Boeiend tijdsdocument over Leidse studentenwereld Gereed schap „Ik ben met mijn volk geweest in deze tijd Daar waar zich mijn volk bevond - Tot zijn verdrief' C&idaetSotvuwt HET DAGBOEK VAN NICOLAAS BEETS Kunnen Zeevaartschool en Sociale Academie onder één dakjj PRISMA II I I' 1 BOEKEN VRIJDAG 3 FEBRUARI 1984PAGINpC lus ,OS De bijzonder mooie reeks lite- rair-historische informatie, die uitgegeven wordt door het Ne derlands Letterkundig Mu seum onder de verzamelnaam „Achter het boek", is verrijkt met een editie van het dag boek van Nicolaas Beets, die bekend werd als Hildebrand, de auteur van een van de wei nige werkelijk klassieke wer ken in onze literatuur, de „Ca mera Obscura". Dit dagboek is bijgehouden van 1833-1836, ja ren waarin hij in Leiden theo logie studeerde. Een dagboek is doorgaans veel meer dan een weergave van persoonlijke ervaringen. Het lezen van al die dagelijkse no tities geeft natuurlijk veel in zicht in wat een persoon, die een schrijver van aanzien werd. heeft bewogen, bezigge houden en gestimuleerd. Daar ligt in dit Beets-dagboek in hoge mate het accent op. Heel aardig is echter, dat de Leidse studentenwereld van die da gen (die vele literatoren van naam voortbracht, die in de schoolboeken en de historie een grote rol spelen) op een ADVERTENTIE, BI) DE BOEKHANDEL VAN DE MAAND FEBRUARI WAT U NODIG HEBT VOOR DOE-HET-ZELF KARWEITJES ALLEEN DEZE MAANP heel nieuwe manier aandacht krijgt. De lezer van het dag boek maakt mee hoe de jonge student, Beets, kennis maakt met mensen als Kneppelhout, Bakhuizen van den Brink, Aernout Drost, Jan Pieter Heye, Isaac da Costa, zodat al deze historische gestalten uit de dagboekaantekeningen tot leven komen. Zo moet Nicolaas Beets, die als Haarlemse apothekerszoon op negentienjarige leeftijd in 1833 in Leiden aankomt voor zijn universiteitsstudie, een vers schrijven als onderdeel van zijn ontgroening. Het onder werp daarvan is „Bilderdijk" en de rijmwoorden voor dit vers worden voorgeschreven. Ze zijn bedacht door „den Theol Candidaat Van de Lin de", de man die tijdens Hilde- brands eerste studiejaar om amoureuze en financiële peri kelen uit Leiden het veld moet ruimen, waarna hij naar Enge land vertrekt, om later bekend te worden als de humoristische dichter De Schoolmeester. In deze jaren is Beets heel in tensief bezig met de Engelse romantische dichter pur sang, Lord Byron, voor wie hij een geweldige bewondering ont wikkelt. Veel van de dagelijk se notities beslaan slechts en kele regels en vaak komt de naam van Byron daarin voor: „Weder drukproeven van de Byronniana", of (in juni 1835): „Eerste drukproef van de By ronniana. Kinderachtig ge luk". De Byronniana zijn door hem voor een bloemlezing ge kozen gedichten van Lord By ron. Boeiend is ook het dagelijks le ven van een student uit die tijd, zoals je dat kunt aflezen uit deze pagina's. Leiden telde toen zo'n zeshonderd studen ten. het wereldje was beperkt tot de stad, die nog in de avond werd afgesloten, als de stadspoorten dicht gingen. De volgende morgen was de stad weer open, 's nachts kon je er niet uit. De studenten volgden college in de ochtend, van acht uur tot het middaguur. Daarna ging men ter sociëteit, waar het middagmaal om een uur of drie werd genuttigd. Later in de middag ging men naar huis om te studeren of om „zich te kleden teneinde bij de hoogle raar op de thee te gaan". Ver der vertier vond men in de schouwburg, het aloude thea tertje aan de Oude Vest, dat nu nog de Leidse Schouwburg heet. Naargelang de herkomst van het gezelschap dat er een voorstelling bracht, werd het toen ook wel de Fransche of de Hollandsche Schouwburg genoemd. Ideaal was het thea tertje ook toen niet, Beets uit enige wrevel over het gebouw in zijn wat pikante aanteke ning van donderdag 5 juni 1834, als hij de uitvoering