Overlevende Treblinka
verliest in 1970 voor
tweede maal al de zijnen
Jumor
ZATERDAG 17 MAART 1984
11
j NN Humor is een tamelijk
aars artikel in de Bondsrepu-
k. De politiek maakt daar geen
ji ondering op. Er wordt weinig
K ichen in Bonn. Politici en jour-
Wen lijken voortdurend gebukt
H aan onder de ernst van het poli-
e bedrijf. Televisie-journalist
.y 'drich Nowottny is zowat de
,r die lichtvoetig en met de no
's kwinkslagen de politiek volgt.
e( i'Ottny is in Duitsland even po-
lir als kanselier Kohl, maar hij
dient aanzienlijk meer. Het is
awei typerend dat de man met-
de hemel ingeprezen wordt als
een uniek fenomeen. In het land
der blinden blijkt eenoog nog
steeds koning.
Maar zelfs Nowottny heeft nog
moeite om iets aardigs te brengen
uit de Bondsdag. De geachte afge-
vaardigden, 520 man sterk, zijn zel
den goed voor sprankelend spekta
kel. Geen wonder dat er al iets bij
zonders aan de hand moet zijn, wil
de perstribune redelijk gevuld zijn.
Wie in Bonn iets geheim wil hou
den, hoeft het slechts in de Bonds
dag te vertellen, zo wordt hier ge
zegd.
De humor in de politiek lijkt ge
storven met het vertrek van enkele
groten. Konrad Adenauer bijvoor
beeld. Menigeen wordt ook nu nog
rijk met het uitgeven van steeds
weer nieuwe anekdotes over de
eerste kanselier van de Bondsrepu
bliek. Die grapjes worden ook
steeds weer geciteerd, hetgeen er
op duidt hoe weinig nieuwe aardig
heden er in het Bonner landschap
opbloeien. In de affaire rond de
wegens vermeende homosexuele
contacten ontslagen en later gere
habiliteerde generaal Kiessling,
viel de naam Adenauer ook weer.
Indertijd werd over zijn minister
van buitenlandse zaken, Von Bren-
tano, ook gefluisterd dat hij „be
paalde neigingen" had. Daarop
aangesproken deed Adenauer, die
toen al een eind in de tachtig was,
de praatjes af met de opmerking:
„Ach, mijne heren, bij mij heeft hij
het nog niet geprobeerd".
Ook met Herbert Wehner kon ge
lachen worden. De bejaarde frac
tievoorzitter van de sociaal-demo
craten was niet weg te slaan uit de
Bondsdag. Bij elk debat zat hij daar
in zijn bankje op de eerste rij. Zeer
gevreesd waren de „Zwischenrufe"
die hij naar het spreekgestoelte
slingerde. Kreten als lummelen
„sluipschutter" waren niet onge
woon. Toen oppositieleider Helmut
Kohl een deel van zijn betoog wat
meer gewicht wilde geven en de
retorische vraag stelde: „Waarom
zeg ik dat, meneer de voorzitter?",
schreeuwde Wehner: „Omdat u
niets beters invalt".
Dat waren nog tijden. Nu is het be
helpen in de Bonner stencil-cul
tuur, waar de politici elkaar liever
met lange, droge verklaringen te
lijf gaan. Slechts hier en daar valt
iets te beluisteren wat op de lach
spieren werkt. Zo hoorde ik dezer
dagen dat het bureau van Walde-
mar Schreckenberger, de chef van
de bondskanselarij, inmiddels is
omgedoopt in de „Bermuda-drie
hoek", omdat er zoveel dossiers
spoorloos verdwijnen.
Nu Kohl aan de macht is voorspel
len enkele optimistische collega's
dat er weer zoiets als een grappen-
-cultuur ontstaat. De volkse Kohl,
die van intellectueel gepraat niet
veel moet hebben, leent er zich in
derdaad voor. Zo zou er na de
Kiessling-affaire een Kohl-affaire
zijn ontstaan. De kanselier zou door
de militaire inlichtingendienst, de
MAD, in Keulse intellectuele krin
gen geïdentificeerd zijn. Het pro
bleem is alleen de geloofwaardig
heid van de getuigen. Of Kohl zich
over die grappen ergert? Welnee,
zo zegt een medewerker, „zo lang
we hem de pointe niet uitleggen".
