perste „auto" sjokte 100 jaar geleden Dver Franse landweg Tweede jeugd voor de scooter? WEGWIJS VRIJDAG 9 MAART 1984 PAGINA 5 lehalve degenen die in Rouaan in de Rue Edouard Delamare- leboutteville wonen, hebben iet veel mensen ooit van deze leneer gehoord. Toch wordt |eze inventieve constructeur ischouwd als de eerste man ter ereld die op de openbare weg irscheen met watje een auto zou innen noemen: een vierwielig iertuig, voortbewogen door een iertakt explosiemotor, die werd istookt met een olieprodukt. Ie vinding van Delamare jetekende ook het einde van het stoomtijdperk op de weg: de benzinemotor was immers niet alleen veel rendabeler, soepeler en handiger dan de stoommachine, maar vooral ook: veel kleiner. En dus veel gemakkelijker in te passen in een voertuig voor gebruik op straat. Delamare kreeg in februari 1884 octrooi op zijn uitvinding. Reden voor de Fransen om 1984 uit te roepen tot het Jaar van de Automobiel en een fikse hoeveelheid festiviteiten op touw te zetten. Edouard Delamare- Deboutteville, de constructeur van het eerste voertuig dat „automobiel" genoemd kon worden. Fransen zijn een chauvi- Btisch volk. Dat ze 1984 heb- fn uitgeroepen tot het Jaar in de Automobiel, omdat in 84 een meneer in Rouaan it eerste voertuigje op vier felen liet rijden dat werd iortbewogen door een soort mzinemotortje, moet dan k als wat overdreven wor- |n betiteld. Immers, Edouard elamare-Deboutteville, de meneer in kwestie, heeft met zijn vinding (waarop hij op 12 februari 1884 octrooi 160267 kreeg toegewezen) helemaal niets gedaan en hij verdween dan ook in de vergetelheid. Maar historisch gezien hebben de Fransen niet helemaal ongelijk. Delamare was de eerste en de ver worvenheden van zijn automobilis- tische koetsje werden dankbaar in praktijk gebracht door veel beken dere collega's als de heren Daimler, Benz, Panhard en Levassor. Die waren zelf waarschijnlijk ook wel op het idee van een compacte ex plosiemotor op benzine gekomen, maar dan had 't iets langer ge- Delamare was eigenlijk helemaal geen autoconstructeur. Hij was een handige technicus, die voorname- liljk zocht naar een manier om de aandrijving van de spinmachines in het katoenbedrijf van zijn vader wat te vereenvoudigen, vooral te De eerste auto ter wereld, bestemd voor het vervoer van katoengaren naar de klanten van een Rouaanse spinnerij. verkleinen, want de tot dan in ge bruik zijnde stoommachines namen enorm veel plaats in. Naar de klanten Al doende ontwikkelde hij zijn viertaktmotor en hij vond het best handig die ook in te bouwen in een wagentje voor gebruik op de weg om de spinnerijprodukten naar de klanten te brengen. Meer aspiraties had hij niet en het lijdt dan ook geen twijfel dat Delamare-Debout- teville er geen idee van heeft ge had, dat hij de eerste stoot heeft ge geven voor een ontwikkeling, die in een tijdsbestek van honderd jaar het vervoer over land een totaal andere aanblik heeft gegeven. Het jaar 1884 kan overigens wor den beschouwd als een soort kroon jaar in de historie van de techniek. De ontwikkeling van de automo biel was overal ter wereld in gang („de tijd was rijp" zeggen historici wel eens in dit soort gevallen); in Londen ging in dat jaar de spade in de grond voor de aanleg van het eerste ondergrondse treinennet; Eiffel voltooide de bouw van een ij zeren brug bij Garabit en besloot zijn ijzeren toren te ontwerpen; Mergenthaler vond de linotype uit (een letterzetmachine die een revo lutie betekende in de krantendruk kerijen); in het Parijse observatori um werden de eerste foto's van sterren gemaakt en in de Verenig de Staten werd de eerste elektri sche trein in gebruik genomen. De Rouaanse constructeur van de eerste automobiel