van Racine's drama „Phedra" daar heeft gezien. Hij schrijft: „Me vrouw Muller, geb. Wester man vervulde uitmuntend de titelrol. Een schoone, slanke figuur voor de hooge tragedie. Stellig had ik met Knep pelhout Mevr. Muller ons com pliment gaan maken, hadden wij niet geweten, dat in deze Leidschen Schouwburg de ge legenheid tot zoo iets zoo aller slechtst is ingericht". Beets vermaakt zich verder in Nicolaas Beets, Hildebrand, de schrijver van „Camera Obscu ra". de omgeving van Leiden, waar hij over de Rijn roeit en daar heel genoeglijke uren door brengt in de Rijnse Kom bij de Haagsche Schouw, een plekje waar menig student verloren uurtjes vulde. Ook heeft hij al leraardigste notities in zijn dagboek staan over de augus tusdagen van 1935, wanneer hij een vakantie doorbrengt in Nijmegen en daar mooi schrijft over een tocht naar Cleve en een verblijf in het heuvelach tige plaatsje Beek. Deze dagboekuitgave eindigt met een notitie uit Heiloo, de allerlaatste bijdrage, daterend van dinsdag 21 juni 1936. Beets hoopt daar een paar weken te vertoeven, hij zal daar logeren ten huize van een studie vriend. Dat leidt tot de relatie met de zuster van deze vriend, de jonge freule Aleide van Fo- reest, met wie Beets vier jaar later in het huwelijk zal tre den. Het is wellicht niet zon der diepere betekenis, dat zijn dagboek op het moment van die ontmoeting wordt afgeslo ten. In de gewetensvolle, uiterst verzorgde en fraai toegelichte en geïllustreerde uitgave van het Letterkundig Museum (on der verantwoordelijkheid van Peter van Zonneveld) is dit Nicolaas Beets-dagboek veel meer dan een interessant lite rair document. Deze uitgave is een belangrijke bijdrage tot onze kennis en ons beeld van de negentiende eeuwse litera tuur en de wijze van leven van personen van gegoede af komst in toenmalige studen tenjaren. Een beeld ook van een stad vol literair leven, zo als Leiden geweest is. JAN VERSTAPPEN „Het dagboek van de stu dent Nicolaas Beets 1833- 1836", uitgave in de reeks „Achter het Boek" van het Nederlands Letterkundig Museum. Uitgegeven, inge leid en toegelicht door Peter Zonneveld. „Een zeevaartschool samen met een opleiding voor wel zijnswerk kan misschien de vondst van de iaren '80 wor den, maar ik heb mijn twijfels. Als je daarentegen bijvoor beeld een hts, een laboratori- umschool, een zeevaartschool en een heao onder één dak brengt, dan verruim je ontzet tend de keuzemogelijkheden van de studenten". Aan het woord is ex-onder wijsminister Pais in het boek „25 jaar onderwijsbeleid in beeld gebracht", dat deze week door de HBO-raad is uit gebracht ter gelegenheid van het afscheid van zijn voorzit-- ter, dr. Th. Stoelinga. De uitspraak van de voormali ge onderwijsminister uit het VVD-kamp is erg actueel, ge zien de plannen van minister Deetman voor schaalvergro ting, taakverdeling, en concen tratie in het Hoger Beroeps Onderwijs. In het kort komt die operatie erop neer, dat er fors gesaneerd moet worden in het totaal van 413 HBO-instel- lingen, zodat er uiteindelijk veel minder, maar in omvang veel grotere HBO-instellingen overblijven. Dat moet gebeu ren via samenvoeging van ge lijke en aan elkaar verwante opleidingen en door meer be stuurlijke samenwerking tus-. sen HBO-instellingen. Ge streefd wordt naar HBO-scho- len met zo'n tweeduizend stu- .denten, in elk geval niet- minder dan 600 studenten. Die ingrijpende reorganisatie zal worden gecoördineerd door de HBO-raad en het is dus niet zo verwonderlijk dat een aantal daartoe uitgenodigde (ex-) on derwijsministers (Deetman, Van Kemenade en Pais) ruime aandacht schenkt aan de toe komst van het HBO. Minister Deetman ziet de schaalvergroting voor het HBÖ als noodzaak om in het gezelschap van universiteiten en hogescholen serieus geno men te worden: „Voor het Ho ger