Omwegen
li
De Vlietbrug: toegangspoort voor de watergeuzen
Anderhalve eeuw hmelodie
en ritme op een streekmuziekschool
overBru99e|)
WOENSDAG 29 FEBRUARI 1984 PAGINA S
Op mijn omwegen door stad en land I
-kom ik graag mensen legen. U kunt
mij .telefonisch of schriftelijk vertellen ^gÊ
wie u graag in deze rubriek zou willen S^H^Hr
tegenkomen. Ik ben bereikbaar via 071
- 12 22 44 op toestel 10. door Ton Pirlers
zoveel andere landen gesne
den koek is. En zo hoort het
ook. We leven niet bij brood
en friet alleen.
Geen samenspel
Al die voorbije jaren zijn ge
tekend door offers die ge
bracht moesten worden om
de muzikale zaak (onder con
currentie) draaiende te hou
den. Maar er waren ook leu
ke dingen bij hoor. Zo vroeg
men zich in 1872 af: „Moeten
wij samenspel van pianoleer
lingen invoeren?" Nou, dan
zou je 11 élèves achter 9 pia
no's krijgen, die voor de helft
speelden, en als ze allemaal
in actie kwamen „maakten
ze met z'n allen zoo'n oorver-
doovend lawaai, dat het een
voudig niet uit te houden
was". Dat had een commissie
al in Haarlem bemerkt. Dus
werd het samenspel in Lei
den niet ingevoerd. Dan was
er in 1873 de „talentvolle
leerling Vreeswijk", die de
deur werd gewezen omdat hij
tegen de wil van het school
bestuur piano-dansmuziek
speelde in „Klein Zomer-
zorg". Toen de jongeman tot
inkeer was gekomen en be
terschap had beloofd, werd
hij weer in genade aangeno
men. Als je naging waar de
gevorderde leerlingen van
Rapenburg 22 tegenwoordig
te keer gaan, zouden veler
haren te berge rijzen. Dat
zijn de dissidenten ener mu
zikale beschaving anno 1984.
Maar ze zijn wel terdege on
derlegd. Dankzij de 150-jari-
ge jubilaresse.
De toekomst. De muziek
school wil adequaat blijven
voorzien in een (toenemende)
behoefte. Recessie of niet,
men kan niet meer buiten
muziek in steeds bredere ge
ledingen. Directeur Kunst
kan zich voorstellen, dat op
den duur de school zou kun
nen uitlopen in een muzikale
„supermarkt".' „Graag zelfs",
zou hij zeggen, „Maar dan
wel een, waar uitsluitend
kwaliteitsprodukten te krij
gen zijn!" En die kwaliteit is
er, binnen de brigade van
Piet Kunst: 2830 leerlingen,
met 35 ensembles aan de
school verbonden. Een perso
nele greep: meer dan 500
leerlingen tellen de voorbe
reidende AM V-groepen, het
elementaire blokfluitonder-
wijs heeft ca. 390 pupillen.
Piano: 440 leerlingen, glo
baal, en dan nog ruim 40 die
clavecimbel en orgel „doen".
Viool spelen er 130, op de
cello zijn ongeveer 48 élèves
verkikkerd. Op de harp be
kwamen zich, nota bene, 20
„tokkelaars"; 8 leerlingen
hebben de luit verkozen, en
de blazersgroepen zijn ruim
schoots bezet. Helaas: geen
panfluit of mandoline. Kunst:
„Daar is wel vraag naar,
maar de bevoegde docenten
ontbreken nu eenmaal; op de
conservatoria wordt daartoe
niet opgeleid".
Ook lichte muziek
Geen nood; de streekmuziek-
school kan toch al vele kan
ten uit. „Ook de lichte mu
ziek (ik noem maar het slag
werk, de akoestische gitaar,
de saxen en trompetten),
krijgt bii ons een ruime kans.
We hebben trouwens een ei
gen Big Band, die erg aan
slaat", aldus Piet Kunst. „Met
z'n allen lekkere, spetterende
en swingende muziek spe
len", getuigde onlangs een
van de bandleden; „Meestal
is de sfeer nog beter dan de
stemming. De meest energie
ke band die er op de muziek
school is". „Veel lachen en
leuke optredens", vond een
ander weer. Ik denk maar:
„Non scholae sed vitae disci-
mus" niet voor de school
maar voor het leven leren
wij. Zo zit dat dus, daar aan
het Rapenburg en op de de
pendances. Het is er „uit de
Kunst", om maar weer eens
een vervelende woordspeling
te gebruiken. Omdat, echter,
de trotse Streekmuziek-
school, bij alle jubel van drie
'maanden lang, zo verschrik
kelijk veel noten op haar
zang heeft, hoop ik vrijdag in
deze rubriek nader op het
uitgebreide feestprogramma
terug te komen. Het is een
groots gebeuren.
