Een pleegkind zet je niet zomaar in een gezin Hulp paragnost bij politie-onderzoek niet nuttiger dan een willekeurige tip Zuid-Afrika wil praten met SWAPO Winkelier in Lisse ontdekt zwendel met giro-kaarten VEEL GEHOORDE KLACHT: „IK HAD HET ME TOCH HEEL ANDERS VOORGESTELD" BINNENLAND/BUITENLAND foidóe Sou/tont MAANDAG 12 MAART 1984 PAGINAi Kabinet ruimt weer adviesorganen op DEN HAAG Het kabinet is van plan meer dan dertig externe advies organen op te heffen. De werking van bestaande adviesorganen zal in de toekomst regelmatig worden be keken, en instelling van*"nieuwe ad viesorganen zal nog slechts plaats vinden na zorgvuldige beoordeling van de wenselijkheid daarvan. Dit schrijft minister Rietkerk (Binnen landse Zaken) aan de Kamer. Zo heeft het kabinet bijvoorbeeld beslo ten tot een reorganisatie van de Raad voor de Kunst. De Omroep- raad en de Persraad zullen opgaan in een Mediaraad, die zal worden sa mengesteld op basis van deskundig heid. KAAPSTAD Zuid-Afrika is bereid deel te nemen aan een vredesconferentie over Namibië, waaraan ook de Namibische bevrijdingsbeweging SWAPO zou kunnen deelnemen. Dat heeft de Zuidafrikaanse minister van buitenlandse zaken, Roelof („Pik") Botha in een gisteren uitgegeven verklaring bekendge maakt. In de verklaring worden als deelnemers aan een derge lijke conferentie onder meer genoemd de regeringen van Zuid- -Afrika en Angola, de SWAPO en de Angolese guerrillabewe ging UNITA. Botha zei dat Zuid-Afrika wil deelnemen „zonder enige voorwaarde, behalve de verwezenlijking van vrede". De SWAPO voert al zeventien jaar striid voor de bevrijding van Namibië, dat tegen de wil van de VN door Zuid-Afrika wordt bestuurd. De SWAPO en Zuid-Afrika zaten in januari 1981 voor het laatst aan de onderhandelingstafel. LISSE De Amsterdamse gemeentepolitie heeft twee Amsterdam mers opgepakt die bij aankoop van een videorecorder in Lisse van valse girobetaalkaarten gebruik maakten. Naderhand bleek dat het duo ook in andere plaatsen video's met vervalste kaarten had gekocht. De recherche vermoedt, dat de betaalkaarten afkomstig zijn van een serie van vele tienduizenden valse kaarten waarvan nu ongeveer tien firocent boven water is gekomen. Enige tijd geleden zijn de Neder- andse drukker en ontwerper van de kaarten in Zwitserland gearres teerd. De twee Amsterdammers konden worden gearresteerd toen een win kelier in Lisse, die de betaalkaarten eerst had geaccepteerd, consta teerde dat ze vals waren. Hij rende naar buiten en kon nog net het kenteken van de wagen opnemen. Volgens de politie gaat het om goe de vervalsingen. Congres wil VS- ambassade in Jeruzalem WASHINGTON De Amerikaanse regering probeert het Congres ervan te weerhouden een wetsontwerp aan te nemen, waarin staat dat de Ame rikaanse ambassade in Israël moet worden verplaatst van Tel Aviv naar Jeruzalem. De regering-Reagan is bang dat een dergelijk besluit zal leiden tot vergeldingsacties van Ara bische extremisten en een verslechte ring van de relatie met meer gema tigde Arabische landen. Net als veel andere westerse landen verplaatsten de VS in 1982 hun am bassade uit Jeruzalem naar Tel Aviv, na de Israëlische annexatie van het oostelijke deel van Jeruza lem. ANC-leiders willen niet naar Transkei JOHANNESBURG Drie leid* van het in Zuid-Afrika verbode Afrikaans Nationaal Congre (ANC), die tot levenslang zijn vet oordeeld, zijn niet van plan in gaan op een aanbod hen vrij te latei mits ze in het zwarte thuislan Transkei gaan wonen. Het aanbo was gedaan aan Walter Sisulu, Ne son Mandela en Govan Mbeki. D drie zouden hebben verklaard niet van zo'n soort vrijlating te wille weten. Voor de Zuidafrikaanse reg ring zou het vertrek van de drii naar Transkei een (zwarte) erkei ning van de zeer omstreden thuislat den-politiek