Duitslands meest humoristische po
liticus verwijlt niet in Bonn, maar
in München. CSU-voorzitter Frans-
-Josef Strauss, minister-president
van Beieren, heeft voor het gebeu
ren in de hoofdstad meestal slechts
cynische verachting over. Als
Strauss in een gezelschap op dreef
is, betekent dat dolle pret voor alle
aanwezigen, zowel voor vriend als
vijand. Bij Strauss verveelt zich
niemand. Zo typeerde de rechtse
Strauss tegenover de linkse Stem
de bedachtzame en langzame mi
nister van justitie, Hans Engelhard,
als volgt: „Als Engelhard schilder
was en de kerkklok op zou moeten
schilderen, dan zou de kleine wij
zer hem de kwast uit de hand
slaan
GERARD KESSELS
de film naar Martin Gray's boek „Uit naam van al de mijnen". De vader (Michael
moeder (Macha Meril) van Martin Grajefski in het getto van Warschau.
tin Gray: „Toen ik die stem
iv m'n vader weer hoorde, wist ik
ei ik moest doen. Ik moest getui-
n, niet bitter, niet hatend, maar
een liefhebbende manier. Ik
n ;st het boek schrijven van al de
t&en die waren verdwenen, ik
Ffest een voorbeeld geven. Zoals
te vader een voorbeeld was. Een
Mdbeeld van een man. In het
1 inele manuscript van het boek
n zijn rol veel groter. Maar dat
ft een omvang van duizend pagi
na's. De Franse schrijver-journalist
Max Gallo die het voor me vorm
gegeven heeft, heeft erin moeten
schrappen. Mijn vader was een
man die voor anderen leefde. Die
in '36 naar Spanje is gegaan om te
gen Franco te vechten, die vooraan
meevocht in die unieke opstand in
het getto van Warschau. „Martin, je
zult moeten doden om te overle
ven" zei hij. „Maar blijf één ding
beseffen, het leven is heilig". Toen
die woorden weer terugkwamen,
kwam het leven weer in me terug.
En met het leven moed. En hoop.
Dat moest ik aan anderen doorge
ven. En mijn boek is inmiddels in
negentien talen vertaald. Dertig
miljoen mensen hebben het gele
zen. Het boek blijkt de lezers te be
smetten met hoop. Als je de brie
ven ziet, die ik krijg. Het is onge
looflijk wat het teweeg brengt bij
de mensen. Ze lezen het als een
tweede bijbel. In de kerken wordt
er door dominees en priesters uit
geciteerd. Het is geen religieus
boek, maar God is op elke pagina
aanwezig".
Boodschap
Martin Gray heeft een lijst meege
nomen met citaten uit brieven van
lezers. „Ik heb mèt u gehuild, lief
gehad en geleden. Welbedankt
voor deze les in hoop. Welbedankt
voor uw menselijkheid, voor deze
boodschap van moed". „Ik kon niet
meer leven na de dood van mijn
zoon. Uw boek heeft me weer
moed gegeven". En „Vanmorgen is
mijn zoon geboren. Ik heb hem
Martin genoemd. Naar u". De in
komsten van het boek worden ge
stort in het fonds dat Gray in leven
riep na de dood van zijn vrouw
Dina Bentz van den Berg, een Ne
derlandse, en familie van wijlen de
acteur Han Bentz van den Berg
en zijn kinderen. Het Dina-Gray-
fonds. Martin Gray: „Het enige
fonds in Frankrijk waarbij geen
belasting over de inkomsten be
taald hoeft te worden. Ik heb ge
bruik gemaakt van een uitzonde
ring in de Franse wet, die speciaal
voor president De Gaulle gemaakt
is toen die een fonds creëerde in
naam van zijn vrouw, Anne".
Doel van het fonds: het bescher
men van mens en zijn natuur. Hij
geeft lezingen, financiert folders
ter voorkoming van bosbranden,
hij lanceert een actie: „Een kind
een boom, een school een woud".