bereikte met zijn handige motortje in elk geval ook, dat Frankrijk het eerste land was, waar het maken van auto's uit groeide tot een heuse industrie. Zijn vinding werd dan wel in 1886 door Duitse constructeurs als Karl Benz en Gottlieb Daimler vervol maakt, maar droeg vanaf ongeveer 1890 bij aan een ontwikkeling, die Frankrijk in 1900 tot het meest ge motoriseerde land ter wereld maakte. De Franse fabrieken (Peu geot, Panhard, Renault, De Dion en andere) maakten toen 4.800 auto's, terwijl er bijvoorbeeld in Duitsland achthonderd wagens werden ver vaardigd, in Engeland 175 en in Amerika vierduizend. Pas in 1905 haalden de Amerika nen Frankrijk in. Zij maakten toen zo'n dertigduizend auto's tegen de Fransen 25.200. De Duitsers zaten toen nog maar op een produktie van 5.150, de Engelsen op 12.000 en de Italianen op ongeveer 2.500. Eerste rally Frankrijk was ook het eerste land waar de romantiek van het autorij den vorm kreeg. Al in 1894 werd daar de eerste autorally gehouden, tussen Parijs en Rouaan, waarvoor tweehonderd inschrijvingen wer den genoteerd: meer dan een derde deel van het toenmalige Franse wagenpark! De voorselectie bestond onder meer uit een snelheidsproef, waarbij de deelnemers moesten aantonen har der te kunnen rijden dan 12,5 km per uur. Dat bracht het aantal deel nemers aan de rally drastisch te rug; slechts 21 voertuigen mochten uiteindelijk meedoen. De winnaar, een produkt van De Dion, reed de afstand met een gemiddelde snel heid van 22 km per uur. Een auto kon je 't overigens niet noemen, het was een koets die werd getrokken door een stoom- tractor... De hoofdprijs van vijf duizend francs werd verdeeld on der de nummers 2, 3 en 4, omdat in het reglement ook stond dat de ral lyvoertuigen „zonder gevaar, ge makkelijk hanteerbaar en niet te duur op de weg" moesten zijn en daar voldeed het gevaarte van De Dion niet aan. Het Jaar van de Automobiel in Frankrijk wordt gekenmerkt door een bonte hoeveelheid activiteiten. Die staan deels in het teken van het verleden: exposities, rally's met antieke auto's en dergelijke, maar in de centrale tentoonstelling in Parijs wordt ook veel aandacht ge schonken aan de toekomst van het gemotoriseerde verkeer. RENÉ DE COCQ Feestkalender 9 februari 1984: herdenking van honderdjarig bestaan au tomobiel. eind april-begin mei: pre sentatie van gereconstrueerde Delamare-Deboutteville. 26-27 mei: rally Parijs- Rouaan met antieke auto's (vertrek Place de la Concor de). 29 mei-15 oktober: expositie De Publiciteit en de Automo biel in het Musée de la Publi- cité te Parijs. juhi-oktober: expositie Honderd Jaar Franse Automo biel in Grand Palais te Parijs. 21 september-4 oktober: Tour de France door antieke auto's (rit van drieduizend ki lometer door heel Frankrijk). 4-14 oktober: Autosalon 1984 in Porte de Versailles, Parijs. december: expositie De Auto en het Stripverhaal in l'Espace Richelieu te Parijs. laakt de „race-plee", zoals ij door velen minachtend [erd genoemd, |innenkort weer „in"? porteurs en liefhebbers n scooters geloven vast een tweede jeugd van ze voor sommigen chwekkend erkomende eewielers. De idelijkste aanwijzing liervoor is misschien wel groei die scooterclubs de atste twee jaar hebben lorgemaakt. Ons land telt ie van deze clubs. De einkelclub is met riehonderd leden de rootste. De Lambretta- en espaclub schommelen >nd de honderd leden, enners zijn het er over ?ns, dat het klimaat anstig is voor een rugkeer van de scooter Is vertrouwd beeld op nze vaderlandse wegen, sals in de jaren vijftig en sstig. Een scooter is antrekkelijk voor het mzeilen van file- en arkeerproblemen. Ook is eze tweewieler iteressant voor mensen iet een smalle beurs, voor de een