hebben betekend. AMSTERDAM Neder land telt op dit moment 21.000 kinderen die om uiteenlopende redenen niet bij hun eigen ouders wonen. Twaalfduizend van hen leven in tehui zen, negenduizend zijn ondergebracht bij pleeg gezinnen. De overheid, in casu staatssecretaris Van der Reijden van WVC, vindt dat er aan zienlijk minder (jonge) kinderen in een tehuis moeten belanden en dat het aantal pleeggezinnen flink moet worden uitge breid. Een kind in eeft tehuis kost de overheid immers tussen de 200 en 250 gulden per dag, ter wijl die vergoeding voor een pleeggezin maar tus sen de 15 en 27 gulden ligt. Hoe meer kinderen er in een pleeggezin ge plaatst kunnen worden in plaats van in een te huis, des te groter is dus de bezuiniging. De pleegzorg heeft dezer da gen bij monde van de Raad voor het Jeugdbeleid laten weten dat de staatssecretaris de zaken wat al te simpel voorstelt. De Raad ziet wel graag maatregelen voor aan-, vulling van dagbehandelin gen en ambulante voorzie ningen. maar liever geen la wine van kandidaat-pleegge zinnen. Alleen ionge kinde ren met niet al te ernstige problemen zouden in aan merking komen voor plaat sing in een pleeggezin. Juist omdat de huidige begeleiding niet berekend is op een in tensieve ondersteuning van pleeggezinnen. Met andere woorden: kwaliteit voor kwantiteit. Waardoor mis schien de drieduizend kinde ren waarbij de situatie mo menteel dreigend is en dag opvang geboden, uiteindelijk gewoon bij hun ouders zullen blijven. Of zoals directeur Maarten Bellaar Spruyt van de Cen trale voor Pleeggezinnen in Amsterdam het zegt: „Van de twaalfhonderd aanmeldingen van pleeggezinnen blijven uiteindelijk tweehonderd bruikbare adressen over. Het hart van de mensen is goed genoeg, maar als je pleegge zin wilt worden moet je wel even verder denken. Als je louter emotioneel redeneert, wordt het voor alle partijen een enorme mislukking. Er is veel (meer) mogelijk in de pleegzorg, maar wat Van der Reijden voorstaat kost veel voorbereiding. Je kunt niet zomaar de knop omdraaien als je een andere situatie wilt". Daarmee is meteen een pre cair punt aangesneden. Wie kinderen wil, moet dat hele maal zelf uitmaken. Er staat niemand op de stoep om te vragen of je dat wel aankunt en of het verantwoord is. Wie een pleegkind wil, wordt binnenstebuiten gekeerd. Zonder zo'n selectie zou de hele problematiek toch al lang zijn opgelost, is de gang bare redenatie. „Mensen die aan een pleegkind beginnen, beginnen aan iets héél anders dan met een eigen kind", zegt Herma Herpers, maat schappelijk werkster van de centrale in Amsterdam. „Het gaat altijd om een kind dat een onplezierig verleden heeft; het is een beschadigd kind. Dat vereist eenvoudig dat het in een zo stabiel mo gelijke situatie terecht komt". Vicieuze cirkel „De kans dat het fout gaat. opnieuw fout gaat eigenlijk, moet zo klein mogelijk wor den. Meestal komen ze name lijk uit een familie waarvan generatie op generatie in een tehuis of bij pleegouders heb ben gewoond. Kinderen wor den juist in een pleeggezin t om die vicieuze cir kel te doorbreken. Voor hun eigen ontwikkeling, maar ook zodat hun eventuele kin deren later niet óók weer uit huis moeten. Het maakt de zorg voor een pleegkind alle maal uiterst zwaar, je kunt wel zeggen bijna professio neel. Gezinnen en daar mee bedoelen we dan elke denkbare samenlevings vorm moeten wel erg sterk in hun schoenen staan om dat aan te kunnen. Duik je er zomaar in, dan krijg je altijd, echt altijd, de opmer king: „Ik had het me toch heel anders voorgesteld". Dat is slecht voor het kind én voor de ouders". Niet voor niets wordt er ge sproken over een „incubatie tijd" van een jaar voor aspi rant-pleegouders. Na hun aanmelding moeten ze de tijd hebben om erachter te ko men waar ze aan beginnen. Pas dan