„Een kind dat een boom geplant
heeft, dat weet wat natuur is, dat
kind zal nooit mensen doden" zegt
hij. „En er zijn nieuwe plannen
voor een actie waar heel Frankrijk
bij betrokken moet worden. Als ie
dereen één franc overmaakt, moe
ten we genoeg geld hebben om in
elke gemeente een gemeenschaps
huis op te richten. Waar kinderen
kunnen spelen, kunnen leren, met
natuur bezig kunnen zijn. Ik heb in
diverse gemeenten al huizen ge
kocht die daarvoor geschikt zijn.
We staan nog aan het begin, maar
ik weet dat ik zal slagen".
Davidsster
Martin Gray heeft zijn leven weer
gevuld. Hij heeft opnieuw een ge
zin. In 1976 is hij weer getrouwd.
Met Virginia Chantal Eraerts, een
Belgische. Hij heeft inmiddels drie
kleine kinderen. En is gevuld met
plannen. Om te overleven, om de
wereld te laten overleven. Hoop is
zijn sleutelwoord. Hij krijgt de om
slag te zien van de Playboy-pocket,
waarin onder licentie zijn boek als
pocket in Nederland is uitgekomen.
Op het omslag een foto van hem,
met geweer in de hand, genomen
na de brand in 1970 in Zuid-Frank
rijk. Daarbij de Davidsster. Gray
vindt de omslag niet goed. „Het is
geen joods boek. Het is een mense
lijk boek. Mijn familie was dan wel
joods, maar mijn vaders familie
was katholiek. Maar daar gaat het
niet om. Dót omslag (hij bedoelt de
Bruna-uitgave in Beterback met
het filmaffiche op de omslag. BJ) is
beter. Daar straalt hoop uit. Déér
gaat het om". Het is prachtig wat
Gray zegt, wat Gray wil, maar toch
komt steeds weer die vraag naar
boven: hoe kan iemand dat opbren
gen, hoe kan het dat je niet alle ge
loof kwijt bent. Hoe sterk moet ie
mand in elkaar steken om niet weg
te zinken in de vragen? Van Gray
zelf komt nauwelijks een antwoord.
Hij wil niet terug. Hij heeft twee
woorden in zijn vaandel, hoop en
liefde, en daarmee zwaait hij ver
woed. In zijn boek zelf wijdt hij er
wel een beginhoofdstuk aan. Een
5 ifhebbend
Wordt een succes: „Ik bracht com
plete wagonladingen vanuit Frank
rijk, Engeland, Duitsland en Ne
derland naar Amerika. Ik verdien
de fantastisch, ging m'n geld in on
roerend goed beleggen. En toen het
aanbod aan antiek steeds minder
werd en de prijzen steeds hoger
werden, heb ik een fabriek in
Duitsland gevonden waar ze voor
mij oude luchters namaakten. En
daar heb ik er ook weer ladingen
van verkocht. Tot ik hoorde dat ze
mijn namaak nog goedkoper in Ja
pan gingen namaken. Toen ben ik
opgehouden. Ik had geld genoeg,
had Dina ontmoet en wilde niet
mijn hele leven over de wereld
blijven jagen en rennen. We zijn
naar Zuid-Frankrijk gegaan. Daar
hebben we in Tanneron die boer
derij en een stuk land gekocht We
zijn er fruitbomen gaan telen, mi
mosa, een leven tussen en met de
natuur. Ik heb alcohol afgezworen,
ben op een natuurlijke manier ge
zond gaan leven".
Martin Gray was al met het boek
van zijn leven bezig, toen het nood
lot toesloeg. Het boek kreeg er een
dubbele bestaansreden door. Gray
zou er zijn twee levens in vastleg
gen, zijn ongeluk bezweren en de
hoop overhouden. „Maar ik wil
blijven doorzetten en trouw zijn
aan mijn idealen. Tot het einde toe
blijven doorzetten en misschien
komt eens de tijd dat ik weer
nieuw leven zal kunnen scheppen,
zodat de dood van mijn familie en
mijn kameraden teniet wordt ge
daan. Zodat er, zolang er mensen
zijn, altijd één is die spreekt en ge
tuigt uit naam van de mijnen" ein
digt zijn boek. Het nieuwe leven is
er, overleven is voor Gray mecha
nisme geworden, bijna een masker
waarmee hij journalisten identieke
zaken vertelt. Hij komt evenljes
bijna-vrofijk los, als we overgaan in
het Pools, een taal die hij nog altijd
spreekt. Hij geeft me een foto van
zijn jonge vrouw en kinderen. Zij
geeft een baby de borst, een doch
tertje staat er bij met blote buik.