Bruggen, we maken er allemaal ge
bruik van. Zeker in een waterrijke
stad als Leiden zijn het onmisbare
schakels in het wegennet. Veel aan
dacht is er nooit aan de Leidse brug
gen besteed. Toch zijn er een hoop
interessante vragen te stellen.
Waarom bijvoorbeeld heet de Bos-
telbrug Bostelbrug? Wanneer en
door wie is deze brug gebouwd? De
stilte rond de Leidse bruggen is met
de presentatie van het uitverkochte
Bruggenboek al gedeeltelijk 'ver
stoord'. In april 1984 gaat in het Ge
meentearchief aan de Boisotkade de
tentoonstelling „De Leidse brug
gen" van start. Dan verschijnt naar
alle waarschijnlijkheid ook de her
druk van het Bruggenboek. Als in
leiding op de expositie verschijnt in
deze krant een serie artikelen over
Leidse bruggen. Het zijn geen tech
nische verhandelingen, maar histo
rische verhalen waarin een Leidse
brug als leidraad dient. De gegevens
zijn verzameld door een werkgroep
van historisch geïnteresseerden, die
veel van de geschiedenis van de
Leidse bruggen heeft uitgezocht. Sa
mensteller is de begeleider van de
werkgroep, de heer P. J. M. de Baar
van het Gemeentearchief. Kees van
Herpen tekent voor de eindredactie.
De reprodukties zijn van fotograaf
Wim van Noort. Vandaag verschijnt
het eenentwintigste artikel in deze
serie.
—{LEIDEN/REGIO Ecidóc Sou-tartt
VIA TOONKUNST KREEG EEN LEIDSE „MUZIKALE BESCHAVINGVOLOP VORM
bovenkant was een soort
borstwering, zodat vanachter
de kantelen op een eventuele
vijandelijke schuit in de Witte
Singel kon worden geschoten.
Wallen
Na het beleg door de Span
jaarden en het ontzet, toen de
watergeuzen door dit Vlietgat
de stad binnenvoeren, was het
stadsbestuur er wel van over
tuigd geraakt dat een muur
alleen niet genoeg was. Als te
ken aan de wand diende wel
het instorten van een stuk
stadsmuur tussen de Koepoort
en de waltoren Bourgondië op
de nacht vóór de bevrijding.
Tegen kanonskogels, die bij
het beleg haast niet op de stad
zijn afgevuurd omdat Leiden
door uithongering moest wor
den overwonnen, boden mu
ren onvoldoende weerstand.
Daarom werden waar moge
lijk wallen achter de muren
opgeworpen en vooral aan
weerszijden van de Vliet was
daarvoor ruimte genoeg. Aan
de oostkant, dus tussen de
Vliet en de Koepoort, werd
tijdens het beleg bovendien
een korenmolen gebouwd, die
vroeger aan de Haagweg of
Morsweg stond, maar daar ge
vaar liep door de Spanjaarden
te worden platgebrand. Deze
molen, met de prozaische
naam De Koe, werd in 1728
gesloopt. Hij stond op een ver
breding van de wal achter de
stadsmuur; deze verbreding is
nog te herkennen in de merk
waardige rooilijn van de Rui
me Conscientiestijaat.
Op het eiland stonden in het
begin van de zeventiende
eeuw een paar scheepstim
merwerven. Deze werden op
gekocht door de broers Dirk
en Cornelis Zegertsz. van
Campen, die de sloot dempten
en het hele terrein tjokvol
kleine arbeidershuisjes bouw
den. Naar deze „projectont
wikkelaars" ging die nieuwe
steeg Campensteeg heten, het
geen later verbasterde tot
Kampersteeg. Deze grondige
wijziging van het stadsbeeld
in 1608 werd enige jaren later
gevolgd door een even grote
verandering. Nadat in 1609 en
1610 het Rapenbrug een ge-
In de „kantine" evenals
het gehele gebouw een ju
weeltje, na de grondige ver
bouwing van vorig jaar za
ten twee leraren (van de ze
ventig in totaal) heel par
mant een „Nog twee mi
nuten, heren, en ze
klaar...", zei de tapper vers
bakje koffie (55 ct.) te drin
ken. Ze musiceerden niet
wat, voor een ogenblik, maar
„wisselden uit". Zo was er
Jan van der Meer, nationaal
en mondiaal vooraanstaand
piano- en orgelbons (en ver
rassend modern gefriseerd),
die me aanklampte en vroeg:
„Zeg, ken je deze al? Het
moet historisch zijn. Het Re
sidentie Orkest had een con
trabassist uit Groningen uit
genodigd om in Den Haag te
komen proefspelen. De man
kwam en tot ieders schrik en
verbazing bracht hij er niets
van terecht; het leek gewoon
nergens op. Men vroeg de
Groninger waarom hij in he
melsnaam dat hele eind voor
niets gereisd had. „Nou, ik
moet u eerlijk vertellen, dat
ik amper een noot kan strij
ken", antwoordde hij; „Maar
er stond bij dat de reiskosten
vergoed zouden worden, en
bovendien wou ik best eens
naar Den Haag, want daar
was ik nog nooit geweest..."