is er een goede kans dat het opnemen van een pleegkind niet op een desillu sie uitloopt. Zo moeten plee gouders zich onder meer kunnen inleven in de situatie van de eigen ouders van het kind, die overigens altijd met de plaatsing akkoord moeten gaan. Pleegouders die niet accepteren dat het kind eigen ouders heeft en die ook niet instemmen met een regelma tig bezoek van die eigen ou ders, zullen het nooit redden. „Het is voor ouders heel wat om toe te geven dat iemand anders voor je kind zorgt. Ze ervaren dat als falen en de omgeving is maar al te into lerant en heel lelijk in zulke gevallen. Pleegouders die dat niet onderkennen, zijn niet geschikt". „Ook is het, om maar iets te noemen, noodzakelijk om te weten of mensen die zich aanmelden overweg kunnen met apathische of juist agres sieve kinderen", benadrukt Maarten Bellaar Spruyt. „Soms heb je kinderen die niets zeggen en alleen maar voor zich uitstaren. Of kinde ren die regelrecht zijn mis handeld en die als reactie daarop zelf alles kort en klein willen slaan. Voordat wij een kind ergens plaatsen, zullen we toch moeten weten of pleegouders dat kunnen hanteren. Of om een wat al ledaagser voorbeeld te noe men: kinderen die graag de hele dag voetballen moet je niet in een gezin plaatsen Mensen die aan een pleegkind beginnen, beginnen aan iets héél anders dan met een eigen kind. Na een slechte voorbereiding op de komst van een pleeggezin volgt onherroepelijk de opmerking: „Ik had het me toch heel anders voorgesteld". Tehuis In een tehuis gaat dat anders. De opzet is wel zoveel moge lijk kleinschalig zes tot tien kinderen bij elkaar en er wordt ook geprobeerd zoveel mogelijk een gezinssi tuatie na te bootsen door een bepaalde leeftijdsopbouw of door kinderen van dezelfde leeftijd bij elkaar te zetten, zoals pubers. Maar een echt gezin is het niet. De volwas senen waar de kinderen mee te maken hebben zijn hoofd zakelijk maatschappelijk werkers en werksters, die de kinderen in tegenstelling tot ouders maar een aantal uren per dag zien. „Dat betekent niet", meent Herma Herpers, „dat een te huis bij voorbaat ongeschikt is voor de opvang van kjnde- ren. Sommigen voelen zich daar zelfs erg veilig, juist om dat ze er in een groep zitten. Alles in een tehuis ligt vast en dat is voor sommige kin deren een plezierige weten schap. Daarentegen zie je in een tehuis dat er veel meer wordt gevochten om het be staan. Het best blijkt dat bij het eten, waar iedereen altijd haalt wat er te halen valt. Wie een toetje wil moet snel zijn. anders heeft een ander het al op. Dat geeft aan, dat ze op bepaalde punten in hun ontwikkeling verder zijn dan veel andere kinderen; vooral op het gebied van zelfstan digheid. Maar emotioneel lo pen ze enorm achter, zeg maar gerust dat ze onderont wikkeld zijn als het om rela ties gaat. Hun surrogaat-ou der, de maatschappelijk wer ker, is niet altijd dezelfde en vrienden en vriendinnetjes veranderen ook om de zoveel tijd. Als dit meemaakt als kind dat ook niet bij de eigen ouders kon blijven, is het toch logisch dat je een diep ingeworteld wantrouwen hebt dat niemand bij je blijft". Voorkeur De Centrale voor Pleeggezin nen is het dan ook wel eens met staatssecretaris Van der Reijden, dat een gezin de voorkeur geniet boven een tehuis. „Maar dan niet op fi nanciële gronden", haast di recteur Bellaar Spruyt zich te zeggen. „Want mensen ver dienen allesbehalve aan het opnemem van een pleegkind. Ze leggen er juist veel op toe. Soms zou je dan ook wensen dat ouders eraan overhiel den, dan zou in elk geval de financiële drempel wegval len". Waarmee hij voor de tweede keer op een moeilijk punt in gaat. Bij de selectie-eisen, die door hem nadrukkelijk niet streng worden genoemd, lijkt het immers dat veel mensen al bij voorbaat afvallen om