hun" tijd om te krijgen wat ik nodig heb", zegt een kennis die een slecht betaalde baan op de universiteit van War schau heeft. De Poolse cirkel is vicieus: de men sen werken te weinig omdat ze te veel tijd nodig hebben om van het schaarse aanbod te kunnen profite ren en het aanbod blijft schaars omdat de mensen te weinig wer ken. Schaarste geldt trouwens niet slechts voor de gewone winkels en warenhuizen, maar ook voor het instituut Pewex, waar iedere Pool se burger die over buitenlandse va luta beschikt „Westerse waren" kan kopen. Overigens, ook in dit opzicht vormt Polen toch weer een socialistische uitzondering, want in de meeste Oosteuropese landen heeft de gewone burger niet eens toegang tot dit soort valuta-win kels. De klandizie in de Pewex-winkels bestaat vrijwel uitsluitend uit „de onzen", gekleed in een vale regen jas, zuinig Pfennigen en dollarcen tjes tellend, of gehuld in een war me wintermantel en royaal met een biljet van 100 dollar betalend. Het standsverschil is duidelijk (de een koopt een broodnodig medicijn dat in de apotheken niet te krijgen is, de ander wordt kwaad omdat slechts Franse cognac van het merk Martell aanwezig is, terwijl hij liever Courvoisier drinkt), maar ze behoren allemaal bij „ons." „De anderen" hebben zo hun eigen mo gelijkheden om aan spullen te ko men, zonder dollars. Dat is, zo vin den „de onzen", ook een reden om ze te haten of ze in elk geval te mij den. „Wij waken" Van de drie bloemenkruisen die twee jaar geleden het centrum van protest tegen „de anderen" vorm den is er nog maar een over. Het ligt, merkwaardigerwijze, voor het front van het gebouw waar de mi nister voor godsdienstzaken, pro fessor Lopatka zijn kantoor heeft. Het kruis zelf heeft echter zijn functie verloren. Overdag komen af en toe een paar oude vrouwtjes de bloemen verversen, maar 's a- vonds vinden er geen politieke happenings meer plaats, zoals een half jaar geleden nog het geval was. Wie daaruit de conclusie trekt dat „de onzen" totaal zijn ingeslapen vergist zich echter. „In 1980 zijn we wakker geworden. We hebben ge leerd te protesteren en te demon streren. En de regering („zij") weet dat. We zijn, na alles wat er de af gelopen jaren is gebeurd, ook niet meer bang voor de militie of voor het leger. Waarom, denkt u, lopen ze altijd met zijn drieën te patrouil leren? Omdat wij voor hen bang zijn? Of omdat zij ons vrezen?" Het is geen illegale leider van Solidari teit die dit zegt, maar een gewone huisvrouw, die tot september vorig jaar elke avond te vinden was voor het bloemenkruis bij de Anna- kerk, waar, naarmate het avond uur vorderde, de teksten van de liederen vijandiger werden ten aanzien van „de anderen". Dat is nu voorbij. „Maar echt ingeslapen weinigen voor Raffaël het ge schopt. Vergeten Waarom de grote meester drie eeu wen later als architect geheel ver geten is heeft een plausibele ver klaring. De belangrijkste reden is dat de meeste ontwerpen van Raf faël nooit zijn gerealiseerd. En van datgene wat uiteindelijk is ge bouwd, onder zijn leiding of met zijn inspiratie en ideeën, is nog maar heel weinig over. De weten schap heeft zich bovendien maar in grote lijnen een beeld van Raffaëls architectuur kunnen vormen. De details moeten ontbreken, omdat na zijn plotselinge dood zijn hele „atelier" verdween. Hoe dat kwam is niet duidelijk. Waarschijnlijk werd Raffaël niet door al zijn tijd genoten gelijkelijk gewaardeerd. Veelzijdig Raffaël, de architect, was wonder lijk veelzijdig. Alles pakte hij aan. Hij ontwierp een badkamer (voor een kardinaal), een obelisk, woon huizen, paleizen, paardestallen, (ui teraard) kerkgebouwen, een „loge" op de Tiber, en stratenplannen voor Rome. Op een wandeling door Rome anno 1984 is de kans dat de argeloze toerist nog op een gevel van Raffaël stuit miniem. Hij moet echt gaan zoeken, met een uitge breide gids in zijn hand. Het vol gende is in Rome nog' over van Raffaëls bouwkunst: Een muur van de paardestallen die Raffaël bouwde voor de heer Chigi, de bankier van de paus. In de tuin van de Villa Farnesina, aan de Tiber. De Chigi-kapel in de kerk van