Natuur, leven. Het is Martin Gray
gelukt. De piin is niet meer aan
hem te zien. Alleen aan één oog is
hem in het Warschause getto het
licht ontnomen. Toch nog een
„klepsydra", een litteken. Maar al
het andere heeft hij weggeschreven
in woorden. Voor ons.
- „Op dat mo-
dacht ik dat alles afgelo-
was. Toen ik hoorde dat
vrouw en kinderen in
bosbrand waren omgeko-
was het alsof ik m'n ou-
weer verloor. Ik zag weer
m'n vader voor mijn ogen
doodgeschoten tijdens de
van het getto van
ik zag m'n moeder
ïs weer weggesleurd
het concentratie-
Treblinka. Het leven
geen enkele zin meer. Ik
er een eind aan ma-
Het begin van het relaas
Martin Gray, Amerikaan,
nend in Frankrijk, in Polen
oren als Martin Grajefski,
Als veertienjarige begint
,]or hem de strijd om te over
een. Het getto van War-
tnau, het concentratiekamp
iblinka. Na de oorlog als
igrant naar Amerika. En
in zijn leven eindelijk een
itpunt had gevonden, op-
luwin oktober 1970
lat een bosbrand in Zuid-
ankrijk verwoestend toe.
aar Martin Gray overleeft
M". Ondanks zichzelf: „Ze
hen me m'n geweer afge-
it, ze hebben me tegenge-
den. Je moet verder, zei-
ze. En toen ik tot mezelf
am, was er weer die stem
m'n vader, die in het get-
jei: Martin, het leven is hei-
l Je moet doorgaan, door-
rfhten tot het eind".
vrtin Gray's gevecht gaat door.
kan niet anders meer. Hij is in
Ierland omdat bij uitgeverij
yw. Bruna het boek van zijn le-
ïi uitkomt, „Uit naam van al de
I nen".- In mei volgt de speelfilm
er naar gemaakt werd door de
nse regisseur Robert Enrico, en
een verdere toekomst wacht er
acht uur lange televisieversie,
■tin Gray is een merkwaardig
is. Nadat ik met hem gepraat
is hij op de tv te zien geweest
yjhet praatprogramma van Ruud
Weyden. Er rollen identieke
nen uit zijn mond zoals ik ze al
oord heb. Bij een voorvertoning
u de film „For those I loved" is
journaliste van het Nieuw Is-
e itisch Weekblad. Ze blijkt de-
r' de ervaring te hebben. We zoe-
een interpretatie: Martin Gray
.t zichzelf geprogrammeerd te
ben. De tragische momenten in
leven zijn gestold tot zinnen,
ledelingen. Hij heeft het ver-
nen in taal. Wat belangrijk is, is
F weg verder. Leven. Overleven,
h peilloze diepten van de put die
Meden heet, heeft hij afgesloten
t een boek, met meerdere boe-
Omkijken kan nog, maar dan
in formules, kant-en-klare zin-
Wat geldt is de toekomst: Z'n
13 men om de Franse jeugd de
"S irde van de natuur te leren. Om
?$>randen te voorkomen. Om ze
de, begrip en tolerantie te leren.
>e
Martin Gray: „Ik wil blijven doorzetten en trouw zijn aan mijn idealen".
Antiekhandel
Martin Gray
met vrouw
en kinderen.
Als Grajefski vertrok hij, als Gray
kwam hij er aan. Klaar om een
nieuw leven te beginnen bii zijn
grootmoeder, die hij „moeder' ging
noemen. Via verwanten lag er een
keurig baantje met toekomst voor
hem klaar, maar Gray wilde niet.