dat ze niet genoeg verdienen of niet mooi genoeg wonen. Hij bestrijdt pertinent dat er ook maar enige sprake is van een elitaire aangelegenheid, maar voegt er ogenblikkelijk aan toe dot „standsverschil len" wel een rol kunnen spe len. Maar dan buiten „ie mands" schuld. „De meeste pleegkinderen komen uit de lagere sociaal-economische milieus en de meeste plee gouders komen uit de midd- leclass. Daar kunnen we niet omheeen. Een gezin met kin deren dat in de stad woont en- wel een pleegkind zou willen en kunnen opnemen, moet daar vaak genoeg van af zien omdat ze het geld niet heb ben of omdat hun woonruim te niet toereikend is. Natuur lijk, dat komt voor, maar dat betreuren we enorm. Daar kun je ook niets aan doen. We hebben wel gevallen ge had dat mensen een zolder wilden opknappen zodat ze één of twee pleegkinderen konden hebben. Maar dat kostte ongeveer vijfduizend gulden. Wij hebben gepro beerd daarvoor subsidie te krijgen. En wat hoor je dan? „Ja, maar als het kind na een jaar weer weggaat, hebben die mensen toch mooi hun zolder verbouwd". Tja, zo blijf je bezig. Als argwaan de leidraad isAl was het voor drie maanden, dan is het die vijfduizend gulden nog volledig waard. En als je dan weer kijkt naar wat plaatsing in een tehuis kost, een dikke 70.000 gulden per jaar, begrijp ik het helemaal niet meer". Eerste periode „Maar dat een pleegkind geld kost, staat buiten kijf. Voor lopige resultaten van een on derzoek aan de Landbouw Hogeschool Wageningen heb ben aangetoond dat vooral de kosten in de eerste periode erg hoog zijn. Mensen moe ten dan veel reizen, pleeg kinderen hebben weinig kle ren, weinig speelgoed, weinig boeken, ze maken louter uit onwennigheid meer stuk en doen meestal meer dan ande ren aan solistische sporten dié ook meer geld kosten dan teamsporten. Maar financiële voorwaarden stellen wij niet. Als iemand van een uitke ring leeft, is dat voor ons geen bezwaar om een pleeg kind te nemen. Wél als blijkt dat die werkloosheid span ningen in het gezin ople vert". „Het is daarom bijna schan dalig, dat de overheid nog steeds redeneert vanuit het 19e-eeuwse model dat het een charitatieve bedoening is, vrijwilligerswerk. Voor een pleegkind krijg je bijvoor beeld geen kinderbijslag. En de dagvergoeding van maxi maal 27 gulden, die mensen voor een pleegkind ontvan gen, staat in geen enkele ver houding tot de werkelijke kosten. Daarom zou je soms wel willen dat pleegouders eraan zouden verdienen, dan krijg je de categorieën die je er graag bij zou hebben er ook inderdaad bij. Zeker als je ziet, dat de problemen het grootst zijn in de grote ste den, waar veel mensen uit sociaal-economisch lagere milieus met een lager inko- 16 men in een kleinere behui zing wonen. Terwijl juist daar ook de meeste pleegkin deren vandaan komen. De tehuizen in de grote steden kunnen het niet aan, er is een ondercapaciteit. Dus hoe fijn zou het zijn als we daar ja veel pleeggezinnen hadden". „En dan zeg ik nog maar eens, dat het er niet om gaat tehuizen en pleeggezinnen tegenover elkaar uit te spe len, maar dat er moet wor den gekeken naar wat het beste is voor een kind. Alsi een kind door een kortston-" dige plaatsing in een tehuis weer bij zijn eigen ouders kan gaan wonen, dan moet -. dat gebeuren. Maar we moe-i ten ervoor waken, dat erf P' meteen wordt gezegd: doe* maar in een tehuis. En dat gebeurt, want dat is makke lijker, dan ben je er vanaf. Het zoeken van een pleegge-" zin kost veel meer tijd en moeite, maar dat mag geen enkele belemmering zijn. Zo lang je de doelstelling maar niet uit het oog verliest, want zodra je kinderen snel een adres „inpraat", berokken je grote schade aan iedereen". DICK HOFLAND ARNHEM Bij ontvoe ringszaken als Heineken of mevrouw Van der Valk staat het bericht (even) op de