Langs Frans van Breugel is zichzelf in Man tastische olieverfschilderijen Verversbrug: toegang tot de textielverven jen CeidóaQowuvnt BIOLOOG MET FRUITVLIEG JES REAGEERT ZICH AF IN KUNST BEIDEN/REGIO WOENSDAG 14 MAART 1984 PAGINA 5 TTi iton I i ic riit nnnn 1 n T 7tMMWMWW «mk?7 ;Eigeniijk is dit geen le- (ren. Als ik karrevrach- ;en vette klei naar mijn ichtertuin ziet er toch wel aardig uit hè? zou villen transporteren, en lat wil ik ook, moet ik net de kruiwagen het iele huis door. En dat is ;een doen. Buitenom :an ik niet in die tuin Lomen. Daarom heb ik nijn huis te koop gezet, ;egen de wil van mijn rouw en kinderen die est hier willen blijven /wonen. Maar ik kan niet ife miten een grote tuin. 'aarin heb ik mijn ziel i [epoot. Dat is mijn afwij- ring, stammend uit het tampleven tijdens de Ja- lanse bezetting van In- ië. Die grote tuin zie ik ils een basisgenoegen om oor je eigen groenten te jorgen. Mijn syndroom. tuin met alleen iloemen is een luxe; je oet de grond nuttig unnen maken. Maar als ir geen goeie koper op iet huis afkomt, blijven gewoon hier". Het ijkt me een prachtige leefbare stek, met nog iluimerende orchideeën, langs een watering in het 'roene gekunstelde har- je van de Leidse Meren- wijk. Maar Frans van haakt naar een jeweldige moestuin in le randstad. Syndroom. Us knaapje van 5 jaar •epatrieerde hij met z'n 'amilie in '46 naar Ne derland; berooid, zonder ichtergrond, met alle on zekerheden. en daarom doet Van Breugel nu wat hij doet: fascinerend vlie gen vangen in de kunst.... Franciscus Maria Augustinus van Breugel (43) werd in z'n jongelingsjaren door de Je zuïeten in Den Haag gedegen gevormd. Preutse opvoeding. Weg daarmee nu. „Ik dacht er even aan accountant te worden, maar dat werd niets. Welzijnswerker? Nee ook niet. Ik ging studeren, en dat ging gelukkig erg vlot. In '71 promoveerde ik op de „bana- nenvlieg", zeg maar de fruit vlieg, dat is beter; food fly, in de Engelse literatuur". Dr. Van Breugel, bioloog en we tenschappelijk hoofdmede werker op het Genetisch Lab aan de Kaiserstraat, heeft zich vastgepind op de erfe lijkheidsleer binnen dat ge bied en houdt zich bezig met fundamenteel onderzoek, „dat voor velen niet geheel duidelijk zal zijn". Daar is hij gebiologeerd door de minus cule vliegjes van de schillen- bak die hij minutieus onder de loep houdt. „We hebben in Leiden daarin een vrij unieke collectie". Afreageren Het is nu zonneklaar, dat er afgereageerd moet worden. Welnu, deze bioloog kan dankbaar spitten in de vruchtbare humusbodem van een artistiek gemoed. Hij is geen vakidioot, maar een vrije geest, non-conformist uit vrije wil; „Ik trek me van niemand iets aan, ook in m'n werk niet". Ook die vrijheid kan een complex zijn. Voor alsnog wil Frans van Breugel afreageren; „niet alleen zit ten knoeien in je vak". Daar om vluchtte Van Breugel in de schilderkunst, in de eigen conceptie van groene, blauwe Op mijn uinwt'gi'n door stad en land kom ik graag, mensen tegen. U kunt mij telefonisch of schriftelijk vertellen wie u graag in deze rubriek zou willen tegenkomen. Ik ben bereikbaar.via 071 - 12 22 44 op toestel 10. In het atelier van Frans van Breugel, waar het leven fantastische vorm krijgt. en gele tonen. Autodidact in het opvullen van paneel en doek. „Bomen zou ik uit den treuren kunnen schilderen. Ik haat deze maatschappij met de steenmassa's. Daarom schilder en schrijf ik van me af. Gewoon werken, niet mooi willen doen; de gekste dingen durven. Als ik vrijge zel zou zijn, gaf ik m'n baan eraan en ging zitten schilde ren op de Dam". Maar, niettemin, op een tafel uitgespreid, ligt de stamboom van de Breugels. Een trots genealogisch werkstuk van Frans' (Australische) broer wiens naam me niet over de lippen wil komen. Van Breu gel, Bruegel, een stokoud Peels geslacht, restant van Kelten in een ontoegankelijk gebied. „Dat is althans mijn hypothese", licht Frans toe; „Met veel