Beroepsonderwijs is schaalvergroting een voor waarde om een gelijkwaardige plaats in het Hoger Onderwijs in de nemen". Een grotere om vang van de HBO-instellingen, liefst met meer opleidingen onder één dak, geeft de stu denten meer kansen en boven dien kan soepeler gereageerd worden op de eisen die de ^maatschappij (het bedrijfsle ven) aan een beroepsopleiding 'stelt. Pais is het wat dat betreft vol komen met de huidige be windsman eens: „Op die ma nier ontstaat er ook een goede uitgangspositie om samenwer- richting van het gehele H&erui kina tP 7nol/on mo» per, nni. r\1 king te zoeken met een versiteit of een andere hoge school. Dan kun je landelijk taken verdelen en hoef je niet overal het wiel uit te vinden". Pais deelt overigens nog een waarschuwing uit naar de re gerende minister Deetman: hij moet oppassen met zijn bezui nigingswoede als het om het Hoger Onderwijs gaat: „Een land met hoge cultuur en technologische ontwikkeling kan niet ongestraft snoeien op het Hoger Onderwijs". Het HBO is van grote waarde als het gaat om de bevordering van de economische groei, vindt Pais. Parallel aan de taakverde lingsoperatie in het HBO loopt de discussie over de wettelijke status van deze sector. Nog al tijd is het HBO wettelijk on dergebracht bij....de Wet op het Voortgezet Onderwijs. Een ontwerp HBO-wet werd al in '81 door minister Pais inge diend, maar wacht nog steeds op goedkeuring van het parle ment. In zijn bijdrage zegt Pais weinig begrip te hebben voor het feit dat bijna drie jaar (en drie kabinetten) later de HBO- wet nog steeds niet van kracht is. Het wetgevingsproces zou naar zijn opvatting versneld moeten worden. Ook andere schrijvers in de HBO-publika- tie wjjzen op de veel te trage gang van onderwijsvernieu wingen, vooral als daarvoor een wet gemaakt moet wor den. Anders is de kans groot dat een wet alweer verouderd is als zij wordt ingevoerd. Oud-minister Van Kemenade schenkt in zijn bijdrage veel aandacht aan net ontstaan van één stelsel van Hoger Onder wijs, waarbij het WO en HBO bij elkaar worden gevoegd. Een afzonderlijke HBO-wet beschouwt hij weliswaar als een belangrijke verbetering van de huidige situatie „maar ook dan zou het Hoger Onder wijs nog steeds bestaan uit twee gescheiden stromen met alle nadelen van dien". De „wellicht meest ingrijpende ontwikkeling" in het Neder landse Hoger Onderwijs vindt Van Kemenade de oprichting van de Open Universiteit. „Een geheel nieuwe dimensie in het Hoger Onderwijs" zo is zijn inschatting. Hij doelt daar mee op het feit dat de Open universiteit (met een poten tieel van maar liefst 40.000 stu denten) een onderwijsaanbod presenteert, waarbij de gren zen tussen Wetenschappelijk Onderwijs en HBO al niet meer te trekken zijn. De Open Universiteit kan, onderwijs kundig gezien, als voorbeeld dienen voor de toekomstige in- Onderwijs. Populaire versie sche n( n Naast het boek „25 jaar on<^s wijsbeleid in beeld gebrai^ er heeft de HBO-raad het aan^c durfd nog een tweede, nLr t populaire versie te prese^rce ren: „Hoger Beroepsonder|m e in woord en beeld". Het eeLrt>j genoemde boek gaat volgre over het onderwijsbeleid eL gevuld met bijdragen van pL^ t tici en onderwijsdeskundig Enige voorkennis van de ge teresseerde lezer is hier l.. vereist. 