voorpagina's: „Politie roept hulp in van parag nost". Maar meestal schrikken politiechefs er voor terug om in het openbaar toe te geven, dat ze een beroep hebben ge daan op een helderziende, teneinde klaarheid te brengen in hopeloos lij kende zaken. Het zojuist verschenen boek „Natuur lijk niet bovennatuurlijk" doorbreekt dit taboe. De auteurs Douwe Bosga en Martine Busch, beiden be stuurslid van de Neder landse Parapsychologie Stichting te Arnhem, noe men met naam en toe naam vijftien politiekorp sen, die op eigen initiatief (en vaak bij herhaling) de vorig jaar overleden Nun- speetse paragnost Warner Tholen hebben geraad pleegd. In één adem voegen ze daar echter aan toe: „Men moet het praktisch nut van het gebruik van paragnosten voor politioi- neel onderzoek niet overschat ten. Maar al te vaak is het zo, dat de aanwijzingen van de helderziende parapsycholo gisch gesproken wel juist zijn, maar dat ze niet leiden tot op lossing van een zaak. De uit spraken van een paragnost hebben in veel gevallen slechts dezelfde waarde als een willekeurige tip en vaak blijkt achteraf pas, dat ze kloppen De betekenis van paragnosti- sche hulp voor het politioneel onderzoek is dan ook beperkt, zeker wanneer men als politie man niet goed geïnformeerd is over de wijze, waarop een pa ragnost de door zijn geestesoog waargenomen aanwijzingen weergeeft. Men mag van een helderziende niet verwachten, dat hij de dader van een mis drijf compleet met juridisch aanvaardbare bewijzen op een presenteerblaadje aanbiedt. Gaat men er echter van uit, dat iedere goede tip meegeno men is, dan kan de paragnost wel degelijk een rol vervul len". Voorspellingenbank De Nederlandse Parapsycholo gie Stichting is in 1981 opge richt om de parapsychologie als wetenschap theoretisch te onderbouwen en om mensen op te vangen, die zich geen raad weten met hun persoon lijke paranormale ervaringen. Douwe Bosga en Martine Busch haalden al eerder het nieuws, toen ze een voorspel lingenbank oprichtten, zijnde een soort archief van dromen met een voorspellend karak ter, aan de hand waarvan later kan worden nagegaan in hoe verre ze zijn uitgekomen. Ne derlanders werden uitgeno digd dit soort dromen in te zenden. „Dit heeft geresulteerd in 76 officieel geregistreerde voor spellingen van zowel persoon lijke, als meer algemene aard", zeggen ze in hun boek. „Van RUITENHEER twee persoonlijke voorspellin gen werd na enige tijd gemeld dat ze waren uitgekomen, maar slechts in één geval kan dit naar volle tevredenheid worden gedocumenteerd". Missers uitgekozen Verder informatie over de voorspellingenbank ontbreekt. Jammer. Want „Natuurlijk niet bovennatuurlijk" wil juist aantonen: „er is een manier waarop paranormale ver schijnselen kunnen worden in gepast in ons denken over de wereld; telepathie en helder ziendheid blijken dan even na tuurlijk of wonderlijk als een algemeen aanvaard verschijn sel als de zwaartekracht". Het manco valt echter te ver klaren uit het feit, dat het boek tevens een portret wil zijn van de paragnost en para normaal genezer Warner Tho len, in wie veel paranormale vermogens verenigd waren. Prof.H. van Praag, bijzonder hoogleraar in de parapsycholo gie aan de universiteit van Utrecht, vindt zo'n hommage terecht. „Deze bescheiden mens", zegt hij in zijn voorwoord, „ver dient meer dan iemand anders die in ons land als paragnost werkzaam is geweest, aan dacht voor zijn aktiviteiten". Prof. Van Praag prijst vervol gens de methode die beide au teurs hebben gevolgd. Het is gebruikelijk in parapsycholo gische boeken om allerlei vol treffers te publiceren, maar Bosga en Busch hebben juist de missers als uitgangspunt ge kozen, hetgeen uiteraard de objectiviteit ten goede komt. De auteurs zijn jarenlang in staat geweest de paranormale verrichtingen