auto zo ingzamerhand - nbetaalbaar is geworden. Ze hebben nog steeds een scooter en hii is goud waard, hun „Hein- keltje Het is natuurlijk niet de scooter die zij, Grietje en Piet Mansveld, in 1961 kochten, maar het had wel gekund. Een Heinkel, bezweren ze, gaat jarenlang mee, mits goed verzorgd. Pas nog kwa men ze tot die conclusie, toen ze er een voor hun jongste zoon Peter kochten. Dat ding had twintig jaar bij een boer in het kippenhok ge staan, ónder de modder, maar star ten deed hij in één keer. Nu kwam dat ook door de elektrische starter, die destijds uniek was voor de scoo ter. Mansveld weet nog precies wanneer Heinkel ermee op de markt kwam. In de jaren vijftig was dat. Lambretta's en Vespa's moest je aantrappen, maar bij een Heinkel was 'n druk op de knop voldoende. „Weet je wat het mooiste was? De amazone-zit; met twee benen naar één kant", zegt Grietje Mansveld (48), zwijmelend bij vele dierbare herinneringen aan vakanties met haar man op de scooter. Met de tent achterop ging het dan naar de Harz in Duitsland. „Soms zat ik ge woon te slapen achter op de scoo ter", lacht ze. Piet (49), haar man, ook nostal gisch: „Als dat gebeurde gaf ik al tijd even een por naar achteren, want stel je voor dat ze er af viel daar in die bergen". Ze hebben het er wel even moeilijk mee gehad, toen op een dag de amazone-zit verboden werd en ook het vervoer van een derde persoon op de scooter strafbaar werd ge steld. Het betekende het einde van een scooterliefde, die echter weer snel oplaaide toen de kinderen de deur uit waren. De amazone-zit bleef echter verboden. „Jammer hoor. Als je 's avonds nog even er gens heen moest of uitging kon je met je goeie kleren aan zo achter op de scooter springen. Ik doe het nog wel eens, tijdens korte ritjes, maar je moet dan wel de politie goed in de gaten houden". Van een auto moeten ze niets heb ben. Veel te'duur en te onpersoon lijk, vinden ze. Een motor hoeft van hen ook niet, want ook daar voor ben je veel geld kwijt en bo vendien is een motor gevaarlijker en milieu-onvriendelijk. „Wij rijden één op vierendertig. Dat is erg goedkoop. In de jaren zestig, toen de benzine nog betaal baar was, reden we voor een tientje naar de Harz". Fanatiekelingen Grietje en Piet Mansveld uit Neede hebben in ons land nog een paar honderd hobby-genoten. Fanatieke mensen, die al die jaren weigerden van hun scooter af te stappen. Het is hun droom ooit weer zoveel scoo ters op de vaderlandse wegen te zien rondtoeren als in de jaren vijf tig en zestig, toen 70.000 van die tweewielers een normaal verschijn sel waren in het verkeer. In af wachting van de revival van hun favoriete vervoermiddel hebben de „scooteristen" zich aangesloten bij clubs, via welke zij onderdelen voor hun gekoesterde machines kunnen kopen en mogen deelne men aan georganiseerde ritten door landelijke stukjes Nederland. De groei van de club zegt mogelijk iets over de stijgende populariteit van de scooter. De Heinkelclub, met haar hoofdkwartier bij de grQotste scooterverzamelaar van ons land, Rinus van Zaal (43) in De Kwakel, een dorpje onder de rook van Amsterdam, groeide na een be scheiden start in 1980 van vijftig tot dik driehonderd leden. Van Zaal kan de toeloop van potentiële'leden niet meer aan en wil daarom geen medewerking meer verlenen aan stukken in de krant. Of de terugkeer van de scooter pa rallel loopt met de groei van scoo terclubs, is een vraag die nog be antwoord moet worden. De ver koopcijfers van nieuwe scooters ge ven vooralsnog een ander beeld te zien. In 1983, zo schat een verte genwoordiger van de vereniging van rijwiel- en automobielindustrie in Amsterdam, werden in Neder land niet meer dan 250 scooters verkocht, waarvan