„Goeie hè?"
De collega van Van der Meer
waande zich op een NS-sta-
tion en imiteerde de omroep-
ster: „Reizigers uit Andante
Sostenuto met bestemming
Wals in Es Groot wordt ver
zocht con spirito over te stap
pen op perron 3". Een ver
dieping hoger, naast het kan
toor van directeur Piet
Kunst, neuriede Kunst's grij
ze, vriendelijke assistente een
melodietje stil, hoog maar
zuiver voor zich heen, na
haar middagpauze genoten te
hebben. Zo kan dat allemaal
gaan op een muziekschool.
Zeker op de Leidse Muziek
school, die nu alweer een jaar
of twaalf Streekmuziekschool
Leiden en Omstreken heet,
maar in feite morgen ander
halve eeuw bestaat. Een feest
waarbij de vonkende akkoor
den in alle toonaarden vanaf
zullen slaan, want het is een
instituut waar louter muziek
in zit als je de aardse en
stoffelijke problemen even
probeert weg te denken.
Begrotelijk bedrijf
„Mij lukt dat niet geheel",
vertelde Piet J. A.M. Kunst,
directeur, al bijna 24 jaar aan
de school verbonden als le
raar blokfluit; maar zit dan
ook als stuurman met de hele
rompslomp van een begrote
lijk bedrijf. Hij hoort die mu
ziek graag, maar tegelijk ziet
hij de staten, drijvend op een
budget op laag water, vóór
zich liggen. „Toonkunst" is
mooi, maar het moet wel be
taald kunnen worden. Het is
trouwens met Toonkunst be
gonnen, 150 jaar geleden, en
gisteren had ik een onder
houd met Piet (Toon) Kunst.
De Maatschappij voor Toon
kunst (midden vorige eeuw
alom het muziekonderwijs
bevorderend, Nederlandse
composities aanmoedigend en
muziekfeesten organiserend)
kwam in Leiden pas rond
1875 van de grond, maar die
School voor de Toonkunst
kreeg in 1834 gestalte als
Leijdsche Muziekschool, met
een leerlingental van 42; er
waren 5 onderwijzers en 1
knecht. Als we al die
„knechten" van vandaag (de
administratie en huishoude
lijke dienst is wijdvertakt)
vergeten, zien we wel een
bestand van 2830 leerlingen.
In 1978 waren het er nog en
kele honderden meer, maar
toen deed de recessie haar in
trede; „hoewel we nu aan het
stabiliseren zijn", aldus direc
teur Kunst.
Rapenburg 22 te Leiden: de hoofdvestiging van de 150-jarige
De school, vaak financieel
geplaagd, verhuisde een
groot aantal keren, tot ze in
1940 wortel schoot in het
pand Rapenburg 22, nog
steeds werkend aan de doel
stelling: „Het verspreiden
van muzikale beschaving on
der alle standen". Tegen
woordig wordt deze opzet be
vorderd in streekverband en
daaraan doen de gemeenten
Leiden, Oegstgeest, Voor
schoten en Wassenaar mee.
Want zonder subsidies zou al
lang het „Dies Irae, Dies illa"
zijn aangeheven en zou de
school met veel rouwmuziek
ten grave zijn gedragen.
Daarom is men op het Ra
(Leidse) Streekmuziekschool.
penburg alle ingezetenen van
de vier gemeenten hartelijk
dankbaar voor de bijgedra
gen opcenten. Immers, al
geeft u geen enkele snars om
een blokfluitklasje, om de ha
perende prestaties op een
harp, of om de Orff-methode,
u draagt niettemin bij aan die
muzikale beschaving, die in
De Vlietbrug
gezien van de
Naakte Sluis
met rechts de
door een
fabriek
vervangen
huisjes en
links de
inmiddels
gesloopte
woonhuizen
aan de Vliet.
FotoW.