17 „HBO in woord en beeld daarentegen volgeschrei door journalisten en behan< in goed lopende artikelen f~ groot aantal onderwerpen I het HBO raken: studiekei de arbeidsmarkt voor afgel deerden, emancipatie, het F centschap, het studentenlel en nog veel meer. De ruim pagina's zijn gevuld met beste artikelen uit het maai blad HBO-journaal, een van betere tijdschriften in dit gprvc re. Niet alleen analyses en schouwingen, maar ook levj dige reportages en intervi^HC bieden een aardig overziud' van datgene wat zich in rondom deze onderwijssec afspeelt en heeft afgespejl De lezer hoeft niet te vreiggj voor een saaie artikelenreé waar het vreemde woordt^ boek en een acroniemen! v( uitkomst moeten bieden. „j De honderden studierichr gen maakt het HBO tot <an van de boeiendste sectoi^(- van ons onderwijsbestel, wordt in het voorwoord dit boek gesteld. De meeste tikelen, die in „HBO in wol i en beeld" zijn opgenomen, ifu* ken die uitspraak waar. Ij boek is bovendien verluchtLesi, met vele foto's en rake <\,ec| toons. Een aanrader voor dn dereen die zich betrokl^arr weet bij, of geïnteresseerd i%en< het wel en wee van deze)0pt sterk in beweging zijnde (,op, derwijssector. Al zal de no^du pittige prijs van bijna 50 gjru den voor menig student of |n a) der wel een belemmering k^ncji nen vormen. ,n a FRANS WEERj,tst( 'Set Beide boeken zijn uitge'^ ven door de voorlichtiir®er dienst van de HBO-R^°,r (VUGA-uitgeverijen zG?^ verkrijgbaar in de boekhf" 0 del.,,25 jaar onderwijsbelfesi in beeld gebracht" kfna 34,50, „Hoger Beroepsf" derwijs in woord en beet1, f4950. >bb€ e moderne Russische poëzie vanaf de Anna Achmatova voelde zich als dichte- stond indruk maakte door de klare taal, gesmoord". Anna Achmatc >uwwiscplino ma a 7i<-h mot namp Hp res hnvpndipn verwant met Osin Mandei- de heldere beelden. Penaard aan de in an- 'i ffw"' had trouwens Erote bewonderine Vi De moderne Russische poëzie vanaf de eeuwwisseling mag zich met name de laatste jaren verheugen in een opmerke lijke (publicitaire) belangstelling. Er wordt opvallend veel over geschreven, doorgaans naar aanleiding van vertalin gen van onder anderen Charles B. Tim- - mer, die al sinds mensenheugenis verta ling na vertaling het licht doet zien en Hans Boland als „goede tweede". Natuur lijk was er voor die tijd ook wel het nodi ge te krijgen over de Russische literatuur, maar over met name de belangrijke dich tersgroep de Acmeïsten toch niet zo bar veel. En als ie je gedegen wilde verdiepen in het werk van deze groep moderne Russen diende je al gauw je heil te zoe ken buiten ons taalgebied, bij de Engelse historicus Isaiah Berlin bijvoorbeeld. Hij kent de 19e eeuwse Russische geschiede nis en literatuur, verdiepte zich uit dien hoofde ook in die van de 20e eeuw en-, hij kende Anna Achmatova persoonlijk, hij bezocht haar, samen met de zoon van Churchill, in Leningrad. Bij zijn werk is het overigens ook nu nog goed toeven als het om die Russische literatuurgeschie denis) gaat. Maar de laatste jaren is de kentering op vallend. Wie zelfs maar vluchtig zoekt vindt wel wat van en/of over Osip Man- delstam, Anna Achmatova, Boris Paster nak, Marina Tsvetajeva, Goemilev, Maja- kovski. Qua stijl staat laatstgenoemde wat apart in dit rijtje, omdat hij tot de futuris ten behoorde, maar zijn leven is zo ver weven met de anderen dat zijn naam toch veelvuldig opduikt tussen de ge noemden. De „bijbel" en daarom ver plichte literatuur om inzicht te krijgen in verbanden en omstandigheden voor de liefhebber zijn natuurlijk de twee dik ke delen Memoires van Osips vrouw: Nadjezda Mandelstam (uitg. Van Oir- schot, vertaling deel 1 Kees Verheul, deel 2 Hans Leerink). Verheul, Hengeloër van geboorte, promoveerde in 1971 op een be langrijke studie: „The theme of time in the poetry of Anna Achmatova". Zelf vertaalde hij gedichten van Osip Mandel stam (de bundel: „Wie een hoefijzer vindt") en schreef hij artikelen over Ach matova: in 1974 in NRC bijvoorbeeld (Vertaalproblemen bij Anna Achmatova) en in 1979 in Tirade. De Memoires lagen trouwens ook ten grondslag aan het stuk van „Poëzie Hardop" uit 1980: „Als een bontmuts in een mouw", gespeeld door Jan van Eijndthoven, Mies de Heer en Wendela de Vos. Ir de gebruikte Memoi- res-fragmenten waren ook gedichten van Osip Mandelstam en Anna Achmatova verwerkt. Van Osip Mandelstam is dat natuurlijk