van Tholen op de voet te volgen. „Terwijl zijn vriend en collega Gerard Croi- set uitgroeide tot een interna tionaal bekende figuur", ver antwoorden ze zich, „beperkte Tholens faam zich hoofdzake lijk tot zijn patiënten- en cliën tenkring. Het 'is onze stellige overtuiging dat dit niet zozeer samenhing met een kwalitatief verschil tussen beide parag nosten, als wel met hun zeer tegengestelde karakter. Croiset met zijn jubelende en filosofi sche aard verschilde hemels breed van de altijd bescheiden, nuchtere Tholen, en was daar om zeker ook voor de media de meest aansprekende van de twee". Wichelroede Tholen had tijdens zijn jeugd jaren in Groningen al ver schillende paranormale erva ringen, maar deze werden in dertijd niet als zodanig her kend. Pas op 22-jarige leeftijd had hij zijn eerste bewust be leefde helderziende sensatie. Na enige als kapper te hebben gewerkt, werd hij tijdens de oorlog kantinebeheerder in de Noordoostpolder. Spelender wijs ontdekte hij daar zijn ver mogen om (verloren) zaken op te sporen met behulp van de wichelroede. In 1949 werd hij voor het eerst door de politie geconsulteerd bij het zoeken naar een ver mist meisje in Ermelo. Inder daad wist hij de plaats aan te wijzen waar het kind verdron ken was. De grote doorbraak kwam kort daarna, toen Ge rard Croiset hem tijdens een demonstratie-avond in Zwolle ontdekte. Er volgde een sneeuwbaleffect, hetgeen on der meer tot gevolg had dat Tholen regelmatig door poli tiekorpsen bij opsporingen werd ingeschakeld. Op deze laatste aktiviteit legt „Natuur lijk niet bovennatuurlijk" veel nadruk. Storende invloeden De auteurs menen zelfs een paar aanbevelingen te kunnen doen. „Paragnosten zijn geen allesweters en kunnen dus niet de rol van de politie over nemen", waarschuwen ze. „De paranormale waarnemingen van een paragnost als Tholen blijken bovendien aan allerlei storende invloeden onderhe vig. Politiemensen zijn uit hoofde van hun funktie in het algemeen niet de aangewezen personen om dergelijke in vloeden te herkennen en sa menwerking met een ter zake kundige parapsycholoog is dan ook aan te bevelen. Voorts heeft lang niet iedere feitelijk juiste uitspraak van een parag nost politionele waarde" „In de Heineken-Doderer-ont- voering wist een paragnost bij voorbeeld te vertellen, dat bei de mannen vastgehouden wer den in een timmerfabriekje. Achteraf kon dit worden be vestigd, maar tijdens het on derzoek kon de politie er niet mee uit de voeten, omdat niet bekend was waar het pand zich bevond". Elders constateren Bosga en Busch nog: „Lang niet iedere paranormaal begaafde is hel derziend en zelfs al is men helderziend, dan is men nog Het boek „Natuurlijk niet bovennatuurlijk" is gewijd aan de v jaar overleden Nunspeter paragnost Warner Tholen. lang niet altijd geschikt voor politioneel onderzoek. Hier gaan zaken mee spelen als per soonlijke integriteit, vermogen om de eigen waarnemingen te interpreteren en allerlei psy chologische en parapsychologi sche elementen". De Heineken-Doderer- en Van der Valk-ontvoeringen hebben nog weer eens aangetoond, dat bij geruchtmakende zaken al lerlei zich helderziend noem- dende mensen de politie over stelpen met paragnostische tips. Uit eigen ervaring weten wij, dat deze tips meestal zeer tegenstrijdige informatie be vatten en wij achten het ook vrij zinloos hier aan politieman serieus aandach besteden". „Hoogstens I men proberen de verschil! g de tips te onderzoeken overeenkomsten. Ons advie echter samen te werken J. één enkele betrouwbare en Je varen paragnost en vervolg slechts te hopen, dat deze s" zal kunnen bijdragen". PIET SNOEREN „Natuurlijk niet boven Xj tuurlijk". Douwe Bosga Martine Busch. Uitgeve Ankh-Hermes, Devenl Prijs 39,50.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 6