S. Maria del Popoio, aan het gelijkna mige plein. De enige „Raffaël" die vrijwel ongeschonden en intact door de eeuwen heen tot ons is ge komen. De Kerk Sant'Eligio degli Orefi- ci, een nu vrijwel vergeten gods huis in een achterstraatje bij de Ti ber. Gemaakt volgens tekeningen van Raffaël. Palazzo Alberini (aan de andere kant van de Tiber, tegenover Cas- tel S. Angelo). Raffaël begon met de bouw van dit monumentale pand, maar drie eeuwen later trok ken de eerste bewoners er pas in. Twee andere Palazzi (Branconio en Brescia) heeft Raffaël gebouwd vlak bij de Sint-Pieter, te dicht bij de Sint-Pieter in feite, want toen later Bernini zijn plannen voor een weids Sint-Pietersplein mocht rea liseren brak bij Palazzo Branconio af. Mussolini nam eerder deze eeuw de „Brescia" voor zijn rekening, toen hij de Via della Conciliazione aanlegde. Raffaëls „Logge" in het Vaticaan zijn er nog steeds (en te zien in het kader van de Vaticaanse musea). 'Het Plein der Victorie (rechts het Victoria-hotel, links het gebouw waar de eregarde voor het monument voor de onbekende soldaat huist) is sinds anderhalf 4'aar een grote iquwpufwaar ■jiiét gewerkt wórdt zijn we beslist niet. We waken. We wachten het ogenblik af". Ook anderen zijn ervan overtuigd, dat de tijd van actie weer zal aan breken, waarbij overigens maar weinigen geloven dat het illegale Solidariteit nog een rol zal kunnen spelen. „De anderen" lijken erin geslaagd de voormalige onafhanke lijke vakbond ook moreel een kopje kleiner te hebben gemaakt. Want al schaamt niemand van „de on zen" zich om een streng verbo den speldje of embleem van So lidariteit in zijn handpalm aan een vertrouwde bezoeker te tonen, vrij wel niemand lijkt nog te geloven in een wedergeboorte van deze vak bond. En dat de kerk als een der eersten haar geloof in deze bewe ging verloren heeft lijkt van door slaggevende betekenis geweest te zijn. Voorlopig wachten „de onzen" op een nieuwe gelegenheid om lucht te geven aan hun nog steeds opge kropte woede. „We weten niet hoe, we weten niet waar en we weten niet wanneer. Een ding weten we wel: we zullen het doen en naar we hopen verstandiger dan in het ver leden." Wie zo spreekt behoort ech ter tot de meest actieven van „de onzen". De overgrote meerderheid wacht af, is te veel in beslag geno men door de bemoeienissen om eten, drinken en kleren in huis te krijgen. Karakteristiek in dit ver band is de beschaamde verzuchting van een aardige intellectueel op leeftijd (emeritus-hoogleraar aan de universiteit van Warschau): „Dat ik bijna veertig jaar na de oorlog nog eens dankbaar moet zijn voor een pak koffie en een pakje theezakjes dat u me hebt gegeven". LEO VAN VLIJMEN Buitenhuis In 1516 kreeg paus LeoX trek in een buitenhuis, dat zo gebouwd moest worden dat de wereld daarin de bouwkundige voorliefde van zijn familie (de Medici) direct zou herkennen en waarderen. Na enig De Villa Marin, een maquette overeen komstig de oude tekeningen van Raffaël. Raffaël was in de eerste plaats hof architect van paus Leo X, speciaal belast met de bouw van de nieuwe St. Pieter. Daar heeft hij dus de meeste tijd en waarschijnlijk ook energie aan besteed. Raffaël maak te vele ontwerpen voor een Sint- Pieter-nieuwe-stijl, maar daar is al leen nog hier en daar in het bin nenwerk iets van terug te vinden. Zijn plannen moesten concurreren met die van zijn collega's (ook al was hij de eerste bouwmeester), en om zijn ideeën erdoor te drukken heeft hij te weinig (leef-)tijd gehad. Sangallo de Jonge en uiteraard Mi chelangelo hebben hun stempel op de bouw van de Sint-Pieter ge drukt. Maar de bouw van de Villa Mada ma zou het „capolavoro" of chef d'oeuvre van Raffaël de architect moeten worden. Deze villa zullen toeristen niet zo gauw vinden in Rome. Zij ligt achteraf, overigens niet te ver van het olympisch sta dion, maar zorgvuldig verscholen in de bossen. Zij is nu de ambtswo ning van de eerste minister, en dus niet toegankelijk. Het nieuwe con cordaat tussen de paus en Italië werd vorige maand in deze villa ondertekend.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 19