roodharigen in de familie, net als de Ieren. En fin, geklets. Maar toch..." Als grappige bijzonderheid voert Van Breugel aan, dat de stamboom ook nog een on wettig kind aangeeft; „Het is me niet bekend, of dat de enige smet is die aan onze eerbiedwaardige naam kleeft". Voor hem mogen ze; sinds hij non-conformist is geworden. Vrijheid blijheid. Wat de, inmiddels Leidse Breugel geworden, vrolijke Frans immens boeit is niet slechts de vraag of de grote laat-middeleeuwse meester Pieter Breugel in de stam boom in te passen valt. Hij geniet openlijk van het feit, dat de Breugels „een van de oudste, edelste en aanzien lijkste geslachten van Bra bant" zijn. De oudst bekende Breugel leefde rond 1177; dat was een Jan. „Ons koninklijk Huis gaat niet verder terug dan 1270... Daarom al vind ik het geweldig een Breugel te wezen". Zo leeft en mijmert de Leidse Breugel bij een reliek van zijn geslacht van ridders en notabelen, stadsregenten, be- stuurderen van Den Bosch over honderden jaren, en ge leerden: het familiewapen van een „stille adel" dat drie zilveren molenijzers vertoont op een veld van rood. Het is heerlijk grasduinen in een familie van aanzien: „Die ontzettend sjieke families die je tegenkomt". Maar dan is er het „atelier"; een heldere, lichte werkka mer als het domein van Frans' palet en kwastvoering. Weg zijn hier de vliegjes, Van Breugels steunen en toe- verlaten, zijn dagelijks eten dat mogelijk door bezuinigin gen bedreigd wordt. „Ik heb ook nog gedichten", is Frans' bekentenis. Dat zie ik. Onder een groot doek met een drei gende, blauwe, woedende zee, liggen gedachtenspinsels geordend naast elkaar: „Ik schenk je", „Cannabis blank", „Gewijdene aarde", „Groentelust" („Ik ben dus gek op tuinieren, niet waar?"). Neem Groentelust: KARMOZIJN "Ik min er de boontjes en wortels zo fris de geurige kervel een lavenis en lubbestok, dille en ook karmozijn bessen en hysop en ook wat azijn Ik houd ook van peper en mierik en tijm van tjabbé en chili en ander venijn Ik min er de vrouwen en meiden zo fris hun geurige bloesem een lavenis met lubbestok, dille en ook nog wat wijn mensen wat heerlijk een groenteman zijn". Right so. Maar als vanzelf gaat m'n oog naar de naakten in het atelier. Geen werd er naar model geschilderd, maar ze kregen van Frans naar den vleze het volle pond: roze naakten, staande, lig gende, knielende, naakten met fel rood op de dijen en andere flanken, onstabiele naakten, dansende, springen de, een feministisch naakt als centrale vrouwelijke glorie, met daarachter drie, vier ge knakte mannenfiguren die het blijkbaar niet meer zien zitten. Het biologisch getrain de geheugen van Frans moet fabelachtig zijn. Dat geldt ook voor de vogels die hij ge penseeld heeft: hij heeft er uren naar gekeken. Op z'n eindexamen had Van Breu gel een 10 voor handtekenen, en zijn leraar zei: jongeman, daar moet je mee doorgaan. Frans' aquarelletjes uit die vijftiger jaren vind ik heel mooie probeersels. Drie jaar geleden, opeens, be gon Van Breugel, wiens va der ook al achter de schilder sezel had gezeten, als bezeten met olieverf te werken. Met houtskool, met waterverf op nieuw. „Een hobby die met vlagen komt en gaat. Soms doe ik twee dingen in een weekend, soms twee in een half jaar. Een schilderij in twee Uur. Ik werk snel, ben geen fijnschilder. Geïdeali seerde landschappen, die me ver van de mens brengen, stukjes oernatuur, geen stads huizen. Je kunt ervan hou den, je mag het verwerpen. Soms hebben m'n bomen geen schaduw; dat interes seert me geen zier, of ze er nou over vallen of niet. Ik kan me deze kunst permitte ren, ik hoef ze niet aan ,de man te brengen, ik hoef ook niet herkend te worden". Wel hanteert Frans, de Leid se Breugel, sinds enige tijd een eigen techniek: hij doet expressionistische, op Van Gogh geïnspireerde, maar ge heel volgens eigen opvattin gen geconcipieerde kunst met een stukje afgesneden rubber: verf