te begrijpen. Van Anna Ach matova, omdat Nadjezda en Anna levens lang bevriend met elkaar waren. Anna Achmatova voelde zich als dichte res bovendien verwant met Osip Mandel stam. Acmeïsten werden en wor den ze genoemd, net als Boris Paster nak, Marina Tsvetajeva en Goemilev. Een stroming of beweging, die zich afzet te tegen de mystiek en de vaak zware es thetische lading van de symboliek, die rond de eeuwwisseling welig tierde. Het Acmeïsme viel terug op de eenvoud en de helderheid van het woord en zijn grondbetekenis-zonder-bijbedoelingen en kende een voorliefde voor de (strenge) klassieke rijmschema's, strofe-indeling en metrum. Wat natuurlijk niet zonder diep te of intensiteit betekende, zoals de lief deslyriek van Anna Achmatova in het al gemeen en een geweldige cyclus als „Re quiem" in het bijzonder bewijst. Ze werd in 1889 in Odessa geboren en ze stierf in 1966 in Leningrad. Daartussen lag een le ven dat de diepste dalen kende die een menselijk leven maar kunnen overval len. Maar ook hartstocht, liefde en vere ring door 'gans een volk, het Russische, dat haar gedichten „en masse" uit het hoofd kende, ondanks het feit dat het door Stalin verboden, nee: verguisde, lite ratuur was, ten dele zelfs nooit was gepu bliceerd en derhalve slechts van mond op mond kon zijn doorgegeven. Anna Gorenko Haar eerste jeugdjaren bracht Anna Dre- nejevna Gorenko aan de voor die tijd nqgal on-Russische Zwarte Zee door. In de omgeving van Petersburg volde ze hetgymnasium en in Kiev studeerde ze vervolgens rechten. Daar leerde ze Goe milev kennen, toen al de woordvoerder van de Acmeïsten. Ze trouwde met hem in 1910 en scheidde van hem in 1918. Enkele keren reisde ze naar Frankrijk, zoals toen bon ton was in gegoede Russi sche kringen met culturele belangstel ling. In de burgeroorlog werd Goemilev gefusilleerd, omdat hij meegedaan zou hebben aan een monarchistische samen zwering. Direct na deze scheiding hertrouwde Anna Achmatova met een archeoloog die ze enkele jaren later verliet voor de kunstcriticus Poenin. Dat betekende een driehoeksverhouding, omdat Poenin al getrouwd was. Aan het pseudoniem Ach matova kwam Anna omdat haar vader, Andrei, niet wilde hebben dat de naam Gorenko in verband met de poëzie werd gebracht. Het was min of meer gênant om zich in betere kringen over te geven aan het schrijven. Dat diende men over te laten aan mensen uit lagere klassen. Anna koos voor Achmatova, de tartaarse naam van haar grootmoeder van haar moeders kant. Haar eerste gedichtenbun dels (ze verschenen tussen 1912 en 1921) bevatten zuivere liefdeslyriek, die ter stond indruk maakte door de klare taal, de heldere beelden, gepaard aan de in an dere talen o zo moeilijk over te brengen subtiele effecten van ritme en rijm. Haar naam was gevestigd. Meer nog: haar in tieme liefdespoëzie sprak onmiskenbaar vanuit het perspectief van de vrouw, gaf daardoor voedsel aan drang tot identificatie en Russische vrouwen gin gen haar imiteren, met name wat be treft haar pony-kapsel. „Volksvijandig" Ondanks het geweld en de verschrikkin gen van de burgeroorlog en de daarmee gepaard gaande chaos bloeien de kunsten, de literatuur niet in het minst. In het be gin van de jaren dertig wordt de Schrij versbond opgericht om greep te krijgen op de schrijvers en hen op het rechte pad van de revolutie te houden. Kort daarna walst de eerste golf van terreur over het toch al bloedende Russische volk heen. Poenin wordt gearresteerd. Hij zou in een kamp omkomen. Terreur kortom, die ook Anna Achmatova treft bij partijde-- creet wordt ze uitgeroepen tot „volksvij andig element" vanwege haar „ideeloze en antivolkse" werk en tot 1940 publi ceert de dan al populaire dichteres niet. Ze telde officieel gewoon niet mee. Van die terreur geeft de gedichtencyclus „Re quiem" overigens