Rameau.ca.
1900.
weldige opknapbeurt had ge
kregen met nieuwe stenen
walmuren, bruggen en bestra
ting volgden het Steenschuur
en de zijgrachten al snel. In
1611 was de Vliet aan de
beurt. De werkzaamheden
werden voor een groot deel
uitgevoerd door personeel van
de stad, dat toen nog de han
den vrij had.
De volgende jaren werd im
mers iedere beschikbare
kracht ingezet bij de bouw
van bruggen en vele andere
bouwwerken in de stadsuit
breiding tussen Galgewater-
Oude Vest en Mors-, Rijns
burger- en Maresingels. Ook
het Vlietgat werd aangepakt
en in het najaar van 1611
werkte het personeel van
stadsmeestertimmerman Jan
Ottensz. van Seyst, stadsmees-
termetselaar Hendrick Corne-
lisz. van Bilderbeeck en stads-
mëestersteenhouwer Claes
Cornelisz. voor het grootste
deel aan de brug. De steen
houwer begon al vanaf 9 juli
declaraties voor werk aan de
boogstukken en strekstukken
(de zogenaamde speklagen) in
te dienen. Het Vlietgat is wel
licht nog vóór het invallen
van de vorst klaargekomen
en een fraaie brug geworden.
Als brug had hij echter niet
veel te betekenen; slechts zel
den kwamen er mensen op de
stadswallen.
Hierop was bovendien nog
een vrij scherp toezicht en ie
dereen die er niet hoorde
werd weggestuurd. Dit had te
maken met de op de wallen
staande molens: de meest
winstgevende smokkel was
die met niet voor de accijns
opgegeven graan. Dit werd
stiekum naar de molens ge
bracht, daar gemalen en weer
in het geheim weggehaald.
Door de krankzinnig hoge ac
cijns was iedere molenaar wel
bereid daaraan mee te wer
ken, ongeacht de bepaald niet
lichte straffen waarmee ge
dreigd werd. Iedere molenaar
moest dus wel een ruim gewe
ten, een ruime „consciëntie",
hebben. Talloos zijn de klach
ten dat molenaars onder meer
planken over de binnenvest
gracht legden en 's nachts met
schuiten door de singels voe
ren. Daarom had ook iedere
molen een klein houten keetje
aan de oprit naar de molen; in
dat hokje werkte een „telder",
meestal een schoenlapper of
kleermaker die alle aange
voerde zakken graan telde en
later weer de afgevoerde zak
ken meel of bloem. Zo'n tel-
dershuisje moet ook aan het
eind van de Ruime Conscien-
tiestraat hebben gestaan.
Geslecht
Nadat de brug in 1611 was
vervangen, is er vrijwel nooit
meer iets ingrijpends aan ver
richt. Wel werd op 11 oktober
1663 besloten ijzeren leunin
gen aan te brengen, maar
wanneer dit besluit is uitge
voerd, blijft echter de vraag.
Eerst in de vorige eeuw werd
er weer activiteit ontplooid.
Vanaf 1829 werden de stads
wallen, meest als werkver
schaffing, geslecht en de
stadsmuur gesloopt. Militaire
betekenis hadden deze im
mers toch niet meer en als
wandelplaatsen vervulden ze
nog een nuttige functie. Op
een paar gedeelten na kon
men rond 1850 over de ge
slechte wallen rondom de stad
lopen.
Toen de bevolking en de in
dustrie echter begonnen toe te
nemen, werden ook de wallen
in beslag genomen. Behalve
als begraafplaats dienden ze
ook als huisvesting van bij
voorbeeld de Gasfabriek, de
Grofsmederij, het Academisch
Ziekenhuis (thans Rijksmu
seum voor Volkenkunde), de
Meelfabriek en op enkele
plaatsen, meestal na demping
van de binnenvestgracht, ook
voor de bouw van huizen.
Vooral rond 1880 werden veel
woningen op de wallen ge
bouwd, bijvoorbeeld aan het
Plantsoen, de Jan van Hout
kade, de Rembrandtstraat en
de Boisotkade. Toen de wo
ningen aan de Boisotkade tus
sen de Vliet en Doezastraat
werden gebouwd, werd daar
door de oprit naar de Vliet
brug noodgedwongen vrij
steil.
Aan de kant naar de Kaiser-
straat bleef zeer lang een on
bebouwde plek, maar ook die
werd in 1892/93 gevuld met
de bouw van het Gemeentear
chief met conciërgewoning.