aanbrengen en uitgleuven. Fantastische re sultaten, vaak in koel, ijzig blauw, achter knotwilgen. Grillig, stekelig, desolaat, vonkend ook. Een therapie die indruk maakt en diepten peilt. Achter een civiele Me- renwijk-fagade. Hogelijk ge waardeerd door professionele kunstenaars (van Ars), „maar die mening kan me niet sche len". Frans van Breugel exposeert vanaf 16 maart met 20, uit gedrevenheid vervaardigde, olieverfschilderijen (die hij eigenlijk helemaal niet wil verkopen) in lunchroom La Bergerie, Zijlstraat 95, in kunststad Haarlem. Zes we ken lang. Toegang gratis; be langstellenden van harte welkom. Een bezoek mij nentwege zeer aanbevolen. En anders zou ik u bijna naar zijn huisadres sturen: Zonne bloem 46, Merenwijk, Lei den. Als de bioloog Van Breugel geen last heeft van vliegetjes, laat hij vast de mooiste fragmenten van zijn inspiratie zien. Bruggen, we maken er allemaal ge bruik van. Zeker in een waterrijke stad als Leiden zijn het onmisbare schakels in het wegennet. Veel aan dacht is er nooit aan de Leidse bruggen besteed. Toch zijn er een hoop interessante vragen te stellen. Waarom bijvoorbeeld heet de Bos- telbrug Bostelbrug? Wanneer en door wie is deze brug gebouwd? De stilte rond de Leidse bruggen is met de presentatie van het uitver kochte Bruggenboek al gedeeltelijk 'verstoord'. In april 1984 gaat in het Gemeentearchief aan de Boisotka- de de tentoonstelling „De Leidse bruggen" van start. Dan verschijnt naar alle waarschijnlijkheid ook do herdruk van het Bruggenboek. Als inleiding op de expositie ver schijnt in deze krant een serie arti kelen over Leidse bruggen. Het zijn geen technische verhandelingen, maar historische verhalen waarin een Leidse brug als leidraad dient. De gegevens zijn verzameld door een werkgroep van historisch geïn teresseerden, die veel van de ge schiedenis van de Leidse bruggen heeft uitgezocht. Samensteller is de begeleider van de werkgroep, de heer P. J. M. de Baar van het Ge meentearchief. Kees van Herpen te kent voor de eindredactie. De re- produkties zijn van fotograaf Wim van Noort. Vandaag verschijnt het drieëntwintigste artikel in deze se rie. )oor de geweldige bevol kingsgroei in het begin jan de zeventiende eeuw Jjvas de in 1611 gereali- eerde nieuwe stadswijk ussen de Oude Vest en le Morsch-, Rijnsburger- te n Maresingel al snel vol- isebouwd. De vraag naar loonruimte bleef echter estaan en daarom werd a i 1644 besloten tot een •a ieuwe stadsuitbreiding, j lm een redelijke v'erde- g iging mogelijk te maken n/erd deze niet te groot emaakt. De Haven werd u binnen de stad getrok- en, hetgeen ook wel e andig was voor de schip- ers. lS d ehalve plaats voor woonhui- Pj fri', die vooral aan de Haven Oude Herengracht werden Bbouwd, werd hier vooral 51. laats gemaakt voor industrie. ooral vervuilende industrie 13 on in deze „uithoek" van de 51 ad nog wel een plaatsje vin- si en. Dat ververijen ernstige 'aervuilers zijn hoeft wel nie- hiand worden uitgelegd en reïze werden hier dan ook in ote getale gebouwd. Het wa- §(ir. in de Binnenvestgracht e,issen Herenpoort en Zijl- [e )ort zal dan ook wel heel n; at keren alle kleuren van de igenboog hebben vertoond. 'e aar deze textielververijen eette de straat waaraan ze gen al snel Ververstraat of 'e erwersstraat. Deze straat as in het verlengde van de te angegracht geprojecteerd. !n ie Langegracht liep eerst )od tegen een soort vest wal de plaats waar nu de Hout- 01 arkt is, maar werd in 1831 erbondert met de Oude He ro ingracht. Op dat punt werd aen verbinding gelegd een :l| ibbele ophaalbrug. Eerst in i achttiende eeuw begon 01 ize de naam Verwerstraat- r rug te krijgen, hetgeen later aj ïrkort en gemoderniseerd 'erd tot Verversbrug. Tussen de Houtmarkt en de nog aan te leggen Ververstraat werd in 1644 de eerste Verversbrug gebouwd. Aannemers waren Christoffel Claesz. Bontenbal en Claes Jacobsz. Moreel voor 660; voor werk dat gedaan