een even schrijnend (inhoudelijk) als prachtig (poëtisch) beeld, zonder tot politieke gedichten te worden, want Anna Achmatova is zelfs onder de moeilijkste omstandigheden uitdrukking blijven geven aan eeuwige thema's in de poëzie als liefde, dood, natuur. „Requi em", dat Anna schreef tussen 1935 en 1940, is de weerslag van het feit, dat ze zeventien maanden lang met andere vrouwen bij de gevangenis bijeen kwam in de hoop op enig teken over het lot van gearresteerde zoon of echtgenoot. Anna Achmatova ging het om haar gearresteer de zoon Lev. Dat „Requiem" in onze ogen toch duidelijk politiek geladen heet, komt dan ook door de directe relatie met de door politieke besluiten veroorzaakte „consequenties" voor de Russische bur ger. Kortom, door de betrekking van deze poëzie op de gevolgen van de Stalin- terreur. „Requiem" vindt men onder meer in de vertaling van Hans Boland in de Meulenhoff-bundel In andermans ve ren, met het schitterende motto (van haarzelf): „Ik ben met mijn volk geweest in deze tijd Daar waar zich mijn volk bevond Tot zijn verdriet". Het zegt niet alleen veel over Achmatova (en haar poëzie), maar ook over de grondslag van haar populariteit bij een volk-in-ver- drukking. Hoewel ze, ook na de oorlog, onbeschrij-' felijk veel heeft meegemaakt, wilde ze absoluut geen medelijden en nimmer heeft ze zich werkelijk negatief uitgela ten over het ook haar verkreukelende re gime. Maar haar verzet was van een zo is het wel genoemd „literaire pas siviteit" en die heeft haar groot gemaakt. In 1940 begint een opleving, tot uitdruk king komend in erkenning en daar mee gepaard gaande nieuwe mogelijkhe den tot publikaties. De Duitsers vallen Rusland binnen. In opvallend korte tijd vergeten de Russen nun problemen en sluiten de rijen in een snel groeiend pa triottisme, waarin Stalin de dwangteugels wat kan laten vieren. Dichters (met name) die hardnekkig werden gewan trouwd door de autoriteiten „mogen" po pulair worden bij volk zowel als leger. Met name Anna Achmatova en Boris Pasternak profiteren er van de Prav- da maakt handig gebruik van haar Russi sche gezindheid en bekendheid en gezag bij een groot publiek door de publikatie van het gedicht Moed. Of profiteren? Volk en leger blijken al hele gedichten te kunnen citeren die tot dan toe nooit mochten worden gepubliceerd. Isaiah Berlin verklaart Achmatova's po- pulariteit-tegen-de-verdrukking in als volgt: „In zekere zin waren Achmatova en haar tijdgenoeten Goemilev en Marina Tsvetajeva de laatste grote vertegenwoor digers van de negentiende eeuw, van iets dat we de tweede Russische renaissance kunnen noemen: ze werden niet wezen lijk geraakt door modernen als Picasso, Strawinsky, Eliot, Joyce en Schönberg, ook al hadden ze bewondering voor hen, want de moderne beweging werd in Rus land door de politieke ontwikkelingen in de kiem gesmoord". Anna Achmatova had trouwens grote bewondering voor Hemingway, Dostojevski, Poesjkin en By ron. Meeslepende schrijvers, kortom. Na de oorlog De erkenning duurt slechts een oorlog lang. In 1946 treft Stalins terreur haar opnieuw. Ze wordt uit de Schrijversbond gestoten en publiceren wordt voor haar opnieuw onmogelijk. Op dat moment is juist haar verzameld werk in druk. Op één exemplaar na wordt het vernietigd. Na de dood van Stalin opnieuw een ken tering. En nog in de eerste helft van de jaren vijfig mag ze weer publiceren, det beroemde cycli „Requiem" en „Vertelling Zonder Geld" verschijnen officieel. In 1964 kan Anna Achmatova weer lid van de Schrijversbond worden. Ze wordt kort daarop officieel gehuldigd en zelfs lid van het presidium van de bond. En ze mag naar het buitenland. De Italianen eren haar met een literaire prijs en Ox ford met een eredoctoraat. Ze reist naar Rome en vervolgens naar Oxford, waar Isaiah Berlin haar (voor