In die tijd zullen ook de mu
ren, die verhinderen dat de
aarde van de opritten in de
Vliet kan storten, zijn ge
bouwd. De muur aan de oos
telijke kant, overigens be
paald niet de fraaiste in ver
band met de afwijkende
steensoort, is nog niet lang ge
leden vernieuwd. Toch zal hij
wel op die plek moeten blij
ven, ondanks het ontsierende
gezicht.
Deze brug, de oudste nog be
staande binnen de gemeente
Leiden, heeft de laatste eeuw
veel geleden van onvoldoende
onderhoud. Daardoor is nu
veel van het natuursteenwerk
kapot gesprongen en zijn de
leuningen verroest. Wat dat
betreft werd er in vroegere
eeuwen toch meer normaal
onderhoud gepleegd. Minstens
één keer per jaar, maar
meestal vaker, moesten alle
bruggen in Leiden worden
schoongeboend en alle uitge
vallen voegen weer inge
voegd. Zo groen uitgeslagen
als het natuursteenwerk nu is,
kon het vroeger nooit wor
den. De onderhoudssituatie is
thans dan ook zodanig dat een
fors (en dus duur) ingrijpen
langzamerhand onafwendbaar
wordt.
Maar zelfs al zijn er daartoe
plannen, de financien vormen
vaak een struikelblok. Het ge
volg is dan soms dat ingrijpen
nog langer wordt uitgesteld
en uiteindelijk een algehele
restauratie nodig blijkt te zijn.
Voor de Vlietbrug zijn ook
wel plannen, eventueel met
het terugbrengen van het ijze
ren hek, waarvoor de bevesti
gingspunten nog aanwezig
zijn, maar wanneer die wor
den uitgevoerd, staat nog niet
vast. De oudste brug van Lei
den verdient het echter wel
om nog lang te mogen bestaan
en voor de automobilisten-in-
spe een mooi oefenobject te
blijven.
De Vlietbrug als deel van de stadsmuur met rechts de Koepoort. Detail uit het gezicht op de
stad door Claude Rivet, 1640, uitgegeven door Claes Jansz. Visscher, 1647.
Welke leerling-automobi- Het volgende moge een
list heeft niet gezucht op antwoord zijn.
de brug der zuchten? Dat
ellendige hellingtrekken Van 1204 (bewijzen voor de
op de Vlietbrue in de Julstheid van dit jaartal zijn er
i overigens niet) tot 1389 waren
Boisotkade. Maar al te het £apenbuI'g en het Steen.
vaak worden de ambte- schuur stadssingel. Daarbui-
naren van het Gemeente- ten lagen weiland en enkele
archief uit hun concen- stukken grond met een spe-
tratie gehaald door pie- ciale bestemming: raamland
pende remmen of loeien- r°r de d/°°f a.®en van la"
ken en de krnthoeve voor
de motoren als het weer duels bij wijze van godsge-
eens niet wil lukken en richt om de dader van een
de auto halverwege de strafbaar feit aan te. wijzen.
2- 1 helling stilvalt of achter- De vliet was een gewone we-
uit rijdt. Voor de riiin- ,erin6 tussen de Naakte Sluis
structeurs is dit echter en de Wltte Poort' die toen
strucieurs is ait echter nog aan het Rapenburg stond
een prachtbrug zoals er in Aan de oostkant ervan lag
de buurt maar weinig een door een sloot omgeven
zijn. Zij zullen er zich niet- Stuk grond, later Het Eiland
druk om maken, maar genaamd. Dit terrein werd
misschien hebben ze zich do.°r de «rote kTenn.,er va,n het
toch wel eens afgevraagd S^tnTer^gedachl lis
waarom een brug op deze een mogelijke burcht, de Ra-
plek zo steil moest zijn. penburg of Raaphorstenburg
naar de familie Van Raep-
horst, rond 1400 ambachtsher
en van Zoeterwoude.
Toch lijkt dit niet'zo'n voor de
hand liggende verklaring
voor de functie van dat merk
waardige perceel land. We
weten namelijk volkomen ze
ker dat hier kort voor 1389
een windmolen stond, waar
van ooit de heren van Palen-
steyn (een kasteel in Zoeter-
meer) de baas zijn geweest en
waarop zij later bepaalde
rechten lieten gelden, zelfs
eeuwen nadat de molen al
verdwenen was. Naar die mo
len is ook de Molensteeg ver
noemd; dit was immers de
toegangsweg tot de molen. In
1389 werd de Witte Singel ge
graven tussen dat eiland en
de Naakte Sluis. Hier kwam
ook de stadsmuur en waar
deze de Vliet kruiste kwam
een gat in de muur, het Vliet
gat. Deze opening kon wor
den versperd door er een hek
voor te laten zakken. Aan de