werd, maar niet in het bestek was beschreven, ontvingen zij nog 8 extra. Versleten Deze brug was in 1671 al zo versleten dat een vrijwel alge hele vernieuwing nodig was. Dat karwei werd op 20 janua ri 1671 voor 245 aangeno men door Huybert van Duy- venvlucht; het moest uiterlijk 1 mei klaar zijn. Van de gele genheid werd gebruik ge maakt om ook de in die tijd zo populaire ijzeren leuningen aan te brengen. Op 26 augus tus 1671 nam Jan Evertsz. van Sonnenbeck voor 328 aan om vóór 30 september de 36 gietijzeren stijlen met regels aan te brengen. Dat hij voor een paar leuningen meer ont ving dan de aannemer van de hele brug, is te verklaren door de materiaalleverantie; de timmerman hoefde geen hout te leveren, terwijl de smid het nu eenmaal dure ij zer van de regels en klauw- stukken moest leveren. De stijlen van de leuningen wer den altijd door de stad in het groot in Amsterdam gekocht. De vernieuwde brug met zijn ijzeren leuningen kon er weer voor de nodige tijd tegen. Of schoon hij zeker nog wel eens in het begin van de achttien de eeuw zal zijn vernieuwd, is de volgende goed gedocumen teerde renovatie die van 1757. In dat jaar brak Claas van Borselen de brug voor 210 af en bouwde, met gebruikma king van de oude wippen (ba lansen), hameien (poorten) en vallen, een geheel nieuwe. Tussen 17 oktober en 25 de cember van dat jaar werd het werk uitgevoerd; zoals gebrui kelijk was het ontwerp van Jan van Warendorp, wiens bestek en tekening de opera tie zeer duidelijk uitleggen. Deze brug heeft het maar erg kort uitgehouden: al op 1 ok tober 1778 volgde een aanbe steding om hem vrijwel totaal te vervangen. Bovendien was er haast mee, want ondanks de te verwachten vorstperio de waarin niet kon worden gewerkt, werd bepaald dat de oplevering op 15 april 1779 zou moeten plaatsvinden. Dit keer was Jacob van Leeuwen de gelukkige (of pechvolle?) aannemer. Bij het karwei van 1779 waren de oude hameistij len nog weer eens opnieuw gebruikt. In 1789 waren deze dan ook zo oud geworden dat vernieuwing onvermijdelijk was. Gerrit Plomp nam op 11 juli 1789 aan om tussen 15 maart en 15 september 1790 nieuwe stijlen te leveren. In 1831 werd de hele situatie gewijzigd. De Langegracht werd doorgetrokken tot in de Oude Herengracht. De Ver versbrug lag daarbij enigszins in de weg en werd iets naar het noorden verplaatst, zodat hij in het verlengde van de Langegracht noordzijde kwam te liggen. De brug Een blik op de Verversbrug vanaf de Hout markt met op de achtergrond de St. Josephs- kerk aan de He rensingel, inge wijd op 17 sep tember 1925. Foto ca. 1925. werd tevens verbreed tot vier meter en ingekort door de landhoofden te verlengen. Over de Langegracht kwam een nieuwe brug, de Hout- marktbrug. Operatie Deze operatie kostte uiteraard de nodige tijd: de aanbeste ding was op 15 augustus 1831 en de oplevering moest op 30 oktober 1831 plaatsvinden. Theodorus Molkenboer werd voor 5100 aannemer. Mol kenboer is de later zo beken de architect die in Leiden on der meer de drie grote katho lieke kerken (Hartebrugkerk, St. Petruskerk op de Lange- brug, thans brandweerkazer ne en de Mon Pèrekerk aan de Haarlemmerstraat, tot voor kort „Overdekte") heeft ge bouwd. De volgende beurt vond in 1862 plaats. Op „Maandag den 28 april 1862, des middags ten 12 ure" werd in het Raadhuis onder meer aanbesteed: „de vernieuwing van de Ophaal brug over de Oude Heren gracht voor de Verwerstraat". De doorvaartwijdte werd nu 6.30 meter. Aannemer J. Groenewegen moest meteen beginnen en uiterlijk 5 sep tember klaar zijn; hij zou dan zijn aanneemsom van ƒ3840 ontvangen. Een ongelukje kan soms grote gevolgen hebben. Het ge meenteverslag over 1873 brengt dat heel simpel onder woorden: „Het breken van een der priemen (een deel van de balans, dus het wip pend gedeelte) van de ophaal brug op het eind der Oude Heerengracht gaf aanleiding tot het maken van een nieu we dubbele houten