het merendeel Vespa's. Dit Italiaanse merk heeft al sedert de opkomst van de scoo ters een stevige voet op de markt en is het enige merk dat de wel vaartsstijging in de eerste helft van de jaren zestig overleefde. In 1965 werden de produktierech- ten van de twee jaar eerder overle den vliegtuigbouwer professor Heinkel verkocht aan een fabriek in India, een land waar jaarlijks 160.000 scooters van de band rollen. Het lot, van Heinkel trof in die ja ren ook andere merken zoals Lam bretta en Bitri, van de NV Neder landse Scooterfabriek. Toen de auto voor velen binnen bereik kwam, stortte de markt voor-scoo ters razendsnel in. Wie nu nog scooters in groten getale over de weg wil zien snorren, moet naar landen als Italië, Griekenland, het eerder genoemde India en Afrika. „Scootmobiel" Wel bleef in ons land gedurende enige tijd nog vraag bestaan naar de van de scooter afgeleide „scoot mobiel", een mini-auto op drie wie len die plaats bood aan twee perso nen. De hele straat liep soms uit om zich te verkneukelen wanneer de vaak oudere driewielerbezitters via de „voorruit" hun Messerschmitt instapten en achter elkaar plaats namen. Maar net als de scooter zelf verdween ook de scootmobiel, om dat deze nooit echt veel goedkoper werd dan een kleine auto. De Messerschmitt, daarover is ie dereen het wel eens, behoudt zijn plaats in het museum. Optimisti scher is men over de scooter. Lief hebbers en importeurs van Vespa en met name ook van de nieuwe generatie scooters van Yamaha en Honda met hun gestroomlijnde ui terlijk, hopen van harte op een herlevende glorietijd voor de „race- plee". Hoewel de laatste vijftien jaar nog nimmer zoveel scooters werden verkocht als juist in deze tijd, zal nog veel moeten gebeuren voordat de scooter weer echt hele maal terug is. Voor een revival lij ken ondertussen wel de omstandig heden gunstig. Immers, in een eco nomie. die nu al weer enkele jaren onder druk staat, moeten mensen met lagere inkomens vaak hun auto laten staan. De aanschaf van een scooter kan dan een logische stap zijn. En zo helpen fabrikan ten de keuze van deze mensen te beïnvloeden via de reclame een scooter kent geen file- en parkeer probleem en biedt zijn berijder dank zij een spat- en windscherm optimale bescherming. Als het aan Albert den Hartog (34) ligt, komt de scooter snel terug. Den Hartog is regiovertegenwoor diger van de Heinkelclub en al vier jaar verslaafd aan zijn scooter. Hij zegt: „Goed beschouwd is een scoo ter goedkoper dan een brommer. Zeker een Heinkel. die slijt niet en behoudt zijn waarde. Er wordt nu al meer voor geboden zo'n twee duizend gulden zou ik kunnen van gen dan het bedrag waarvoor vroeger een Heinkel werd ver kocht. In Duitsland zijn ze hele maal gek van die dingen en bieden ze krankzinnige bedragen. Ik zou mijn scooter echter nooit naar Duitsland verkopen. Het is juist de doelstelling van de club om scoo ters, die nu nog in Nederland rij den, ook hier te houden". Als hij even later in de schuur met gepaste trots zijn Heinkel toont: „Zo'n ding is toch veel veiliger dan een motor en ook dan een Vespa. Je moet alleen uitkijken op de weg. "omdat automobilisten ons niet meer gewend zijn. Ze denken dat we bromfietsers zijn. Jongeren weten helemaal niet meer wat een scooter is. Die staan soms met grote ogen naar mijn Heinkel te kijken Maar dat komt allemaal wel weer". Een vertegenwoordiger van de RAI kan zich de terugkeer van de scooter wel voorstellen. „Maar", zo zegt hij, „eigenlijk zou dan een lichter model in de handel gebracht moeten worden, waarvoor geen motorrijbewijs meer nodig is. Dan zie ik die markt wel weer zitten". RONALD TOP

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 23