het laatst) spreekt. De Arbeiderspers heeft in de reeks Privédomein een boek met essays en andere stukken op dit onderwerp be trekking hebbend van Berlin. Ze ligt be graven in Komarovo, dicht bij Lenin grad. „De laatste roos" De jongste in Nederland verschenen bun del, gewijd aan Anna Achmatova, ver scheen in vertaling (en keuze) van Kris- tien Warmenhoven bij Uitgeverij De Ar beiderspers en is getiteld „De Laatste Roos". De opzet was „in de eerste plaats een aantal gedichten van Achmatova, die in Lidija Tsjoekovskaja's „Ontmoe tingen met Achmatova" (privé-domein nr. 82, ABtB) ter sprake komen toegan kelijk te maken voor de Nederlandse le zer' Dat verklaart waarom in de rang schikking op geen enkele wijze van chronologie sprake is. De titel is ont leend aan het laatste gedicht in de bun del, dat stamt uit 1962: Buigen mei Morozova tot de vloer Dansen met Herodes' stiefdochter, In rook opvliegen van Dido's brandstapel, En weer in vlammen staan met Jeanne d'Arc. Mijn God! Je ziet dat ik doodop ben Van herrijzen, sterven en van leven. Neem mij alles af, maar laat mij nog één keer De frisheid ondergaan van deze rode roos. Een poging om Achmatova na te dichten zag Kristien Warmenhoven met gepaste eerbied niet zitten. Ze streefde daarom naar een letterlijke weergave, waar mo gelijk met behoud van het metrum. Op >ofd zich al een dappere poging: Miriam van K Hee, die voor het Masereelfonds Poèzirfee Gent (België) een keuze en vertaling le^ verde, thematisch gegroepeerd rond lief^8° de en verdriet („En de nacht belooft geerf dageraad", 1981), is er zelfs van uitgegaarfsio dat de vertaling rijm èn metrum noodgej"e: dwongen moet ontberen. Zij herdich.r^11 wel. Twee tegenover elkaar staande uitph gangspunten, waar je nooit over uit gefif®* losofeerd raakt, zoals ook blijkt uit d#™ vertalingen van Timmer (een „herdich*rai ter", van zijn hand is „Kwartet", gedicht» ten van Osip Mandelstam, Anna Achma^jv tova, Marina Svetajeva en Boris Paster-.'^ nak. Arbeiderspers) en Boland (een) „weergever") en de kritieken daar om- heen. Tot wat voor verschillen dat leidt in de» vertalingen, daarvan getuigen de hieron^TI der naast elkaar gezette voorbeelden van IT Warmenhoven uit „De Laatste Roos" en van Van Hee uit „En de Nacht beloofde' geen Dageraad". Overigens zijn zulkeorj vergelijkingen ook te maken of uit t#n breiden als men de hier genoemde bun-»vje dels van Charles B.Timmer en Hans Bo*sPr land er bij neemt. Ze leveren hoogst intejn ressante technische en interpretatieve verschillen op. iel rs 1 [itz Van Hee (1): Waarom is deze eeuw slechter dan de vorige'lge Is het misschien omdat zij in een roes van droefstdt Hier echter merkt de witte dood de huizen n kruisen En wenkt de kraaien, en de kraaien vliegen 0 Warmenhoven (1): V 'II LI K 4 Waarom is deze eeuw slechter dan de vorige'fde Misschien omdat zij in een roest van angst en pijrf^h Met haar vingers aan een zwarte zweer geraakt un' heeft. i C Maar niet wist hoe haar te genezen. v jd In het westen schijnt nog een aardse zon, 'dei De daken van de steden glanzen in haar licht. uid Maar hier zet de dood al kruisen op de deuren Ir,d En wenkt de raven, en de raven vliegen al. nlei Van Hee (2): LJ Wij dachten, arm zijn wij. niets bezitten wij, d Maar toen begonnen wij het een na het ander tdsl€ verliezen, v Zo. dat elke dag 43 Er een van herinneringen werd. '"j 1 En wij begonnen liederen te dichten j|"e Over de grote mildheid van God fns En over onze vroegere rijkdom. Warmenhoven (2): Wij dachten: wij zijn arm, wij hebben niets, Maar toen we het een na het ander verloren. Zodat elke dag een Gedenkdag werd, Gingen we liederen dichten Over de goedertierendheid van God En over onze vroegere rijkdom. ALPHONS B. TER BRAKEL

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1984 | | pagina 14