ophaal brug met verwijding der doorvaart, vooral in het be lang van den aanvoer van steenkolen voor de Gasfa briek". Pieter van der Kamp nam dit op 13 oktober 1873 voor 2800 aan. Maar leverde ook hij misschien niet de kwaliteit die vereist mocht worden? Het wordt anders wel raadselachtig waarom deze houten brug al in 1887 door een van hoofdzakelijk gietijzer moest worden ver vangen. Aan deze operatie heeft de ge meente weinig plezier be leefd. Bij de aanbesteding op 9 juli 1887 werd August Emme rich te Stadskanaal aannemer van de Gepekte brug en de Verversbrug. Beide bruggen moesten op 1 december wor den opgeleverd, zodat het winterweer geen invloed zou hebben. Nu waren de bruggen eerst op 22 en 24 december klaar, zodat de boetebepaling in werking trad. In een rekest aan de Gemeenteraad protes teerde Emmerich tegen de boete voor wat de Ververs brug betreft: deze bedroeg 18 dagen a 15 gulden 270. Hij betoogde dat de brug eerst op 23 december moest worden opgeleverd, terwij) hij op 31 december voor voetgangers werd geopend, hetgeen na af trek van de Kerstdagen een overschrijding van maar vijf dagen opleverde. „Met het oog op den tegenspoed waar mede bij 't stellen der brug gen was te worstelen als zeer korte dagen, regen, sneeuw en vorst heb ik al het mogelij ke gedaan om door te werken: niettegenstaande was het mij onmogelijk om op den bepaal den tijd klaar te komen". Vergadering Op 5 april 1 de Raad hierover, eerst zelfs in een vergadering achter ge sloten deuren. Raadslid De Sturler had'de andere leden uitgenodigd om op 24 maart de Verversbrug te inspecteren en daarbij bleek dat hij ver zakte (aan de kant van de Houtmarkt al 5 centimeter), dat de helling van de vallen te sterk was, waardoor het be rijden voor vrachtwagens zo gevaarlijk was dat men de brug ging mijden, dat bedie ning niet door twee man, maar slechts door vier man en dan nog met moeite ging en dat de doorvaartwijdte werd verminderd door het door hangen van de vallen zo moest zelfs een brugwachter op een van de vallen klaute ren om de mast van een schip af te duwen. Daarop had de heer De Sturler de burge meester gevraagd meteen de passage te verbieden en een grondig onderzoek te laten in stellen. Deze had daartoe geen aanleiding gezien en verde digde dit in de vergadering zeer uitvoerig en hardnekkig. Nadat raadslid Van der Hoe ven echter had gemeld: „Ik ben er vanmorgen weer ge weest en heb gezien dat de brug thans gemakkelijk open gaat, maar niet is dicht te krij gen tenzij de geheele buurt te hulp komt en de straatjongens op de klap klimmen om die te doen zakken", werd de verde re behandeling uitgesteld. Toen de Raad er dp 17 mei op terugkwam, was burgemees ter De Laat de Kanter even min erg toeschietelijk; als een echte ijzervreter verdedigde hij vooral gemeentearchitect Knuttel zeer sterk. Maar hij kon niet .ontkennen dat het afwerken van de brug niet door Emmerich was gedaan. Die had de boel maar lelijk op zijn beloop gelaten, zodat de Grofsmederij op kosten van Emmerich de brug fatsoenlijk werkend had moeten maken. De heer De Sturler nam daar uiteindelijk genoegen mee. Een rekest van een aantal ge bruikers van de brug tot ver laging van de steile landhoof den werd op 21 juni 1888 door de Raad afgewezen. Deze brug heeft het nog tot 1925 volgehouden. Toen werd hij opnieuw met het oog op de kolenschepen voor de Licht fabrieken van 6.50 tot 10 me ter verwijd en van 2.90 tot 7 meter verbreed. Aannemer van de onderbouw was Th. L.J. Zitman; de ijzeren boven bouw werd geleverd door de N.V. Hollandsche Construc tiewerkplaatsen. In de kosten van plusminus 65.000 werd door de Lichtfabrieken 42.000 bijgedragen. De open stelling voor het verkeer vond plaats op 6 november 1926. De ijzeren bovenbouw is na jarenlang verval in 1979 verwijderd, zodat thans alleen nog het werk van aannemer Zitman te bewonderen is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 5