Ging z'n eigen weg, nam alles aan
wat los en vast was, een baan over
dag, een baan 's avonds, tot hij het
huis-aan-huis-verkopen ontdekte.
Hij werd een kleine zelfstandige
met een steeds grotere kring ko
pers. Hij leert antiekhandelaren
kennen, ziet wat er voor bedragen
in die handel omgaan en gaat voor
een van hen naar Europa om antie
ke dingen in te kopen. Hij blijkt
een neus voor zaken te hebben.
journalist zoekt hem op, vlak na
net gebeurde en vraagt. Of hij niet
de psychologisch begrijpelijke
schuldgevoelens heeft die alle
overlevenden hebben? Gray
schrijft: „Ik begrijp dat hij niet zal
durven schrijven wat hij denkt: dat
het een schande is om nog in leven
te blijven. Maar ik vergeef het
hem, ik neem het hem niet kwa
lijk. Hij heeft nooit werkelijk onge
luk gekend, en moge hij ervoor ge
spaard blijven. Maar ook al ben ik
in leven gebleven, mijn hoofd
dreigt uit elkaar te barsten en
begrijp evenmin hoe ik nog de
kracht op kan brengen
Klepsydra
Het verhaal van Gray's leven is
een wonder op zichzelf. Smokke
lend in het joodse getto via de eni
ge tram die er doorheen rijdt en die
verboden is voor joden. De tramlijn
wordt zijn smokkelroute. Een veer
tienjarige die mensen omkoopt, ge
bruik maakt van corruptie en ton
nen voedsel heen en weer brengt
met hulp van enkele Poolse semi-
onderwereldfiguren. Die gepakt
wordt, vlucht en via de riolen van
Warschau verder smokkelt. Die in
Treblinka terecht komt, de lijken
uit de gaskamer moet helpen be
graven, gebogen lopend uit angst
voor een zweepslag of een geweer-
stoot, bang voor net litteken, de
„klepsydra" die een zekere dood
betekent. De kleding van de ver
moorde joden wordt met wagonla
dingen weggebracht. Martin Gra-
i'efski helpt bij het inladen, een
jaantje dat hij te danken heeft aan
iemand die hem van zijn smokke-
lactiviteiten uit Warschau kent.
Martin Grajefski weet zich onder
de kleding te verstoppen. Hij komt
ergens op het Poolse platteland te
recht, belandt bij de partizanen. Hij
vecht mee met de Pools-Russische
ondergrondse. En in '44 voegt hij
zich bij het Russische leger. Hij
wordt op z'n negentiende kapitein,
draagt bij de inname van Berlijn al
drie onderscheidingen: de Alexan
der Nevsky-orde, de orde van de
Grote Vaderlandse Oorlog en de
orde van de Rode Ster. Hij spreekt
Russisch, Pools en Duits en wordt
ingezet bij het zoeken naar nazi's.
Hij tekent nog een jaar bij. Maar in
'47 besluit hij om naar Amerika te
gaan. Naar zijn laatste familielid,
zijn grootmoeder die voor de oorlog
geëmigreerd is en die hij één keer
gezien heeft. Gray: „Ik kreeg
steeds sterker het gevoel dat ik bij
dezelfde slagers zat als tegen wie ik
gevochten had. Ik was overtuigd
van de Nieuwe Orde. Ik was over
tuigd dat er een ander, socialistisch
Europa moest komen, waarin ie
dereen gelijk was en waar geen
plaats meer was voor fascisten.
Maar ik zocht nazi's en ik vond al
leen nog jonge jongens, de Weer
wolven, die Hitier trouw hadden
gezworen, maar moeders pappot
nauwelijks ontgroeid waren en
geen geweer behoorlijk vast kon
den houden. De formulieren die ik
in moest vullen, en die zij onderte
kenden, waren doodvonnissen. Ik
voelde me een beul en ik begreep
niet meer waarom dat allemaal
was. Déérvoor had ik niet over
leefd, déérvoor had ik dat allemaal
niet doorgemaakt. Wraak is bit
ter..en wéér kwamen die woor
den van mijn vader boven: het le
ven is heilig. Dus ik wilde weg".